Zaaknummer: 2013.13

  • Verweerster: de examencommissie Informatica en Informaticakunde
  • Geschil: fraude bachelorscriptie
  • Uitspraak: ongegrond

Inhoud: Het College dient te beoordelen of verweerster in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen dat appellant plagiaat heeft gepleegd in de bachelorthesis. Ter zitting heeft appellant expliciet bevestigd dat hij stukken tekst uit het werk van een ander in zijn thesis heeft overgenomen zonder daarbij een bron te vermelden. De stelling van appellant dat dit echter niet kan worden aangemerkt als plagiaat nu de betreffende versie geen definitieve versie van de thesis is en er dus geen sprake is van een beoordelingsmoment, volgt het College niet. Nu op grond van deze door appellant aangeleverde versie beoordeeld zou worden of appellant zijn eindpresentatie mocht houden, is naar het oordeel van het College wel degelijk sprake van een beoordelingsmoment.

Het College merkt daarbij nog op dat ook in de begeleidingsfase van een werkstuk of thesis van een student verwacht mag worden dat hij teksten aanlevert die ook daadwerkelijk door hemzelf zijn geschreven en zorg draagt voor een juiste bronvermelding. Hiermee staat vast dat verweerster haar oordeel dat appellant geplagieerd heeft in zijn bachelorthesis op juiste gronden heeft genomen. De tweede vraag die door het College beantwoord moet worden is of de opgelegde sanctie proportioneel is. Verweerster heeft in casu geen andere maatregel genomen dan het opnemen van een aantekening in het dossier van appellant. Het College is voorts van oordeel dat het verlenen van toestemming aan appellant om zijn scriptie af te maken getuigt van een zorgvuldig genomen beslissing van verweerster, waarin de belangen van appellant voldoende zijn meegenomen en rekening is gehouden met zijn studievoortgang. Het College is van oordeel is dat er geen sprake is van een disproportioneel besluit van verweerster.

Volledige uitspraak (pdf, 97 kB)