Zaaknummer: CBE 17.044 en 17.045

Verweerster: Examencommissie Rechtsgeleerdheid
Onderwerp: Toelating premaster Nederlands recht
Uitspraak: Ongegrond en verzoek afgewezen

Appellant stelt dat verweerster niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Ter onderbouwing voert appellant aan dat het besluit cruciale nadelige gevolgen voor hem heeft. Appellant voldoet niet aan een van de twee eisen voor toelating, te weten een gemiddelde van 7 over alle vakken van de HBO-rechten opleiding. Appellant stelt dat hij desondanks moet worden toegelaten op grond van zijn persoonlijke omstandigheden.

Verweerster wijst erop dat de toelatingseisen bestaan om de kwaliteit van de opleiding Nederlands Recht te waarborgen. Het beleid van verweerster is dat studenten met een 6,9 toch kunnen worden toegelaten wanneer er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden. Appellant heeft een 6,4 gemiddeld en bovendien volgens verweerster geen bijzondere persoonlijke omstandigheden. Verweerster is van mening dat zij in verband met de kwaliteitswaarborging en toelatingseisen, appellant niet toe kan laten tot de pré-master.

Het College is van oordeel dat het beleid van verweerster niet onredelijk is. De door appellant aangedragen omstandigheden zijn naar het oordeel van het College geen bijzondere persoonlijke omstandigheden die nopen tot afwijking van de toelatingseis. Beroep ongegrond en verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Volledige uitspraak (pdf, 67 kB)