In plaats daarvan kijkt Manders om zich heen, naar voetbalwedstrijden en andere grote evenementen waar sterke groepsgevoelens heersen. Denk aan supporters die zich oranje kleden en het Nederlands elftal uit volle borst toezingen. “We moeten iets doen wat minder intellectueel is, meer instinctief, om Europeanen bij elkaar te brengen.” Hij toonde twee video’s. Een van een EU-liedjesfestival – niet te verwarren met het Eurovisie songfestival, waar bijvoorbeeld ook Australië aan meedoet – en een EU-voetbaltoernooi. “Zouden de Britten voor Brexit hebben gestemd als ze niet meer in de Champions League mochten meedoen?” Manders had daar sterke twijfels bij. Op dit moment behandelen we de EU volgens hem als een tweedehandsfiets: we maken er gebruik van zolang het werkt, maar zodra er iets kapot gaat, doen we er afstand van. Manders pleitte ervoor dat we meer van Europa moeten gaan houden, en investeren in een Europese identiteit zoals je investeert in een goede relatie.
Kritisch burgerschap
Van der Vleuten vond een Europees gevoel helemaal niet zo belangrijk voor Europees burgerschap. Zij stelde vooral kritisch burgerschap voorop. Uit onderzoek blijkt dat 92 procent van de Nederlanders weet dat je een klacht kunt indienen bij de EU. “Dat stelt mij gerust”, zei Van der Vleuten. Ze benadrukt wel dat de EU niet gebaseerd moet zijn op de vraag “wat levert het mij op?”. Als de EU alleen maar gaat over of je er als burger voordeel van hebt, dan kunnen pro-Europese gedachten zo omslaan wanneer de nadelen zwaarder gaan wegen. Moet er niet toch een gevoel bij? Zij stelde daarbij de vraag wat voor gevoel dat dan moet zijn. Dat hoeven geen “lentekriebels” te zijn, stelde ze, waarna ze aan de hand van vijf frames liet zien welke gevoelens er ten opzichte van de EU zijn geweest – frames die vandaag nog steeds doorklinken.
In het eerste frame, dat rond 1955 ontstond, ontstond het beeld van "de zuinige Nederlander" tegenover "de EU als spilzieke ander". Het tweede frame, van grofweg de jaren 60, kenmerkte zich door een vaag positieve houding van "Het zal wel goed zijn". Dit beeld werd voornamelijk gevormd door beperkte kennis over de rol van Europese instellingen en staat lijnrecht tegenover kritisch burgerschap. Het derde frame draaide om economische belangen: de EU werd gezien als dienstbaar aan het kapitaal - grote bedrijven en instellingen - en niet aan de burgers. In het vierde frame, in de jaren 90, werd Nederland gepresenteerd als het voorbeeldigste jongetje van de klas, terwijl andere EU-lidstaten als profiteurs werden gezien. Het laatste, meest recente frame, beschouwt de EU als “de goede ander”. Hierbij wordt benadrukt dat de EU groener en geëmancipeerder is dan Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatdoelen en vaderschapsverlof, waarin veel landen Nederland vooruit zijn. Zonder de EU zou het ouderschapsverlof in Nederland waarschijnlijk veel korter zijn. “Kortom, gevoelens rondom burgerschap gaan in allerlei richtingen. Dat vormt volgens mij een hele kwetsbare basis”, concludeerde Van der Vleuten.
Een wereld zonder grenzen
“Zit er muziek in Europa?” vroeg Van der Vleuten zich af. Ze verwees naar het Eurovisieliedje "Europapa" van Joost Klein. Wanneer Klein zingt, "Aan het einde van de dag zijn we allemaal mensen. M'n vader zei me ooit: Het is een wereld zonder grenzen", gaat het over waarden die individuele landen overstijgen, waaronder kritisch burgerschap. Ook Manders haalde het nummer van Klein aan en benadrukte dat het creëren van een gevoel van verbondenheid een manier is om mensen pro-Europees te laten denken en stemmen. Hij vreesde dat als we te veel nadruk leggen op waarden en intellectuele aspecten, zoals het belang van open grenzen, de Europese Unie binnen nu en 10 jaar uit elkaar zou vallen, ondanks zijn eigen geloof in die waarden. Van der Vleuten was het daar niet mee eens: Als Europeanen actief hun stem laten horen, bijvoorbeeld door te stemmen en klachten in te dienen – zelfs als zij anders zouden stemmen of klagen – dan heeft Europa een toekomst. Een Europees gevoel is daarbij niet nodig.