Zaaknummer CBE 21.108

Zaaknummer: CBE 21.108
Verweerster: de Examencommissie Bedrijfskunde
Onderwerp: Taaltoets toelating master
Uitspraak: ongegrond

Naar het oordeel van het College is het niet onredelijk dat aan de toelating tot een Engelstalige masteropleiding objectieve en verifieerbare eisen worden gesteld aan de hand waarvan aangetoond dient te worden dat men de Engelse taal voldoende beheerst om met succes te opleiding te kunnen volgen. Door middel van een taalcertificaat kan op een objectieve manier het niveau van Engels van de kandidaten worden beoordeeld. Dat bepaalde categorieën studenten, zoals hierboven genoemd, geen taaltoets hoeven te doen is niet op voorhand als onredelijk of discriminatoir te bestempelen.

Het College begrijpt dat het voor appellant als frustrerend voelt om een Engelse taaltoets te moeten afleggen, ondanks dat Engels zijn officiële voertaal is. Het College heeft begrip voor het standpunt van appellant dat, gelet op het grote aantal landen in de wereld (het zijn er tientallen) waarbij het Engels (een van de) officiële landsta(a)l(en) vormt, de landen en lidstaten die in de Bijlage zijn vrijgesteld van het aanleveren van een taalcertificaat Engels, als een beperkte lijst overkomt. De vraag echter of in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat alle studenten die waar ook ter wereld met Engels als officiële voertaal zijn opgevoed over voldoende Engelse taalbeheersing beschikken om de masteropleiding te volgen en dus vrijgesteld zouden moeten worden van het overleggen van een taalcertificaat,  is  naar het oordeel van het College niet eenvoudig te beantwoorden. Het eisen van een taalcertificaat op C1 niveau of vergelijkbaar om duidelijkheid te verkrijgen over de voldoende beheersing van de Engelse taal is dan ook niet onredelijk of disproportioneel. Gelet op de beleidsvrijheid van het instellingsbestuur ziet het College dan ook geen aanleiding om deze toelatingseisen aan te merken als onredelijk of als discriminerend.

Volledige uitspraak (pdf, 192 kB)