Zaaknummer CBE22.041

Verweerster: het college van bestuur
Onderwerp: toelating master
Uitspraak: ongegrond

Ten aanzien van de vooropleidingen van appellante overweegt het College het navolgende. Het College stelt vast dat vanwege de verschillen tussen het Nederlandse en het Ghaneese onderwijssysteem, verweerster de daarbij gebruikelijke procedure van de Radboud Universiteit heeft doorlopen door de vooropleidingen van appellante te vergelijken en te waarderen met de Nederlandse bacheloropleiding. De vooropleidingen van appellante zijn door Admissions Office en de toelatingscommissie op basis van de richtlijnen van Nuffic gewaardeerd als een driejarige Nederlandse hbo-opleiding of twee jaar academisch onderwijs. Ook de curricula van de vooropleidingen van appellante boden onvoldoende aanknopingspunten om de vooropleidingen van appellante gelijkwaardig aan een Nederlandse bacheloropleiding te kunnen waarderen. Dit betekent dat de vooropleidingen van appellante niet voldoen aan de toelatingseis van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of een daaraan gelijkwaardige (buitenlandse) bacheloropleiding. Appellante heeft dit niet in overgelegde stukken gemotiveerd weerlegd. Verweerster heeft naar het oordeel van het College terecht geoordeeld dat de vooropleidingen van appellante onvoldoende basis bieden om toegelaten te kunnen worden tot de masteropleiding. Wel merkt het College op dat verweerster direct bij de afwijzing op het toelatingsverzoek haar besluit uitvoeriger had kunnen motiveren.

Volledige uitspraak (pdf, 136 kB)