Zaaknummer CBE20.022

Verweerster: de Examencommissie van de faculteit der Letteren
Onderwerp: Beoordeling vak
Uitspraak: gegrond

Appellant is het niet eens met de wijze waarop de vaststelling van het resultaat 5,0 tot stand is gekomen. Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van een beoordelingsformulier. Over de onderlinge verhouding tussen de onderdelen in die zin dat sommige onderdelen zwaarder zouden wegen dan andere, is door de examinator niets gecommuniceerd richting de studenten, evenmin blijkt dit uit de studiegids of uit de studiehandleiding bij dit vak. Daarom mogen studenten aannemen dat ieder onderdeel even zwaar meetelt. Ook verweerster geeft in haar verweerschrift aan dat er geen wegingsfactoren gelden bij de onderscheiden onderdelen. Volgens verweerster bevatten de beoordelingsformulieren geen wegingsfactoren voor de afzonderlijke in de beoordelingsformulieren opgenomen onderdelen. Het is aan de examinatoren om met behulp van het beoordelingsformulier een beargumenteerd cijfer van het paper als geheel vast te stellen. Het beoordelingsformulier bevat derhalve ook ruimte om die argumentatie schríftelijk te motiveren. De interne weging van tentamenonderdelen staat niet in de OER vermeld en valt derhalve onder de bevoegdheid van de examinator om in een afgewogen beoordeling een eindcijfer vast te stellen. Ter zitting geeft verweerster aan dat het bij een dergelijk onderzoekspaper niet meer dan logisch is dat bepaalde aspecten een groter gewicht in de schaal leggen dan andere onderdelen. Dit formulier gaat echter niet uit van een rekenkundig gemiddelde zoals appellant dat doet.

Het College stelt verder vast dat noch uit de studiegids, de studiehandleiding bij dit vak of enig ander document, noch door middel van een andere wijze van bekendmaking, is gebleken dat er voor het paper een bepaalde weging is vastgesteld voor de beschreven onderdelen in het beoordelingsformulier. Dit brengt met zich mee dat studenten er op mogen vertrouwen dat alle onderdelen even zwaar wegen. Door naast de cijfermatige beoordeling een niet vooraf vastgestelde en bekendgemaakte weging te hanteren is het voor een student niet inzichtelijk op welke wijze de eindbeoordeling is vastgesteld. Voor appellant is daarmee niet objectief en transparant vast te stellen hoe zijn eindcijfer tot stand is gekomen. Gelet op het vorenstaande is de beslissing in strijd met de zorgvuldigheid en het vertrouwensbeginsel. Het beroep is gegrond.

Volledige uitspraak (pdf, 283 kB)