Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs

Herzien 1 oktober 2022.

Via de volgende linkjes kun je snel naar de verschillende onderwerpen: 

  1. Definities
  2. Informatievoorziening
  3. Agenten
  4. Private aanbieders
  5. Toelating en inschrijving tot de opleiding 
  6. Aanbod voor en begeleiding van internationale studenten
  7. Register deelnemende onderwijsinstellingen en de taken en bevoegdheden van de registerbeheerder
  8. Landelijke Commissie 
  9. Internationale Studenten adviesraad
  10. Ingangsdatum en wijzigingen
  11. Lijst gebruikte afkortingen

Preambule

Overwegende dat  

het Nederlandse hoger onderwijs verdere verbetering en versterking van de internationale samenwerking beoogt en Nederland zich met haar onderwijsinstellingen in het buitenland als kennissamenleving wil profileren;  

de onderwijsinstellingen talentvolle internationale studenten wensen aan te trekken en voor de omgang met internationale studenten door middel van deze gedragscode een gestroomlijnde, op elkaar afgestemde gedragslijn vaststellen;  

de onderwijsinstellingen in dat kader internationale studenten op een inzichtelijke, toegankelijke en eenduidige wijze willen informeren over de kwaliteit van de geboden opleiding, de plaats die deze inneemt binnen het Nederlandse systeem, de geboden voorzieningen, de kosten voor studie en levensonderhoud alsmede over de toelatingseisen die worden gesteld aan internationale studenten;  

de onderwijsinstellingen het internationaliseringinstrumentarium van de Nederlandse overheid slechts kunnen gebruiken onder voorwaarde van zorgvuldige omgang met internationale studenten. De onderwijsinstellingen die deze gedragscode onderschrijven en uitvoeren worden door de Nederlandse overheid ondersteund en van relevante informatie voorzien;  

de onderwijsinstellingen het belangrijk vinden dat internationale studenten in de gelegenheid worden gesteld de Nederlandse taal te leren en culturele vaardigheden op te doen;  

de Nederlandse overheid de ondertekening van de gedragscode door de onderwijsinstellingen als voorwaarde stelt voor het kunnen verlenen van verblijfsvergunningen aan personen van landen van buiten de EU/EER en Zwitserland voor een studie op het niveau van hoger onderwijs;  

de onderwijsinstelling zich door ondertekening verplicht tot het naleven van de in de gedragscode opgenomen verplichtingen en handelt in de geest van de gedragscode wat betreft zaken waarover niets in de gedragscode is opgenomen;  

om bovenstaande doelen te verwezenlijken zijn nadere afspraken, in aanvulling op het wettelijke kader, noodzakelijk. Onder het bestaande wettelijke kader wordt in ieder geval verstaan de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000.    

Verplichten de onderwijsinstellingen zich tot de volgende gedragslijnen en handelingen:  

1 Definities

Agent:

een individu, bedrijf of andere organisatie die op contractuele basis diensten aanbiedt aan (aankomende) internationale studenten, die in Nederland wensen te studeren, of diensten aanbiedt aan een onderwijsinstelling voor het verzorgen van voorlichtingsactiviteiten en voor het werven van internationale studenten. 

Belanghebbende:

de internationale student, de onderwijsinstelling, de Vereniging Hogescholen, de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), de Universiteiten van Nederland (UNL), of de Ministeries van Buitenlandse Zaken (BZ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Justitie en Veiligheid (JenV). 

Gedragscode:

het onderhavige document. 

Inschrijving:

de administratieve handeling van de onderwijsinstelling op verzoek van de toegelaten internationale student waardoor de rechten en plichten met betrekking tot het volgen van onderwijs ontstaan. 

Internationale student:

een EU of non-EU student met een niet-Nederlandse nationaliteit. Voor zover het een verblijfsvergunningplichtige student betreft geldt dat de student op basis van een daartoe afgegeven verblijfsvergunning voltijds – onderwijs gaat volgen, volgt of heeft gevolgd aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling.  

Koepelorganisaties:

Vereniging Hogescholen, NRTO en UNL.

Landelijke Commissie:

de Commissie zoals bedoeld in paragraaf 8.  

Onderwijs:

al het hoger onderwijs – inclusief het voorbereidend onderwijs en de premaster - dat door of onder verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling wordt aangeboden aan de internationale student. 

Onderwijsinstelling:

een instelling die:

  • volgens de WHW wordt bekostigd, is aangewezen of een rechtspersoon voor hoger onderwijs is en die
  • geaccrediteerd hoger onderwijs als bedoeld in artikel 6.2 aanbiedt, of
  • in het kader van artikel 2 van de kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 wordt gesubsidieerd, en
  • deze gedragscode ondertekend heeft en als deelnemende instelling is geregistreerd bij de registerbeheerder.

Premaster:

een (op maat gemaakt) schakelprogramma dat wordt aangeboden aan de internationale student om daarna tot de masteropleiding te kunnen worden toegelaten.  

Private aanbieder van het voorbereidend onderwijs:  

een organisatie of bedrijf die op contractuele basis diensten aanbiedt aan een onderwijsinstelling door het geven van onderwijs aan internationale studenten ter voorbereiding op een studie aan een hoger onderwijsinstelling.  

Proportionele nominale studielast:

de nominale studielast behorende bij de periode van inschrijving in een studiejaar. 

Referentperiode:

de periode waarin een internationale student een verblijfsvergunning voor studie heeft bij één en dezelfde onderwijsinstelling. 

Register:

het door de registerbeheerder bij te houden openbare register van onderwijsinstellingen die de gedragscode hebben ondertekend.

Registerbeheerder:

de Dienst Uitvoering Onderwijs van OCW

Toelating tot de opleiding:

het positieve resultaat van de beoordeling door de onderwijsinstelling van tenminste de vooropleiding, de taalvaardigheid en de diploma’s van de internationale student die om toelating en inschrijving voor een specifieke opleiding verzoekt. 

Uitwisselingsstudent:

de internationale student die in het kader van een uitwisselingsprogramma voor een periode van minimaal 3 maanden tot maximaal 12 maanden onderwijs gaat volgen, volgt of heeft gevolgd aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling en daarvoor niet aan die onderwijsinstelling als reguliere student wordt ingeschreven en gediplomeerd.  

Verblijfsvergunningplichtige studenten:

personen afkomstig uit andere landen dan Zwitserland of lidstaten van de EU/EER die een voltijds opleiding gaan volgen of volgen aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling.

Voorbereidend jaar:

waaronder begrepen de deficiënte vakken, inclusief het voorbereidend taalonderwijs, met een duur van maximaal één jaar, dat door of onder verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling wordt aangeboden aan de internationale student om tot de reguliere opleiding te kunnen worden toegelaten.

2 Informatievoorziening

2.1

De onderwijsinstelling stelt, onder andere via de website, tijdig betrouwbare en eenvoudig toegankelijke informatie aan de internationale student ter beschikking over het aangeboden onderwijs en praktische zaken omtrent het zich vestigen in Nederland, tenminste met betrekking tot:  

a. de accreditatie van de opleiding zoals bedoeld in artikel 6.2 gedragscode. In geval dat accreditatie door een andere organisatie dan de NVAO heeft plaatsgevonden, wordt de internationale student geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de erkenning van de graad en het diploma door de Nederlandse overheid;  

b. een beschrijving van de opleiding, het te behalen getuigschrift en de wettelijke status van dit getuigschrift alsmede de onderwijs- en examenregeling (of een daarmee vergelijkbare regeling) dan wel een samenvatting daarvan;  

c. de toelatingseisen voor de opleiding, inclusief procedures voor toelating en inschrijving en de daarmee verbonden kosten, als bedoeld in paragraaf 3, 4 en 5;  

d. de taal waarin het onderwijs gegeven wordt;  

e. aanvullende vergoedingen die de onderwijsinstelling mogelijk van de internationale      student vraagt in het kader van het bovenstaande dan wel de in paragraaf 3, 4, 5 en 6 genoemde diensten;  

f. de normering van de studievoortgang als bedoeld in paragraaf 6; g. huisvesting en de situatie op de Nederlandse huizenmarkt, het afsluiten van een zorgverzekering en het openen van een Nederlandse bankrekening;

 h. deze gedragscode.  

Daarnaast stelt de onderwijsinstelling een beschrijving beschikbaar van de kennis en de vaardigheden die de internationale student bij een succesvolle afronding zal hebben behaald.

2.2

De informatie die de onderwijsinstelling op grond van de gedragscode aan de internationale student verstrekt dient in de Engelse taal, of de taal waarin het onderwijs wordt gegeven, of in de moedertaal van de internationale student te worden verstrekt.  

2.3

De onderwijsinstelling zorgt ervoor dat bij haar reclame-uitingen en presentatie duidelijk de aard van de onderwijsinstelling en het onderwijs blijkt. Hierbij en bij voorlichting aan en de werving van internationale studenten wordt gehandeld volgens de regels en normen zoals vastgelegd door de Nederlandse Reclame Code Commissie in de Reclame Code, met name de algemene code (I) en de bijzondere reclamecode voor cursussen (II-b). De onderwijsinstelling voert in de Engelse taal zijn naam zodanig dat de aard van de instelling hieruit duidelijk blijkt.

3 Agenten

3.1

Indien de onderwijsinstelling aan een agent opdracht geeft tot voorlichting aan en werving van  internationale studenten, legt de onderwijsinstelling dit vast in een schriftelijke overeenkomst met de agent. De onderwijsinstelling ziet erop toe dat de agent handelt in overeenstemming met en in de geest van deze gedragscode. De onderwijsinstelling blijft ook bij uitbesteding van   Pagina 4 van 11 (een deel van) het proces van voorlichting, werving en selectie verantwoordelijk voor de toelating van de internationale studenten.  

3.2

De onderwijsinstelling legt tenminste de volgende onderwerpen vast in de schriftelijke overeenkomst met de agent:  

  • a. de verantwoordelijkheden;  
  • b. de taken, rollen en verplichtingen van beide partijen;  
  • c. de voorwaarden die worden gesteld aan toelating tot de opleiding, en in het geval van voorbereidend onderwijs de voorwaarden die worden gesteld aan de doorstroom tot de beoogde opleiding;
  • d. de betaling van eventuele wervings- en of bemiddelingskosten aan de agent;
  • e. de verplichting ten minste één keer in de vier jaar de samenwerking te evalueren;
  • f. het recht van inzage in de overeenkomst door de Landelijke Commissie (zie paragraaf 8). 

3.3

De onderwijsinstelling maakt alleen gebruik van een agent die beschikt over voor de voorlichting en werving noodzakelijke kennis van het Nederlandse hoger onderwijssysteem. De onderwijsinstelling draagt er zorg voor dat haar agent toegang heeft tot actuele en adequate onderwijsinformatie van de instelling.  

3.4

De onderwijsinstelling beëindigt de samenwerking met de agent indien een agent zich onachtzaam, onzorgvuldig of onbekwaam gedraagt, of betrokken is bij valse, misleidende of onethische voorlichting, promotie en werving. Dit betreft ook activiteiten die de goede naam van het Nederlandse hoger onderwijs kunnen schaden. Daarnaast informeert de onderwijsinstelling naar de ervaringen van de internationale studenten. 

3.5

De onderwijsinstelling geeft op verzoek van de Landelijke Commissie inzage in de overeenkomst met de agent. 

4 Private aanbieders

4.1

Al hetgeen in paragraaf 3 is bepaald betreffende de samenwerking met agenten is van overeenkomstige toepassing op de samenwerking met private aanbieders, tenzij in onderhavig hoofdstuk anders is bepaald. 

4.2

De onderwijsinstelling stelt in overleg met de private aanbieder een plan op dat in ieder geval de volgende onderwerpen bevat:  

a. voorlichting- en wervingsstrategie;  

b. landenoverzicht;  

c. voorwaarden voor toelating tot het voorbereidend onderwijs;  

d. overzicht van het toelatingsproces en post-toelatingsproces met daarin de taken, rollen en verplichtingen van de instelling en van de private aanbieder. 

4.3 

De onderwijsinstelling stelt in samenwerking met de private aanbieder een gezamenlijke structuur op om de kwaliteit te waarborgen van het programma van het voorbereidend onderwijs dat ten minste de volgende onderwerpen bevat:  

a. omschrijving welk curriculum in het voorbereidend onderwijs aansluit op welke opleiding(en)  

b. beschrijving van de curricula, de bijbehorende toetsing en de manier waarop deze in lijn zijn met het onderwijs aan de onderwijsinstelling;  

c. evaluatiesysteem;  

d. inrichting van de aanpassingsmogelijkheden van het curriculum.

4.4

Gedurende het voorbereidend onderwijs dragen de onderwijsinstelling en private aanbieder er zorg voor dat de integratie tussen de internationale student en de beoogde opleiding wordt bevorderd.

4.5

De onderwijsinstelling voert in samenwerking met de private aanbieder tenminste één keer per vier jaar een evaluatie uit. De volgende onderwerpen zijn in ieder geval onderdeel van de evaluatie:  

a. instroom in het voorbereidend onderwijs tegenover de doorstroom naar de beoogde opleiding van de onderwijsinstelling;

b. het studiesucces in het voorbereidend onderwijs en gedurende de opleiding van de onderwijsinstelling;  

c. de gestelde toelatingseisen voor het voorbereidend onderwijs;  

d. relatie van het voorbereidend onderwijs met de internationaliseringsvisie van de onderwijsinstelling;  

e. voortgang van de samenwerking.   

5 Toelating en inschrijving tot de opleiding

5.1

Indien een internationale student om inschrijving verzoekt bij de onderwijsinstelling wordt de toelaatbaarheid beoordeeld. Het gaat hierbij tenminste om de benodigde vooropleiding en voldoende taalvaardigheid (zie artikel 5.2). De onderwijsinstelling stelt deze toelatingseisen vast voorafgaand aan de werving van de internationale student voor de betreffende opleiding en controleert voorafgaand aan de toelating en inschrijving of de internationale student aan de gestelde eisen voldoet.

5.2

De onderwijsinstelling stelt voor het onderwijs dat zij aan internationale studenten aanbiedt de minimale taaleisen vast waaraan de internationale student moet voldoen en ziet erop toe dat de internationale student daaraan ook daadwerkelijk voldoet.  

Indien het gaat om Nederlandstalig onderwijs geldt dat de internationale student de Nederlandse taal voldoende beheerst voor het succesvol kunnen volgen van het onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 7.28, tweede lid WHW.  

Voor internationale studenten die zich aanmelden voor een Engelstalige opleiding geldt als ingangseis voor de taalvaardigheid Engels een test en minimale score uit de onderstaande tabel (noot 1):  

IELTS, TOEFL, TOEIC and Cambridge English grades & scale

Noot 1: De tabel is niet bedoeld om de genoemde taaltesten en/of scores onderling te vergelijken. Er wordt uitsluitend bedoeld voor de genoemde geaccepteerde taaltesten de minimale scores te formuleren voor de toelating van internationale studenten. Er heeft geen relatering aan het Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) plaatsgevonden om reden dat het CEFR een raamwerk met niveauaanduidingen is en geen taaltest Engels. Een CEFR-niveau bestrijkt meerdere scores van de in de tabel genoemde taaltesten. Daarom is geen niveau aanduiding opgenomen maar een minimale score van een taaltest.

Noot 2: Voor beide onderdelen geldt dat aan de drempelwaarden dient te zijn voldaan.

Indien de instelling gerede twijfel heeft over het afgegeven certificaat en als gevolg daarvan over de taalbeheersing Engels van de internationale student, dan treft de instelling maatregelen om te kunnen beoordelen of de student aan de minimale taaleisen voldoet.

5.3a

In afwijking van het gestelde in artikel 5.2 kan een onderwijsinstelling een internationale student die zijn vooropleiding heeft genoten in het Engels vrijstellen van de verplichting een taaltest af te leggen. Dit geldt eveneens voor de houder van  het International Baccalaureate certificaat voor English A Language and Literature. De Landelijke Commissie kan de onderwijsinstelling verzoeken een verklaring van NUFFIC te overleggen, waarin wordt bevestigd dat de vooropleiding in de Engelse taal is genoten. Voorts kan een onderwijsinstelling een internationale student vrijstellen van de verplichting een taaltest af te leggen indien hij in het bezit is van een diploma van het secundair onderwijs in een land dat is opgenomen in de in opdracht van de verenigingen van instellingen van hoger onderwijs opgestelde diplomalijst, zoals deze op de website van de gedragscode gepubliceerd is.

5.3b

Bij een uitwisselingsprogramma voor een Engelstalige opleiding alsmede een Engelstalige joint, double of multiple degree programma worden in de overeenkomst tussen de zendende en ontvangende onderwijsinstelling afspraken gemaakt ter zake van de beheersing van het minimale taalniveau Engels. De afspraken dienen in overeenstemming te zijn met de in artikel 5.2 opgenomen normen. De onderwijsinstelling geeft op verzoek van de Landelijke Commissie inzage in de overeenkomst met de zendende onderwijsinstelling. 

5.3c

De onderwijsinstelling voor hbo-opleidingen op het gebied van de kunst kan aangepaste eisen  stellen ten aanzien van het niveau van de Engelse taalvaardigheid. Het betreft opleidingen die zijn geregistreerd in het subonderdeel opleidingen op het gebied van de kunst van het onderdeel Taal en Cultuur in het CROHO. Ten aanzien van deze opleidingen gelden wettelijk aanvullende eisen (artikel 7.26a WHW), primair in verband met de vereiste artistieke kwaliteit. Deze opleidingen toetsen de Engelse taalvaardigheid binnen het kader van de selectieprocedure en worden vrijgesteld van de verplichting een taaltest af te nemen zoals omschreven in artikel 5.2. Gezien de speciale aard van deze opleidingen stelt het instellingsbestuur vast wat het gewenste taalniveau is en legt dit vast in de Onderwijs en Examen Regeling. 

5.4

De onderwijsinstelling weigert de internationale student schriftelijk en gemotiveerd toelating en/of inschrijving wanneer deze niet aan de door de onderwijsinstelling en/of de opleiding gestelde eisen voldoet. De onderwijsinstelling informeert de student hierbij ook over de van toepassing zijnde bezwaar- en beroepsprocedure.  

5.5

De internationale student betaalt de onderwijsinstelling voor het onderwijs en eventueel de toelating. Bij joint, double of multiple degree programs vindt de betaling plaats aan de aan te wijzen (buitenlandse) onderwijsinstelling.  

5.6

De onderwijsinstelling kan voor de uitvoering van een toetsing van de taaleis, de vooropleiding en de diploma’s een vergoeding vragen. 

5.7

De onderwijsinstelling die de toelating en/of inschrijving tot de opleiding afhankelijk maakt van het succesvol doorlopen van het voorbereidend onderwijs of een premaster, verzekert zich er vooraf van dat de internationale student het voorbereidend onderwijs of de premaster naar verwachting succesvol zal afronden. 

5.8

De onderwijsinstelling verzoekt de toelaatbare verblijfsvergunningplichtige student bij elke inschrijving zich schriftelijk akkoord te verklaren met de procedure waarbij de onderwijsinstelling de verblijfsvergunningplichtige student – al dan niet met voorafgaand bericht – bij de IND afmeldt, ingeval van beëindiging van de inschrijving of de vaststelling dat geen sprake is van voldoende studievoortgang als bedoeld in artikel 6.5 en 6.6. 

6 Aanbod voor en begeleiding van internationale studenten

6.1

De onderwijsinstelling voldoet aan de voor de instelling geldende nationale wettelijke eisen.  

6.2

De instelling biedt internationale studenten alleen daadwerkelijk geaccrediteerd graadverlenend onderwijs aan in de zin van de WHW. De instelling mag aan internationale studenten alleen hoger onderwijs aanbieden dat is geaccrediteerd door de NVAO.  

Voorts kan onderwijs worden aangeboden waarvan de graadverstrekking is gebaseerd op een buitenlandse wettelijke regeling zoals bedoeld in artikel 15.7, eerste lid, sub c van de WHW (noot 3). 

Noot 3: Hierbij zij opgemerkt dat lijst met accreditatieorganisaties zoals gepubliceerd op de website van de Gedragscode Hoger Onderwijs van toepassing blijft zo lang het ministerie van OCW geen nadere invulling geeft aan de term buitenlandse wettelijke regeling. 

In het kader van de gedragscode wordt hieronder verstaan dat de Nederlandse instelling of het in Nederland aangeboden onderwijs, na een inhoudelijke beoordeling, is geaccrediteerd door een accreditatieorganisatie die wettelijk de bevoegdheid is toegekend om hoger onderwijs te accrediteren in het desbetreffende land en op basis waarvan in dat land graden mogen worden verstrekt. Ter beoordeling hiervan kan door de registerbeheerder of de Landelijke Commissie extern advies worden ingewonnen.

Korte programma's op het niveau van hoger onderwijs – waarmee niet het voorbereidend onderwijs of een premaster wordt bedoeld – kunnen eveneens aan internationale studenten worden aangeboden, zolang deze bestaan uit modules die onderdeel zijn van geaccrediteerde opleidingen, welke door dezelfde onderwijsinstelling worden verzorgd.

Voorbereidend onderwijs zoals gedefinieerd in paragraaf 1 met een maximale duur van één jaar kan tevens worden aangeboden aan de internationale student. Voorwaarde is dat het voorbereidend onderwijs of de premaster nodig is om deficiënties weg te werken zodat de student kan worden toegelaten tot een geaccrediteerde bachelor of master opleiding. Het is een onderwijsinstelling niet toegestaan voorbereidend onderwijs in combinatie met een Numerus Fixus opleiding aan te bieden. 

6.3

De onderwijsinstelling ziet erop toe dat de docenten de taal waarin het onderwijs  wordt gegeven voldoende beheersen.  

6.4

De onderwijsinstelling maakt in haar voorlichtingsmateriaal conform artikel 2.1 duidelijk welke diensten zij biedt aan de internationale student in het kader van het verkrijgen van een visum en een verblijfsvergunning, huisvesting, introductie en begeleiding, en wat de daaraan verbonden kosten zijn. 

6.5

De instelling stelt na afloop van ieder studiejaar de studievoortgang vast van de verblijfsvergunningplichtige student met uitzondering van de uitwisselingsstudent. Er is sprake van voldoende studievoortgang als 50% (of meer) van de nominale studielast voor dat (deel van het) studiejaar is behaald. Voor het voorbereidend onderwijs en de premaster geldt dat de verblijfsvergunningplichtige student deze succesvol dient af te ronden.    

Bij onvoldoende studievoortgang stelt de instelling de oorzaak hiervan vast, bijvoorbeeld door een studievoortganggesprek met een studieadviseur. De instelling beoordeelt, op basis van de door student overlegde bewijsstukken, of er sprake is van persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 WHW alsmede artikel 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW, ten gevolge waarvan de student onvoldoende studievoortgang heeft geboekt. 

6.6

Indien blijkt dat de verblijfsvergunningplichtige student onvoldoende studiepunten heeft behaald wordt de verblijfsvergunningplichtige student binnen een maand afgemeld bij de IND. Wanneer de instelling vaststelt dat er sprake is van persoonlijke omstandigheden zoals in het artikel 6.5 is omschreven, kan de instelling beslissen de afmelding bij de IND achterwege te laten. Voor de student in het voorbereidend onderwijs of in de premaster geldt deze mogelijkheid tot het achterwege laten van de afmelding bij de IND niet.

Dezelfde persoonlijke omstandigheid mag per referentperiode slechts éénmalig worden toegepast om afmelding bij de IND achterwege te laten. Er worden afspraken met de internationale student gemaakt en vastgelegd om te voorkomen dat de student verdere vertraging oploopt en om te zorgen dat de student de voortgang boekt die noodzakelijk is om af te studeren. De instelling registreert deze situatie en het feit er geen afmelding bij de IND heeft plaatsgevonden in het dossier van de verblijfsvergunningplichtige student.  

Zodra de instelling constateert dat de inschrijving aan de instelling door een verblijfsvergunningplichtige student is beëindigd, wordt dit gemeld bij de IND. 

6.7

 De onderwijsinstelling heeft de verplichting het aangeboden onderwijs daadwerkelijk te geven. Indien het onderwijs om gegronde redenen wordt geannuleerd, geschiedt dit niet later dan drie maanden voorafgaand aan de aanvang van het onderwijs, korte cursussen en maatwerk uitgezonderd. Indien de internationale student reeds in Nederland is met het oog op het volgen van dit onderwijs, is de onderwijsinstelling gehouden om in overleg met de internationale student zo mogelijk een passend alternatief te zoeken en de internationale student te informeren over en te begeleiden bij de te volgen procedures. 

7 Register deelnemende onderwijsinstellingen en de taken en bevoegdheden van de registerbeheerder

7.1

De onderwijsinstelling verzoekt bij de registerbeheerder om opgenomen te worden in het register van de gedragscode, onder overlegging van een ondertekend aanvraagformulier. Zie Aanmelden register – internationalstudy.   

7.2

Het register wordt door de registerbeheerder gepubliceerd via de website van de registerbeheerder in de Nederlandse en Engelse taal. In het bij deze gedragscode behorende reglement zijn nadere bepalingen opgenomen die gaan over het register. 

7.3

De registerbeheerder beslist binnen een maand over het verzoek tot opname in het register op grond van de door de aanvrager verstrekte gegevens en stelt de aanvrager schriftelijk van de beslissing op de hoogte.

Een aanvraag wordt afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen als bepaald in de gedragscode, waaronder begrepen de accreditatie van opleidingen door accreditatieorganisaties als bedoeld in artikel 6.2. Een aanvraag wordt tevens afgewezen indien deze wordt ingediend voordat de termijn als bedoeld in artikel 8.10 is verstreken. 

7.4

Een onderwijsinstelling kan op eigen verzoek dan wel overeenkomstig het gestelde in artikel 8.10 op last van de Landelijke Commissie door de registerbeheerder uit het register worden verwijderd. Verwijdering door de registerbeheerder vindt tevens plaats wanneer de instelling ophoudt te bestaan. 

7.5

Indien een onderwijsinstelling aan het register wordt toegevoegd dan wel wordt verwijderd, wordt dit door de registerbeheerder op zijn website gepubliceerd en wordt daarvan in ieder geval mededeling gedaan aan de IND en NUFFIC.  

7.6

Naast de elders in deze gedragscode genoemde taken omvatten de taken van de registerbeheerder:  

  • a) de registratie van klachten;  
  • b) het opstellen van een jaarverslag ten behoeve van de vaststelling door de Landelijke Commissie;  
  • c) de verstrekking van informatie aan belanghebbenden. 

7.7

Klachten betreffende de registerbeheerder kunnen worden ingediend bij de voorzitter van de Landelijke Commissie, nadat de interne klachtprocedure bij de registerbeheerder is doorlopen. Voor meer informatie zie: Oneens met DUO: Een klacht indienen - DUO.

8 Landelijke Commissie

8.1

De koepelorganisaties stellen een Landelijke Commissie in en omschrijven de bevoegdheden van deze commissie nader. De koepelorganisaties benoemen voor een zittingsduur van vier jaar de leden van de Landelijke Commissie. Leden kunnen éénmaal worden herbenoemd. De registerbeheerder informeert door publicatie op zijn website een ieder over de samenstelling van de Landelijke Commissie.

8.2

De Landelijke Commissie is onafhankelijk en bestaat uit zes leden. De UNL benoemt twee leden en twee plaatsvervangende leden, de Vereniging Hogescholen benoemt twee leden en twee plaatsvervangende leden, en de NRTO benoemt een lid en een plaatsvervangend lid. De Landelijke Commissie benoemt een voorzitter die niet behoort tot de kring van belanghebbenden. Voor de zittingsduur van de voorzitter geldt het in artikel 8.1 bepaalde. 

8.3

De Landelijke Commissie heeft als taak toe te zien op de naleving van de gedragscode en het handelen van de onderwijsinstelling te toetsen aan de gedragscode. Zij doet dit onder andere door het behandelen van verzoekschriften die op grond van de gedragscode kunnen worden ingediend, conform de procedure zoals beschreven in afdeling 4 van het reglement. Tevens kan de Landelijke Commissie onderzoek instellen naar de wijze waarop een onderwijsinstelling zich in het kader van de gedragscode heeft gedragen dan wel gedraagt.  

Mocht een eventueel verzoekschrift betrekking hebben op of afkomstig zijn van een onderwijsinstelling van wie een lid in de Commissie zitting heeft, dan staat het betrokken lid zijn/haar plaats af aan een plaatsvervangend lid afkomstig van een andere onderwijsinstelling.

8.4

Om aan haar taken invulling te geven heeft de Landelijke Commissie na overleg met de koepelorganisaties een reglement opgesteld dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze gedragscode. In het reglement is tevens opgenomen hoe verzoekschriften kunnen worden ingediend, op welke wijze deze worden behandeld en wat de mogelijke sancties zijn indien het verzoekschrift gegrond wordt verklaard. 

8.5

Een ieder die daarbij een rechtstreeks belang heeft kan bij de Landelijke Commissie schriftelijk een verzoekschrift indienen betreffende de wijze waarop een onderwijsinstelling zich in het kader van de gedragscode tegenover hem of een ander heeft gedragen.  

Alvorens een verzoekschrift bij de commissie in te dienen, legt de verzoeker eerst de klacht voor aan het bevoegde gezag van de onderwijsinstelling.  

De onderwijsinstelling draagt er zorg voor dat bestaande of eventueel nieuw in te richten interne klachtenprocedures openstaan voor klachten in het kader van de gedragscode. 

8.6

Een ieder die daarbij een rechtstreeks belang heeft kan bij de Landelijke Commissie schriftelijk een verzoekschrift indienen betreffende de wijze waarop een onderwijsinstelling zich in het kader van de gedragscode tegenover hem of een ander heeft gedragen.   Alvorens een verzoekschrift bij de commissie in te dienen, legt de verzoeker eerst de klacht voor aan het bevoegde gezag van de onderwijsinstelling. De onderwijsinstelling draagt er zorg voor dat bestaande of eventueel nieuw in te richten interne klachtenprocedures openstaan voor klachten in het kader van de gedragscode. 

8.7

Na hoor en wederhoor van de verzoeker en de onderwijsinstelling stelt de Landelijke Commissie vast of de betreffende onderwijsinstelling deze gedragscode nakomt. De Landelijke Commissie stelt de onderwijsinstelling en de verzoeker op de hoogte van haar beslissing en de eventuele gevolgen daarvan.

8.8

Indien de Landelijke Commissie constateert dat een onderwijsinstelling de bepalingen van deze gedragscode niet heeft nageleefd kan zij een maatregel opleggen. Deze maatregel kan onder meer bestaan uit een rapportage- en/of onderzoeksverplichting en/of een voorwaardelijke schrapping, waarbij in het register van de gedragscode een vermelding kan worden opgenomen voor de duur van de maatregel. In situaties waar in geen verbetering optreedt of in zeer ernstige gevallen kan de Landelijke Commissie een sanctie opleggen die bestaat uit verwijdering uit het register. In het geval de onderwijsinstelling lid is van de NRTO, UNL of de Vereniging Hogescholen informeert de Landelijke Commissie de desbetreffende koepelorganisatie over haar bevindingen.

8.9

Iedere zes jaar beoordeelt de Landelijke Commissie of de onderwijsinstelling voldoet aan de gedragscode. De Landelijke Commissie toetst of de instelling voldoet aan de definitiebepaling van onderwijsinstelling zoals omschreven in artikel 1, de informatievoorziening over de gedragscode artikel 2.1h, de taaltabel artikel 5.2, alsmede het accreditatievereiste zoals beschreven in artikel 6.2 van deze gedragscode. In het geval de instelling niet meer voldoet wordt de instelling een nader te bepalen periode in de gelegenheid gesteld zich te conformeren aan de bepalingen van de gedragscode. Indien de schending blijft voortbestaan is het de Landelijke Commissie toegestaan overeenkomstig voorgaand artikel te handelen. 

8.10

Indien de Landelijke Commissie besluit tot verwijdering uit het register, neemt zij tevens een besluit over de duur van de verwijdering, alsmede onder welke voorwaarden de onderwijsinstelling weer kan worden toegelaten tot het register.

8.11

 De Landelijke Commissie deelt de beslissing binnen een maand nadat deze is genomen schriftelijk mee aan de onderwijsinstelling, de verzoeker, de IND en OCW. 

8.12

De registerbeheerder fungeert als secretaris van de Landelijke Commissie. De secretaris brengt de Inspectie van het Onderwijs op de hoogte van alle gegronde verzoekschriften die bij de Landelijke Commissie zijn ingediend.

9 Internationale studenten adviesraad

9.1

De Landelijke Commissie stelt een studenten adviesraad in. De raad bestaat uit tien internationale studenten die in Nederland een bachelor of master volgen, en die bij voorkeur participeren in de medezeggenschapsorganen van de onderwijsinstellingen die zijn opgenomen in het register van de gedragscode.  

De Landelijke Commissie benoemt de leden voor een zittingsduur van twee jaar. Leden die in verband met de duur van de opleiding korter verblijven in Nederland kunnen worden benoemd voor de periode van een jaar. Ieder jaar vindt benoeming van de helft van de leden plaats. De leden van de adviesraad kiezen een voorzitter uit hun midden. De registerbeheerder informeert door publicatie op zijn website een ieder over de samenstelling van de studenten adviesraad. 

9.2

De studenten adviesraad kan de Landelijke Commissie gevraagd en ongevraagd adviseren over alle onderwerpen die tot de gedragscode behoren. De studenten adviesraad kan op verzoek van de Landelijke Commissie het advies tijdens een vergadering van de Commissie toelichten. 

10 Ingangsdatum en wijzigingen

10.1

De wijzigingen op de gedragscode treden in werking op 1 oktober 2022. 

10.2

Indien een belanghebbende een aanpassing van de gedragscode voorstelt of indien door wijzigingen in wetgeving dan wel om andere redenen aanpassing van de gedragscode wenselijk dan wel noodzakelijk is, wordt dit voorgelegd aan de koepelorganisaties. Wijziging is mogelijk indien de Landelijke Commissie op unanieme voordracht van de koepelorganisaties heeft ingestemd, tenzij er sprake is van dwingendrechtelijke wetgeving. De registerbeheerder draagt zorg voor de bekendmaking van de wijziging en verspreiding van de aangepaste gedragscode.  

10.3

In het geval de koepelorganisaties onderling of de koepelorganisaties en het secretariaat van de Landelijke Commissie op ambtelijk niveau over een voorstel tot wijziging van de tekst van de gedragscode, dan wel over gedragscode gerelateerde onderwerpen geen consensus kunnen bereiken, heeft iedere koepelorganisaties en de Landelijke Commissie de mogelijkheid een onderwerp voor te leggen aan het directeurenoverleg gedragscode.  

Het directeurenoverleg bestaat uit een directeur van ieder van de koepelorganisaties en de voorzitter van de Landelijke Commissie. Besluitvorming op directeursniveau vindt plaats op basis van unanimiteit. Gezamenlijke voorstellen worden overeenkomstig het voorgaande artikel voorgelegd aan de Landelijke Commissie. Indien in het directeurenoverleg geen consensus kan worden bereikt, handelt het overleg naar bevind van zaken.  

10.4

Elke vijf jaar vindt er, door in ieder geval de betrokken instellingen, de belanghebbenden en de registerbeheerder een evaluatie plaats van de inhoud en werking van de gedragscode. Op grond van deze evaluatie zal de gedragscode al dan niet gewijzigd worden vastgesteld en ondertekend door de onderwijsinstellingen. Het initiatief hiertoe wordt genomen door de Landelijke Commissie.

    Lijst gebruikte afkortingen

    • CAE: Cambridge Certificate in Advanced English
    • CROHO: Centraal Register Opleidingen in het Hoger Onderwijs  
    • FCE: Cambridge First Certificate in English
    • IELTS: International English Language Testing System  
    • IND: Immigratie en Naturalisatiedienst  
    • Nuffic: Netherlands Organisation for International Cooperation in Higher Education
    • NRTO: Nederlandse Raad voor Training en Opleiding
    • NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
    • OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap  
    • TOEFL: Test Of English as a Foreign Language
    • TOEIC: Test Of English for International Communication
    • UNL: Universiteiten van Nederland  
    • WHW: Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek