5. Toelating en inschrijving tot de opleiding
5.1
Indien een internationale student om inschrijving verzoekt bij de onderwijsinstelling wordt de toelaatbaarheid beoordeeld. Het gaat hierbij tenminste om de benodigde vooropleiding en voldoende taalvaardigheid (zie artikel 5.2). De onderwijsinstelling stelt deze toelatingseisen vast voorafgaand aan de werving van de internationale student voor de betreffende opleiding en controleert voorafgaand aan de toelating en inschrijving of de internationale student aan de gestelde eisen voldoet.
5.2
De onderwijsinstelling stelt voor het onderwijs dat zij aan internationale studenten aanbiedt de minimale taaleisen vast waaraan de internationale student moet voldoen en ziet erop toe dat de internationale student daaraan ook daadwerkelijk voldoet.
Indien het gaat om Nederlandstalig onderwijs geldt dat de internationale student de Nederlandse taal voldoende beheerst voor het succesvol kunnen volgen van het onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 7.28, tweede lid WHW. Voor internationale studenten die zich aanmelden voor een Engelstalige opleiding geldt als ingangseis voor de taalvaardigheid Engels dat zij een certificaat van een taaltoets met een minimale score hebben behaald zoals genoemd in de bijlage taaltoetsen gedragscode zoals deze ter uitwerking van deze bepaling geldt. De bijlage is gepubliceerd op de website gedragscode. De scores die per onderwijsniveau staan vermeld in de bijlage zijn minimumvereisten. De onderwijsinstelling kan een hogere score voor toelating vereisen voor toelating.
Taaltoetsen die zijn opgenomen in deze bijlage voldoen aan de norm taaltoetsen Gedragscode organisatie- en proces eisen, producteisen (hierna: norm taaltoetsen) zoals deze in opdracht van de Landelijke Commissie en de koepelorganisaties is opgesteld door Hobéon en is gepubliceerd op de website gedragscode.
5.3
In de norm taaltoetsen zijn onder meer de volgende zaken nader uitgewerkt:
a. het doel van de norm, de werkwijze en beoordelingsprocedure, voorwaarden validerende autoriteit
b. de eisen die worden gesteld aan het proces van de instantie die taaltoetsen ontwikkelt en afneemt
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatorische inrichting van de instantie die taaltoetsen ontwikkelt
d. de eisen die aan een individueel toetsinstrument worden gesteld.
5.4
De koepelorganisaties richten een Toetsingscommissie in, waarbij iedere koepelorganisatie een afgevaardigde aanwijst. Aan deze Toetsingscommissie mandateren de koepelorganisaties de bevoegdheid om beslissingen te nemen op aanvragen voor opname in de bijlage taaltoetsen gedragscode.
De Toetsingscommissie neemt beslissingen op basis van een adviesrapport van Hobéon of een andere validerende autoriteit - die voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in de norm taaltoetsen. De Toetsingscommissie volgt in beginsel het advies op van de validerende autoriteit. De Toetsingscommissie kan enkel gemotiveerd en met redenen omkleed beslissen af te wijken van het advies.
De Toetsingscommissie heeft tevens de bevoegdheid een taaltoets te verwijderen van de bijlage taaltoetsen gedragscode indien de aanbieder geen herbeoordeling heeft aangevraagd binnen zes jaar, uit de herbeoordeling blijkt dat de aanbieder en/of taaltoets niet (meer) voldoet aan de norm en/of er sprake is van ernstige calamiteiten.
De Toetsingscommissie rapporteert jaarlijks in de vorm van een verslag, waarin het aantal uitgevoerde beoordelingen door validerende autoriteiten en de resultaten ervan worden weergegeven.
5.5
Indien een taaltoetsleverancier het niet eens is met een beslissing van de Toetsingscommissie kan bij de Landelijke Commissie een beroep worden ingediend. Voor de procedure wordt verwezen naar het beroepsreglement taaltabel.
5.6
Voor de online taaltoetsen die zijn opgenomen in de bijlage taaltoetsen gedragscode geldt dat deze online taaltoetsen enkel in uitzonderingssituaties zijn toegestaan. Er is sprake van een uitzonderingssituatie wanneer het voor (aankomende) internationale studenten niet mogelijk is gebruik te maken van de reguliere taaltoetsen zoals genoemd in de bijlage taaltoetsen gedragscode, omdat taaltoetscentra op locatie onbereikbaar of gesloten zijn wegens onveilige situaties in een land.
5.7
Indien de instelling gerede twijfel heeft over het afgegeven certificaat en als gevolg daarvan over de taalbeheersing Engels van de internationale student, dan laat de instelling het certificaat verifiëren door de taaltoetsleverancier. In het geval het certificaat niet kan worden geverifieerd of indien fraude blijkt, weigert de instelling het certificaat.
5.8a
In afwijking van het gestelde in artikel 5.2 kan een onderwijsinstelling een internationale student die zijn vooropleiding heeft genoten in het Engels vrijstellen van de verplichting een taaltoets af te leggen. Dit geldt eveneens voor de houder van het International Baccalaureate certificaat voor English A Language and Literature. De Landelijke Commissie kan de onderwijsinstelling verzoeken een verklaring van NUFFIC te overleggen, waarin wordt bevestigd dat de vooropleiding in de Engelse taal is genoten. Voorts kan een onderwijsinstelling een internationale student vrijstellen van de verplichting een taaltoets af te leggen indien hij in het bezit is van een diploma van het secundair onderwijs in een land dat is opgenomen in de in opdracht van de verenigingen van instellingen van hoger onderwijs opgestelde diplomalijst, zoals deze op de website van de gedragscode gepubliceerd is.
5.8b
Bij een uitwisselingsprogramma voor een Engelstalige opleiding alsmede een Engelstalige joint, double of multiple degree programma worden in de overeenkomst tussen de zendende en ontvangende onderwijsinstelling afspraken gemaakt ter zake van de beheersing van het minimale taalniveau Engels. De afspraken dienen in overeenstemming te zijn met de in artikel 5.2 opgenomen normen. De onderwijsinstelling geeft op verzoek van de Landelijke Commissie inzage in de overeenkomst met de zendende onderwijsinstelling.
5.8c
De onderwijsinstelling voor hbo-opleidingen op het gebied van de kunst kan aangepaste eisen stellen ten aanzien van het niveau van de Engelse taalvaardigheid. Het betreft opleidingen die zijn geregistreerd in het subonderdeel opleidingen op het gebied van de kunst van het onderdeel Taal en Cultuur in RIO. Ten aanzien van deze opleidingen gelden wettelijk aanvullende eisen (artikel 7.26a WHW), primair in verband met de vereiste artistieke kwaliteit. Deze opleidingen toetsen de Engelse taalvaardigheid binnen het kader van de selectieprocedure en worden vrijgesteld van de verplichting een taaltoets af te nemen zoals omschreven in artikel 5.2. Gezien de speciale aard van deze opleidingen stelt het instellingsbestuur vast wat het gewenste taalniveau is en legt dit vast in de Onderwijs en Examen Regeling.
5.9
De onderwijsinstelling weigert de internationale student schriftelijk en gemotiveerd toelating en/of inschrijving wanneer deze niet aan de door de onderwijsinstelling en/of de opleiding gestelde eisen voldoet. De onderwijsinstelling informeert de student hierbij ook over de van toepassing zijnde bezwaar- en beroepsprocedure.
5.10
De internationale student betaalt de onderwijsinstelling voor het onderwijs en eventueel de toelating. Bij joint, double of multiple degree programs vindt de betaling plaats aan de aan te wijzen (buitenlandse) onderwijsinstelling.
5.11
De onderwijsinstelling kan voor de uitvoering van een toetsing van de taaleis, de vooropleiding en de diploma’s een vergoeding vragen.
5.12
De onderwijsinstelling die de toelating en/of inschrijving tot de opleiding afhankelijk maakt van het succesvol doorlopen van het voorbereidend onderwijs of een premaster, verzekert zich er vooraf van dat de internationale student het voorbereidend onderwijs of de premaster naar verwachting succesvol zal afronden.
5.13
De onderwijsinstelling verzoekt de toelaatbare verblijfsvergunningplichtige student bij elke inschrijving zich schriftelijk akkoord te verklaren met de procedure waarbij de onderwijsinstelling de verblijfsvergunningplichtige student – al dan niet met voorafgaand bericht – bij de IND afmeldt, ingeval van beëindiging van de inschrijving of de vaststelling dat geen sprake is van voldoende studievoortgang als bedoeld in artikel 6.5 en 6.6.