Zaaknummer: 2013.10

  • Verweerster: de examencommissie Faculteit der Managementwetenschappen
  • Geschil: verzoek uitstel voor de master-in-twee-jaar regeling
  • Uitspraak: niet-ontvankelijk

Inhoud: Ingevolge art. 53 lid 1 van de Structuurregeling van de Radbout Universiteit Nijmegen en art. 5 lid 2 en 3 van het Reglement van Orde van het College van Beroep voor de Examens is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken met ingang van de dag na die waarop de beslissing is bekend gemaakt. Nu de beslissing van de examencommissie Bedrijfskunde, waartegen het beroep zich richt, dateert van 18 juli 2012 zou het beroepschrift dus op 29 augustus 2012 ontvangen dan wel ter post bezorgd moeten zijn. Blijkens de verklaring van appellant is het door hem beweerdelijk ingediende beroepschrift op 5 september 2012 opgesteld en opgestuurd hetgeen impliceert dat de termijn van zes weken overschreden is. Derhalve zou appellant in zijn beweerdelijk ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Niet-ontvankelijk verklaring kan achterwege blijven indien de appellant aantoont dat hij het beroep zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden, heeft ingesteld.

De vraag die door het College beantwoord moet worden is of er in casu sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Van appellant mag verder verwacht worden dat hij er van op de hoogte is dat de vakantieperiode ook meetelt voor de termijn voor het indienen van het beroepschrift. Een dergelijke uitzondering ten aanzien van de bepaling van de duur van de termijn is ook niet opgenomen in de rechtsmiddelenclausule welke onder de beslissing van verweerder is opgenomen en waarvan appellant kennis heeft kunnen nemen. Dat er sprake was van een coöperatieve houding van verweerder doet eveneens niet af aan de verplichting van appellant om  de beroepstermijn in acht te nemen. Nu er verder geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken die kunnen leiden tot het oordeel dat er sprak is van verschoonbare termijnoverschrijding is er geen grond voor de uitzondering van art. 53 lid 1 Structuurregeling en dient appellant in zijn beweerdelijk ingestelde beroep van 5 september 2012 niet-ontvankelijk verklaard worden.

Volledige uitspraak (pdf, 38 kB)