Zaaknummer: CBE14.050

  • Zaaknummer: 14.050
  • Examencommissie: Studieadvies Eerste Jaar
  • Onderwerp: Definitief negatief bindend studieadvies, bijzondere omstandigheden
  • Uitspraak: Ongegrond

Inhoud: Appellant is in het collegejaar 2012-2013 begonnen met zijn studie Tandheelkunde, maar voelde zich in maart 2013 genoodzaakt zijn inschrijving voor de opleiding tussentijds te beëindigen. Appellant geeft aan dat dit was in verband met een achterstand op het gebied van de Nederlandse taal de exacte vakken. Appellant heeft zijn kennis bijgespijkerd en zich voor het collegejaar 2013-2014 opnieuw ingeschreven voor de opleiding Tandheelkunde en hij heeft dat jaar 39 studiepunten behaald. Appellant is zich ervan bewust dat hij niet voldoet aan de vereisten nu hij zijn propedeuse aan het einde van het collegejaar 2013-2014 niet heeft behaald en verweerster derhalve het negatief bindend studieadvies uit mocht brengen, maar beroept zich op bijzondere omstandigheden die een uitzondering hierop vragen. Appellant stelt dat hij als eerstejaarsstudent beschouwd had kunnen worden, gezien het feit dat het collegejaar 2012-2013 geen realistische beeld van zijn capaciteiten gaf en dit debacle het gevolg was van onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal en exacte vakken. Tevens voert appellant aan dat de toelatingseisen inmiddels zijn aangescherpt en tegenwoordig deelcertificaten moeten worden verstrekt om voldoende beheersing van exacte vakken aan te kunnen tonen. Hieruit concludeert appellant dat appellant is toegelaten tot de opleiding, terwijl verweerster in de wetenschap verkeerde, dan wel kon verkeren dat appellant niet aan deze nadere toelatingseisen voldeed. Appellant heeft aan het einde van het collegejaar 2013-2014 slechts drie tentamens niet behaald. Voor deze vakken heeft hij telkens een vijf heeft behaald, wat volgens appellant met name te wijten is aan de manier van tentamineren. In deze gevallen is sprake van multiple choice tentamens, waarbij appellant de grootste problemen heeft met de taalbarrière.

Verweerster geeft aan dat het bindend studieadvies in het leven is geroepen om studenten in een vroegtijdig stadium op de hoogte te stellen van een slechte prognose en om een eerlijk perspectief te schetsen, zodat studenten niet nodeloos tijd en energie steken in een opleiding die zij naar alle waarschijnlijkheid nooit zullen voltooien. In dit geval is er volgens verweerster sprake van een slecht presterende student met onvoldoende perspectief dat hij de opleiding Tandheelkunde zal voltooien.
Verweerster is van mening dat zij appellant terecht heeft behandeld als elke andere student die het eerste jaar in maart zijn studie tussentijds beëindigd en zich het studiejaar daarop opnieuw inschrijft voor de opleiding. Door het tussentijds uitschrijven heeft appellant voldoende tijd gehad om zijn beheersing van de Nederlandse taal en exacte vakken bij te spijkeren en voldoende voorbereiding te treffen teneinde in het collegejaar met voldoende kennis weer in te stromen. Verweerster betoogt voorts dat appellant, evenals alle andere studenten die per 1 maart hun studie staken, bekend is met de eis dat in het collegejaar 2013-2014 de propedeuse behaald dient te worden. Appellant is nog gefaciliteerd door hem verlengde tentamentijd te verlenen en de mogelijkheid te bieden tijdens alle toetsen een Italiaans woordenboek te gebruiken. Naar oordeel van verweerster is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die afwijking van de gebruikelijke gang van zaken bij een bindend negatief studieadvies rechtvaardigen.

Nu  in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 art. 2.1 een limitatief imperatieve opsomming wordt gegeven van gevallen waar sprake is van persoonlijke omstandigheden om af te wijken en geen van deze situaties aan de orde is, gaat het College mee in het oordeel van verweerster dat er geen bijzondere omstandigheden zijn en er derhalve geen mogelijkheid is om af te wijken van het bindend negatief studieadvies. Verweerster heeft naar oordeel van het College de persoonlijke omstandigheden die appellant heeft aangehaald voldoende meegenomen in haar besluitvorming, maar zij is hierbij gebonden aan het kader wat bij wet gesteld is en is daarbij terecht tot de conclusie gekomen dat er in deze situatie geen mogelijkheid is voor een belangenafweging noch voor afwijking.

Volledige uitspraak (pdf, 37 kB)