Zaaknummer: 2013.49

  • Verweerster: examencommissie Rechtsgeleerdheid
  • Geschil: plagiaat masterscriptie
  • Uitspraak: gegrond en ongegrond


Inhoud: Er heeft geen gesprek om een minnelijke schikking te beproeven plaatsgevonden. Het College acht de bepalingen met betrekking tot het beproeven van een minnelijke schikking van openbare orde en komt derhalve ambtshalve tot het oordeel dat het beroep gegrond is op dit punt.
Het College is verder van oordeel dat appellante plagiaat heeft gepleegd en dat de belangen van appellante voldoende zijn onderkend en meegewogen bij het opleggen van de sanctie en dat de sanctie niet buitenproportioneel is. Daartoe is onder meer overwogen dat uit de OER volgt dat ook conceptversies in ieder fase van het scriptietraject kunnen worden getoetst op plagiaat. Daarnaast mag van appellante als student in de masterfase een grote mate van zorgvuldigheid worden verwacht en gaat het in deze zaak ook niet om een enkele omissie gaat maar om een veelvuldig onjuist gebruik van bronnen. Verder is het College van oordeel dat de vraag of een student fraude als bedoeld in de OER heeft gepleegd, moet worden bezien naar objectieve maatstaven, los van de beweegredenen of de privé-omstandigheden van appellante. Ook zonder kwade trouw kan er derhalve sprake zijn van fraude of plagiaat.

Volledige uitspraak (pdf, 42 kB)