Zoek in de site...

12-3

Redactioneel

"Een universiteit waar we trots op zijn".

Help, bestuursleden gezocht!

Spelletjesavond, ouderwets of hypermodern?

Het is maar een spelletje

Mystiek op het station

Oost west, thuis best

Wie maakt uit wat "wij" is?

Wij en het joodse volk

Samen-wetenschappen

10 van 1

Seekercity

Stream of consiousness

Geraakt

Samen-leving

Er bestaan individuen en dividuals. Volgens het artikel Samen-wetenschappen komen individuen in het westen voor en dividuals onder andere in de Pacific. In tegenstelling tot een individu staat een dividual niet op zichzelf. Een dividual is een persoon die gezien wordt als een bundel van relaties. In het westen zijn we geneigd te denken in termen van individuen en in combinatie met een overheersend realisme leidt dit volgens Willigis Jäger tot egomanie. Jäger pleit ervoor het probleem van egocentrisme aan te pakken door te gaan mediteren. Tijdens een verlichtingservaring zouden we dan de waarde van wijsheid en liefde leren kennen en ons intens verbonden weten met de wereld. In andere woorden, we worden een dividual.

Hoewel ik mezelf als een individu zie, ben ik toch zeker geen eilandje. Net als iedereen sta ook ik in relatie tot vele mensen. Als hoofdredacteur wend ik me nu tot u, als Nederlands burger mag ik stemmen en als vriend speel ik een spelletje. Sommige relaties bevallen beter dan andere, maar ze zorgen er allemaal voor dat ik verbonden ben met de wereld om me heen en dat ik keer op keer besef met andere mensen samen te leven.

Desalniettemin heeft Jäger een punt. Ik voel me niet betrokken bij iedere ander. Als ik meld de krant niet te hebben ontvangen, voel ik geen medeleven met de krantenbezorger die om vijf uur 's ochtends zijn bed uit moet. En de mensen die in mijn straat wonen, ken ik niet of nauwelijks. Ik heb alleen kennisgemaakt met mijn bovenbuurjongen en dat was midden in de nacht om te vragen of hij zijn muziek zachter wilde zetten. Ik leef eerder naast deze mensen dan met hen.

Onlangs werd de website Seekercity.nl gelanceerd. Deze site wil een online studentenstad worden waar de ‘inwoners' over hun persoonlijke en spirituele zoektocht kunnen praten. De virtuele samenleving rukt steeds verder op en daardoor lijken we soms te vergeten dat er ook nog een reële samenleving bestaat. Met reëel bestaande mensen leef je samen. Dat zijn de mensen die je groet op straat, die een boodschap voor je doen als je ziek bent en een pakketje voor je in ontvangst nemen. Zij leggen een hand op je schouder, zij zien wanneer je niet helemaal goed in je vel zit. Zie de ander aan van top tot teen en niet van scherm tot scherm.

Tanja van Hummel

"Een universiteit waar we trots op zijn"

Door Bas Kortmann

Rector Magnificus van de Radboud Universiteit Nijmegen

De eerste zondag van juni 2008. De laatste dag van ons zeventiende lustrum. ‘Beleef de Radboud', het universiteitsfestival op het Mariënburgplein, hartje stad. De zon scheen de hele dag. De banieren wapperden. Meer dan vijfentwintig standjes met wetenschap. Vijf locaties om het plein waar gedebatteerd werd over uiteenlopende onderwerpen. Honderden wetenschappers van de universiteit presenteerden zich voor meer dan vijfduizend bezoekers. Studentenverenigingen lieten zich zien. De muziek schalde tegen de gevels. Het plein zinderde van enthousiasme. Alle geledingen van de universiteit waren er: hoogleraren, studenten, medewerkers. Hier was de breedte van onze wetenschappelijke disciplines te zien. Hier discussieerden onze wetenschappers in alle academische vrijheid met elkaar en met het publiek over actuele maatschappelijke problemen. Het was zo'n moment waarvan je je achteraf realiseert dat hier de academische gemeenschap zich presenteerde.

Een academische gemeenschap is geen doel op zich. Ze is gestoeld op de twee kerntaken van de universiteit: onderwijs en onderzoek. Kerntaken die zijn ingebed in de maatschappelijke opdracht van de universiteit. Daarom financiert de overheid de universiteit. En toen de overheid, tot 1968, onze universiteit nog niet bekostigde, werd het onderzoek en onderwijs betaald door de katholieke gemeenschap die deze universiteit oprichtte en haar met guldens, kwartjes en dubbeltjes uit de Radboudcollecte financierde. De kerntaken van de academische gemeenschap zijn maatschappelijk ingekaderd. De oprichters van de universiteit wilden "het tekort der Katholieken in de Wetenschap" opheffen. Toen de universiteit werd gesticht, hadden de katholieken een maatschappelijke achterstand. 40% van de bevolking was katholiek, maar slechts 11% van de artsen, 18% van de juristen en 16% van de universitaire studenten. Van de 238 hoogleraren die ons land telde, waren er 2 katholiek. De katholieke emancipatie is inmiddels voltooid, maar de geschiedenis van de universiteit kleurt nog steeds de identiteit van haar academische gemeenschap. Ze laat zich mede inspireren door waarden als rechtvaardigheid, rentmeesterschap en barmhartigheid. Als katholieke universiteit staat ze in een oude maar vitale traditie van onderzoek, onderwijs en vorming. De Radboud Universiteit staat open voor vragen rond de relatie tussen wetenschap, samenleving en zingeving. Dat bleek ook tijdens ‘Beleef de Radboud'. De maatschappelijke oriëntatie is het kompas van onze academische gemeenschap.

Deze oriëntatie blijkt uit de doelen die de universiteit zich heeft gesteld voor haar onderwijs en onderzoek. Het opleiden van studenten, zodat zij in staat zijn "zich te ontwikkelen tot Europese burgers die verantwoordelijke posities in de samenleving kunnen innemen en die daardoor richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van de maatschappij." "Fundamenteel onderzoek is wezenlijk", zo zegt het Strategisch Plan. "Het vormt de basis voor de inhoudelijke ontwikkeling van de disciplines en de bijdragen die van daaruit kunnen worden geleverd voor de oplossing van maatschappelijke, complexe vraagstukken." Onze academische gemeenschap wil zo bijdragen aan de analyse en oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast wil zij het maatschappelijk debat voeden met kritische ideeën en bijdragen aan een wereld die meer is dan enkel economie en technologie.

Academische waarden

Ten tijde van ‘Beleef de Radboud' was de Radboud Universiteit verwikkeld in een kort geding. Het bedrijf NXP wilde de universiteit en hoogleraar Bart Jacobs verbieden de wetenschappelijke resultaten van een onderzoek naar de Mifare Classic Chip te publiceren op een congres dat najaar. De publicatie zou volgens NXP verregaande consequenties kunnen hebben voor de maatschappelijke veiligheid, omdat vele toegangspassen met de betreffende chip zijn uitgerust. De Radboud Universiteit, die NXP al in een heel vroeg stadium vertrouwelijk had geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek, bracht hiertegen in dat met een publicatieverbod de academische vrijheid van onderzoek, waaronder de vrijheid van publicatie, in geding zou komen. Wetenschappelijk onderbouwde resultaten van dit onderzoek moeten naar de mening van de universiteit vrij hun weg naar de samenleving kunnen vinden om ook maatschappelijke betekenis te krijgen.

De rechter deed uitspraak op de vrijdagmiddag van de Vierdaagse. Hij stelde de Radboud Universiteit in het gelijk. In een democratische samenleving zijn grote belangen gemoeid met het kunnen publiceren van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en het informeren van de samenleving over de tekortkomingen die de Mifare Classic Chip blijkt te hebben. Juist zo kunnen, volgens de rechter, maatregelen worden genomen tegen de risico's van het lek in de chip. De rechter meende bovendien dat de Radboud Universiteit zorgvuldig had gehandeld.

Deze uitspraak van die ‘vierdaagsevrijdagmiddag' is een mijlpaal voor academisch Nederland. Ze bevestigde de vrijheid van onderzoek en publicatie daarvan als een grondrecht. De academische vrijheid is een kernwaarde van onze academische gemeenschap. De academische vrijheid stelt eisen aan ons. We moeten betrouwbaar, transparant, objectief zijn. Het debat binnen de academische gemeenschap is vrij. Dat leren we onze studenten. We leren hen hoe je in academische artikelen met bronvermelding omgaat. Daarom treden we streng op tegen plagiaat. En daarom ben ik blij dat de Duitse minister van Defensie destijds niet aan de Radboud Universiteit is gepromoveerd.

Mijn Maastrichtse collega, rector Gerard Mols, sprak in zijn diesrede bij het 29-jarig bestaan van de Maastrichtse Universiteit over de rol van de academische gemeenschap: "Juist in periodes, zoals ons huidig tijdsgewricht, waarin waardes als "transparantie, betrouwbaarheid, objectiviteit en het vrije en open debat" worden gerelativeerd in de omgeving waarin de universiteit zich bevindt, is het van belang deze waardes binnen de academische gemeenschap extra aandacht te geven. De rol van de academie is met inachtneming van deze academische waarden, deel te nemen aan het maatschappelijk debat. Het is de plicht van de academie haar eigen waarden te bewaken. Als rector voel ik me hiervoor verantwoordelijk. Mijn collega Mols ook. Een rector magnificus is de hoeder van de academische waarden.

Onderlinge binding

Iedere gemeenschap heeft haar eigen tradities en symbolen. Ook een academische gemeenschap. We hebben onze toga's. Het cortège van meer dan duizend hoogleraren in Den Haag in januari dit jaar was niet voor niets zo indrukwekkend: de toga is het symbool van de professorale waardigheid. Door een toga staan we in de eeuwenoude traditie van ons ambt. Ook de tradities van de promoties, de oraties, de afscheidscolleges waarin de pedel voorop loopt in de stoet van hoogleraren, maken de academische plechtigheden tot veel meer dan bijvoorbeeld een vergadering van aandeelhouders van een beursgenoteerd bedrijf. We hebben onze symbolen: de rectorsketen en de pedellenstaf. Deze tradities en symbolen kleuren de academische gemeenschap en symboliseren de band met onze geschiedenis. Wetenschappers staan immers op de schouders van hun voorgangers.

Onderlinge binding ontstaat niet vanzelf. Daar moet je samen aan werken. Ik hecht als rector aan gelegenheden waar wetenschappers, studenten en medewerkers elkaar kunnen ontmoeten. Het academisch jaar heeft zo zijn eigen ijkpunten. Het begint al met de introductieweek voor de eerstejaars. Mijn voorganger Kees Blom heeft de Opening van het Academisch Jaar tot een festijn gemaakt waar meer dan duizend bezoekers komen en elkaar na afloop tijdens de receptie ontmoeten. De Dies met het Diesfestival is uitgegroeid tot een verjaardagsfeest waaraan meer dan drieduizend studenten en medewerkers meedoen. En daarnaast kennen faculteiten en opleidingen hun bijeenkomsten. Studentenverenigingen organiseren vele activiteiten en feesten. Het Soeterbeeckprogramma organiseert lezingen en debatten waar mensen uit alle faculteiten elkaar ontmoeten. En daarnaast hebben we nog het geluk over een prachtige compacte campus te beschikken waar iedereen elkaar kan ontmoeten. Een campus met tal van gezamenlijke voorzieningen als het sportcentrum, de refter, de bibliotheek, de studentenkerk.

Een goede levendige academische gemeenschap draagt bij aan het realiseren van de kernopdracht van de universiteit: onderwijs en onderzoek. Het is een belangrijke voorwaarde. De academische gemeenschap geeft wetenschappers kans hun ideeën te scherpen in het wetenschappelijk discours met collega's en hun inzichten interdisciplinair te ontwikkelen. Als studenten zich thuis voelen binnen onze academische gemeenschap komen ze gemakkelijker tot goede prestaties en krijgen ze de kans om ook hun andere talenten te ontwikkelen.

De dag na het Radboud Festival in de stad, kreeg ik een mailtje. Een collega schreef dat ze zich die zondag "een echte Radboudiaan" had gevoeld. Zelden heb ik me zo trots gevoeld op onze academische gemeenschap. ■

Help, bestuursleden gezocht!

Door Toon Lamberts

Praeses hoc tempore der Medische Faculteits Vereniging Nijmegen

Voor vrijwel elke studievereniging is de zoektocht naar nieuwe bestuursleden een zware klus. Studenten staan niet rijendik te wachten om een sollicitatiebrief in te mogen leveren. Ook al zouden ze dat wel doen, vind daar dan maar geschikte kandidaten tussen die samen een goed team vormen en een jaar lang goed met elkaar overweg kunnen.

Momenteel is het de vraag of er in de toekomst nog bestuursleden te vinden zijn. Een aantal recente ontwikkelingen stemmen ons somber. De plannen van het kabinet omtrent het hoger onderwijs spelen hierin een grote rol. Een jaar bestuur gaat maar al te vaak gepaard met studievertraging. Wanneer het een fulltime bestuursfunctie betreft is studievertraging logisch, maar ook parttime bestuurders lopen maar al te vaak vertraging op. De keuze bij parttime bestuurders om je niet in te schrijven voor (alle) vakken komt vaak voor, omdat besturen in de meeste gevallen niet te combineren is met voltijd studeren. Toch zouden studentbestuurders de boete van € 3.000, bovenop het wettelijke collegegeld moeten gaan betalen wanneer ze meer dan een jaar uitlopen. Dus na een jaar (fulltime) bestuur kun je het je niet veroorloven om ook maar één maand extra uit te lopen met bijvoorbeeld een stage, want dan heb je meteen een boete van € 3.000, aan je broek hangen. Het zou al erg helpen wanneer er een uitzonderingsclausule zou komen om studentbestuurders te ontzien.

Maar niet alleen de financiële gevolgen spelen mee met de keuzes die studenten maken op extracurriculair gebied. Het sociale aspect speelt ook een belangrijke rol. Men kiest bewust voor een bestuursjaar en ouders zijn het daar vaak in eerste instantie niet mee eens; zij moeten overtuigd worden van het nut van een bestuursjaar. Ook vrienden zullen zeggen dat je maar weinig tijd voor ze hebt en sport of werk schiet er vaak bij in. In die zin is een bestuursjaar zwaar, je zult pieken maar ook dalen meemaken. De maatschappelijke druk die er op nominaal afstuderen ligt is enorm, terwijl studenten juist niet als eenheidsworst de universiteit willen verlaten. Tijdens de introductie wordt er bijna ingestampt dat je verder moet kijken dan alleen je studie, zelfs door de docenten. Het is spijtig om er later achter te komen dat dat blijkbaar loze praat was. Ondanks het bovengenoemde ben ik van mening dat een jaar studentbestuur een geweldige toevoeging is aan je (studenten)leven. Niet alleen omdat het leuk is, maar ook omdat je er ontzettend veel van leert. Dit kan ik als bestuurslid van de Medische Faculteits Vereniging Nijmegen (MFVN) beamen.

De Medische Faculteits Vereniging is in 1952 opgericht en het bestuur bestaat idealiter uit zeven personen. Dit is wel eens anders geweest: eind jaren '60, begin jaren '70 heeft het MFVN-bestuur een aantal jaar uit slechts één of twee personen bestaan. Sindsdien is de MFVN uitgegroeid tot een grote en stabiele vereniging. Gelukkig is het de afgelopen jaren steeds gelukt om een voltallig bestuur te krijgen. Dit is een moeilijke opgave, omdat het bestuur van de MFVN fulltime is. Je stopt dus een jaar met studeren om je volledig te richten op het besturen van de vereniging.

Naast het feit dat de MFVN fulltime is, heeft de MFVN nog een bijzonder aspect. Als een van de weinige student-besturen hebben wij de zogenaamde dakpanstructuur. Dat wil zeggen dat het zevenkoppig bestuur op twee momenten in het jaar wisselt. In oktober wisselen er vier functies en in april drie. De meningen over dit systeem zijn verdeeld, maar binnen het bestuur wordt dit als erg prettig ervaren. Argumenten voor deze structuur zijn onder andere dat de continuïteit gewaarborgd blijft en dat het werk van vorige besturen beter voortgezet kan worden. Natuurlijk heeft de MFVN ook een inwerkperiode, maar het blijkt dat niet alle ‘ins and outs' van de vereniging overgedragen kunnen worden in deze periode. Lange termijnplannen zijn makkelijker uitvoerbaar en het is goed om elk halfjaar een frisse wind door het bestuur te laten waaien. Maar dit laatste kan ook meteen een nadeel zijn. Na een half jaar ben je eindelijk helemaal vertrouwd met de MFVN, alsook met alle bestuursleden en dan wisselt alweer de helft van het bestuur. De band onderling is natuurlijk beter wanneer je een volledig jaar met dezelfde personen in het bestuur zit. Toch wordt er binnen de MFVN al vijftien jaar met dit systeem gewerkt en er zijn geen plannen om dit te veranderen.

Op de medische faculteit zijn twee studieverenigingen te vinden, namelijk: De Tandheelkundige Faculteits Vereniging Nijmegen en de Medische Faculteits Vereniging Nijmegen. Deze twee verenigingen huisvesten zich overigens in twee verschillende gebouwen van de faculteit. Met circa 2800 leden is de MFVN de grootste van de twee en bestaat voornamelijk uit studenten Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen. Ondanks het grote ledenaantal heerst er toch een huiselijke sfeer op de medische faculteit en staat de MFVN bekend als een open en actieve vereniging. Er worden activiteiten op curriculair gebied georganiseerd, zoals discussies en studiegerelateerde cursussen, maar er zijn ook genoeg activiteiten die weinig te maken hebben met de studie. Zo is er elke eerste woensdag van het onderwijsblok het alom bekende MFVN-feest. Met een gemiddeld bezoekersaantal van 1000 personen is dit elke maand weer een succes. Ook zijn er elke maand sportactiviteiten en borrels.

Dit alles zou niet mogelijk zijn zonder commissieleden. Zij zijn dan ook erg belangrijk voor de MFVN en het is daarom niet verkeerd om ze af en toe nadrukkelijk te bedanken voor al het werk dat zij verrichten. Zo is er dit jaar gestart met een commissielid-van-de-maand verkiezing en een commissieledenborrel. Het jaarlijks terugkerende fenomeen ‘het CLuitje' (Commissie Leden uitje) wordt altijd zeer gewaardeerd. Op deze dag wordt er eerst een grote activiteit georganiseerd voor de circa 140 commissieleden die de MFVN rijk is, waarna alle commissieleden op een etentje getrakteerd worden en zij nog een kleinigheidje ontvangen voor hun inzet van het afgelopen jaar. Uiteindelijk wordt er dan afgesloten met een borrel.

Maar hoe zorg je ervoor dat elke commissie gevuld is? Bij de MFVN zijn er twee grote instroommomenten voor nieuwe commissieleden. Tijdens de introductie wordt er een intromarkt georganiseerd. Op dat moment is er de mogelijkheid voor de MFVN en al haar commissies om zich te presenteren aan de aankomende eerstejaars. Omdat we toch merken dat eerstejaarsstudenten tijdens de introductie nog erg afwachtend zijn, organiseert de MFVN nog een commissieledenmarkt in februari. We gaan er dan vanuit dat de eerstejaars tegen die tijd gesetteld zijn in Nijmegen en dat ze gewend zijn aan de studiedruk. We merken dan ook dat er weer een hele lading eerstejaars enthousiast is om commissielid te worden. Een voordeel van twee instroommomenten per jaar is dat je niet opeens een commissie hebt die helemaal leegloopt, zo ontstaat er in iedere commissie een mix van ervaren en nieuwe commissieleden.

Voor de vereniging is het van groot belang dat je niet in een sleur raakt. Elke maand dezelfde activiteiten organiseren begint saai te worden voor het bestuur en de commissies, maar zeker ook voor de leden en daar doe je het uiteindelijk voor! Je zult dan zien dat de activiteiten in populariteit afnemen en dat ze steeds minder deelnemers trekken. Een goede afweging welke activiteiten je organiseert en de promotie daarvan is daarom erg belangrijk. Het argument dat een activiteit georganiseerd moet worden, omdat die activiteit altijd al wordt georganiseerd, is zwak en als bestuur moet je hierboven staan. Het is lastig om je hiertegen af te zetten, maar het siert een bestuur zeer wanneer zij innovatief is. Aan de andere kant staat natuurlijk de professionalisering. Als bestuur bouw je voort op het werk van je voorgangers. Toch is het de bedoeling dat je met trots kunt terugkijken op een jaar bestuur. Het is natuurlijk ook een beetje ‘jouw' bestuursjaar, ook al doe je alles uit naam van de vereniging. Zelf zit ik pas op de helft, maar ik weet nu al zeker dat ik iedereen een jaar bestuur kan aanraden!

Studeren is mooi, studeren is fantastisch, ook al duurt het maar even! ■

Spelletjesavond, ouderwets of hypermodern?

Interview met Eric Wieser

Eigenaar spellenspeciaalzaak Moenen & Mariken te Nijmegen

Het lijkt erop dat het in studentenkringen weer populairder wordt om spelletjes te doen. Is dat inderdaad zo?

Dat er nu wat meer spelletjes gespeeld worden in de vorm van bord- en kaartspelletjes lijkt naar mijn idee alleen maar zo, omdat we lange tijd computerspelletjes hebben gehad. Mensen sloten zich voornamelijk op in hun eigen kamertje met één spelletje, misschien wel wereldwijd gelinkt aan andere mensen maar niet face-to-face. Op die manier is er wel een beetje een verschuiving gaande, maar tien jaar geleden vond die dus in de richting van de computerspelletjes plaats. Er bestaan en ontstaan wel verschillende spelvarianten, bijvoorbeeld rollenspelen of verzamelbare kaartspellen waar mensen af en aan interesse in tonen. Uiteindelijk is het aantal mensen dat spelletjes speelt gelijk gebleven.

Wat je de laatste tijd ziet, is dat ze weer meer in de huiskamer bij elkaar zitten met die bak borrelnootjes en een flesje bier erbij. Dus daarin zit eerder het verschil, niet zozeer in de hoeveelheid.

Zijn er dan misschien meer spelletjes op de markt?

Nee, die zijn er niet. Elk jaar worden duizenden (bord)spelletjes bedacht, alleen door het internet-tijdperk zijn deze makkelijker toegankelijk geworden voor mensen. Toen ik een jaar of 16 was, ging ik vaak naar Engeland en op de terugreis ging ik dan naar een heel grote winkel die spelletjes verkocht die in de rest van Europa niet te krijgen waren. Ik kwam terug met fietstassen vol met duizenden guldens aan spellen en was een soort dealer van spelletjes. Dat was toen de enige mogelijkheid, want er was geen internet.

Tegenwoordig is die markt met spelletjes veel toegankelijker geworden. Ook zijn er bedrijven gekomen die buitenlandse spellen in het Nederlands vertalen en hier uitgeven, zodat ik deze niet meer hoef te importeren. Mensen kunnen veel verder om zich heen kijken dan alleen maar in de stadswinkels om de hoek. Hierdoor lijkt het alsof het aanbod groter wordt, maar in werkelijkheid is dat niet het geval. Er worden niet meer spellen op de markt gebracht dan voorheen, maar ze worden misschien wel vaker gespeeld.

Hoe zit het dan met de verkoop?

Mijn omzet is heel stabiel, maar mij valt op dat mensen in plaats van een groot spel een wat kleiner spel kopen, dus bijvoorbeeld in plaats van Ticket to Ride kopen ze Bokken schieten. Als de omzet dan gelijk blijft, heb ik wel meer spellen verkocht. Gaan mensen dan meer verschillende spelletjes spelen? Nee, want Ticket to Ride kun je avond aan avond spelen en Bokken schieten kun je ook avond aan avond spelen. Ze hebben allebei een bepaalde waarde in de speelbaarheid.

Wat voor spellen worden vooral door studenten graag gekocht?

Beginnende studenten die voor het eerst op kamers gaan wonen, kopen vooral die spellen die ze van thuis kennen. Dat zijn veelal de klassiekers zoals Monopoly of de Kolonisten van Catan. Daarmee zijn ze opgegroeid en die willen ze dus ook hebben.

Worden er vooral spellen verkocht die door twee mensen gespeeld kunnen worden, of door grotere groepen?

Dat is eigenlijk altijd al hetzelfde: de voorkeur gaat het meest uit naar spellen die door twee spelers gespeeld kunnen worden. Dat is dan iets voor mensen die tijdens de week iets leuks willen doen in plaats van televisie kijken. Televisie kijken is in die zin een beetje op zijn retour. Er wordt nog steeds tv gekeken, maar het staat meer op de achtergrond, als onderdeel van het behang. Er wordt dus een spelletje gedaan, terwijl de tv aanstaat.

Het is wel zo dat mensen weer een beetje naar elkaar toe trekken. Ik denk dat studerende mensen misschien iets meer spelletjes met elkaar in een groep doen dan twee jaar geleden, maar dat verschilt per bevolkingsgroep. Wat mij wel opvalt is dat ik het gevoel heb dat als een huis of woongroep een spel koopt, dit leidt tot een soort samen-gevoel. ■

bordspel

Het is maar een spelletje

Door Leon Groenewegen

Dungeon Master en student natuurkunde aan de RU

Het is drie uur 's middags. Ik probeer een plakje zelfgemaakte notencake van de gastvrouw. De docente tegenover mij ook, haar hoogzwangere vriendin slaat over. We kletsen wat over de afgelopen week. De telefoon gaat. "Ah, dat zal Karin zijn." We halen haar op van het station. Het is kwart voor vier ‘s middags. "Vorige keer hebben we een tempel ontdekt en waren we wandschilderingen aan het overtrekken."

"Oh ja, en het karakter van Leon was nog bezig met zijn meditatie, toch?"

"Hoe laat is het eigenlijk? Vier uur? Dan moet ik over een uurtje de trein hebben."

Het is drie uur 's nachts. De bak chips op de vloer is al uren leeg. Irdyn, de level 15 Eladrin blood mage gooit zijn scorching burst op de zwarte draak. Geen optimale keuze, want de draak leeft in een vulkaan en is dus resistent tegen vuur. Maar het alternatief is vlak voor de draak gaan staan... geen goed plan. De dobbelsteen rolt.

"Crit! Met mijn dragonslayer wapen wordt dat achtendertig plus vier dee twaalf, voor vijfenzestig fire damage!" En brullend en bloedend stort de draak naar beneden, onder luid gejuich van de aanwezigen.

"Hoe laat is het eigenlijk? Kwart over drie? Oh."

Twee groepen waarmee ik met enige regelmaat Dungeons & Dragons (D&D) speel. Een rollenspel waarin de spelers in een fantasiewereld rondlopen en samenwerken om obstakels te overwinnen en mysteries te ontrafelen. Een dik boek geeft de regels voor reizen, handelen, vechten enzovoort. Een paar zelfgemaakte A4'tjes vertellen je wat de krachten van jouw personage zijn, die na elke avond beter worden. Af en toe worden er een stift, wat poppetjes en een blanco speelbord tevoorschijn gehaald om specifieke situaties uit te tekenen. Maar uiteindelijk is het de fantasie die bepaalt of je met draken vecht of wandschilderingen gaat overtrekken.

De eerste groep weerspreekt alle clichés. Je hoeft niet man, nerd of sociaal gestoord te zijn voor D&D. Je hoeft niet bloedfanatiek te zijn en de nadruk ligt niet op monsters verslaan. Onze poppetjes zijn Albert Heijn-smurfen en vaak halen we tijdens de hele sessie geen boek tevoorschijn. In deze vorm is D&D simpelweg een gezelschapsspel. We zouden ook Triviant, Monopoly of Poker kunnen spelen. De medespelers bepalen hoe leuk het is. Het spel is slechts een excuus om gezellig bij elkaar te komen.

De tweede groep daarentegen bevestigt alle clichés. Tot diep in de nacht zijn wij, allemaal bèta-mannen, volledig geconcentreerd op bloedstollende gevechten en intriges. Als spelleider (‘Dungeon Master') maak ik plattegronden op A0-formaat en elk van onze karakters heeft een bijbehorende miniatuur. Irdyn, bijvoorbeeld, is een lange man met puntoren en een zwarte mantel.

D&D is meer dan een excuus om af te spreken. Deze groep zou nooit samen Triviant, Monopoly of Poker spelen. D&D bindt ons. Ik merk hoe het mensen grijpt, omdat er buiten speeltijd doorgedacht wordt. Soms zie ik e-mails of hoor ik gesprekken van spelers die onderling hun strategie doorspreken en mysteries proberen te ontrafelen.

Op basis hiervan zouden de meeste mensen zich waarschijnlijk liever bij de eerste groep aansluiten. Maar ik zou zonder twijfel een andere keuze maken. Ben ik dan een nerd? Misschien wel. Maar vooral ben ik iemand die houdt van enthousiasme. Wat is er mooier dan het zo goed hebben dat je de tijd totaal vergeet? Wat is er leuker dan een afspraak hebben die zo bijblijft dat er nog weken over nagepraat wordt? Hoe kan je een avond beter beëindigen dan met luid gejuich? Ja, D&D bindt ons. Maar het blijft de groep medespelers die bepaalt hoe leuk het is. ■

compositie

Mystiek op het station

Door Tanja van Hummel

Research masterstudent taalfilosofie aan de RU

Dit artikel is een samenvatting van een interview dat Lucette Verboven had met Willigis Jäger en dat gepubliceerd is in: Verboven, L. (1999). Pelgrim in het leven. Estafette-gesprekken. Kappellen: Uitgeverij Pelckmans.

"Beelden van God zijn zoals een glasvenster. Ze laten het licht erachter wel zien, maar ze zijn het licht niet. Alle religies hebben glasvensters." Willigis Jäger, benedictijnermonnik en zenmeester is aan het woord. Zes jaar oefende hij in Japan en bracht oost en west samen.

Willigis Jäger werd geboren in 1925 in Hösback, Duitsland. Hij studeerde filosofie en theologie en koos voor een contemplatief leven als benedictijnermonnik en priester in de abdij Münsterschwarzach. Hij maakte talrijke reizen voor de katholieke ontwikkelingsorganisaties Missio en Miseror. In Japan werd hij zenmeester. Zowel de christelijke mystiek als de zenmeditatie staan centraal in Haus St. Benedikt waar hij mensen begeleidt. In 1981 kreeg hij van zijn Japanse meester een leeropdracht in de Sanbo-kyodan zenschool, verspreid over heel de wereld. Zo verweefde hij west met oost.

Mijn dierbaarste jeugdherinnering is een belangrijke ervaring die ik ooit in een kerk had. Ik herinner me de geur van wierook en de vele kaarsen rond het altaar waar een prachtige monstrans met een hostie stond. Een paar oude vrouwen baden de rozenkrans. Die hele sfeer van stilte, van energie, haalde me voor het eerst in mijn leven uit mijn dagelijks bewustzijn. Vanaf dat moment wist ik dat er achter al het vluchtige en oppervlakkige méér moest zijn. Die ervaring is mijn leven lang mijn leidraad gebleven.

Door mijn belangstelling voor contemplatie en mystiek werd ik benedictijn. Als novice deed ik bepaalde oefeningen, zoals het herhalen van een bepaald woord of een klank. Zo kreeg ik een ervaring waardoor ik me realiseerde dat er naast onze kenbare werkelijkheid een mystieke wereld bestaat.

Binnen de christelijke spiritualiteit is er echter geen levende leider voor deze contemplatieve of mystieke weg. In Japan ontdekte ik levende zenmeesters die hun ervaringen over de Weg aan hun leerlingen doorgeven. Ik ging bij hen in de leer en werd uiteindelijk zelf zenmeester.

Zen is gebaseerd op twee zuilen: wijsheid enerzijds en liefde en medeleven anderzijds. Wijsheid is het deelnemen aan de verwezenlijking van de werkelijkheid. In zen spreekt men van de werkelijkheid waarnemen zoals die is. Als ik echt een verlichtingservaring heb, resulteert dat in méér genegenheid en liefde voor anderen. Wijsheid en liefde zijn niet van elkaar te scheiden. Er bestaat geen echte liefde zonder die diepe ervaring van eenheid met alle mensen. Dat is eigenlijk ook de grondslag van de ethiek. Als ik ervaar dat de ander één is met mij en dat alle dingen één zijn, verdwijnt plotseling mijn ik-structuur en dan lijd ik ook met de ander mee. Het leed van de ander, evenals zijn vreugde, is ook mijn deel geworden.

Dat heeft gevolgen voor het handelen. Augustinus zegt: "Heb lief en doe wat je wilt." De liefde zal je zeggen wat je te doen hebt en de grenzen aangeven van wat je kunt doen. Wijsheid en liefde zijn twee zuilen van zen, maar net zo goed van het christendom.

Hoewel zen en het christendom gebaseerd zijn op deze twee zuilen, zijn ze niet met elkaar te vergelijken. Je kunt wel het christendom met het boeddhisme vergelijken of zen met mystiek. Boeddhisme en christendom zijn twee religies die allebei heilige boeken hebben, een leer, religieuze gebouwen, bepaalde rituelen en een eigen ethiek. Ik noem dat de exoterische religie. Op dit niveau kunnen we met elkaar discussiëren en bijvoorbeeld zeggen: "mijn geloof is het ware geloof en dat van jou is verkeerd." Godsdienstoorlogen hebben te maken met deze manier van denken en de hedendaagse interreligieuze dialoog situeert zich in dit kader.

Mij interesseert echter meer het niveau van de transconfessionele spiritualiteit: de spiritualiteit die bij min of meer alle religies dezelfde is. In het boeddhisme heet deze spirituele stroming zen, in het hindoeïsme yoga. De islam noemt deze stroming het soefisme, het jodendom de wegen van de Kabbala. Het christendom tenslotte heeft het over de wegen van de contemplatie en de mystiek.

Iedere geloofsrichting heeft naast zijn exoterische structuur, die de leer en de materiële organisatie omvat, ook een eigen esoterische structuur, die voor ingewijden bestemd is. Deze laatste wil mensen laten ervaren wat er in de heilige boeken staat. Iedere godsdienst moet zijn eigen heilige schriften en rituelen behouden. Eigenlijk zou iedere religie haar eigen venster steeds opnieuw moeten belichten.

Uiteindelijk willen alle religies dezelfde ervaringen aan gelovigen doorgeven. Er kan maar één bergtop zijn die voor alle religies dezelfde is, maar er zijn verschillende wegen naar boven. Als je boven bent, zul je zien dat al deze wegen hetzelfde doel voor ogen hadden. Op dit vlak ligt de eenheid van de godsdiensten, namelijk de ervaring van deze werkelijkheid op die bergtop.

De spirituele wegen naar deze bergtop hebben allemaal dezelfde grondstructuur. Een eerste facet is de verdieping van het bewustzijn door geconcentreerde aandacht. Alle spirituele of esoterische wegen zeggen hetzelfde: "Concentreer je gedachten en bewustzijn op één punt, bijvoorbeeld je adem, of zoals dat in zen heet, op de koan mu of in het hindoeïsme op het om, dan bestaat de mogelijkheid dat het bewustzijn zich opent en nieuwe vensters worden belicht.

Het woord ‘esoterie' heeft in onze samenleving een negatieve klank, maar dat is onterecht. Het woord komt van het Griekse woord ‘esooteros' en dat betekent ‘innerlijk, slechts voor ingewijden'. Alle mystieke wegen hebben als doel via die esoterische weg naar een ervaring te leiden.

Het grootste gevaar van deze tijd is echter dat we alleen nog rationeel gaan denken, dat de ik-structuur gaat overheersen. Dat leidt tot een vreselijk egocentrisme. Mensen lijden aan egomanie. Men denkt vaak in termen als: "Ik heb werk en daar sta ik niets van af."

Ooit hadden we dat egocentrisme nodig om onszelf als soort te handhaven. Alleen al om te kunnen overleven, hadden we woede en agressie nodig. Ook angst om bij gevaar hard te kunnen weglopen, hoort daarbij. Maar in dit stadium van onze evolutie zijn deze gevoelens contraproductief geworden en moeten we ze afremmen. Dit egocentrisme kun je op twee manieren bestrijden. Allereerst via de ethiek en het opleggen van voorschriften over wat je wel en niet mag doen. De tweede manier vergt veel tijd: de mens moet erin slagen een nieuwe bewustzijnsfase binnen te treden, die waarin hij aan den lijve ervaart dat hij één is met anderen, de wereld en God. Het mentale bewustzijn van vandaag de dag moet opgevolgd worden door het transpersonale bewustzijn. Het is dat van een diepere, meer omvattende ervaring, een mystiek stadium waarin we tot wijsheid en liefde komen. Misschien duurt het nog vele miljoenen jaren voordat we daar als mensen terechtkomen. Maar het is de enige redding die voor ons als ‘homo sapiens' is weggelegd.

Mystiek wordt echter vaak gezien als een vlucht uit de werkelijkheid. Dat komt inderdaad voor, vooral bij yoga waar de mens de neiging kan krijgen zich terug te trekken op een hoge berg en neer te kijken op de boze wereld. Dat is echter geen mystiek, maar pseudomystiek. Echte mystiek is op de wereld gericht, creatief, sociaal en weer naar buiten tredend. Een bekend voorbeeld is Dag Hammerskjöld, de eerste secretaris-generaal van de Verenigde Naties die ook mysticus was. Het doel van mystiek is zich te bewijzen in het alledaagse leven. Het mysterie vindt plaats in het Centraal Station. (glimlacht) ■

Oost west, thuis best

Reactie op ‘Mystiek op het station'

Door Misha Beliën

Masterstudent filosofie aan de RU en student bij zenmeester Rients Ritskes van Zen.nl

Rients Ritskes, de zenmeester bij wie ik in de leer ben, zegt dat we in het westen het beste het boeddhisme kunnen aanhangen en men in het oosten het beste christen kan worden. Hiermee stelt hij natuurlijk niet dat het christendom in het westen geen bestaansrecht heeft. In tegendeel, hij zegt daarmee hetzelfde als Willigis Jäger, namelijk dat iedere religie haar uiterlijke vorm voortdurend moet blijven onderzoeken. Dit gebeurt bij uitstek in een uitwisseling tussen culturen. Als de rituele beoefenaar zijn weerstand tegen het vreemde ritueel weet te overwinnen, ontspringt er aan zijn inspanning een meer universele vorm van liefde. Dat is de kern van het ritueel. De vreemde rituelen dringen zich aan de nieuweling op als een oefening die zijn leergierigheid stimuleert, terwijl het oude dogma hem verveelt en aandoet als een verplichting. Deze constructieve kracht in de overwinning van de weerstand is een inzicht dat mij tijdens meditatiesessies pijnlijk duidelijk is geworden.

Willigis Jäger is iemand die duidelijk op zoek is naar de inhoud van religie. Hij zoekt naar het meest omvattende binnenste waarvoor alle religieuze aankleding een medium is om met dit binnenste in aanraking te komen. Over het eendere doel van alle religies is hij glashelder:

Er kan maar één bergtop zijn die voor alle religies dezelfde is, maar er zijn verschillende wegen naar boven. Als je boven bent, zul je zien dat al deze wegen hetzelfde doel voor ogen hadden. Op dit vlak ligt de eenheid van de godsdiensten, namelijk de ervaring van deze werkelijkheid op die bergtop.

Ik ben het hier helemaal mee eens. Ik ervaar mezelf als een religieus wezen in die zin dat de grondeloosheid van de dingen me als het meest belangwekkend toekomt. Niet dat ik nooit verliefd en jaloers ben, of dat ik me nooit afvraag of mijn haar wel goed zit. Ik kan me daar behoorlijk druk om maken. Maar het bestaande gegeven, zoals ook mijn verliefdheid dat is, openbaart telkens weer de onbegrijpelijkheid ervan. Het onderscheid dat Jäger maakt tussen exoterisch en esoterisch is op deze openbaarde onbegrijpelijkheid van toepassing. Alleen op de esoterische, van binnenuit betrokken manier is het mysterie, dat de kern vormt van iedere religie, toegankelijk, ook al vertelt de religie op een exoterische manier wat de toegang ertoe is.

Het is interessant dat Jäger een cultuurkritisch punt naar voren brengt in verband met deze intieme verhouding met het mysterie. Het denken dat tevergeefs op een uitwendige manier de dingen probeert uit te leggen heeft een dominante rol in onze tijd. Jäger verbindt deze manier van denken, waarbij meer van afzonderlijkheid dan van verbondenheid wordt uitgegaan, met een culturele nadruk op het individuele ego. Of dit evolutionair ontstaan is blijft speculatie, maar ik sluit dat zeker niet uit. Hier vind ik het belangrijker dat deze nadruk door Jäger wordt gekarakteriseerd als een ondermijning van onze samenleving. De oplossing die hij biedt is de mystieke ervaring waarin een eigenwijs mentaal ‘bewustzijn' ruimte maakt voor een ‘transpersonaal bewustzijn'.

Ik zou dit met kracht in een stelling willen benadrukken: de mystieke eenheidservaring is de bron van alle waarachtige politiek. Anders gezegd: Een betere wereld begint bij jezelf, maar alleen dan wanneer je jezelf erin blijft oefenen dit zelf in eenheid met de wereld te zien. De zenpraktijk draagt daar tegenwoordig voor veel westerlingen aan bij. Het is avontuurlijk genoeg voor ons ego om mee te willen werken en ondertussen oefenen we ons in de kunst van het verbinden die de kern van alle religie uitmaakt. De verschillen tussen oost en west bieden ons uitdagingen die we nodig hebben voor onze spirituele groei. Ze bieden ons verschillende wegen om samen thuis te komen. ■

Wie maakt uit wat 'wij' is?

Over samenleving en politieke gemeenschap.

Door Evert van der Zweerde

Sinds 1988 verbonden aan de Radboud Universiteit, onderbroken door perioden in het buitenland. Sinds juli 2010 hoogleraar Politieke Filosofie, daarnaast directeur van het Centrum voor Ethiek en wetenschappelijk adviseur van het Soeterbeeck Programma.

Nederlanders zijn geneigd te denken dat "Nederland een democratie is" of dat "we in een democratie leven". ‘Democratie' als aanduiding van de algemene politieke vorm van een land of staat gaat terug op de klassieke typologie, met variaties terug te vinden in Plato's dialoog Politikos, Aristoteles' Politika en Cicero's De re publica. Het schoolvoorbeeld van een dergelijke democratie is vaak nog steeds de Atheense republiek van Perikles. De vraag is of deze klassieke indeling gehandhaafd kan worden. In letterlijke zin zeker niet. Het schema is op de kop gezet doordat democratie, van een empirisch zeldzame en vanuit normatief oogpunt eerder negatief beoordeelde vorm de zowel empirisch als normatief dominante norm geworden is. Bovendien zijn alle reëel bestaande politieke regimes mengvormen, waarin democratische, aristocratische en monarchische elementen gecombineerd worden binnen een rechtsstatelijk kader dat gekenmerkt is door de trias politica, oftewel de (onder-) scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht die toegeschreven wordt aan Montesquieu, maar in aanleg al bij Aristoteles te vinden is.

"Politieke gemeenschap" noem ik ieder geval van samen binnen dezelfde politieke vorm(en) leven. De prototypische politieke gemeenschap is, in de Westerse politieke traditie, de klassieke polis, de Griekse stadstaat. In de moderne tijd, sinds de Vrede van Münster (1648), is de (soevereine) natiestaat de dominante vorm. Dit is dan ook het eerste waar we aan denken. Er zijn echter vele andere vormen, die elkaar kunnen aanvullen en overlappen. Naast de situatie met één duidelijke vorm, bijvoorbeeld de natiestaat die enerzijds ingedeeld is in provincies en die weer in gemeenten (die we eerder bestuurslagen dan politieke gemeenschappen noemen), anderzijds lid is van grotere, op verdragen gebaseerde internationale verbanden, bestaan hiërarchisch geordende federaties en confederaties: de staten van de USA zijn, in tegenstelling tot de Nederlandse provincies, bijvoorbeeld wel politieke gemeenschappen. Verder zijn er situaties zonder één dominante politieke gemeenschap, die we als hybride aan kunnen duiden. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de Europese Unie, die als een trans- in plaats van inter-nationale politieke gemeenschap aangeduid moet worden. Hoewel de onderlinge verhouding juridisch vrij helder geregeld is, is het voor veel Europeanen niet duidelijk welk burgerschap het primaat heeft: dat van bijvoorbeeld het Koninkrijk der Nederlanden of dat van de Europese Unie. Volgens de logica van de natiestaat zou dit een hooguit tijdelijk acceptabele situatie zijn. Op den duur zou de EU hetzij terug moeten evolueren naar een internationaal verband, hetzij moeten overgaan naar een federale of confederale structuur. Ik zou de hypothese willen opwerpen dat, integendeel, deze hybride situatie wijst naar een mogelijke toekomst waarin mensen gelijktijdig lid zijn van meerdere, eventueel zelfs vele politieke gemeenschappen, zonder dat dit noodzakelijk tot problemen leidt. Dat betekent niet het einde van de natiestaat, zoals sommigen denken, maar wel het einde van de eenzijdige dominantie van die vorm.

Wanneer "politieke gemeenschap" de algemene aanduiding is voor iedere instantie van samen binnen dezelfde politieke vorm(en) leven, dan is de vraag waar dit vandaan komt: waarom is er zoiets als "politieke gemeenschap"? Twee traditionele antwoorden zijn, enerzijds, dat de mens er van nature toe geneigd is met anderen in een geordend verband samen te leven en, anderzijds, dat de mens daar weliswaar niet van nature toe geneigd is, maar kan inzien dat het de enige manier is om dat waartoe hij wel geneigd is, te weten, zelfbehoud, te realiseren. Een derde antwoord, dat ik hier uit zal werken, luidt: mensen bevinden zich, enerzijds, reeds in een vorm van samenleven met anderen, voordat de vraag of ze daartoe vanuit zichzelf wel of niet geneigd zijn zich voordoet, of zelfs als vraag gesteld kan worden. Ze treffen zichzelf altijd al samenlevend aan. Anderzijds verhouden mensen zich tot zichzelf als denkende, willende en handelende entiteiten ("individuen"), omdat mens-zijn ‘verhouding-zijn' is. Ze kunnen dit op uiteenlopende wijze doen: affirmerend, relativerend, subverterend, negerend. Dit geldt in alle situaties van samenleven: ook in een gezin kunnen de gezinsleden zich op uiteenlopende wijze tot hun gemeenschap verhouden. Het is altijd en overal als individu dat mensen gemeenschapslid zijn. Dit impliceert een spanning die zowel in het "atomistische" model van samenleving als een aggregaat van zich vrij tot elkaar verhoudende individuen, als in het "holistische" model van een organisch geheel van harmonisch op elkaar afgestemde (onder)delen eenzijdig opgeheven wordt. Daarom moeten beide modellen afgewezen worden ten faveure van een derde model dat ik "synergisch" zal noemen.

In dit synergische model worden mensen primair opgevat als soortelijk gelijke bundelingen energie die reeds met elkaar verbonden zijn en op elkaar inwerken. Ze kunnen zowel positief als negatief op elkaar betrokken zijn en in beide gevallen gezamenlijke effecten hebben. Het is een misvatting te denken dat menselijke individuen als het ware neutrale entiteiten zouden zijn die al dan niet op elkaar betrokken kunnen zijn. Zowel een positieve als een negatieve onderlinge betrekking heeft in beide gevallen directe en indirecte effecten op "derden", en niet alleen dan wanneer die "derden" bijvoorbeeld als scheidsrechter bij een conflict betrokken worden. Iedere dergelijke betrekking staat, maar tegen de achtergrond van een reeds gegeven algemene verhouding die de reële mogelijkheidsvoorwaarde van iedere concrete verhouding vormt. Ik duid deze algemene verhouding aan als "achtergrond-wij." Het gaat om het besef tenminste "mens-zijn" gemeenschappelijk te hebben dat zelfs, om een extreem geval te noemen, verondersteld is in zogenoemde misdaden tegen de menselijkheid of in de ontzegging van menselijkheid aan bepaalde groepen. Het gaat hier niet zozeer om erkenning als wel om de herkenning van een ander als mens, die aan iedere erkenning of onthouding daarvan voorafgaat. Tegen de achtergrond van dit algemene "wij" kunnen mensen een concreet "wij" vormen, dat altijd een uitgesloten "zij" impliceert.

Politieke gemeenschap is aldus een concreet "wij", dat zeer "dun" ingevuld is als het omschreven wordt als de gedeelde aanvaarding van een aantal regels die het onderlinge verkeer van individuen regelt. Het kan ook veel "dikker", als een hechte en homogene Gemeinschaft. Wat daarbij politieke gemeenschap van allerlei andere vormen van gemeenschappelijkheid onderscheidt, zijn de gedeelde politieke vormen: begrensd territorium/domein, machtsverhoudingen, wetten, burgerschap, enz. "Politieke gemeenschap" is dus niet per se het "gesloten homogene geheel" van de communitaristen, maar ieder geval van samen binnen dezelfde politieke vorm leven. Dat kan "dikker" of "dunner" en het kan zowel singulier als pluraal. Mijn stelling is dat onze politieke realiteit er in toenemende mate één is van meerdere elkaar overlappende politieke gemeenschappen. Voor ieder van die politieke gemeenschappen geldt een drieledige structuur die door Rousseau aangeduid is met de trias burger-gemeenschapslid-onderdaan. Het probleem is niet deze trits zelf, maar het uitgangspunt dat ieder individu deze verhouding slechts ten aanzien van één politieke gemeenschap kan hebben, hetgeen bijna automatisch leidt tot het drogbeeld van het éne, organische politieke lichaam.

De scherpste hedendaagse criticus van dit drogbeeld was de in 2010 overleden Franse politiek filosoof Claude Lefort. De moderne, liberale democratie zoals we in Nederland kennen is volgens hem verbonden met het teloorgaan van de "punten van zekerheid". Wanneer er op geen enkele wijze meer verwezen kan worden naar een door allen gedeelde perceptie van de maatschappelijke realiteit en wanneer bovendien, in een plurale samenleving, iedere positie, ieder perspectief in principe legitiem is, dan kan politieke gemeenschap nog steeds bestaan, maar dan is er niet langer zoiets als "de samenleving" als het gedeelde object van kennen, willen en handelen van de leden van die politieke gemeenschap. Integendeel, "de samenleving" is dan dat object dat de leden van een gegeven politieke gemeenschap, op plurale wijze en zonder voorafgegeven criteria, produceren en reproduceren. Lefort heeft laten zien dat het legitieme bestaan van conflict de kern van democratische verhoudingen is: als er de facto geen conflict is, is iedere vorm van politiek overbodig. En als er de jure geen conflict mag zijn, d.w.z. als conflict niet legitiem kan zijn, is iedere vorm van politiek, dus ook democratische, ongewenst. Deze keerzijde komt naar voren in de illusie van het volk-dat-één-is, dat de liberale democratie als een schaduw begeleidt en dat zich politiek manifesteert. Deze illusie toont zich in de vorm van populisme en xenofobie. De "eenheid" van de politieke gemeenschap is slechts op symbolisch niveau aanwezig en de claim deze eenheid politiek te belichamen - het innemen van de lege plaats van de macht - betekent het einde van (liberale) democratie.

Vandaar dat Lefort de metafoor van het "politieke lichaam" waarvan de verschillende delen in hun functionaliteit op elkaar afgestemd zijn, zoals ook het geval is met het menselijk lichaam, vervangt door de aan zijn leermeester Maurice Merleau-Ponty ontleende metafoor van het "sociale vlees", dat gedefinieerd kan worden als het vlees van het politieke. Dit "vlees" is niet één, maar veel. "Vlees" verwijst niet alleen naar de lichamelijke of vleselijke dimensie. Ook wanneer we "mens" opvatten als "eindige lichamelijke geest", dan blijft de vleselijke dimensie relevant, zeker wanneer we spreken over bijvoorbeeld democratische repertoires: het zijn lichamen die een plein vullen, het is bloed dat vloeit, het is vlees dat beweegt in een demonstratie.

Leforts stellingname dat "de samenleving" geen reëel bestaande entiteit is, dient letterlijk genomen te worden. "De samenleving" is nooit een gegeven iets, maar iets dat als object van kennen, willen en handelen telkens opnieuw discursief gegenereerd wordt en als zodanig ook altijd zelf ter discussie staat. Oftewel: wat precies "de samenleving" is waarover de leden van een bepaalde politieke gemeenschap moeten delibereren en besluiten, is niet evident, maar is zelf object van politieke meningsvorming. De vraag, bijvoorbeeld, of de productie en consumptie van goederen die voor het menselijk bestaan onontbeerlijk zijn wel of niet een zaak van "politiek" is, is niet alleen zelf, als vraag, bij uitstek politiek, maar genereert ook, naar gelang het antwoord, een andere "samenleving", nl. één waarin politiek en markt al dan niet gescheiden zijn. Hetzelfde geldt voor vragen naar religieuze, etnische of culturele identiteit, zoals de vraag naar de verhouding tussen religie en politiek (vaak verengd tot die tussen "kerk" en "staat") en naar regionale autonomie. Afhankelijk van hoe de scheidslijnen getrokken worden, is er ook daadwerkelijk sprake van een andere samenleving. In eerste instantie toont deze andere samenleving zich op symbolisch niveau, maar vervolgens ook op institutioneel niveau en tenslotte op het niveau van reële en materiële effecten. In een samenleving waarin kerk en staat gescheiden zijn, komen kerkgebouwen op andere plaatsen terecht.

De vraag wat "de samenleving" is, is verbonden met het onderscheid tussen "de politiek" en "het politieke". Zoals Marchart heeft laten zien, gaat het niet zozeer om de precieze bepaling van waar deze begrippen naar verwijzen. "De politiek" duidt bij de meeste denkers op dat wat ook wij spontaan "de politiek" noemen: politieke partijen, verkiezingen, vertegenwoordigende lichamen, regering, enz. Wat "de politiek" is, is echter afhankelijk van het aanbrengen van een scheiding, dat wil zeggen van de bepaling van wat "de samenleving" is en van de instelling en reproductie van een veelheid van instituties. Het onderscheid met "het politieke" verwijst naar dit feit en laat zien dat de maatschappelijke realiteit nooit met zichzelf identiek is.

Iedere politieke gemeenschap, tenslotte, kan op meerdere niveaus, in uiteenlopende mate en op verschillende wijzen de kwaliteit "democratie" bezitten, in de vorm van (altijd) gedeeltelijke realisatie van één of meer van de drie elementaire democratische principes: gelijkheid, identiteit van regerenden en geregeerden, en "demische" soevereiniteit (ik vermijd het woord "volkssoevereiniteit" omdat dat een te sterker connotatie van "het éne volk" bevat). Deze altijd gedeeltelijke realisatie bewerkstelligt in iedere politieke gemeenschap legitimiteit van politieke macht en bestuur. Het genereert commitment van de betrokkenen en het maakt het mogelijk om maatschappelijk conflict, van welke aard ook, te transformeren in politieke strijd die, na discussie, door bijvoorbeeld een stemming beslecht kan worden. Democratische politieke gemeenschap is daardoor altijd en overal mogelijk en ze is principieel onbepaald, want zichzelf telkens opnieuw bepalend. ■

democratie

Wij en het joodse volk

Door Eva Martens

Student Master Theologie

Ik sta alleen, geen God of maatschappij

Die mijn bestaan betrekt in een bezield verband

Deze regels citeert Huub Oosterhuis in het begin van zijn boek Ik versta onder liefde. Ze komen uit een gedicht van Hendrik Marsman, geschreven vlak voor de Tweede Wereldoorlog, maar zijn ook veel mensen vandaag nog op het lijf geschreven. Waar horen we nog bij? Waar kunnen we nog in geloven?

De aanhang van de meeste kerken in Nederland is de afgelopen decennia sterk teruggelopen. De christelijke religie vormt, zo lijkt het, voor steeds minder mensen een identificatiebron in maatschappelijk verband. Daarom is het des te opmerkelijker dat de identificatie met de joods-christelijke traditie als motief de laatste jaren plotseling is opgedoken in de politiek. In het partijprogramma van de Partij voor de Vrijheid (PVV) stelde Geert Wilders in 2006 dat artikel 1 uit de grondwet moet worden geschrapt. Het voorkomen en bestrijden van discriminatie zou moeten wijken ten dienste van het behouden en beschermen van de joods-christelijke en humanistische traditie die Nederland zou typeren.

Op de term ‘joods-christelijk' is veel kritiek gekomen. De term zou ‘misbruikt' worden om intolerante standpunten ten aanzien van islamitische Nederlanders te rechtvaardigen. Daarnaast zou de suggestie dat zoiets als een joods-christelijke traditie ten grondslag zou liggen aan de huidige Nederlandse cultuur onterecht zijn. De term ‘joods-christelijk' is volgens historicus Leon Poliakov na de Tweede Wereldoorlog uitgevonden, voortkomend uit een schuldcomplex vanwege de vroegere antisemitische houding van het christendom. Daartegenover klinken ook andere stemmen, bijvoorbeeld van theologen zoals Oosterhuis, die wel zoeken naar een verbinding met de geschriften en de geschiedenis van het joodse volk.

Het is duidelijk dat de huidige tendens in de politiek om terug te grijpen op een (vermeende) joods-christelijke traditie te maken heeft met de angst voor een andere religie: de Islam. In de ontmoeting met een andere, wellicht helderder omschreven identiteit, groeit de behoefte een eigen identiteit te kunnen hooghouden. Het verlangen ‘trots te zijn op Nederland' is een alomtegenwoordig motief in de politiek. Er lijkt echter een pijnlijk punt te worden aangesneden als het gaat om de inhoud van die boodschap: wat is precies de Nederlandse cultuur? Prinses Máxima bekende in een persoonlijke toespraak over haar ervaringen in Nederland dat ze na zeven jaar de Nederlandse identiteit niet heeft gevonden. Ze concludeerde dat dè Nederlander niet bestaat. Dit bleek een trap tegen het zere been te zijn. Ze werd vanuit de politiek en in de media fel berispt.

Het is de vraag of we historisch gezien de Nederlandse identiteit moeten zoeken in verbinding met ‘het joodse volk'. Desalniettemin is het opmerkelijk dat er overeenkomsten kunnen worden herkend als we nader naar de motieven kijken. Laten we dus eens doen wat Wilders voorstelt en ons proberen te identificeren met het joodse volk.

Achter de wetten, verhalen van de heilsgeschiedenis, openbaringen en liederen schuilen, misschien meer dan we vermoeden, ook onze gevoelens en idealen. Het verlangen naar een gemeenschappelijke identiteit, een groter verhaal, de angst voor de vreemdeling, maar ook het verlangen naar rechtvaardigheid, gedeelde wetten en verantwoordelijkheden...

Historisch onderzoek naar de achtergrond van de joodse heilige boeken heeft in de afgelopen decennia onthuld dat deze niet gelezen dienen te worden als een geschiedenisboek. Mario Liverani toont zijn in studie Israel's History and the History of Israel aan hoe groot het verschil tussen de verhalen en de feitelijke historie soms is. Van een massale uittocht van het volk uit Egypte is volgens Liverani geen sprake geweest. Bij opgravingen is wel een inscriptie uit de Egyptische oudheid gevonden, waarop het joodse volk wordt genoemd. Zij zouden volgens de inscriptie door farao Mernepta zijn uitgeroeid...

In vermeldingen over de samenlevingen die zich in de eeuwen daarna vormden in het gebied dat nu Israel heet, wordt echter lange tijd niet meer gerefereerd aan het joodse volk. De God Jahweh was toen nog niet bekend, dit blijkt een lokale cultus uit Hebron die waarschijnlijk door koning David eeuwen later werd geïmporteerd. Ook daarna nog speelde deze cultus lange tijd een bescheiden rol als één van de vele tradities die naast elkaar bestonden. De mondelinge overlevering die ten grondslag ligt aan de geschriften blijkt feitelijk een pluriform geheel van verscheidene culturele invloeden te zijn: een bonte verzameling van mythen, godsbeelden, leefregels en volksverhalen.

In tegenstelling tot wat sommige teksten van het Oude Testament de lezer willen doen geloven, ontstond volgens de meeste theorieën een groot deel van de geschriften van de joodse wet en geschiedenis in de 6e eeuw voor Christus tijdens de overgang van het Assyrische Rijk naar het Perzische imperium. Onder invloed van onrusten tijdens de Assyrische overheersing was de elite uit het volk gedeporteerd en leefden in ballingsschap in Babylonië. In deze periode van politieke verschuivingen en onrusten waren meerdere volken op zoek naar het bevestigen van hun identiteit, ook door de Babyloniërs werd in deze periode een nieuwe mythologie geschreven.

De ballingen leefden in relatieve vrijheid, ze mochten zich religieus en politiek organiseren en vormden marginale minderheden. Ze werden in deze periode, door de ontmoeting met andere volken, tradities en godenverering, gestimuleerd hun eigen identiteit af te zetten tegen de vreemde omgeving.

Bij de terugkeer van de ballingen in Israel was weinig over van de vroegere beschaving, de tempel en de stad waren verwoest, staat er geschreven, hoewel wetenschappers erover twisten of deze eerdere tempel echt heeft bestaan. Men begon aan de heropbouw van de stad, er kwam een nieuwe tempel in 515 v. Chr. Rondom die tempel ontstond een cultuur van bezinning op verleden en toekomst en toen pas werd veel van de mondelinge traditie van verhalen, liederen, wetsvoorschriften en spreuken opgeschreven en samengesmeed.

De herinnering aan de ballingschap en het vormen en richting geven aan een nieuwe samenleving zijn sleutelmotieven in de teksten. Er is bijvoorbeeld een sterk ethisch appel te herkennen, door het geheel van de geschriften heen, dat uitgaat naar de hulp en bescherming van vreemdelingen, verschoppelingen, marginalen en zwakken. De ervaring van het vreemdelingschap resulteert in een ethiek van radicale naastenliefde en solidariteit, juist in verscheidenheid. Dat de uittocht uit Egypte waarschijnlijk niet op de wijze heeft plaatsgevonden zoals die wordt beschreven, wil niet zeggen dat de opgeschreven geschiedenis daardoor niets te zeggen heeft, geen enkele waarheid bevat. Dit verhaal biedt een kader voor de ervaring van bevrijding die het leidende ideaal is van de geschriften. Zo wordt de geschiedenis en de toekomst van het volk met elkaar verbinden en wordt een eenheid gesmeed. De verbondenheid werd gedeeld in het visioen van een God die bevrijd heeft en zal bevrijden.

Anderzijds is ook het motief van ‘angst voor de ander' terug te vinden in sommige van de geschriften. De dreiging voor vernietiging en verlies van identiteit blijft voortdurend aanwezig. Dit is bijvoorbeeld te herkennen in uitingen van geweld en minachting ten aanzien van andere volken en het taboe op vermenging.

Uit angst, maar ook uit het vurige verlangen een richting te geven aan een samenleving die tot vrede zou kunnen leiden, werden de vijf boeken van Mozes en de profetische interpretaties van de Thora gecomponeerd, geredigeerd en vastgesteld.

Welke boodschap in de geschriften gelezen wordt, die van onverdraagzaamheid of juist van naastenliefde en solidariteit, is aan ons. Hoe willen we ons herkennen in dit volk dat ons voorging in de zoektocht naar hoe samen te leven? Ik wil bij dezen mijn hoopvolle stem uitbrengen voor de liefdevolle identificatie. Ik eindig daartoe met een citaat van Oosterhuis waarin hij de boodschap van de Thora-bibliotheek samenvat:

Jij, mens, wie je ook bent, heb liefde tot je naaste die is zoals jij een nietig ontzagwekkende levende ziel, een ander mens die bestaansrecht heeft zoals jij; geef elkaar dat recht, gelijkwaardig zoals je bent, zo verschillend als je bent; wees solidair met elkaar.

Samen-wetenschappen

Door Thomas Widlok

Sinds 2008 hoogleraar Sociale en Culturele Antropologie, aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Afgestudeerd aan de London School of Economics.

Het woord ‘samenleving' is een samengevoegd woord waardoor het lijkt alsof er leven mogelijk is zonder samenleven. Voor een mens is het leven echter niet denkbaar (laat staan leefbaar) zonder anderen - hoewel de extreme versies van westers individualisme dit zo laten lijken.

Wij zijn gewend dat samenleven gepaard gaat met problemen - alleen al omdat "problemen in de samenleving" in bijna elke kersttoespraak of troonrede ter sprake komen. Sociaal- en Cultuur Antropologen hebben een breed beeld van deze problemen, maar ze kennen ook zienswijzen waarin het samenleven als niet problematisch gezien wordt, in de zin dat men het als gegeven en onvermijdelijk ziet. In delen van de Pacific, voornamelijk in Melanesië, wordt vaak beschreven dat het probleem niet het samenvoegen van geïsoleerde personen is, maar juist het verwerven van een individueel profiel door competitieve "gift giving".

Het westerse wereldbeeld gaat ervan uit dat iedere mens alleen ter wereld komt en pas daarna in een langdurig proces sociale relaties opbouwt. De mens gezien als een individu, een ondeelbare entiteit. Daarentegen gaat men er in Melanesië vanuit dat je een bundel van relaties bent. Nog voor je geboorte ben je al alleen maar relaties: kind van je ouders, lid van je familie enz. Je krijgt een individueel profiel door strategisch sommige relaties te benadrukken, en door het aanbieden en ontvangen van giften. Je profileert jezelf door een varken te geven of de taro knollen die je met je echtgenoot hebt laten groeien; of je ruilt zeldzame mosselschelpen en creëert daarmee nieuwe verbindingen en materialiseert de relaties in objecten. Antropologen hebben voorgesteld deze opvatting van personen "dividuals" te noemen, omdat de giften die men uitwisselt een deel van jouw persoon en jouw relaties voorstellen.

Je zou kunnen denken dat de samenleving in Melanesië er een is van naïeve natuurmensen, die altijd in harmonie en zonder prestatiedruk leven. Uiteindelijk is het Melanesische streven naar een individueel profiel echter competitief (zowel als coöperatief) en levert het zijn eigen problemen op. Maar het belangrijkste punt is dat de relatie, het leven samen met anderen, in de Pacific het "onproblematische" uitgangspunt is. Samenleven is een gegeven, de individualiteit die je bereikt niet. Dat geldt zowel bij het opgroeien van ieder jong persoon als in de lokale theorie over het universum.

Hoe verschillend de Malenische samenleving ook is van de onze, toch zijn er overeenkomsten. In Europa lijkt het soms ook alsof de discussie over "samenlevingsproblemen" niet vooruitgaat zonder dat er meer over de personen nagedacht wordt. Toch is er wel een duidelijk verschil, namelijk de hier verspreide illusie dat je van begin af aan een op zichzelf staand en absoluut individu bent in plaats van een subject dat onvermijdelijk sociaal en cultureel is ingebed. Je bestaat nooit zonder lichamelijke relaties met anderen. Desalniettemin zijn wij gewend onszelf, en onze samenleving, te bekijken zoals wij het sociale leven van insecten beschouwen. Van deze excentrische positie lijkt het alsof wij onze positie zomaar even kunnen veranderen, alsof wij eerst compleet op ons zelf zijn en van daaruit onze samenleving vrij (moeten) kiezen, en dat daardoor een hoop problemen ontstaan die wij anders "op zich" niet hadden. Deze illusie van afgezonderd-zijn te ontmaskeren is de hoofdtaak van kritische maatschappijwetenschappen. En overigens zou je ook wetenschap niet zonder anderen kunnen doen. De relatie tussen student en docent lijkt meer op een uitwisseling in Melanesië dan een verkoopster-klantrelatie. Het is altijd samen-wetenschappen. ■

4 van 10 van 1

Annemiek Godefrooy (57) is studentenpsychologe van de RU en HAN en lid van de beleidsraad van de studentenkerk.

Mijn leven heeft een wending genomen toen...

... mijn vader overleed. Toen besefte ik echt voor het eerst dat het leven ophield. Ik was alleen maar bezig met de toekomst van mijn kinderen, het ging altijd over later. Ik besefte ineens dat het ook over nu gaat. Daarvoor dacht ik ‘ik ga eerst dat en dat doen en dan ga ik even zitten' terwijl je ook kan zeggen ‘ik ga gewoon even zitten'. Voor mijn vader was er geen nu meer. Hij was misschien zeventig jaar bezig geweest met ‘straks' en pas de laatste twee jaar met het nu. Ik dacht ‘ik ben 37 en kan er ook nu aan beginnen.' Bij mij houdt het ook een keer op, ik wil nú reizen, niet na mijn pensioen. Mijn man en ik kopen een ticket naar een land, doen de tas op de rug en vinden ons pad. We hebben net gidsen gekocht voor Costa Rica en Panama en willen ook nog naar Indonesië, China en Mongolië.

Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?

Als we naar een feestje gingen, gaf mijn moeder mij en mijn zus de raad: "Niet voordringen en bedanken na afloop." In de jaren vijftig was er niet veel snoep en als je bescheiden en niet op tijd was had je niets meer. Dus ik zei tegen mijn zus: "Dat bedanken na afloop houden we erin, maar in geval van schaarste moet je voor jezelf opkomen."

Toen ik zwanger was van mijn eerste kind speelde ik de slechte moeder in een therapeutisch rollenspel. Ik was bang dat ik geen goede moeder zou worden en de therapeut die het begeleidde zei: "Don't try to be a good mother, try to be yourself." Streef niet iets na wat je misschien niet kunt waarmaken of wat niet bij je past, maar ga altijd van jezelf uit. Als je jezelf bent, blijkt wel of je een goede moeder bent of niet. Dit geldt voor alles: ‘Don't try to be a good therapist.' Wees jezelf, maar wel met de wijsheden en opleiding die je hebt. Als je streeft iemand te zijn die je niet bent, gaat het altijd mis.

Gelovig, atheïst of anders?

Ik ben het geloof ik alle drie. In Laos zag ik hoe godsdienst kan zijn. Er was een jongen die niet zei "Dit is mijn rijst," maar "Dit is rijst die ons gegeven is. Ik zorg er wel voor, maar jij mag er ook van eten als jij geen rijst hebt. Je moet er natuurlijk wel voor betalen, maar een hogere macht heeft ons in staat gesteld om van zo'n korreltje een plantje te maken." De jongen nam ons mee naar een bijzondere, onbekende grot en begon een soort Gregoriaanse liederen te zingen. Ik kreeg kippenvel. Zijn houding was ‘alles is door God gegeven en ik wil jullie laten meegenieten.' Ik heb het beeld van een God met bestraffende vinger achter me gelaten, maar ik geloof wel dat er iets is wat maakt dat ik me kan verwonderen en voel wat zo'n jongen bedoelt en dat ik met andere ogen naar de rijst ga kijken.

Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema ‘Samen-leving'?

Het maatjesproject is een voorbeeld van echt samenleven op de universiteit. Je helpt een medestudent met autisme of ADHD. "Jij komt wat tekort in organisatie of in overzicht, ik heb dat niet, dus help ik jou." Daar word ik heel blij van. ■

Seekercity

Door Didi de Mildt

Project manager Seekercity, life coach en studentenpastor in Arnhem en Wageningen

Seekercity is a student life quest community. Share your thoughts on life, give and receive support, find people and their paths. (home page Seekercity)

Seekercity is al enige jaren in ontwikkeling. Het begon als een toekomstvisie bij een paar mensen binnen het Arnhems Studentenpastoraat en is vervolgens uitgewerkt met bijdragen van onder anderen studenten van de Informatica en Communicatie Academie van de Hogeschool Arnhem Nijmegen. In verschillende projectgroepen focusten deze studenten op het concept en het design van Seekercity. Dit hele project werd kritisch gevolgd door fondsen die overwogen er financieel aan bij te dragen en door deskundigen op het gebied van sociale media. Uiteindelijk werd het hele project geadopteerd door het Landelijk Beraad Studentenpastores en was Seekercity.NL geboren. Op dit moment werken acht studentensteden mee aan het huidige pilotproject.

De community wil een ontmoetingsplaats zijn voor studenten waar het leuk en verrijkend is je ervaringen en gedachten over het leven, idealen en religie te delen en uit te wisselen. Deze ontmoetingsplaats lijkt qua vorm op de sociale sites zoals Facebook, Twitter en YouTube, maar onderscheidt zich hiervan doordat het meer de diepte in wil gaan. De community zou een internet studentenstad moeten worden waar zoeken & twijfelen en vinden & delen hoog in het vaandel staan. Dit is een waagstuk en maakt bovendien de virtuele inwoners van de studentenstad kwetsbaar. Maar stel je voor dat het lukt, wat zou dat schitterend zijn: studenten die geestverwanten tegenkomen. Studenten die met de hun bekende kring mensen verder praten in een gesloten groep, en af en toe openheid geven over waar zij het over hebben. De mogelijkheid andersdenkenden te ontmoeten. De mogelijkheid een groep mensen te vinden om samen een activiteit te doen.

De eerste prille versie van Seekercity is te vinden op www.seekercity.nl. De gebruikers van de site ontwikkelen de site verder. De leden moeten elkaar vinden en samen zoeken naar wat bij hun past. Dat is typerend voor Seekercity. Zo zoekt de studentensite naar haar plaats tussen de andere sociale sites.

Seekercity is a student city on the internet. A place to find people and connect. A place to share your ideals and dreams, your inspiration and beliefs (Seekercity:‘about')

Het is niet vanzelfsprekend over je persoonlijke drijfveren en gedachten met anderen te praten. Uit een onderzoek gedaan door studenten International Business and Languages onder internationale studenten studerende in Arnhem, Maastricht en Wageningen blijkt dat deze studenten levensbeschouwelijke onderwerpen veelal bespreken met vrienden en familie. Toch denkt een deel van hen dat Seekercity veilig genoeg zou kunnen zijn om hier de gesprekken die je al voert in het fysieke leven voort te zetten. Daarnaast zou het een gemakkelijke mogelijkheid bieden om nieuwe contacten te leggen. Seekercity mikt daarom op deelnemers die nieuwsgierig zijn naar andere opvattingen en culturele achtergronden en die hierover willen uitwisselen. Om dit in goede banen te leiden, is er een groep uit de community bestaande uit studenten en studentenpastores/ coaches die let op de sociale cultuur en het onderlinge respect in de online community.

De zoektocht van Seekercity.

"Ik ben door en door religieus, maar ik moet niets hebben van instituties", deze uitspraak van een student is volgens John Hacking, studentenpastor in Nijmegen, kenmerkend voor een groot deel van de jongeren in Nederland. Op de site van John is verder te lezen, "Volgens een recent onderzoek bestaat de top vijf van levensdoelen voor jongeren uit: vrijheid voor iedereen, het transcendente, het goede in, van en tussen mensen, geloof in jezelf en steun hebben aan elkaar."

Seekercity biedt buiten de bestaande instituten ruimte voor studerenden om in vrijheid en in dialoog hun eigenheid, gezamenlijkheid, inspiratiebronnen en levenskoers te onderzoeken. Daarbij is de hoop dat persoonlijke zaken zoals spiritualiteit en geloofsvragen meer bespreekbaar zullen worden. Het toekomstvisioen van Seekercity is dat er een gemeenschap ontstaat in de studentensteden in Nederland bestaande uit zowel Nederlandse als buitenlandse studenten. Die gemeenschap is plaatselijk in real life met elkaar in gesprek en in actie, en tegelijk door Seekercity.nl verbonden. Daardoor zijn contacten beter vast te houden en leer je elkaar beter kennen. Seekercity heeft als doel geloof in jezelf te ontwikkelen en steun aan elkaar te hebben, en wil doelbewust de authenticiteit, het vertrouwen en het samen delen als basis nemen.

Get real

De generatie van nu communiceert en socialiseert anders dan de oudere generaties, omdat zij in een ‘andere technologische tijd' geboren zijn. Hun sociale netwerken zijn een mengelmoes van contacten in het ‘echte leven' en op het internet. Er is plaats voor ‘niches': communities met life style thema's of interessegebieden die de leden gemeenschappelijk hebben. Seekercity duikt in zo'n niche. Het is een community met meer diepgang en daardoor een bijzondere aanvulling op de andere sociale media. Bij Seekercity gaat het over mensen volgen, maar niet om 320 volgers hebben. Het gaat om je eigen weg gaan en tegelijk uitwisselen met anderen die hun weg aan het ontdekken zijn. En het gaat om ‘echt' zijn. Een generatie eerder was daar nog de ‘virtuele wereld' waar je een virtueel ‘persona' aanneemt, iets om je achter te verstoppen. Bij de huidige en komende generatie zie je dat die daar al aan voorbij is. Een community is een plaats geworden om te laten zien wie je werkelijk bent. Boele Ytsma verwoordde het als volgt: ‘Virtuele contacten bestaan niet, het zijn echte contacten'.

In september 2009 organiseerde Fred Omvlee de eerste ‘Linked In Church'-bijeenkomst. Een feest der herkenning voor de in Amsterdam samengekomen groep mensen uit heel Nederland die elkaar vaak enkel kenden van Twitter of LinkedIn. Boele Ytsma ‘preekte' over het karakter van ‘delen en vertrouwen' dat internetconnecties kenmerkt. En over de parallellen met een christelijke gemeenschap. De ‘collecte' werd een ‘sharing' van sociaal kapitaal zoals op LinkedIn gebruikelijk, of op zijn minst de bedoeling is. Op 20 november 2010 twitterden grote groepen in Utrecht gestrande treinreizigers voor een slaapplaats, of een lift naar huis - over vertrouwen gesproken. De noodopvang in Utrecht bleef leeg, want wonderlijk veel mensen gingen op al deze vragen om hulp in. Nu al ziet samenleven er anders uit dan voorheen.

Er is een generatie studenten die toenemend mobiel communiceert via sociale media. Er komt een generatie aan die niet anders meer weet. Hun manier van leven zal er daardoor anders uitzien, maar zeker niet minder sociaal gericht zijn.

De mogelijkheden nieuwe mensen te ontmoeten zijn toegenomen, en het Seekercityconcept draagt mogelijkheden aan voor zowel zelfreflectie als voor interactie met anderen in een sociaal medium op internet. Iemand die de stad ‘bewoont', is voorzien van een persoonlijk dashboard om eigen ontdekkingen te ordenen, maar ook zweeft boven de stad een Searchcloud die laat zien wie over welke kwesties nadenkt en ze wil delen. Deze denkende en delende studentenstad zal steeds meer vorm krijgen naarmate mensen er hun weg beginnen te vinden. Samenleven in Seekercity wordt zo een offline en online mix. Wij van Seekercity geloven dat deze samenleving rijk zal zijn aan mogelijkheden om je leven te delen. ■

seekercity

Stream of Consciousness

Samenleving. In een samenleving leef je dus samen. Tenminste, dat zou je denken. Toch leven er heel veel mensen alleen. Dat zeggen allerlei kranten en artikelen die ik tegenkom. Voor al die alleen levende mensen zijn er dan ook die kant-en-klare maaltijden die speciaal voor maar één persoon zijn. Wat doe je dan als je net iets meer lust dan wat er volgens de voedselproducenten voor één persoon geschikt is? En volgt hieruit dan dat individuen het moeilijk hebben in deze maatschappij? Waarschijnlijk niet. Ik bedoel, gelukkig is het persoonlijke geluk niet afhankelijk van een zak soep uit de supermarkt. Als één zak niet genoeg is, koop je er toch gewoon twee.

Hoe ontstaat zo'n samenleving? Je hoeft in ieder geval niet permanent bij elkaar of (minimaal) met zijn tweeën te zijn om er een onderdeel van te zijn. En waar begint een samenleving en waar houdt zij op? Als Duitse in Nederland voel ik me best een onderdeel van de maatschappij, maar ja, toch kan ik hier niet deelnemen aan de verkiezingen. Ik stem wél voor het Duitse parlement, ook al heeft dat (op dit moment) niet bepaald veel invloed op mijn alledaagse bestaan. Gek is dat. Maar aan de andere kant ben ik natuurlijk altijd Duitse geweest en pas vijf jaar überhaupt sterker in contact met Nederlanders en hun land. Ik zou dus maar moeilijk in kunnen schatten of VVD en CDA het antwoord op de Nederlandse crisis hebben. Toch maken we deel uit van eenzelfde samenleving, met zijn allen delen we Europa, de wereld, het heelal, u weet wel, dat soort dingen.

In een samenleving heb je dus dingen met elkaar gemeen. Je woont in soortgelijke huizen, je draagt soortgelijke kleren, eet soortgelijke dingen... Ik groeide op in een stad anderhalf uur rijden vanaf de Nederlandse grens. We moeten één Europese maatschappij gaan vormen, maar een kleine verandering van plaats zou mijn jeugd al totaal veranderd hebben: in Nederland zou ik naar Telekids hebben gekeken en zou ik ongetwijfeld weten hoe Ranja smaakt. Voor mij was het dus de Sendung mit der Maus waar ik helemaal blij van werd en we dronken regelmatig Apfelschorle (appelsap met Spa rood). Zouden Duitsers en Nederlanders zich als onderdeel van dezelfde samenleving zien als ze elkaar op straat tegen zouden komen? Ik bedoel, elk dorp lijkt al een eigen karakter te hebben, meestal hebben ze daar dan nog een eigen dialect/taal en worden de omliggende dorpen bekeken als rivalen. Ik kan me herinneren dat toen ik in een dorpje in Duitsland woonde er een nog kleiner dorpje heel erg dichtbij was, waar iedereen altijd grappen over maakten. Het werd de ‘dierentuin' van het dorp genoemd en nooit serieus genomen. Samenleving dus... De buurman is al een raar figuur, dus ja, wat moeten we dan met iemand die een andere huidskleur heeft? Of iemand die tot haar 19de niet wist dat patat met pindasaus bestaat en zelfs lekker is?

Maar met hoe meer mensen je samenleeft, hoe minder je ze ziet en hoe minder contact je met ze hebt. Dat concludeer ik tenminste uit het bestaan van die grote flatgebouwen. Ik woon zelf in zo'n kolos waar volgens het naamplatenbord naast de deur rond de 80 mensen wonen. In anderhalf jaar heb ik mijn directe buren nog nooit gezien, of misschien heb ik ze niet herkend toen we elkaar op de gang tegenkwamen. De meiden onder mij ken ik van de slechte muziek tijdens hun feestjes (jaren '90-pop en Shakira), maar misschien zijn het wel jongens, wie weet? Soms groet iemand, velen lopen met de ogen naar de grond, er heerst hier één grote privacy. Samenleving, hm hm. Als je veel tijd alleen doorbrengt, zou er dan niet naast een samenleving ook een alleen-leving kunnen bestaan? Dat lijkt me eigenlijk alleen maar logisch. Dan zou je in de samenleving alle dingen doen die je graag met zijn tweeën of meer doet, zoals voetballen en de alleen-leving kan worden opgezocht als je meer zin hebt om wat tot rust te komen. Het lijkt me wel lastig om de grenzen van zo'n alleen-leving af te bakenen, want veel dingen kun je of met meerderen doen of alleen. Hoe kies je dan? Laatst luisterde ik naar een liedje van de Duitse zangeres Christiane Rösinger, namelijk ‘Liebe wird oft überbewertet' (Liefde wordt vaak overschat), waarin zij ervoor pleit dat je helemaal geen partner nodig hebt in het leven en veel dingen leuker zijn als je ze alleen doet. Terwijl iedereen dus deel uitmaakt van de samenleving zouden de dimensies van een alleen-leving toch even onderwerp van hevige discussies moeten zijn.

Ineens moet ik aan een vraag denken met als onderwerp samenleving. Toen ik voor de eerste keer in Taizé was, een oecumenische broederschap in Frankrijk, wilde een broeder van mijn groep weten wat de samenleving in stand houdt. Moeilijk, hoor. Een van de meisjes noemde godsdienst als bindmiddel, maar dat lijkt mij toch echt niet zo'n grote band te scheppen, tenminste niet in de hedendaagse cultuur. Maar dat is mijn eigen mening. Misschien hebben jullie het antwoord? Uiteindelijk kon de groep geen antwoord vinden waar iedereen achter stond en ik kan me niet herinneren of de broeder ons verloste uit onze radeloosheid. We zijn dus geen steek verder en het bindmiddel van een samenleving blijft een raadsel. Jammer, dan moeten we het maar zonder doen. Je hebt er eigenlijk ook niet zoveel aan om het te weten, toch?

Waar waren we gebleven? Samenleving nog steeds. Leven is niet hetzelfde als wonen. Een samenwoning is dus iets anders dan een samenleving. Het woord ‘samenwonen' staat in Nederland voor een fase in een relatie terwijl het in Duitsland niet eens bestaat als begrip, tenminste niet met deze betekenis. Uit een uitspraak als ‘Ik woon samen' zou een Duitser niet opmaken dat je met je partner een woonruimte deelt. Je kunt namelijk ook samenwonen met een hoop vrienden of onbekenden in een woongroep of met je ouders. Natuurlijk kan dat ook in Nederland, maar dan voeg je wat toe aan je zin. Ik ben weer bij een van mijn favoriete onderwerpen beland, het verschil tussen Nederlandse en Duitse etymologie. Jammer genoeg heb ik er nu geen zin in, dus even kijken tot welke gedachten de samenleving mij nog meer kan inspireren.

Oh ja, vrijwilligerswerk. Dat is een groot samenlevingsonderwerp. In de Intermediair van een paar weken geleden beweerde het titelverhaal dat een groot deel van de Nederlandse samenleving aan vrijwilligerswerk doet. Op deze manier zouden ze hun deel leveren aan de maatschappij, iets goeds doen, een bepaald soort plicht vervullen. Ik vind het heel mooi dat je op die manier iets terugdoet voor de maatschappij waar anderen beter van worden, maar jij niet per se. Veel mensen vonden dat er een te grote claim op hen werd gelegd en dat ze te veel vrijwillig deden. Dat is dan jammer. Mijn ervaring met vrijwilligerswerk in en voor de samenleving is voor een groot gedeelte goed. Het is ook fijn als je gewaardeerd wordt in wat je doet. Dan vind ik vrijwilligerswerk helemaal niet erg. Leuk zelfs. Ik kan het erg waarderen dat er in de Nederlandse samenleving zoveel belangstelling is voor vrijwilligerswerk en dat het ook zo wordt bevorderd. In een samenleving zetten vreemden zich er dus voor in dat hun buren of gewoon vreemden leuke dingen kunnen beleven, kinderen bijles krijgen, iedereen naar een museum kan of dat er na een kerkdienst een kopje koffie geschonken wordt. Een samenleving kan dus ook een plek zijn waar mensen verantwoordelijkheid voor elkaar nemen en voor elkaar zorgen. Jij hoort er ook bij. ■

Sophia

loesje buren

Geraakt

Door Maarten Noordzij

Oud-student religiestudies en natuurliefhebber

Een stadsmens in de Ooij

Zondagmorgen, het is stil in de Ooij... De zon schijnt, ganzen vliegen boven mijn hoofd; links van mij ligt de Waal, achter mij de dijk en rechts van mij zie ik de heuvelrug van Nijmegen. Hoe verder ik de Ooij in fiets, richting Duitsland, hoe ongerepter sommige stukjes landschap worden. Ik kom langs een oude boerderij met een enorme walnotenboom voor de deur. Haagjes en bomen grenzen de velden af. Buizerds cirkelen boven de weilanden. En ik, ik fiets traag over halfvergane oude weggetjes, die me in het buitenland doen wanen... Heerlijk, zo on-Hollands, zo niet-perfect; zoals het hóórt eigenlijk.

Het geeft me een gevoel van ruimte en vrijheid om me door zo'n landschap te kunnen bewegen. Vrijheid om te bewegen, om stil te staan, om mijn gemoed de ruimte te geven, mijn gedachten te laten rondwaaien, vrijheid om helemaal ín de natuur te zijn. Dat ik, als stadsmens, me toch zo verworteld kan voelen in de natuur en het landschap ervaar ik als een geschenk, als bonus op mijn stadsleven. Aan de Waal, of aan de meertjes in de Ooij gaan mijn gedachten op in het landschap. Dan is wat ik om mij heen zie een aanvulling op of verrijking van mijn eigen geest. Ik beweeg me tussen bomen, velden, heuvels en meertjes, en voel me mens in de ‘schepping', in de natuur zoals die is.

Ik voel me geraakt door wat ik zie, en ik voel me "ergänzt" in mijn eigen bestaan, juist in het grote contrast met ‘de stad'. Want mijn eigen natuurlijke leefomgeving bestond vroeger vooral uit hoge gebouwen, drukke straten, met een hele hoop auto's, een paar voetbalpleintjes en wat grachtjes. Altijd fietsend tussen een hoop verkeer, drukte om je heen, ruziënde volksbuurters, graffiti op de muren, en het standaardgeluid van treinen en ghettoblasters. Wat een schril contrast met het geluid van dit "niets". Wind, stilte, hooguit een enkele vogel in de verte, soms een buizerd, maar meestal een gans, en overal de schitterendste meertjes en vennen, met het zachte zonlicht erover schijnend.

Toen ik in 2003 voor mijn studie in Nijmegen kwam wonen, ontdekte ik al gauw de natuur van het Rijk van Nijmegen, en wist eerlijk gezegd niet wat ik zag. Dat dit Nederland is! Overal heuvels en dalen, vergezichten, bossen die ogen als de Ardennen en glooiende heuvels zoals ik ze alleen uit Zuid-Limburg kende. Het heuvellandschap, en de uitgestrektheid ervan, deed me ook denken aan de Bourgogne, rondom Taizé in Frankrijk. En dat dat gewoon híer is, in Nederland, zo ontzettend dicht bij de stad. Wat een geschenk is dat!

Zodra je bij het Valkhof onder de Waalbrug door fietst, kom je in een andere wereld. In de zomer vliegen de zwaluwen en de zwarte sterns je bijna om de oren; er zitten zelfs ijsvogels en zilverreigers. En natuurlijk de duizenden ganzen. En waar je ook bent, je ziet altijd die mooie heuvelrug naast Nijmegen liggen; vanaf de dijk zie je ook het oude gebouw van de Refter in Ubbergen, en de kerk van Beek, en in de verte richting Duitsland doemt op een gegeven moment ook nog het Reichswald op. Wat een rijkdom om dit alles zo dicht bij de stad te hebben.

Ik kwam hier oorspronkelijk voor m'n studie, maar ik voel me rijker dan ooit met zo'n Ooij. Soms met de mountainbike of de racefiets, bijna ‘zwevend' over de dijk, maar soms ook slenterend door de natuurgebiedjes bij de Oude Waal of de Bizonbaai. In elk geval steeds weer stilstaand en genietend van de vele landschappen die ik er ontdek. ■

ooij