Zaaknummer: CBE 16.014

  • Zaaknummer: CBE 16.014
  • Verweerster: Examencommissie Filosofie
  • Onderwerp: eindbeoordeling
  • Uitspraak: Gegrond

Appellant is het niet eens met de beslissing van verweerster van 15 februari 2016 waarbij voor het vak ‘Geschiedenis der antieke wijsbegeerte’ bij de eindbeoordeling het cijfer 3,5 is gegeven. Appellant meent dat het cijfer niet op goede gronden is gegeven. De studiehandleiding geeft volgens appellant onvoldoende duidelijkheid over de daarin genoemde “tussentijdse schriftelijke toetsen”. Ook uit andere bronnen blijkt volgens hem niet duidelijk wat deze tussentijdse toetsen inhouden. Daarnaast voert appellant aan dat sprake is van een verkapte aanwezigheidsplicht.

Verweerster stelt dat de studiehandleiding voldoende duidelijkheid geeft over de schriftelijke toetsen. Weliswaar wordt niet expliciet gesteld dat de schriftelijke toetsen bestaan uit het inleveren van samenvattingen, maar volgens verweerster is dit in de gegeven context duidelijk genoeg. Verweerster geeft aan dat tijdens het eerste hoorcollege is uitgelegd wat onder de tussentijdse toetsen moest worden verstaan en dat zodoende voldoende informatie is verstrekt. Ten aanzien van de verkapte aanwezigheidsplicht voert verweerster aan dat de manier waarop de toetsen werden afgenomen geen verkapte aanwezigheidsplicht impliceert.

Het College constateert dat de toetsvorm voor het vak ‘Geschiedenis der antieke wijsbegeerte’ zoals vermeld in de studiehandleiding niet duidelijk is. Noch uit de OER, noch uit de studiehandleiding volgt of wordt duidelijk wat met de genoemde tussentijdse schriftelijke toetsen, die onderdeel uitmaken van de eindtoets, wordt bedoeld. Deze onduidelijkheid komt voor risico van verweerster. Het geven van een toelichting tijdens het eerste hoorcollege biedt onvoldoende compensatie voor het ontbreken van de benodigde duidelijkheid. Het beroep is gegrond.

Volledige uitspraak (docx, 26 kB)