Ype de Boer verzorgde deze avond een lezing over Agamben en zijn zoektocht naar geluk. Vervolgens ging hij verder in gesprek over deze thematiek met gespreksleider Cees Leijenhorst. Aan het eind van het programma stelde het publiek enthousiast vervolgvragen.
De invloed van Heidegger en Benjamin
Giorgio Agamben werd geboren in het Italië van 1942, tijdens de Tweede Wereld oorlog. Er is weinig bekend over zijn jeugd, maar wel is duidelijk dat hij zich al vroeg in zijn leven in de hoogste culturele kringen begaf, vertelde De Boer. Agamben was bevriend met bekende figuren uit de Italiaanse culturele elite, grote kunstenaars, schrijvers en denkers. De ontmoeting met Martin Heidegger eind jaren ‘60 was beslissend voor Agambens denken. Daarnaast maakte het werk van Walter Benjamin grote indruk op de jonge Agamben. Zelf beschouwde Agamben Benjamin als ‘tegengif’ tegen de negatieve kanten van Heideggers filosofie.
Biopolitiek
Via een uitstapje naar het denken van Michel Foucault legde De Boer uit dat biopolitiek een centraal begrip is in Agambens filosofie. Dit is een vorm van politiek die expliciet en intensief ‘zorg draagt voor het volk’. De Boer noemde als voorbeeld de schoolplicht: die is niet alleen ingevoerd om kinderarbeid tegen te gaan, maar ook om de bevolking te vormen. Agamben wijst een totaliserende tendens aan in hedendaagse politiek, die haar macht over het gehele bestaan uispreidt. Denk bijvoorbeeld aan de afname van vingerafdrukken en irisscans op vliegvelden. Dit zijn uitzonderlijke zaken die we steeds normaler zijn gaan vinden, ziet Agamben. Hij vindt dat we ons hiertegen moeten verzetten. In deze context uitte Agamben bijvoorbeeld ook harde, kritiek op het coronabeleid. Hij waarschuwt voor de enorme intensivering van de macht van de overheid over ons leven.
Apparaten en de moderne geluksindustrie
Agamben ziet dat het menselijk leven gestuurd en gereguleerd wordt door zogenoemde “apparaten”. De snelweg, bijvoorbeeld, is zo’n apparaat, legde De Boer uit. Een snelweg maakt het makkelijk om snel en ver te reizen. Maar ondertussen creëert diezelfde snelweg de verwachting dat we reizen en levert deze schade op, zoals verkeersongelukken en uitstoot.
Tegelijkertijd wijst Agamben op een ‘denkfout’ in het Westerse denken: we hebben het idee dat het leven op zichzelf genomen, waardeloos, ongevormd, wild ’naakt’ is. Daarom zouden we instituties nodig hebben om het leven met rechten, waarde, goedheid etc. aan te kleden. We hebben het idee dat het leven alleen maar goed, rechtvaardig of gelukkig kan zijn als wij er iets aan veranderen, als we het inkaderen. Rechtvaardigheid wordt zo afhankelijk van het apparatus van de rechtspraak, wetten en regels. En geluk wordt afhankelijk van het apparaat consumptiemaatschapij.
Het door apparaten gestuurde bestaan creëert volgens Agamben een nieuwe mensvorm: de brave burger van postindustriële democratieën die alles aan zijn leven laat besturen en bestieren door apparaten. Geluk is een soort toverwoord geworden waarmee wij ons inlaten met al die apparaten die ons ter beschikking staan.
“Waar” geluk, een tweeledige zoektocht
Voor Agamben is louter het bekritiseren van de moderne geluksindustrie niet genoeg, legde De Boer uit. Het is vervolgens de taak van de filosoof om dan ook een “waar” geluk te denken, meent Agamben. De Boer, die Agambens zoektocht naar geluk onderzoekt in zijn boek Een filosofisch rariteitenkabinet (Boom, 2025), legde uit dat denken van waar geluk voor Agamben een tweeledige opgave is. Allereerst is het een filosofische opgave: Agamben wil tegen lange tradities in een nieuwe levenshouding denken. Tegelijkertijd is het ook een poëtische opgave: de genoemde Westerse denkfout maakt dat we nieuwe (onvoorziene) voorbeelden, idealen en mensbeelden nodig hebben, en daartoe biedt poëzie een mooie uitkomst.