Zoek in de site...

10-1

Jaargang 10 nummer 1 Werk

Redactioneel Werk

De zomer ligt achter ons en het is tijd om weer aan het werk te gaan. Sommigen slaat de schrik onmiddellijk om het hart: “O nee, al die bergen papier! Hoe kom ik daar ooit doorheen?” De moed zinkt je gelijk in de schoenen.

In dit nummer geven we echter een heleboel arbeidsvitaminen om het jaar vol energie door te komen. Laat je inspireren door het artikel ‘Overwerk’, waarin wordt getoond dat veel werken een waar feest kan zijn. Geniet van de gedichten in Passage waarin de absurditeit van het cv bloot komt te liggen. Verdiep je in de relatie tussen bedrijven en spiritualiteit. En mocht je als student twijfelen over je studie en je toekomstige baan, dan steekt Proviand je nu een hart onder de riem: werk wordt leuk!

Al die artikelen over werk zetten de redactie flink aan het werk. Na een schitterende zomer waarin ik zeven dagen per week heb gewerkt - wat overigens door het grote plezier dat we hadden helemaal niet zo aanvoelde - moest ik me richten op al deze artikelen om te zorgen dat de nieuwe Proviand de moeite van het lezen waard zou worden. Nu Leon, de gegroeide student, een stapje terug heeft gedaan, is het voor mij een heel werk om deze Proviand net zo goed te laten zijn als de voorgaande nummers. En de eerdere nummers domweg kopiëren is dan natuurlijk geen optie. Dus dit keer geen ‘Stream of Conciousness’ - als je dit een groot gemis vindt, klim dan de volgende keer zelf in de pen -, ‘Passage’ is verhuisd en ‘Citaat van de Straat’ vonden wij zo belangrijk dat het nu eens een keertje niet achteraan staat. Maar ja, al deze veranderingen zorgden ervoor dat het een heel gepuzzel werd om alles in dit blad te passen en te zorgen dat het ook nog makkelijk leesbaar is. Ach, als er geen werk is, dan zorgen we wel voor werk.

Het werk voor dit nummer zit er op. Het is tijd om deze Proviand te lezen.

Tanja van Hummel

05-duurzaamondernemen

Fris en opgeruimd werken

door Arno Vroom

Afgestudeerd bedrijfswetenschapper en adviseur bij SenterNovem

‘Wat een mooi weer vandaag. Je kunt zien dat de vakantie voor veel mensen voorbij is; het is zo druk buiten. Etend van mijn banaan kijk ik vanaf mijn werkplek naar buiten. Ik stel daarbij twee vragen aan mezelf: hoe voel ik me en in wat voor een stemming ben ik op dit moment? De kleine pauze duurt nog geen vijf minuten. Door de focus even ergens anders neer te leggen en bewust naar mezelf te kijken probeer ik weer even tot mezelf te komen en ruimte in mezelf te maken.’

Dit is een voorbeeld dat illustreert hoe ik tijdens het werk af en toe even afstand neem van het werkproces om weer tot mezelf te komen. Ik merk dat ik af en toe mijn aandacht voor het werk verlies en in een soort van sleur terechtkom. Door de oefening te doen kan ik weer fris en opgeruimd mijn werk hervatten.

Naast het genoemde voorbeeld zijn er natuurlijk vele andere manieren om fris en opgeruimd te blijven werken. Zo kun je een bloem naast je computer zetten en er af en toe naar kijken. Door je aandacht erop te richten en ervan te genieten ontstaat er ruimte in je hoofd. Ook kun je een moment je aandacht op iets anders richten en letten op je ademhaling en je lichaamssensaties. Een ander voorbeeld: als je feedback of kritiek van je collega’s of van je leidinggevende krijgt probeer het dan te doorvoelen in plaats van te reageren. Ook kun je even gaan mediteren of een lekker stuk gaan lopen.

Zoals je ziet zijn er vele manieren om tijdens het werk (of je studie) even los te komen van het werk dat je doet en je te focussen op iets anders.

Kies daarbij voor jou de prettigste manier; een manier die ook het werk toelaat. Daarnaast is het goed om tijdens de oefening naar jezelf te kijken. Voorbeelden van vragen die je jezelf kunt stellen zijn: ‘hoe voel ik me’ en ‘ in welke stemming ben ik’. Daardoor zet je jezelf weer even goed neer. In spirituele woorden zouden we zeggen dat je jezelf weer aan het aarden bent. Ik ervaar dat een dergelijke oefening me goed doet. Het is fijn ermee bezig te zijn en het heeft een positief resultaat op mijn werk.

Veel mensen, onder wie ikzelf, zijn snel afgeleid tijdens het werk. Ze zijn dan geneigd zichzelf te vergeten en gaan zich bijvoorbeeld overschreeuwen en/of dingen zeggen die ze liever niet willen zeggen. Dus neem tijdens het werk ook af en toe even de tijd om je terug te trekken. Dit is goed voor jezelf en beter voor je werk. Zo’n oefening die ik een paar keer per dag doe kan een halve minuut tot een paar minuten duren.

Je kunt je even terugtrekken zoals beschreven in de voorbeelden. Maar je kunt het ook doen door een aardingsoefening. Een oefening waarbij je jezelf weer even verbonden voelt met de aarde.

Oefening: doe je ogen dicht en leg je handen op je benen. Je stelt je voor dat er een kabel vanaf je voeten de aarde in loopt. Deze kabel gaat langzaam omhoog door met je gedachten naar boven te gaan; langs je enkels, knieën, bovenbenen, bekken, rug, schouders, nek, gezicht tot aan je kruin. Nu ga je langzaam weer omlaag naar je voeten. Voel daarna hoe je weer bij jezelf bent gekomen en weer stevig op de grond staat.

Deze oefening probeer ik regelmatig te doen, maar tijdens het werk kan ik er niet altijd de tijd en de ruimte voor nemen. Dus doe ik het voor en na het werk. Zo kan ik opgeruimd en fris de hele dag werken.

Citaat van de straat

Werk is voor mij allereerst een beroep uitoefenen, jezelf nuttig maken.

Student geneeskunde, 22 jaar

Werk is ruimte maken, met je handen en met je hoofd.

Student psychologie, 23 jaar

Het maakt niet uit wat je doet, vakken vullen of met mensen werken, als je het maar met plezier doet; dan wordt het waardevol.

Student taal en spraakpathologie, 25 jaar

Belangrijk vind ik dat het geld dat ik krijg echt verdiend is, en dat Allah het werk dat ik doe goed vindt.

Student mondzorgkunde, 18 jaar

Werk en spiritualiteit zijn lastig te combineren, want werk zijn verplichtingen, dingen waar je vol mee zit, en spiritualiteit is je leegmaken. Werk is drukte, spiritualiteit rust.

Student filosofie, 24 jaar

Meestal hebben werk en spiritualiteit niet zoveel met elkaar te maken, tenzij je van spiritualiteit je werk maakt. Student politicologie, 20 jaar

Als je opgaat in je werk doe je je werk met aandacht en dat is voor mij een vorm van spiritualiteit: met echte aandacht leven. Student filosofie, 25 jaar

Spiritualiteit en ethiek in het bedrijfsleven

door Marcel Becker

Docent wijsgerige ethiek aan de RU

Een korte blik op personeelsadvertenties van bedrijven leert dat potentiële werknemers in méér geïnteresseerd zijn dan geld verdienen. De advertenties spreken niet zelden van een sterke maatschappelijke betrokkenheid die met gedreven collega’s vorm moet worden gegeven. De werknemer verwacht dat hij zich als mens veelzijdig kan ontplooien, en van hem wordt verwacht dat hij inspirerend is. Hoe verschillend deze vereisten ook zijn, ze duiden op een arbeidsmotivatie waarin naast ‘harde’ kennis ook ‘zachte’ waarden een plaats hebben. Twee markante manifestaties van deze ontwikkeling betreffen spiritualiteit en bedrijfsethiek. Zij zijn innig vervlochten; niet in de laatste plaats vanwege de vaagheid die aan beide kleeft, worden ze gretig naast en door elkaar gebruikt. Maar, zo hoop ik duidelijk te maken, ze moeten wel worden onderscheiden.

Spiritualiteit

Het brede begrip spiritualiteit wordt niet zelden verduidelijkt door het gebruik van begrippen die minstens zo breed zijn. Zo verbindt het Spiritueel Ondernemers Netwerk het met ‘bewustzijn’, ‘nieuwe oriëntatie’, ‘ontwaken’, ‘flow’ en ‘bezieling’. De begrippen maken duidelijk dat spiritualiteit te maken heeft met een hernieuwde innerlijke harmonie en een inspiratie die niet materieel van aard is. Soms is er vooral een negatieve uitleg: alles wat (nog?) niet rationeel te bevatten is kan onder de noemer van spiritualiteit gebracht worden. En dat is in de praktijk van het bedrijfsleven nogal wat. De motivatie van mensen, de onderlinge contacten (het belang van personal chemistry), de ervaring kwalitatief goed werk af te leveren, al deze zaken bevatten ongrijpbare elementen. Dat kan frustrerend zijn voor mensen die direct worden afgerekend op prestatie. Het is goed voor te stellen dat juist iemand die onder hoge druk presteert zoekt naar mogelijkheden om te gaan met het ongrijpbare waarmee hij (tegen wil en dank) wordt geconfronteerd. Zijn daarom managers niet juist ontvankelijk voor de spirituele taal?

Belangrijke onderdelen van spiritualiteit zijn het zingevende element en het element van persoonlijke verdieping. Met het zingevende element doelen we erop, dat iemand zijn handelingen ervaart tegen de achtergrond van een grotere, betekenisvolle ordening. De verbondenheid met die ordening geeft niet alleen het werk maar ook het leven als geheel een diepere betekenis. In direct verband hiermee verschaft het werk mogelijkheden tot verdieping, die van heel andere aard zijn dan harde kennis of praktische vaardigheden. De verdieping is doorgaans sterk verbonden met een aangenaam gevoel. Contact met een innerlijke bron leidt tot het vinden van de eigen unieke weg, en dat geldt uiteindelijk als aangenaam. Van daaruit kan het tot verbondenheid met de medemens komen.

Vanwege de focus op de uniciteit van ieder mens is ‘respect’ een niet onbelangrijke notie. Het eigene van de ander moet altijd worden erkend. De spiritueel geïnspireerde persoon dringt anderen niets op; hij doet ‘niet méér dan’ het geven van het goede voorbeeld, in het vaste vertrouwen dat de anderen op hun eigen wijze zullen volgen. Wellicht vanwege deze instelling verdraagt de belangstelling voor spiritualiteit zich goed met de liberale geest van de hedendaagse samenleving, het bedrijfsleven in het bijzonder.

Bedrijfsethiek en spiritualiteit

De belangstelling voor de morele kwaliteit van het bedrijfshandelen heeft geleid tot een ‘bedrijfsethische sector’ waarvan zowel academische ethici als het bureau ‘Ethics and integrity’ van KPMG deel uitmaken. Een belangrijke discussie betreft de precieze verhouding tussen uitwendige middelen als codes, regelgeving (na het Enron-debacle moeten accountants cursussen ethiek volgen waarin nieuwe voorschriften worden behandeld) en bedrijfsstructuren enerzijds, en de innerlijke motivatie anderzijds. Men is het er wel over eens geworden dat het laatstgenoemde niveau fundamenteler is. De motivatie voor goed handelen moet uiteindelijk vanuit de mensen zelf komen. En in dat verband blijkt de bedrijfscultuur van groot belang. Een analyse van bedrijfsethische misstanden leert dat ze meestal voorkomen in een gecorrumpeerde omgeving.

De innerlijke drijfveer staat natuurlijk niet los van spiritualiteit. De werknemer die zijn werk als zinvolle bijdrage aan een groter geheel ervaart heeft eerder oog voor de positie van het bedrijf in de samenleving. Toch bestaat er niet per se een samenhang tussen spiritualiteit en bedrijfsethiek. In een minderheid van de gevallen blijkt het mogelijk dat mensen diepe bronnen in zichzelf aanboren terwijl ze zich niet

bekommeren om de grote bedrijfsethische issues. Juist vanwege de focus op de eigen ontwikkeling, de grote openheid voor zeer uiteenlopende ontwikkelingsmogelijkheden en het respect voor ieders invulling schrikt spirituele inspiratie eerder terug voor het morele vocabulaire dan dat ze deze aanwakkert. Het adagium ‘verbeter de wereld, begin bij jezelf’ is soms wel heel sterk op de spiritueel ontwakende mens van toepassing. En een spirituele inspiratie die positief doorwerkt in de directe contacten, met bijvoorbeeld de collega’s of klanten, zegt nog niets over de betrokkenheid bij grotere issues. De gerichtheid op de ontwikkeling van het zelf sluit niet uit dat bijgedragen wordt aan het nemen van een beslissing die catastrofaal uitvalt voor mensen in Derde Wereldlanden. Er is een serieuze stroming in managementgoeroeland die bevlogen schrijft over de menselijke spirituele ontwikkeling, zonder de vraag ter sprake te brengen hoe om te gaan met grote morele dilemma’s.

Bedrijfsethiek en spiritualiteit zijn dus twee verschillende zaken met ieder een eigen waarde. Ze dienen dan ook onderscheiden te worden.

03-bedrijfsthiek

‘Pffff, wat een werk zeg!’

door Ilse Meijer

zij schrijft en is bezig twee dromenbundels (boeken) voor kinderen uit te geven

Wat een werk! Werk aan jezelf. Huiswerk, vrijwilligerswerk, betaald werk. Werk om te leven, leef niet om te werken! Een heel werk, maar ik heb weer twee regels vol.

Karel stond op. Hij keek terug op een jaar hard werken. Of om beter te zeggen: een jaar veel te hard gewerkt. En daar moest hij nu de gevolgen van dragen. Overspannen, voor de derde keer.

Van zijn psycholoog dhr. Peters het advies: ‘Meneer, werk eerst aan uzelf voordat u weer terug gaat naar uw baas.’ Voor Karel betekende dat veel slapen, boodschappen doen, geen stress-situaties aangaan en zoeken naar balans. Werken aan een nieuwe zelf.

Zijn zoon van twaalf speelt de hele dag computerspelletjes. Als Karel hem zegt dat hij huiswerk moet gaan maken, zegt zoonlief: ‘Pap, ik werk aan mezelf, zodat ik niet overspannen word zoals jij!’

Karel staat met zijn mond vol tanden.

Dhr. Peters werkt om ervoor te zorgen dat Karel weer kan gaan werken. Karel werkt om weer te kunnen gaan werken en zijn zoon werkt om te voorkomen dat hij ooit niet kan gaan werken. Karel heeft een hoop werk met zijn zoon. En dat terwijl hij zelf al zo hard moet werken om ervoor te zorgen dat hij ooit weer werk aan kan.

Zijn psycholoog adviseert hem om te beginnen met vrijwilligerswerk. Karel gaat zijn buurvrouw helpen met de tuin. Zijn zoon houdt ook van tuinieren. Als hij in de tuin van de andere buren staat en Karel zegt dat hij nu echt huiswerk moet maken, zegt zijn zoon: ‘Pap, ik werk hoor. Ik doe vrijwilligerswerk.’

Karel weet zich geen raad met zijn zoon. Door het gedrag van zijn zoon wordt het steeds moeilijker voor hem om balans te vinden. Hij heeft zoveel werk met zijn zoon. Dat kan Karel er niet bij hebben. Karel gaat terug naar zijn psycholoog. Die verdient ondertussen geld met het werken aan Karel. Karel ‘verdient rust’ met zijn werk en zijn zoon... tja, wat verdient die?

Karel werkt in ieder geval iedere dag aan nieuwe gedachtes. Hij moet anders tegen het leven aan leren kijken. Het is een hele klus. Hij werkt zich kapot om weer te kunnen gaan werken. Het werk van Karel geeft zijn psycholoog werk. Ze houden elkaar aan het werk. Beiden hebben voordeel bij het werk dat ze verrichten.

Een zieke patiënt heeft een hoop werk om weer beter te worden: naar het ziekenhuis, rusten, therapie. Gelukkig maar voor al die dokters, anders waren zij werkeloos! Werk geeft het gevoel waardevol te zijn, een functie te kunnen vervullen in de samenleving.

Werken aan jezelf

Werken op kantoor tot een uur of elf

Werken aan een andere persoonlijkheid

Of heb je daarvoor geen tijd?

De een werkt aan een schilderij, de ander voor het geld

Wat is nu het belangrijkste dat telt?

Wie werkt die komt er wel

Maar vertel

Jij mij dan maar even

Waar je dan komt in dit leven?

Kom je er als je hard werkt voor de poen

Of moet je de goede dingen voor je naaste doen?

Vertel mij wie er werkend en werkeloos is

Want het kan zijn dat ik mezelf vergis

Maar je zou kunnen zeggen: zelfs aan werken zit geen grens

Werken doet namelijk ieder mens

Natuurlijk heb je geld nodig, maar met hoeveel ben je tevree

Moet je echt zo hard werken voor een derde tv?

Mensen hebben het zo druk, maar leg je dat eigenlijk niet jezelf op

Zit die stress niet in je eigen kop

Wil je zelf niet steeds maar meer

En verleg je telkens je grenzen weer?

Zo, een heel werk om dit op te schrijven

Ik hoop dat u nog lang aan het werk kunt blijven

Spiritualiteit en management

door Arno Vroom en Martijn Knottnerus

Na zijn studie bedrijfswetenschappen vijf jaar geleden te hebben afgerond aan de Radboud Universiteit Nijmegen, had Martijn Knottnerus een beurs van de Radboudstichting gekregen om zich een jaar te verdiepen in theologie, filosofie of ethiek.

‘Ik had mezelf ten doel gesteld om me in dat jaar te verdiepen in het raakvlak tussen spiritualiteit vanuit de theologie, en management. Toen ik als afsluiting van het Radboudjaar een scriptie moest schrijven, twijfelde ik dan ook geen moment om me te richten op dat raakvlak.’

‘In de vijf jaar dat ik nu afgestudeerd ben, is er al wel meer aandacht gekomen voor management en spiritualiteit. Veel bedrijven spreken tegenwoordig van duurzaam ondernemen. Mijns inziens zijn het allemaal mooie woorden, maar zijn er maar een beperkt aantal multinationals die zich daadwerkelijk richten op duurzaam ondernemen. Zelf ben ik werkzaam bij multinational Logitech, een Amerikaans beursgenoteerd bedrijf.’

‘Ik ben er onder andere verantwoordelijk voor dat het bedrijf aan de Amerikaanse wetgeving voldoet. Deze wetgeving is in de VS in het leven geroepen na alle boekhoudschandalen, zoals bij Ahold en Enron. De wetgeving moet ervoor zorgen dat bedrijven op een juiste manier hun cijfers rapporteren.’

Winst en spiritualiteit

Professor Kees Waaijman, scriptiebegeleider van Martijn, ziet winst als een teken van spiritualiteit, als je maar scherp formuleert wat winst is. Volgens ‘de spiritualiteit’ zou in de context van het bedrijfsleven spiritualiteit niet samen kunnen gaan met het winststreven. Ook de ondernemers zelf voelen een onoverbrugbare kloof tussen winst en spiritualiteit. Spiritualiteit en winst worden door ondernemers als twee tegengestelde begrippen gezien. Waaijman definieert ‘winst’ als volgt: bij winst, het hart van de onderneming, gaat het om een meerwaarde. Door vernuft, werkkracht, doelmatigheid en onderlinge samenwerking wordt aan een bepaalde grondstof zoveel waarde toegevoegd dat deze aan het einde van het productieproces meer waarde heeft gekregen. Er is ten aanzien van de beginsituatie sprake van een meer. Deze opbrengst is gewonnen op de materie.

Een meer ten opzichte van de uitgangssituatie is spiritueel bij uitstek. En met het begrip ‘winst’ zijn allerlei spirituele zaken verbonden, zoals inzet, risico nemen, doelmatig werken, kanalisering van ambitie en fantasie, werken met zo weinig mogelijk verspilling van grondstoffen en werkkracht, het zichzelf durven beoordelen op resultaat en het zichzelf en anderen in levensonderhoud voorzien.

Niet winst als zodanig is een spiritueel probleem, maar de steeds weer concrete vraag of het werkelijk winst was, of gewoon ordinaire diefstal op het milieu, toekomstige generaties, arbeiders, de samenleving of de derde wereld.

05-managementenspiritualiteit3

Koppeling van management aan spiritualiteit

De koppeling van spiritualiteit en management levert wel twee onderling samenhangende moeilijkheden op. Spiritualiteit en innerlijkheid worden aan elkaar gekoppeld. Overal waar de invloed van spiritualiteit in het geding is, in verschillende levensgebieden, is de precieze overgang naar de praktijk moeilijk. Er wordt van duurzame levensrichting gesproken, maar deze term is te globaal en moeilijk in praktijk om te zetten voor bedrijven. Ten tweede wordt het bedrijfsleven gekenmerkt door een complex geheel van verhoudingen, waar allerlei partijen aan deelnemen. Spiritualiteit dient binnen het patroon van verhoudingen gestalte te krijgen, niet erboven. Bedrijfsverhoudingen zijn niet eenduidig, daarom moet ondernemingsspiritualiteit dat ook niet zijn.

Factoren die het spiritualiteitsgehalte van een onderneming bepalen

Er zijn heel wat factoren die bepalend kunnen zijn voor het spiritualiteitsgehalte van een onderneming. Zo zou een bedrijf dat zich richt op spiritualiteit een deugdelijke bedrijfscode op moeten stellen, waarin de centrale waarden van een onderneming worden geformuleerd en strategieën worden aangegeven om die doelen te bereiken. Het opstellen van een visie, kernwaarden en doelen speelt hierbij een rol. Een onderneming met visie is een duurzame, succesvolle onderneming, die zich bekommert om zijn werknemers, klanten, plaatselijke gemeenschap, milieu en samenleving in brede zin.

Ook is aandacht voor de kwaliteit van het product of dienst en het nemen van adequate maatregelen om deze kwaliteit intern te toetsen en te bewaken nodig.

Bedrijven moeten bereid zijn risico’s te nemen en te experimenteren. Het opstellen van uitdagende en vernieuwende projecten speelt hierbij een rol. De onderneming stelt zich daarvoor dan ambitieuze doelen. Dit is een sterk mechanisme om vooruitgang te stimuleren. Het betrekt personeel in processen en nieuwe beslissingen. Iedereen moet zich inspannen met nieuwe ideeën en meewerken om het een succes te maken.

De maatschappelijke instelling van het bedrijf is ook van belang voor het spiritualiteitsgehalte. Sluit een onderneming zich af of levert ze een bijdrage aan het algemeen belang én neemt ze verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het leefmilieu?

Bedrijven die spiritualiteit in hun bedrijf zouden willen introduceren zouden zich ook meer moeten richten op het creëren van gemeenschapsgevoel. Als we namelijk kijken naar beide polen van individualiteit en gemeenschap, dan lijkt het alsof de balans binnen bedrijven doorslaat naar individualiteit. Het gemeenschapsgevoel ebt weg, omgangsvormen verruwen, eigenbelang staat voorop en men spreidt een zeer extensief consumptief gedrag tentoon.

Ook leiderschap speelt een belangrijke rol bij het bepalen van het spiritualiteitsgehalte binnen een bedrijf. Zo is het belangrijk om zowel naar buiten, de omgeving, te kijken als naar binnen, naar je medewerkers. Een balans hierin is erg belangrijk.

Sociale factoren spelen bij het bepalen van het spiritualiteitsgehalte een net zo belangrijke rol als ‘harde factoren’. De zachte items waar hier over gesproken wordt zijn: cultuur van het bedrijf, atmosfeer, normen, rituelen, mythologie en verhalen, groepsgebeuren en de managementstijl.

Bedrijven die zich richten op spiritualiteit passen zich voortdurend aan naar aanleiding van feedback van binnenuit en van buitenaf. Het evolutiebeginsel speelt hierbij een rol. Ondernemingen die namelijk overleven en succes hebben in tijden van snelle verandering, zijn degene die in staat zijn zich aan te passen aan hun milieu. Evolutie is een permanente staat van verandering en transformatie. De paradox ‘naar binnen keren’ versus ‘naar buiten treden’ speelt hierbij een belangrijke rol. Leiders zijn vooral gericht op het beïnvloeden van de wereld om hen heen, zoals winstcijfers, productiviteit, hun medewerkers en machtsverhoudingen in hun organisatie. Zelden wordt er een beroep gedaan op de binnenkant van de leider bij het leiden van organisaties. Een gevolg van dit denken is dat er voor veel leiders nauwelijks een relatie bestaat tussen de dingen die zij persoonlijk van waarde achten en de doelen die zij nastreven in hun functie op het werk.

Spiritueel omvormingsproces van bedrijven

In het bedrijfsleven en op business schools wordt altijd gepropagandeerd dat ‘maximalisatie van winst’ en ‘maximalisatie van de aandeelhouderswaarde’ de dominante drijfveren zijn en het primaire doel is door de geschiedenis heen voor ondernemingen. Visionaire bedrijven vormen hierop een uitzondering. Zij gaan niet uit van winstmaximalisatie in de eerste plaats, maar van een cluster van doelstellingen, waarvan geld verdienen er één is. En het is niet noodzakelijk de belangrijkste doelstelling.

Het proces van het allereerst denken in termen van winstmaximalisatie en dit centraal stellen, naar het op de eerste plaats stellen van ideële doelstellingen en het minder centraal stellen van het behalen van winst duidt op een bewustzijnsverandering.

‘Bij gebruikmaking van ‘zingeving’ op het werk moet er dus een bewustzijnsverande-ring binnen bedrijven komen. Daarvoor dient bij de top van de onderneming begonnen te worden met het waardengestuurd denken. Het opstellen van waarden, visie en missie is hierbij onont-beerlijk. Ook leiderschap speelt hierbij een belangrijke rol. Via de top kan het personeel visionair leren werken.’

Bron: M. Knottnerus, Factoren die het spiritua-liteitsgehalte binnen een onderneming bepalen, scriptie ter afsluiting van het Radboudjaar.

Passage: overweging bij een gedicht

HET SCHRIJVEN VAN EEN C.V.

Wat moet je doen?

Je moet een aanvraag indienen

en bij die aanvraag een c.v. insluiten.

Ongeacht de lengte van het leven

moet het c.v. kort zijn.

Bondigheid en selectie zijn verplicht.

Vervang landschappen door adressen

en wankele herinneringen door vuurvaste data.

Van alle liefdes volstaat de echtelijke,

en van de kinderen alleen die welke geboren zijn.

Wie jou kent is belangrijker dan wie jij kent.

Reizen alleen indien buitenlands.

Lidmaatschappen waarvan, maar niet waarom.

Onderscheidingen zonder waarvoor.

Schrijf zo alsof je nooit met jezelf hebt gepraat

en ver uit je eigen buurt bent gebleven.

Ga zwijgend voorbij aan honden, katten en vogels,

rommeltjes van vroeger, vrienden en dromen.

Liever de prijs dan de waarde,

de titel dan de inhoud.

Eerder de schoenmaat dan waarheen hij loopt,

hij voor wie jij doorgaat.

Daarbij een foto met één oor vrij.

Zijn vorm telt, niet wat het hoort.

Wat hoort het dan?

Het dreunen van papiervernietigers.

Wisława Szymborska

Aan dit gedicht valt weinig uit te leggen, weinig toe te voegen. Met lichte ironie laat Szymborska (Nobelprijswinnares 1996) voelen in welke krijtstreep (m/v) we ons soms persen om een baan te veroveren. Door strofe voor strofe te noemen wat er mogelijk allemaal naar de achtergrond verdwijnt bij het schrijven van een cv, maakt ze duidelijk hoe strak dat pak kan gaan voelen. Ze weet waarover ze spreekt; tenslotte hebben we hier te maken met een Poolse vrouw uit 1923 die voor het Stalinisme heeft moeten buigen. Maar dit is geen politiek gedicht: daarvoor is de strekking te breed menselijk. Haar uitgesproken sociale poëzie dankt zijn kracht, als ik op de woorden van haar vertaler afga, niet zozeer aan traditionele middelen zoals klank en rijm, maar aan de blik die ze op het menselijk bestaan richt. Ze verwoordt haar visie met eenvoudige en rake taal, speels en met humor. Door de afstandelijkheid die haar poëzie kenmerkt worden de aanpassingen die het leven vraagt gerelativeerd. Het is een zeer sociale poëzie; je komt er haar zelden zélf in tegen maar kunt wel haar aanwezigheid voelen door je met haar blik te vereenzelvigen.

Bij een dichteres als Szymborska klinkt het naast elkaar noemen van begrippen als werk (in de zin van het dichten) en spiritualiteit als een tautologie. Zij heeft een klein oeuvre, schrijft sinds haar eerste bundel uit 1957 ongeveer 5 gedichten per jaar en eens in de vijf jaar komt er een kleine nieuwe bundel van haar uit. Gerard Rash, haar vertaler en de schrijver van het nawoord bij de bloemlezing waaruit bovenstaand gedicht komt, vergelijkt haar poëzie met die van een andere grote Poolse dichter en tijdgenoot, Herbert, die hij karakteriseert als een sceptische overlever van de oorlog en het Stalinisme.

Over Szymborska schrijft hij: “Zij vertegenwoordigt de aanbiddende mens, wat in onze eeuw voor een dichter zonder meer uitzonderlijk is. Hoewel ze zich niet blootgeeft als persoon, herkennen we in haar lyriek meer van onszelf dan in die van Herbert, die zulke enorme lasten torst.”

Daarom nu van Szymborska, voor het alledaagse, dat volgt op een succesvol cv:

EINDE EN BEGIN

Na elke oorlog

moet iemand opruimen.

Min of meer netjes

wordt het tenslotte niet vanzelf.

Iemand moet het puin

aan de kant schuiven

zodat de vrachtwagens met lijken

over de weg kunnen rijden.

Iemand moet waden

door het slijk en de as,

de veren van de canapés

de splinters van glas

en de bloederige vodden.

Iemand moet een balk aanslepen

om die muur te stutten,

iemand het glas in het raam zetten,

de deur in de hengsels tillen.

Fotogeniek is het niet

en het kost jaren.

Alle camera’s zijn al

naar een andere oorlog.

De bruggen moeten terug

en de stations opnieuw.

Van het opstropen

gaan mouwen aan flarden

Met een bezem in de hand

vertelt iemand hoe het was.

Iemand luistert en knikt

met een hoofd dat nog niet is afgekletst.

Maar bij hen in de buurt

duiken al gauw de lieden op

die het begint te vervelen.

Soms zal iemand nog

onder een struik

doorgeroeste argumenten opgraven

en ze naar de vuilnishoop brengen.

Zij die wisten

Waarom het hier ging,

Moeten wijken voor hen

Die weinig weten.

En minder dan weinig.

En tenslotte zo goed als niets.

In het gras, overwoekerd

Door oorzaak en gevolg,

Moet iemand liggen die

Met een aar tussen zijn tanden

Naar de wolken staart.■

Wisława Szymborska

Gemma Pappot

Uitzicht met zandkorrel. Meulenhoff, 1997

06-szymborska2

De balans tussen ambitie en persoonlijke ontwikkeling

door John Hacking

Studentenpastor

In de cursus “Bijna afgestudeerd en wat nu?” komen studenten die zijn afgestudeerd of die voor hun afstuderen staan, drie avonden bij elkaar om ervaringen en verwachtingen uit te wisselen omtrent studie en loopbaan.

Het thema op de eerste avond is hun huidige situatie, wie ze zijn, wat ze tot nu toe hebben gedaan (en waarom), en wat ze verwachten van de tijd na hun studie. De tweede avond gaat over verlangens, wensen, dromen en idealen. De derde avond over wat ze aan kwaliteiten en mogelijkheden in huis hebben. Kort samengevat handelen de avonden over: “wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik.” De kracht van de avonden is dat studenten met medestudenten kunnen uitwisselen waar ze mee zitten, waar ze naar verlangen, waar ze bang voor zijn. Zo ontdekken ze dat zij niet de enigen zijn die vragen stellen bij hun verdere loopbaan. Of bij hun studiekeuze, die achteraf misschien niet zo goed is geweest omdat ze maar wat hebben gekozen zonder er zelf helemaal voor te willen gaan.

Ouders, vrienden en betekenisvolle anderen hebben soms hun stempel gedrukt op een keuze. Sommigen waren goed in wiskunde op de middelbare school, dus werd op de universiteit hiervoor gekozen. Of psychologie leek wel leuk, want je ontdekt ook nog iets over jezelf, dus het werd psychologie bij gebrek aan alternatief. Maar als het eindpunt nadert en de keuze zich aandient om dan iets met dit vak wiskunde of psychologie te gaan doen wordt het soms problematisch. Wat wil ik ermee? Voor de klas staan en lesgeven, me verder bekwamen in onderzoek en de wetenschap ingaan? Of solliciteren bij een bank of een andere instelling waar wiskundigen worden gevraagd? Of bij een instelling voor de behandeling van psychische ziekten?

Vaak blijkt dat deze vragen pas urgent worden op het einde van de studie. Voor velen lijkt het wel of de maatschappij een groot zwart gat is, een sprong in het diepe. De veilige omgeving van de universiteit met het vaste collegerooster, de structuur die de studie biedt, de opgebouwde vriendenkring, dat alles moet worden opgegeven voor een ongewisse toekomst. Studenten die zich in hun studiekeuze laten leiden door een zekere ambitie en die helder voor ogen hebben wat ze willen, bijvoorbeeld arts worden of tandarts, hebben een duidelijke focus. Hun studie is gestructureerd gericht op een concrete baan, hun perspectief is helder, en ook de stappen die zij hiervoor moeten zetten. Deze groep studenten neemt dan ook niet deel aan de cursus “Bijna afgestudeerd en wat nu?”. De studenten die wel deelnemen worstelen bijna zonder uitzondering met de vraag “wat wil ik met mijn leven, welke kant ga ik op, waar doe ik het voor?” En precies op dit punt komt de relatie tussen werk/studie en zingeving/spiritualiteit/persoonlijke ontwikkeling ter sprake. Dit thema komt dan ook in alle avonden op verschillende wijze terug. Velen hebben nog niet echt een balans gevonden tussen datgene wat ze willen en datgene wat goed voor hen is. Ze hebben nog niet geleerd om hun eigen behoeftes serieus te nemen. Dat komt vaak omdat behoeftes voor de student in kwestie niet altijd even helder zijn, soms zitten ze weggestopt onder andere vragen. Dat merken wij vooral in individuele gesprekken. De nood is soms hoog. Studenten willen niet alleen maar afgerekend worden op prestaties, op studiepunten, op sociale vaardigheden. Ze willen ook gehoord en gezien worden met betrekking tot hun diepere verlangens, vragen rond leven en soms rond dood, onzekerheden, schuldgevoelens, angsten, opgedane positieve en negatieve ervaringen op het gebied van liefde en relaties.

In de loop der jaren hebben wij in ons werk ontdekt dat de maatschappelijke en sociale druk om te presteren is toegenomen. Onze maatschappij wordt steeds complexer en onoverzichtelijker. Om je te onderscheiden van de ‘grijze massa’ moet je opvallen, bijzonder zijn. Dit geluid komt vaak naar voren in gesprekken met studenten. Maar ook zelf leggen ze de lat hoog. Ze willen ook excelleren, vaak ongeacht de prijs die ze daarvoor moeten betalen. Studeren, zeker promoveren en baanbrekend onderzoek verrichten, lijkt soms op topsport. Je moet er veel offers voor brengen, je moet er soms veel voor laten, ook op het gebied van sociale contacten. De promotie gaat voor alles en docenten die studenten op dit pad begeleiden vinden het soms vanzelfsprekend dat werkweken van 70-80 uur worden gemaakt. In gesprekken met promovendi komt dan ook vaak de vraag naar voren hoe ze het volhouden, waar ze hun inspiratie vandaan halen en waarom ze een dergelijke investering van zichzelf eisen. Dan blijkt telkens weer dat ambitie een ding is, maar dat er ook een vaste basis moet zijn waar ze op terug kunnen vallen als het even tegen zit. Kortom dat ze in hun leven ontdekt moeten hebben wat echt belangrijk is en uit welke bronnen ze kunnen putten om het vol te houden. Het leven van een wetenschapper is tegenwoordig zo ingericht dat niet alleen de promotie extra offers vraagt aan tijd en inzet. Als je niet op de een of andere wijze helder hebt waarom je deze offers wilt brengen, hou je het niet vol. Dat wordt zichtbaar in persoonlijke gesprekken met studenten die slachtoffer worden van een burn-out. Naast talent en inzet is motivatie een voorwaarde om te slagen in je studie en je werk. En die motivatie moet ergens vandaan komen. Een aantal studenten geeft in de cursus “Bijna afgestudeerd en wat nu?” aan dat het hen heerlijk lijkt om eindelijk een eigen inkomen te hebben. Gewoon materieel goed kunnen leven. Anderen daarentegen vinden dat niet genoeg. Zij verlangen meer. Vooral bij vrouwen is de wens naar een gelukkig gezin soms sterk aanwezig. Centraal staat dan de vraag hoe de carrière te combineren valt met een gezinsleven. Weer anderen gaan een heel andere richting uit. In de loop der jaren zijn er altijd een aantal deelnemers geweest die voor hun doen totaal nieuwe keuzes hebben gemaakt; een switch in hun leven: in plaats van psycholoog yogaleraar worden, in plaats van biologie studeren kunstzinnige therapie gaan doen. Zij hebben een nieuwe weg ingeslagen die beter bij hen past. “Een mens zal zich altijd blijven afvragen waar de goede wind waait”, om een oude western te parafraseren. Maar daar kom je alleen maar achter als je die weg gaat. Het gaat om de weg, het onderweg zijn, niet om het doel.

De herrijzenis van de feniks

door Tanja van Hummel

Was studente Griekse en Latijnse taal en cultuur aan de VU, is nu studente filosofie aan de RU

Wanneer je het diploma van de middelbare school eindelijk in handen hebt, ligt de wereld met al zijn mogelijkheden aan je voeten. Vol met plannen en bruisend van energie en le-venslust stap je de wijde wereld in. De studie die je zult gaan volgen, is het helemaal voor jou en in de nieuwe stad zal je een geweldige studententijd hebben. Het kan echter totaal anders uitpakken...

Na het behalen van mijn gymnasiumdiploma wilde ik Griekse en Latijnse Taal en Cultuur (GLTC) gaan studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik had er ontzettend veel zin in. Ik vond het leuk om met Grieks en Latijn te stoeien om er mooie Nederlandse zinnen uit te krijgen en Amsterdam zag ik ook wel zitten.

In de zomervakantie trok ik met een vriendin drie weken lang van de ene grote stad in Europa naar de andere. Berlijn was het allerleukste, maar ook Dresden, Parijs en Antwerpen waren geweldig. Na al die bruisende steden bezocht te hebben, was ik klaar voor Amsterdam. Amsterdam zou de plaats zijn waar ik een fantastisch studentenleven zou opbouwen.

Het begin van de studie was veelbelovend. De IDEE-week (de introductiedagen eerstejaars) was super. Ik had leuke studiegenoten en Amsterdam toonde zich als een spetterende stad. We brunchten in het Vondelpark, slenterden door de Kalverstraat en probeerden de toeristen op rode ‘Rent a bike’-fietsen te ontwijken. We brachten een bezoek aan het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Paleis op de Dam. We deden fanatiek mee aan de sportdag en hebben erg gelachen om het cabaret in het Nieuwe de la Mar Theater en om de stand-up comedians in het Muziekgebouw aan het IJ; maar goed ook, want het weer was bar en boos.

De eerste week van de studie was alles nog leuk, gaaf en geweldig, maar dit veranderde al snel. De tweede week had ik al problemen met het openbaar vervoer. Aangezien ik nog geen kamer had in Amsterdam, reisde ik dagelijks heen en weer tussen Arnhem en Amsterdam. Als alles volgens het boekje loopt, duurt de reis één uur en drie kwartier, maar als je opeens via Den Bosch moet reizen, wordt het een reis van vier uur. Nu is dat voor een keertje wel te overzien, maar het gebeurde regelmatig dat ik te laat kwam door wisselstoringen, aanrijdingen, zoekgeraakte machinisten en dergelijke. Daarnaast deed het reizen een flinke aanslag op mijn lichaam. Elke dag om half zeven ’s ochtends de deur uit, lang reizen en pas na acht uur weer thuiskomen putte mij uit.

Op de universiteit liep ook niet alles naar wens. Ik kon mijn draai niet vinden. Ik miste ontzettend de gezelligheid van de middelbare school waar je om de haverklap een bekende tegenkwam en waar mensen elkaar groetten. Nu was ik in een grauw en grijs gebouw beland dat zo gebouwd lijkt te zijn dat je elkaar niet tegenkomt. Als ik al mensen tegenkwam, werd ik daar overigens niet vrolijker van, want zonder de ander te zien liep men langs elkaar heen. Toen ik nog op school zat, gingen we in de pauze vaak het Spijkerkwartier in, toen nog de hoerenbuurt van Arnhem, waar altijd wat te beleven was. Nu bestond de omgeving uit een grote weg, betonnen gebouwen en een grijze parkeerplaats. Voor een vrolijk bloemetje was geen plaats.

Dit alles maakte dat de lach van mijn gezicht verdween en dat al mijn energie wegstroomde. Ik was ontzettend moe en als ik op vrijdag thuiskwam, kon ik niet meer dan als een zoutzak op de bank zitten. Desondanks wilde ik dolgraag verder met studeren. Het kwam niet in mijn hoofd op om te stoppen. Dus ondanks de vermoeidheid poogde ik in de avonden en in het weekeinde te studeren. Dit ging echter niet zo daverend. Langzaamaan ging het licht in mijn leven uit.

Van een bruisend studentenleven was absoluut geen sprake. Mijn leven bestond uit moe zijn, vechten voor mijn studie en reizen. In muziek maken had ik geen zin meer, voor sociale contacten was ik te moe en ik verkeerde permanent in een toestand waarin ik in een hysterische huilbui kon uitbarsten. Mijn emmer zat zo vol, dat één druppel genoeg was om het wankele evenwicht in mijn geest te verstoren. Maar ook lichamelijk ging het beroerd. De stress zorgde voor zulke erge darmkrampen dat ik soms niets anders kon dan heel stil blijven zitten en de pijn verbijten. Ik hielp mijzelf in de vernieling, maar ik wilde verder met mijn studie.

Uiteindelijk kwam het besef dat ik zo niet langer door kon gaan. Na weer een hysterische huilbui waarbij ik uitriep dat het leven zo rot was dat ik het niet meer wilde, besloot ik dat er radicaal iets moest veranderen. Het was november, de tijd van de open dagen en ik besloot in Nijmegen te gaan kijken. Dat was in ieder geval dichterbij en de ellende van het reizen zou dan voorbij zijn. Ik zou een bezoek aan GLTC en filosofie brengen. Filosofie had ik uitgekozen, omdat ik tijdens de colleges Grieks erachter was gekomen dat ik de filosofie miste. Ik had filosofie als eindexamenvak en toen we bij Grieks filosofische teksten onder ogen kregen, wilde ik daar graag verder over praten, maar dat was niet helemaal de bedoeling. Dat vond ik jammer, want filosofie interesseerde mij zeer. Bovendien is het een vak dat na de middelbare school heel nuttig blijkt te zijn in het leven en daardoor al zeer de moeite van het bestuderen waard is.

Op vijf november was de open dag en ik hoopte van ganser harte dat de Radboud Universiteit niet tegen zou vallen. De slecht georganiseerde open dag van twee jaar eerder stond mij nog helder voor de geest. Het tegendeel bleek echter waar te zijn: Nijmegen en de universiteit maakte een gezellige en warme indruk. Dat wat ik zo gemist had in Amsterdam vond ik in Nijmegen. Mensen lopen rond, komen elkaar tegen en groeten elkaar. Voor mij bleken dit triviale levensbehoeftes te zijn.

Bij GLTC wilden ze echter niet dat ik in februari zou instromen. Dat was een beetje een domper, omdat ik niet in Amsterdam wilde blijven studeren en dus zou moeten gaan werken, waar ik ook geen trek in had. Bij filosofie was de sfeer heel anders. Ik had het gevoel thuis te komen en het was geen enkel probleem als ik in februari zou willen beginnen. Sterker nog, ze hielpen mij uitstekend op weg om halverwege het collegejaar te kunnen starten.

In Amsterdam heb ik het eerste semester afgerond en zelfs nog mijn tentamens gemaakt en gehaald. Doordat ik wist dat ik zou switchen, viel er een last van mijn schouders. In februari begon ik met filosofie in Nijmegen. Het was een overstap waarvan ik heel blij ben dat ik hem heb gemaakt. Het heeft een half jaar geduurd voordat ik helemaal uit het dal geklommen was, maar nu bruis ik weer van de energie, doe van alles naast mijn studie en heb weer een lach op mijn gezicht. De feniks is uit zijn as herrezen.

08-phoenix4

Overwerk?

door János Betkó


Bestuurslid Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)


Op het eerste gezicht lijk ik een geschikte persoon om over overwerk te vertellen, aangezien mijn bestuurswerk bij de LSVb vaak inhoudt dat ik zo’n 60-70 uur per week bezig ben. Maar geldt dit wel als overwerk? Ik vraag het me af...

Bij het woord ‘overwerk’ krijg ik bepaalde beelden in mijn hoofd: tirannieke bazen die hun personeel afbeulen, gejaagde mensen met bleke gezichten die tot diep in de nacht op kantoor achter hun computer zitten om hun baan te behouden, die bonus binnen te halen of de promotie veilig te stellen. Overwerk heeft zelden een positieve connotatie. Zelf doe ik er ook niet aan, vind ik... tenminste, ik heb geen tirannieke baas. Helemaal geen baas zelfs, tenzij je iets abstracts als een Algemene Leden Vergadering als ‘baas’ wil zien. Er is geen direct risico om mijn baan te verliezen, en er is geen uitzicht op promotie of bonus. Ik werk dus niet over, klaar. Maar... wat doe ik dan al die uren in de week?

Misschien is enige toelichting over de LSVb hier op zijn plaats. De LSVb vertegenwoordigt het studentenbelang op landelijk niveau. Zo helpen we individuele studenten met gratis juridisch advies, geven we trainingen en regelen we goede wetgeving voor studenten. Dit betekent overleggen met alle machtige mensen in Nederland, de landelijke media opzoeken en actievoeren wanneer dat nodig is. Onze organisatie bestaat uit tientallen vrijwilligers, een stuk of twintig parttime medewerkers en vijf fulltime bestuursleden, waarbij fulltime veel meer is dan veertig uur in de week… maar daarom schrijf ik dit artikel.

De omgeving waarin bovengenoemde werkzaamheden plaatsvinden is heel erg gaaf. Alle mensen waar je (af en toe zeer intensief) mee samenwerkt zijn studenten of net student af; het kantoor zit vol met jonge, intelligente en idealistische mensen. Daarnaast ligt het kantoor in hartje Utrecht en is het ook een soort studentenhuis. Er is een douche, een wasmachine, je kunt er blijven slapen (wat bestuursleden regelmatig doen) en het is er hartstikke gezellig. Na een dag hard werken is er in de avond soms tijd voor een biertje, filmpje of spelletje. En als je een keer tot vier uur ‘s nachts hebt doorgewerkt om een belangrijke deadline te halen, nou ja, dan blijf je de ochtend erna wat langer liggen, om vervolgens direct achter het beeldscherm te kruipen. Naast dat de werkomgeving vrijwel ideaal is (nou ja, mijn ideaal in ieder geval), heb je als bestuur ook een grote mate van vrijheid om te bepalen wat je gaat doen om het doel (het dienen van het studentenbelang) dichtbij te brengen.

Uit de situatie die ik hierboven schets, komt denk ik al redelijk naar voren waarom het geen enkel probleem is om heel veel uren in de LSVb te steken. De gezelligheid en de mensen geven enorm veel energie. Door de grote diversiteit aan taken blijft het leuk en afwisselend. Op één dag kun je bezig zijn met het schrijven van een stuk voor de Tweede Kamer, het gezellig maken op kantoor voor je vrijwilligers, het geven van een interview, het plannen van een debat, het aansturen van je medewerkers en ’s avonds met het drinken van een biertje bij een lokale vakbond. Als je aan het eind van zo’n dag 14 uur met LSVb-zaken bent bezig geweest, is dat niet bepaald een straf. Daarnaast heb je echt invloed. Dat het miljard dat Plasterk vorig jaar plotseling nodig had om het lerarentekort op te vangen ‘slechts’ voor 100 miljoen door een verhoging van de stufi werd gedekt, komt bijvoorbeeld grotendeels door onze bemoeienis. Binnenkort is het dankzij de LSVb ook niet langer mogelijk dat, wanneer je ruzie hebt met een docent, deze zelfde docent in de examencommissie zit die je klacht moet behandelen. Zeker wanneer je te maken hebt met individuele gevallen, merk je direct dat je als organisatie een positieve invloed kan hebben en iets kunt betekenen voor mensen. Ten slotte leer je erg veel van LSVb-bestuurder zijn en werk je op een heel hoog niveau. Ik ben niet zozeer bij de LSVb gegaan om dingen te leren. Mijn drijfveer was iets voor de organisatie doen met de vaardigheden die ik al bezat. Maar ik merk dat ik continu bijleer, onder andere op het gebied van schrijven, presenteren, organiseren, delegeren, prioriteren en het werken in hectische, soms stressvolle omstandigheden.

Er is echter ook een keerzijde aan de grote mate van vrijheid en de vele mogelijkheden die werken bij de LSVb biedt: je bent namelijk nooit ‘klaar’. Je kunt altijd nóg een nieuwe manier bedenken waarmee je studenten helpt, ze financiële voordeeltjes gunt, iets dat slecht is voor studenten aanpast, iets dat goed is voor studenten invoert of een extra dienst aanbiedt. Het probleem is ook dat ieder nieuw bestuur weer nieuwe dingen verzint om te doen voor studenten, maar slechts zelden een ‘oud’ iets wordt afgestoten; alles wat we doen is immers wel nuttig. En zo wordt het takenpakket van de LSVb ieder jaar groter en groter… Maar ach, als we nu vannacht ook nog even door werken, dan kunnen we het best afkrijgen, en het helpt studenten, toch? Het gevaar bestaat dat je je verliest in het werk en iedere nacht op kantoor blijft slapen. De uitdaging is om af en toe een beetje afstand te nemen en te zorgen dat het leuk blijft. Dat kan ik, door af en toe vrij te pakken, een weekje er tussenuit te gaan, iets leuks te doen met mijn vriendin of met vrienden die niets te maken hebben met het hele studentenbelangenbehartigerswereldje. Op het moment dat de LSVb niet je hele leven is, blijft het ook leuk.

Maar hoe nu verder? Ik zit nu in mijn tweede bestuursjaar bij de LSVb; voor mij is dit eigenlijk mijn eerste baan. Maar dan wel een waarbij ik verwend ben geraakt. Want al is het ‘loon’ (een beurs van het ministerie van OCW) niet bepaald conform het starterssalaris van een academicus, het heeft wel een standaard voor mij gezet qua arbeidsomgeving, niveau en manier van werken die heel moeilijk te evenaren is. Ik betwijfel of ik volgend jaar, wanneer ik stop bij de LSVb, doorga met 60-70 uur in de week bezig zijn. De kans is groot dat ik dan niet langer bezig ben met een uit de hand gelopen hobby… en overwerk, daar hou ik niet zo van.

Kiezen voor zelfstandig ondernemerschap

door Femke Klein

Afgestudeerd Kunstzinnig Therapeut

Na de studie Kunstzinnige Therapie was het voor mij een persoonlijke zoektocht een passende baan te vinden. Graag neem ik je mee op de vreemde, maar mooie tocht door het land van de studiekeuze tot aan de berg waarop ik me nu bevind, bij het opzetten van mijn eigen praktijk Zonnekunst. Eens kijken hoe het uitzicht vanaf hier is, het uitzicht op mijn toekomst.

Na mijn eindexamen was ik gemotiveerd om te gaan studeren, maar de vraag “Wat dan?” sluimerde al een tijdje. Vele open dagen heb ik bezocht, van de meest uiteenlopende studies. Met een exact vakkenpakket leek de Technische Hogeschool in mijn stad voor de hand te liggen, maar universitaire studies zoals Psychologie trokken me meer. Alles leek me leuk, maar niets was het écht; overal miste ik een bepaalde diepgang. Ik wilde bovenal mezelf ontwikkelen als persoon.

Een cadeaujaar op de Vrije Hogeschool

Geweldig was het toen ik een school ontdekte in Driebergen waar ze een tussenjaar aanboden, waarin je je breed kon oriënteren op alle mogelijke gebieden. Een jaar zonder officieel papiertje, maar met een hele hoop zelfkennis en levenservaring. Een jaar waarin ik onder andere colleges volgde over filosofie, mijn interesse in levensbeschouwing kon vervullen in een project, mijn creativiteit kon ontdekken in een vakles schrijven en actief kon worden in een commissie. Een jaar waarin aandacht werd besteed aan (studie)keuze, waarin het ging om je persoonlijke ontwikkeling en waarin reflectie opeens een levensstijl werd. En dat op een prachtige locatie midden in de natuur.

Gezondheidszorg, creativiteit en zelfkennis

Na dat jaar wist ik overigens nog absoluut niet wat ik wilde studeren, maar ik was een waardevolle ervaring rijker: ik wist beter wie ik was, durfde meer en had er vertrouwen in dat ik wel een keuze zou kunnen maken. Die keuze kwam met een kleine advertentie over de opleiding Kunstzinnige Therapie, dus vertrok ik na de zomervakantie naar Leiden. Absoluut niet bèta en juist wel ‘iets in de gezondheidszorg’, wie had dat gedacht. Maar het was wonderwel de juiste keuze, de studie waarbij flink de diepte in werd gegaan als het ging om pathologie en therapeutische methodiek, waar theorie en kunstzinnigheid werden afgewisseld en waar persoonlijke verwerking en zelfreflectie dagelijkse realiteit waren. Ongezien je colleges volgen was er niet bij, actief meedoen en laten zien wie je bent, daar ging het om.

Afgestudeerd en wat nu?

Mijn stages op een basisschool voor langdurig zieke kinderen en op de somatische en psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis waren me goed bevallen. Mijn afstudeeronderzoek naar kenmerkende beeldelementen in vrij nat-in-nat schilderwerk van vrouwen met borstkanker was goed ontvangen. Afgestudeerd stond ik in de grote wijde wereld. En wat nu?

Wat ik wilde wist ik wel: werken als kunstzinnig therapeut, het liefst in een grote instelling, zoals een ziekenhuis en het liefst met mensen met een lichamelijke ziekte, zoals kanker. Als kunstzinnig therapeut liggen de banen echter niet voor het oprapen en moet je veel geluk hebben om een baan in deze richting te vinden.

Werken in loondienst

De stap om meteen voor mezelf te beginnen vond ik aanvankelijk te groot. Ik kon direct worden aangenomen als pedagogisch medewerker op een kinderdagverblijf en heb dat gedaan. Snel daarna werd ik aangenomen bij een buitenschoolse opvang waar ik meer van mijn creativiteit hoopte in te kunnen zetten. Het omgaan met kinderen beviel me uitstekend, maar ik miste het therapeutisch werken en mijn zelfstandigheid.

Na een zoektocht langs de meest uiteenlopende vacatures op plekken in het hele land en van banen die niets met mijn opleiding te maken hadden, kwam ik weer uit bij wat ik echt wilde: het geven van kunstzinnige therapie en het opzetten van kunstzinnige cursussen. Ik wilde echt iets doen met waar ik al die jaren voor had gestudeerd en belangrijker, ik wilde echt mensen helpen en hen iets leren én mezelf blijven ontwikkelen op een manier waarvan ik had ontdekt dat die bij me paste.

Eigen praktijk: Zonnekunst

De afgelopen tijd werkte ik al vanuit mijn bedrijf als freelance Kunstzinnig Therapeut bij de Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid. Op een asielzoekerscentrum geef ik wekelijks een dag kunstzinnige workshops en cursussen aan groepjes kinderen. Ook heb ik hier de mogelijkheid gekregen om eigen projecten op te zetten, stagiaires te begeleiden en kinderen individueel te begeleiden. Ik vind het leuk om de organisatie van binnenuit te leren kennen en geniet van het contact met collega’s uit het hele land.

Zo werd het dus toch de keuze voor het zelfstandig ondernemerschap, voor de vrijheid van het ‘eigen baas zijn’, maar dus ook voor de financiële risico’s die dat met zich meebrengt. Allerlei zaken heb ik de afgelopen maanden dan ook moeten regelen: de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, een Btw-nummer en de registratie bij de beroepsvereniging. Maar bovenal had ik een woonruimte en werkruimte nodig, een naam voor mijn praktijk, een logo en een website.

Kunstzinnige therapie en cursussen

En nu? De zaken zijn geregeld, de website kan de lucht in en met de bekendmaking van de praktijk Zonnekunst ben ik hard bezig. Nu moeten mensen me gaan weten te vinden: mensen die last hebben van klachten, een bepaalde ziekte hebben of niet lekker in hun vel zitten en daarom therapie willen. Mensen die op een keuzemoment in hun leven staan, een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt of twijfels hebben over studie of beroep en graag persoonlijke begeleiding wensen. Ook mensen die deel willen nemen aan een therapiegroep met anderen die dezelfde ziekte of hulpvraag hebben zijn welkom. En kinderen, studenten en volwassenen die het leuk en zinvol vinden om in hun vrije tijd creatief en verdiepend bezig te zijn en graag in een gezellig groepje een workshop of kunstzinnige cursus willen volgen.

Het uitzicht op mijn toekomst

Daar sta ik dus nu, boven op de berg en uitkijkend op het landschap van de toekomst. Daadkracht zal nodig zijn om mijn initiatief in de wereld te zetten en discipline om in mijn praktijk aan huis ook daadwerkelijk aan het werk te gaan. Ik merk dat ik prioriteiten moet stellen betreffende alles wat ik moet en wil doen, keuzes moet maken en mijn grenzen moet aangeven. En bovenal zal ik moeten zorgen voor overzicht en een gezonde afwisseling van inspanning en ontspanning, van werk en vrije tijd.

Zie voor meer informatie:

Vrije Hogeschool, Driebergen, www.vrijehogeschool.nl

Kunstzinnige Therapie, Hogeschool Leiden, www.hsleiden.nl/kt

Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid, www.vrolijkheid.nl

10-femke

Inspiratie van een koster

door Remco Graat

Koster in de studentenkerk

Het was schrikken toen ik vorig jaar als koster de sacristie van de studentenkerk binnenliep. Daar lag het kooltje waar de voorganger elke zondagsviering wierookkorrels op legt. Eerder had ik het kooltje aangestoken, maar het brandde niet meer. Vervelend. Want zonder smeulend kooltje geen wierook. Omdat de tijd ontbrak om het opnieuw aan te steken, bracht ik het gedoofde kooltje naar het altaar. Voorganger Theo Koster loste het stijlvol op, al weet ik niet meer precies hoe. Wel herinner ik me de gezichten van bezoekers die – al was het maar even – mijn kant opdraaiden.

Tekenend voor je taak als koster. Onopvallend werk, zolang alles vlekkeloos verloopt. Maar wanneer iets mis gaat – geluid dat niet goed staat, te weinig servetten of zo’n kooltje dat niet goed is aangestoken – is de schuldige snel gevonden. Geen ramp. Niemand wordt boos en achteraf kan ik er vaak om lachen. Maar de gedachte “als alles maar goed gaat” speelt wel door mijn hoofd. Vooral de eerste maanden. Toen belemmerde die gedachte ook mijn beleving van de viering. Inmiddels heb ik wat ervaring opgebouwd en kan ik weer met de volle aandacht bij de liturgie zijn.

Waarom doe ik wat ik doe? Vind ik er inspiratie in? Tot voor kort heb ik daar niet of nauwelijks over nagedacht. Het schrijven van dit verhaal heeft me gedwongen even stil te staan. Naar mezelf te kijken. Ja, waarom doe ik eigenlijk wat ik doe? Eerst de praktische overwegingen. Interesse. Ik studeer religiewetenschappen. Toen ik werd gevraagd koster te worden, leek het mij boeiend en leerzaam om een actieve rol te spelen in de liturgie. Verder biedt het werk als koster mij een prima stok achter de deur. Het voorkomt ‘zondagsluiheid’. Nu ben ik in elk geval één keer in de twee weken bij een viering.

Maar er is meer. Het gaat dieper. Opnieuw een herinnering om het uit te leggen: vorig jaar was ik koster tijdens de viering van een 40-jarig huwelijk. Het echtpaar had een cd gemaakt met eigen muziek. Of ik de juiste nummers op het juiste moment wilde afspelen. Een kleine taak. Maar toch, muziek is belangrijk. Zeker bij zoiets persoonlijks en bijzonders als een jubileum. De viering verliep prima en ik vond de dankbaarheid van het echtpaar hartverwarmend. Ik had een kleine, maar wezenlijke rol gespeeld in hun beleving. Dat voelt, nou ja, dat voelt gewoon goed.

Als koster ben je van betekenis. Dat heb ik toen, na afloop van die viering, sterk ervaren. Ik hoop niet dat dit ‘dikdoenerig’ overkomt. Zo is het niet bedoeld. Het heeft te maken met het gevoel dat je ergens thuishoort. Dat je meetelt. Dat wie je bent en wat je doet, wordt gezien en van belang is. Het besef dat je een steentje bijdraagt aan de beleving van een jubileum, zondagsviering of wat voor viering dan ook, is voor mij heel wezenlijk.

Gemeenschap is tot slot ook een woord dat bij me opkomt. Want ook al is de studentenkerk geen parochie in de strikte zin van het woord, toch proberen we met z’n allen iets van gemeenschap neer te zetten. De voorgangers, het koor, de koffiezetters, de bezoekers en ja, ook de kosters, hebben elk een eigen rol in de zondagsviering. In dit samenzijn, zo zie ik het althans, schemert íets door van het Koninkrijk der Hemelen. Het schemert door in al die verschillende mensen. Mensen die samenkomen met al hun wensen, angsten en verdriet. Die samen eten, zingen en bidden. Die God danken en Hem aanroepen voor steun, troost, vrede en gerechtigheid.

Misschien klinkt het overdreven, maar ik geloof dat we tijdens de viering met z’n allen iets laten zien van het Koninkrijk der Hemelen, van hoe de wereld hoort te zijn. Ik wil daar als koster graag een bijdrage aan leveren. Hoe klein dan ook.

Heel graag.

10 van 1 met Anneclaire Cramer

Anneclaire Cramer (29) was lid van de beleidsraad en koster in de studentenkerk. Dit voorjaar studeerde ze af in Nederlands Recht (RU).

1 Kun je een film, boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?

De film ‘Secrets and Lies’: mensen hebben vaak zoveel geheimen voor elkaar en daar wordt niemand gelukkig van. Als deze geheimen uiteindelijk uitkomen, blijken de gevolgen vaak minder erg dan gedacht. Aan het einde van de film roept één van de hoofdpersonen uit: "There I’ve said it. So where is the bolt of lightning? Secrets and lies... We're all in pain! Why can't we share our pain?". Hij zet in één zin de onzin van geheimen uiteen!

2 In welk vakgebied zou je je nog verder willen verdiepen?

Ik zou graag Spaans of Italiaans willen leren. Of een nog exotischere taal: Arabisch of Chinees!

3 In welke omgeving kom je het best tot je recht?

In een rustige omgeving. Ik heb een hele zachte stem en daardoor kan ik me moeilijk verstaanbaar maken in een groep. Soms is dit best frustrerend, vooral als ik denk iets interessants aan een discussie te kunnen toevoegen en ik er niet tussenkom. En mijn grappen komen dan ook altijd te laat! Als ik echter met een kleine groep mensen ben, wordt er rekening gehouden met mijn beperking. Ik vind het ook heerlijk om te luisteren als er tussen de anderen een pittig gesprek gaande is.

4 Mijn leven heeft een wending genomen toen…

ik in 2002 een hartlongtransplantatie kreeg. Eerst volgde er een periode van revalidatie en daarna een paar jaar genieten. Ik ben op plaatsen geweest waar ik anders nooit zou zijn gekomen. Zo heb ik in Rome gewerkt in de Vaticaanse bibliotheek; dit was een geweldige ervaring. De transplantatie is het grootste geschenk dat ik ooit heb gehad.

5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?

Blijf altijd meedenken. Als je afwacht wat anderen voor je regelen, kan er veel misgaan.

6 Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU?

Zelf ben ik niet katholiek, maar ik vind het goed dat de RU een levensbeschouwelijke achtergrond heeft. De studententijd is een tijd waarin veel mensen met de grote vragen van het leven te maken krijgen.

7 Wat heeft de ideale universiteit dat Nederlandse universiteiten niet hebben?

Ik ben er van overtuigd dat het bij een echte academische opleiding hoort om over de grenzen van je eigen vakgebied heen te kijken. Hierin is echter erg weinig ruimte voor studenten.

8 Gelovig, atheïst of iets anders?

Al zo lang ik mij kan herinneren ben ik gelovig, hoewel ik hier van huis uit weinig over heb meegekregen. Pas tijdens mijn studententijd ben ik er echt iets mee gaan doen en in 2005 ben ik gedoopt en heb ik belijdenis gedaan in de Studentenkerk. Het geloof geeft mij een solide basis in een onzeker leven.

9 De kerk...

...blijft heel belangrijk voor mij. Op dit moment gaat het minder goed met mijn gezondheid. Regelmatig komt de dominee uit Schaarsbergen bij mij op bezoek en dat is altijd fijn. Helaas is het voor mij niet meer mogelijk zelf naar de kerk toe te gaan, maar ik ben altijd met veel plezier naar de zondagsvieringen in de Studentenkerk geweest. De Studentenkerk was een belangrijk rustpunt in mijn studentenleven en ik heb er ook goede vrienden gemaakt.

10 Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema ‘Werk’?

Dat het leven op zichzelf al een heel werk is!

12-anneclaire