Zaaknummer: CBE 16.016

  • Zaaknummer: CBE 16.016
  • Verweerster: Examencommissie Bedrijfskunde
  • Onderwerp: Opgelegde sancties na vaststelling fraude
  • Uitspraak: Ongegrond

Appellant geeft toe dat er sprake is van fraude. Hij heeft zijn bezwaren toegespitst op de opgelegde sancties, die hij disproportioneel vindt. Appellant geeft aan dat het feit dat hij als gevolg van de sanctie dit jaar niet zijn propedeuse kan behalen, grote gevolgen voor hem heeft. Appellant wil zijn studie voortzetten aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij met een propedeuse in aanmerking komt voor vrijstellingen. Zonder propedeuse is dit niet het geval en zal hij studievertraging oplopen. Appellant is van mening dat verweerster onvoldoende rekening heeft gehouden met deze situatie bij het bepalen van de sanctie.

Verweerster stelt zich op het standpunt dat de opgelegde sanctie in lijn is met haar beleid. Verweerster vindt de sanctie niet disproportioneel. Verweerster licht toe dat de sanctie als gevolg heeft dat appellant dit jaar één vak niet kan halen, maar dat appellant nog verschillende kansen heeft om dit vak te halen, mits hij een positief studieadvies krijgt. De wens van appellant om zijn propedeuse, in verband met zijn overstap naar Groningen, in één jaar te halen, is geen reden voor verweerster om de sanctie te herzien.

Het College is van oordeel dat verweerster de omstandigheden en belangen van appellant voldoende heeft onderkend en meegewogen bij haar besluit. Indien appellant in Nijmegen blijft studeren kan hij (bijna) nominaal doorstuderen, de sanctie is dan ook niet disproportioneel. Het College is bovendien van oordeel dat verweerster haar besluit in de stukken en ter zitting voldoende heeft gemotiveerd. Beroep ongegrond.

Volledige uitspraak (docx, 25 kB)