Zaaknummer CBE20.039

Verweerster: de Examencommissie van de faculteit der Rechtsgeleerdheid Onderwerp: Beschuldiging plagiaat werkstuk Academische Vaardigheden Uitspraak: ongegrond

Appellant betwist dat sprake is van fraude en stelt dat sprake is van een technische tekortkoming. Appellant brengt ter onderbouwing naar voren dat sprake is van plagiaat indien niet correct is verwezen naar aangehaalde bronnen. Appellant heeft deze bron wel gelezen maar vond deze naar eigen zeggen te beperkt. Hij heeft gebruik gemaakt van Engelstalige bronnen, waarnaar hij wel correct heeft verwezen. Verweerster geeft aan dat bij de controle op plagiaat in de regel het startpunt is om een computeranalyse uit te voeren middels een programma. Er vindt daarnaast altijd een aanvullende analyse/onderzoek plaats door de desbetreffende docent. Verweerster acht mede van belang dat deze paper is geschreven voor het vak Academische vaardigheden. In deze cursus worden studenten juist onderwezen in de vaardigheid van het op correcte wijze vermelden van bronnen en het op een correcte wijze citeren van bronnen.

Het College is het met verweerster eens dat de kans dat twee door appellant in het Nederlands vertaalde alinea’s gebaseerd op verschillende Engelstalige bronnen met meerdere pagina’s tekst, zo goed als identiek zijn qua tekst aan een Nederlandse tekstbron, nihil moet worden geacht. De paper is ongeldig verklaard, een minimale sanctie bij vaststelling van fraude en appellant is in de gelegenheid om bij de eerstvolgende mogelijkheid daartoe, opnieuw een paper in te leveren. Het beroep is ongegrond.

Volledige uitspraak (pdf, 272 kB)