Zaaknummer: CBE 15.010

  • Zaaknummer: CBE 15.010
  • Verweerster: examencommissie Rechtsgeleerdheid
  • Onderwerp: het niet ter beschikking stellen van een laptop tijdens tentamen
  • Uitspraak: (deels) gegrond


Inhoud: Appellant heeft in oktober 2014 een begeleidingsovereenkomst met verweerster afgesloten waarin onder andere staat vermeld dat aan appellant, vanwege zijn dyslexie, ‘waar nodig en mogelijk’ het gebruik van een laptop tijdens tentamens wordt toegekend. Omdat er te weinig laptops op de Faculteit beschikbaar zijn, heeft de studieadviseur in december 2014 aan appellant laten weten dat er in het lopende studiejaar toch geen laptops meer ter beschikking worden gesteld aan studenten die als functiebeperking louter dyslexie hebben voorgedragen. Dit heeft ertoe geleidt dat appellant twee tentamens zonder laptop heeft moeten maken. Appellant stelt dat dit in strijd is met zijn begeleidingsovereenkomst en dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad, omdat hij de laptops nodig heeft gelet op zijn dyslexie. Verweerster stelt dat de zinsnede ‘waar mogelijk’ ziet op de situatie dat de Faculteit feitelijk niet in de mogelijkheid is om aan laptops te komen en is derhalve van oordeel de begeleidingsovereenkomst niet te hebben geschonden.

In geding is de vraag hoe de begeleidingsovereenkomst moet worden uitgelegd. Het College stelt voorop dat deze vraag niet alleen kan worden beantwoord met een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen, maar dat het gaat om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

Het College is van oordeel dat indien verweerster de feitelijke beschikbaarheid van laptops als voorwaarde had willen verbinden, het op haar weg had gelegen dat duidelijk in de overeenkomst tot uitdrukking te brengen. Voorts doet de uitleg van verweerster geen recht aan de betekenis die appellant in de gegeven omstandigheden aan deze bepaling mocht toekennen: indien voor verweerster het niet voorhanden hebben van voldoende laptops een reden zou zijn om de laptop niet ter beschikking te stellen tijdens tentamens, stelt de begeleidingsovereenkomst op dit punt niet meer voor dan de enkele toezegging dat áls er een laptop beschikbaar is, de student die mag gebruiken, terwijl de student dan steeds in het ongewisse zou blijven of de laptop ook daadwerkelijk ter beschikking gesteld wordt.

Het College acht een dergelijke vrijblijvende en beperkte uitleg van ‘waar mogelijk’, mede gelet op het belang van appellant bij het gebruik van een laptop, niet aannemelijk. Van verweerster mag worden verwacht dat zij zich voldoende inspant om de begeleidingsovereenkomst na te komen en dat zij er derhalve voor zorgt dat er voldoende laptops beschikbaar zijn tijdens een tentamen. Het beroep van appellant slaagt op dit punt, nu naar het oordeel van het College verweerster tekort is geschoten in de nakoming van de begeleidingsovereenkomst en appellant in zijn belangen is geschaad.

Volledige uitspraak (pdf, 53 kB)