Suriname

Wat zijn de Surinaamse slavenregisters?

Bij Koninklijk Decreet werd in 1826 het slavenregister in Suriname ingesteld. Dit gebeurde om de illegale slavenhandel te bestrijden. De internationale slavenhandel vanuit Afrika was toen al verboden, maar de smokkel van mensen naar Suriname ging gewoon door. Een verplichte registratie van alle slaafgemaakte mensen met naam en leeftijd, inclusief geboorte, overlijden en elke verandering van eigenaar, moest het onmogelijk maken om mensen illegaal tot slaaf te maken en zo de sluikhandel definitief te stoppen.

Volgens het decreet van 1826 moesten slaveneigenaren de mensen in hun bezit opgeven bij een ambtenaar in Paramaribo of Nieuw Rotterdam (voor de inwoners van Nickerie en Coronie). Daarna moest elke ‘mutatie’ worden aangegeven bij deze ambtenaar, zoals geboorten, overlijden, koop en verkoop. Door mensen te registreren en over te schrijven ontstond er een gesloten registratie die het bijna onmogelijk maakte om groepen mensen illegaal Suriname in te smokkelen en in de slavenregisters op te nemen.

De registratie in de slavenregisters werd volgehouden tot de afschaffing van de slavernij in Suriname op 1 juli 1863. Eens in de zoveel jaar begonnen de ambtenaren met een nieuwe reeks registers, waarin de informatie werd overgeschreven die nog relevant was. Het gevolg is dat er in totaal vijf series slavenregisters zijn geweest: 1826-1830, 1830-1838, 1838-1848, 1848-1851 en 1851-1863. Niet alle boeken van de slavenregisters zijn bewaard gebleven. De serie van 1826 ontbreekt volledig, van de serie 1830 ontbreekt de helft van de boeken. Latere series zijn veel completer. De laatste serie 1851 tot 1863 is voor meer 90% compleet.

De Surinaamse slavenregisters in deze index omvatten 43 boeken met in totaal bijna 15.000 folio’s. De slavenregisters zijn ingedeeld op slaveneigenaar. Elke serie slavenregisters is verdeeld in boeken voor plantages en particuliere eigenaren. Bij plantages is alleen de naam van de plantage vermeld en de divisie (de bestuurseenheid waar deze plantage deel van uitmaakte). Bij de particuliere eigenaren wordt de naam vermeld van de eigenaar of eigenaren.

In de loop van de jaren nam de geregistreerde informatie in de slavenregisters toe. Zo vermelden de slavenregisters vanaf 1848 bij elk persoon ook de moeder, wat reconstructies van vrouwelijke familielijnen mogelijk maakt. Vaders werden niet geregistreerd en andere familie- of samenlevingsverbanden ook niet. Per eigenaar werden eerst de mannen geregistreerd op volgorde van leeftijd, vervolgens de vrouwen en daarna mensen die er bij kwamen gedurende de registratieperiode. Een folio (bladzijde) is altijd gekoppeld aan één eigenaar (of gezamenlijke eigenaren) of een plantage. Wel konden er meerdere folio’s gekoppeld worden aan dezelfde eigenaar of plantage als er meer slaafgemaakte mensen waren dan er op één folio vermeld konden worden.

Hoewel er beperkingen zijn aan het soort informatie dat in de slavenregisters is te vinden, kunnen we het register beschouwen als een belangrijke bron over slaafgemaakte mensen in het 19e-eeuwse Suriname. De waarde van de slavenregisters zit vooral in de omvang van het materiaal en in het gegeven dat vrijwel iedereen die als slaafgemaakte leefde werd vermeld, net als alle particuliere slaveneigenaren en plantages.

Zogeheten ‘landsslaven’, mensen die rechtstreeks in eigendom waren van de overheid, werden lange tijd niet opgenomen in de slavenregisters. Pas in de vierde serie vanaf 1851 zijn ze opgenomen op de folio’s van het Genie Department en ’s lands grond Boniface. Mensen die werkten op plantages als Catharina Sophia, die door de overheid waren overgenomen, staan wel in de oudere series van de slavenregisters. Soms werden mensen ‘besmet’ verklaard. Dat betekende dat de ziekten lepra of elefantiasis bij ze was geconstateerd. Ze werden dan naar de leprakolonie Batavia gestuurd en uitgeschreven uit de slavenregisters.

Zoeken in de index 'Suriname: Slavenregisters'

Meer informatie en tips over het zoeken in de slavenregisters kunt u hier vinden: