Video | Podcast
Donderdag 7 december 2023| Collegezalencomplex | Radboud Reflects | Bekijk de aankondiging.
Wordt een land beter van ontwikkelingssamenwerking? Of juist slechter? We denken graag dat onze donaties de wereld beter maken, maar dat is niet altijd het geval. Ontwikkelingssamenwerking blijkt vaak onbedoelde bijwerkingen te hebben. Bovendien zijn deze bijwerkingen heel moeilijk in kaart te brengen. Hoe kan dat anders? En is het eigenlijk wel goed om aan ontwikkelingssamenwerking te doen? Leer van onderzoeker ontwikkelingssamenwerking Dirk-Jan Koch en ontwikkelingsfilosoof Ellen Mangnus en bekijk ontwikkelingssamenwerking door een nieuwe bril.
Donderdag 7 december 2023| Collegezalencomplex | Radboud Reflects | Bekijk de aankondiging.
Door Gian Oerlemans | Foto's door Joost Verhaert
Lange tijd had het westen weinig oog voor de bijwerkingen van ontwikkelingssamenwerking. Waar de verhouding tussen donor en ontvanger vroeger heel hiërarchisch was, is er tegenwoordig steeds vaker sprake van gelijkwaardigheid in ontwikkelingssamenwerking. Toch kleven er nog altijd gevolgen aan samenwerking waar we weinig oog voor hebben. Dirk-Jan Koch, hoogleraar Internationale Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit, en Ellen Mangnus, journalist en ontwikkelingsfilosoof aan de Universiteit van Wageningen, gingen onder leiding van programmamaker Pam Tönissen in gesprek over de bijwerkingen van ontwikkelingssamenwerking en de manier waarop die samenwerking is veranderd en welke machtsverhoudingen er nog steeds zichtbaar zijn.
“Ontwikkelingshulp gaat nogal eens mis en je kan vermijdbare schade voorkomen”, begon Koch zijn lezing. Hij ging in op mogelijke effecten van ontwikkelingssamenwerking. Zo sprak hij over backlasheffecten. Daarbij zijn mensen in het land dat hulp wordt geboden niet blij met de hulp. Hij haalde ebolaklinieken als voorbeeld aan, waar lokale bevolkingen in West-Afrika veel wantrouwen tegen koesterden. Hoe dat kan? We komen toch iets goeds brengen? “Dat komt voort uit wantrouwen tegen het westen. Hoe weet de bevolking zeker dat we ebola behandelen in plaats van komen brengen? Het doet mensen terugdenken aan de koloniale tijd, toen er bijvoorbeeld medicijnen op West-Afrikaanse mensen werden getest.”
De hoogleraar benoemde ook andere mogelijke gevolgen zoals conflicteffecten. Dan draagt de hulp per ongeluk bij aan meer conflict in het gebied, bijvoorbeeld als hulpverleners worden gekidnapt. Koch sprak ook over migratie-effecten. “Er is steeds meer samenwerking om illegale migratie tegen te gaan”, stelde hij. “Uit onderzoek blijkt dat hulp die is bedoeld voor opvang in de regio juist tot meer migratie leidt. Mensen krijgen in de opvangkampen een opleiding om bijvoorbeeld loodgieter te worden of een zaakje te starten. Sommigen willen juist door die opleiding alsnog proberen om naar Europa te gaan.”
Daar stoppen de negatieve bijwerkingen niet. Toch zijn er volgens Koch ook zogenaamde vliegwieleffecten, die positief zijn. “Een externe interventie kan veel meer bereiken dan je aanvankelijk denkt”, legde de hoogleraar uit. “Als boeren een nieuwe methode hebben geleerd vanuit het buitenland, zie je dat zowel die boeren als hun buren, en daar de buren van die methode ook gaan gebruiken. Zulke effecten kun je niet meten als je alleen kijkt naar degene aan wie je de hulp direct biedt. Daarvoor moet je breder meten.”
Het belangrijkste bij ontwikkelingssamenwerking is dat landen niet direct moeten claimen veel te bereiken. “Ook moeten we niet alles vanuit het westen bedenken, maar uitgaan van gelijkwaardige relaties en rekening houden met bewijslast over de effectiviteit van de hulp”, besloot Koch zijn verhaal.
In de tweede lezing ging Ellen Mangnus in op de complexiteit van het goeddoen. “Dit blijkt lastig”, stelde de ontwikkelingsfilosoof. “Goedbedoelde hulp kan bijvoorbeeld leiden tot misbruik.” Moeten we het dan wel riskeren om missers te maken, vroeg Mangnus zich af. Als het zo lastig is, waarom doen we het dan toch? Moeten we ons wel bemoeien met andermans zaken? Antwoorden op die vragen vond ze bij voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk. “Hij zegt dat we niet anders kunnen. Om als mensheid te overleven, moeten we wel samenwerken. De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens is heilig voor hem. Iedereen zou van daaruit moeten handelen.”
Internationale samenwerking ziet Pronk volgens Mangnus dan ook als doekje voor het bloeden. De focus moet liggen op internationale afspraken, maar ontwikkelingssamenwerking moet wel blijven. “Dat heeft te maken met kolonialisme: waar sommige landen groeiden, werden anderen uitgeput”, vertelde Mangnus. “Door de rechten van anderen te negeren, konden we in het westen grote rijkdom bereiken.” Die verhoudingen werken tot op de dag van vandaag door, waarbij landen in het globale zuiden te maken hebben met negatieve consequenties van ons handelen zoals klimaatschade.
“De ontwikkelingswerker wil die ongelijkheid tegengaan”, besloot Mangnus haar lezing. “We willen mensen een zetje in de rug geven. Daarbij moeten we versterken wat er in dat land al aanwezig is aan kennis en middelen. Of het gaat door geld, technologie, opleiding of salaris: als het maar voldoet aan de behoeftes van de mensen daar, dan is het goed.”
In het gesprek dat onder leiding van Tönissen volgde, gingen de sprekers verder in op verschillende kwesties. Tönissen vroeg zich af waarom ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking door elkaar worden gebruikt. Volgens Koch werd er vroeger vooral gesproken over ontwikkelingshulp en spreken we nu meer over ontwikkelingssamenwerking. “Daar hangt nog altijd een connotatie aan dat wij het beter weten dan de landen die hulp krijgen”, stelde Koch. “Daarom gaan we nu langzaam toe naar de term internationale samenwerking.” Volgens Mangnus is er daadwerkelijk meer sprake van samenwerking dan vroeger, en is die term daarom beter. Zo is de personeelssamenstelling diverser en worden de programma’s echt samen met de mensen daar opgezet. Daar zitten volgens de ontwikkelingsfilosoof nog steeds machtsverhoudingen in, maar die zijn wel kleiner geworden.
Die verhoudingen zie je nog steeds terug omdat we de hulp volgens onze voorwaarden vorm kunnen geven. Wat moet je daarmee, vroeg Tönissen zich af? Mangnus was het eens met die stelling. “Ook als er in toenemende mate meer geld bij lokale partners wordt gelegd, blijft de focus op bepaalde thema’s wel sterk vanuit het westen gestuurd.” Koch zag juist meer gelijkheid in de behoeftes van verschillende landen. Hij stelde dat geen land ongezond wil zijn of geen toegang wil hebben tot schoon drinkwater. Er kan volgens hem ongelijkheid zitten in de hulp, maar de doelen zijn over het algemeen hetzelfde.
Tönissen vroeg zich tot slot af wat er gebeurt als we alle ontwikkelingssamenwerking zouden stoppen. “Dan komen veel internationale netwerken ten einde en zullen allerlei programma’s stoppen, zoals bijvoorbeeld voor klimaatadaptatie in Bangladesh”, vertelde Mangnus. Koch voegde daaraan toe dat er in kabinet Rutte I veel bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zijn geweest. Met de groei van de PVV ligt een vergelijkbaar scenario op de loer. Toch is dat niet het hele verhaal. “Wat je er ook van vindt, door de komst van meer filantropie ben je niet volledig afhankelijk van overheden.”
Wordt een land beter van ontwikkelingssamenwerking? Of juist slechter? We denken graag dat onze donaties de wereld beter maken, maar dat is niet altijd het geval. Ontwikkelingssamenwerking blijkt vaak onbedoelde bijwerkingen te hebben. Bovendien zijn deze bijwerkingen heel moeilijk in kaart te brengen. Hoe kan dat anders? En is het eigenlijk wel goed om aan ontwikkelingssamenwerking te doen? Kom luisteren naar onderzoeker ontwikkelingssamenwerking Dirk-Jan Koch en ontwikkelingsfilosoof Ellen Mangnus en bekijk ontwikkelingssamenwerking door een nieuwe bril.
Een ontwikkelingsproject bestaat nooit in een vacuüm. Er spelen altijd talloze factoren op elkaar in, die maken dat het heel moeilijk is om in te schatten wat de consequenties van een project precies zijn. Zo kan een project dat de positie van vrouwen moet verbeteren juist leiden tot meer geweld tegen vrouwen, of kan financiële ondersteuning van een bepaald soort landbouw een andere groep boeren juist in de weg zitten. Onderzoeker van ontwikkelingssamenwerking Dirk-Jan Koch stelt dat organisaties vaak de neiging hebben om zich vooral te richten op specifieke ontwikkelingsdoelen, waarbij het bredere plaatje verloren gaat. Zo kan er tunnelvisie ontstaan, waardoor alleen de directe effecten van een project worden gezien.
Ook positieve bijeffecten worden vaak gemist. Een ontwormingsprogramma voor kinderen is bedoeld om ziekte onder kinderen tegen te gaan en levens te redden. Maar als je uitzoomt, zie je dat dit zelfde programma ervoor zorgt dat kinderen langer naar school kunnen gaan. Hierdoor behalen meer van hen een diploma dat hen in staat stelt een goede baan te vinden. Door deze indirecte gevolgen niet te zien, worden er soms kansen gemist. Maar hoe moeten we deze onbedoelde bijwerkingen herkennen? Wat zou een bredere blik op ontwikkelingssamenwerking betekenen voor de manier waarop we deze organiseren? En moet je het eigenlijk wel willen, als de consequenties van ontwikkelingsprojecten zó moeilijk in kaart te brengen zijn?
Onderzoekers Dirk-Jan Koch en Ellen Mangnus gaan in gesprek over de bijwerkingen van, en de ethiek rondom ontwikkelingssamenwerking. Kan en moet het anders? En hoe dan? Kom luisteren en stel je vragen!
Dirk-Jan Koch is hoogleraar Internationale Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit. Daarnaast is hij kennisgezant van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In zijn onderzoek richt hij zich op bedoelde en onbedoelde effecten van internationale samenwerking, NGO's, Centraal-Afrika, natuurlijke hulpbronnen en beleidscoherentie voor ontwikkeling. Hij schreef het boek Foreign Aid and Its Unintended Consequences.
Ellen Mangnus is ontwikkelingsfilosoof, journalist en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Ze onderzoekt buitenlandse agribusiness en voedselketens in Afrika en is verbonden aan het onderzoeksproject Follow the Food. Dit project beoordeelt de effecten van buitenlandse investeringen op de lokale ontwikkeling en voedselzekerheid door een verscheidenheid aan buitenlandse investeringen in de landbouwsector in verschillende gewassen en bedrijfsmodellen in Ethiopië, Kenia en Ghana te vergelijken.
Blijf op de hoogte:
Schrijf je in voor de nieuwsbrief