Zaaknummer: CBE 15.005

  • Zaaknummer: CBE 15.005
  • Verweerster: examencommissie Bedrijfskunde
  • Onderwerp: Vaststelling fraude en opgelegde sancties
  • Uitspraak: ongegrond

Inhoud: Appellant erkent dat hij een werkstuk ter beoordeling heeft ingeleverd waarin, naar hij stelt per ongeluk, antwoorden van een tweedejaarsstudent terecht zijn gekomen. Hij stelt echter dat hij niet (doel)bewust fraude heeft willen plegen en dat er derhalve geen sprake is van fraude. Het College is van oordeel dat de vraag of een student fraude heeft gepleegd, moet worden bezien naar objectieve maatstaven, los van beweegredenen en intenties van de student. Ook zonder kwade trouw kan er derhalve sprake zijn van fraude.

Ten tweede stelt appellant dat de sancties hem in ernstige mate duperen. Verweerster heeft appellant onder andere uitgesloten van deelname aan de tentamengelegenheid van het vak in het lopend studiejaar. Dit impliceert dat appellant het volgende studiejaar het gehele vak opnieuw moet volgen en tevens de reeds behaalde opdrachten die bij het vak horen opnieuw moet maken.

Gelet op de omvang van de fraude acht het College dit gevolg niet disproportioneel. Het College volgt appellant evenmin in zijn stelling dat hij een andere straf zou moeten krijgen omdat hij niet (doelbewust) gefraudeerd heeft. Zoals het College hiervoor heeft overwegen spelen bij de constatering van fraude de intenties en beweegredenen van appellant geen rol. Het College is van oordeel dat de omstandigheden en belangen van appellant door verweerster voldoende zijn overwogen. Beroep ongegrond.

Volledige uitspraak (pdf, 98 kB)