Zaaknummer CBE22.089

Verweerster: de Examencommissie Economie
Onderwerp: Identificatie tentamen
Uitspraak: Gegrond

Het College stelt vast dat het legitimatiebewijs waarmee appellante heeft deelgenomen aan het tentamen enige maanden verlopen was en derhalve niet meer geldig. Ingevolge artikel 6 is een student verplicht om instructies op te volgen en ingevolge artikel 8 van de Huisregels worden studenten die geen geldig legitimatiebewijs kunnen overleggen niet toegelaten tot de tentamenzaal dan wel door de surveillant opgedragen om de tentamenzaal direct te verlaten. Het College constateert dat appellant het tentamen heeft kunnen afmaken en dat niet is komen vast te staan dat appellante van de surveillant een instructie heeft gekregen om de zaal te verlaten. De conclusie is derhalve dat niet gezegd kan worden dat appellante een instructie van de surveillant in de zin van art. 6 en 8 van de Huisregels niet heeft opgevolgd en dat dus ook van een vermoeden van fraude geen sprake is.

Naast het feit dat appellante het tentamen heeft kunnen afmaken, is het tentamen van appellante vervolgens ook nagekeken door de docent én is de uitslag daarvan aan appellante kenbaar gemaakt. Door de handelwijze van verweerster heeft appellante tegenstrijdige beslissingen ontvangen, hetgeen in strijd is met de zorgvuldigheid die verweerster in acht moet nemen.

Daar komt nog het volgende bij. Het doel van artikel 8 van de Huisregels is om de identiteit vast te stellen van degene die het tentamen maakt teneinde identiteitsfraude te voorkomen. Vaststaat dat noch bij de surveillant noch bij verweerster er ook maar de geringste twijfel is gerezen over de identiteit van appellante, nu zij wel een ID-kaart voorhanden had. Verweerster heeft ingevolge de Regeling Fraude bij de vaststelling van fraude de bevoegdheid om een tentamen ongeldig te verklaren. Door verweerster is nadrukkelijk in de stukken en ter zitting aangegeven dat zij de handelwijze van appellante beschouwt als een administratieve fout en niet als (een vorm van) fraude. Nu er in dit geval van (een vermoeden van) fraude geen sprake is, is er onvoldoende grondslag voor een dermate zware sanctie als het ongeldig verklaren van het tentamen, mede gelet ook op de bijzondere omstandigheden van dit specifieke geval zoals hierboven geschetst.

Volledige uitspraak (pdf, 141 kB)