Zoek in de site...

10-3

Proviand jrg. 10 nr. 3 Geluk

03395px-fortuna_or_fortune

Redactioneel

Geluk

“Een eigen huis, een plek onder de zon,

en altijd iemand in de buurt die van me houden kon.

Toch wou ik dat ik net iets vaker,

iets vaker simpelweg gelukkig was.”

Dit refrein van het nummer “Alles kan een mens gelukkig maken” laat zien dat het nog niet zo eenvoudig is om simpelweg gelukkig te zijn. Hoe doe je dat: simpelweg gelukkig zijn? En wat is geluk eigenlijk?

Grote vragen waarop wij geprobeerd hebben een antwoord te vinden. In een poging de betekenis van geluk te pakken te krijgen, wordt de geschiedenis van het woord ‘geluk’ uiteengezet en legt Aristoteles ons uit dat geluk toch iets heel anders dan plezier is. Maar wat geluk daadwerkelijk is, dat blijft in nevelen gehuld. Toch doen we een poging om deze mist een beetje te laten optrekken. Op de vraag of het geluk te vinden is in geld, optimisme of chocola geven onze auteurs een antwoord. Ja, we bieden zelfs een korte handleiding om de weg naar geluk te vinden.

Dé weg naar geluk vinden lijkt echter een persoonlijke aangelegenheid te zijn; een potje gelukspillen zal daarbij niet helpen, maar misschien een gelukswens wel. Bij dezen dus een duwtje op weg naar geluk: ik wens je geen onmetelijke rijkdom toe, maar dat je tevreden zult zijn met je leven. Ik wens dat je levenslustig en nieuwsgierig blijft naar de verrassingen die elke dag telkens weer in petto heeft. Ik wens dat je open mag staan voor ervaringen die je laten bruisen van levensvreugde.

“Ja, alles, alles kan een mens gelukkig maken

Een zingende merel, de geur van de zee!

Ja, alles, alles kan een mens gelukkig maken

De zon die doorbreekt, een vers kopje thee!”

Tanja van Hummel

Kleine handleiding tot geluk

Door Judith Soons

OIO Sociale Demografie

Anders dan de titel doet vermoeden, kan ik hier niet zeggen hoe jij in jouw situatie gelukkiger moet worden. Maar ik kan wel wat zaken noemen, die volgens onderzoek bijdragen aan geluk.

Onrealistisch zijn, daar word je gelukkig van

Ja, dat is waar. Mensen die net iets té optimistisch zijn, zijn gelukkiger. Zij schatten bijvoorbeeld de kans om een ernstige ziekte te krijgen of te scheiden te laag in. En dat werkt positief, want als je zou weten wat je allemaal aan nare dingen boven het hoofd hangt, word je ook niet vrolijk. Bovendien kan het je bang maken om aan nieuwe dingen te beginnen, als je weet wat er allemaal fout kan gaan. Mensen die een beetje depressief zijn, zijn realistischer, maar dat helpt ze niet om gelukkig te worden.

Materieel geluk duurt maar even, immaterieel geluk heel lang

Niet waar. Een nieuwe auto kopen of de loterij winnen geeft je even een superblij gevoel, maar dat gaat op een gegeven moment over. Helaas is immaterieel geluk echter ook niet eeuwigdurend, alle sprookjes ten spijt. Er is onderzoek dat uitwijst dat geen enkele gebeurtenis langer dan drie maanden merkbaar is in je geluksgevoel. Dat lijkt mij, en veel wetenschappers, tamelijk onwaarschijnlijk. Van bepaalde rotgebeurtenissen zul je echt wel langer dan drie maanden ongelukkig zijn, zoals van het overlijden van dierbaren, ziekte etc. Toch hebben mensen een opmerkelijk goed vermogen om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Helaas vindt ook bij positieve gebeurtenissen, zoals een relatie, een aanpassingsproces plaats, waarbij het oorspronkelijke geluksgevoel langzaam wegebt. Maar juist een partner kan je geluk steeds nieuwe impulsen geven.

Wie je bent bepaalt hoe gelukkig je bent

Ja. Voor een groot deel bepalen je genen hoe je bent en dat hangt weer sterk samen met hoe gelukkig je je voelt. Dit geldt vooral voor bepaalde persoonlijkheidstrekken, zoals emotionele stabiliteit of extraversie. Mensen die emotioneel stabiel zijn, zijn minder snel overstuur of geërgerd; extraverte mensen zien sneller het positieve van een gebeurtenis. Op die manier werkt hun persoonlijkheid als een buffer en kunnen ze zich makkelijker over teleurstellingen heen zetten. Er overkomen hen ook minder nare dingen. Hierdoor zijn emotioneel stabiele en extraverte mensen vaak wat gelukkiger. Een andere eigenschap die positief bijdraagt aan je geluksgevoel is het gevoel dat je controle hebt over wat je overkomt en daar actief invloed op kunt uitoefenen, een zogenaamde interne ‘locus of control’. Een interne locus of control heb je als je bijvoorbeeld je goede tentamencijfer toeschrijft aan dat extra uurtje leren in plaats van aan puur geluk.

Met z’n tweeën is beter dan alleen

Ja, ook dit is waar. Het is spijtig voor al die singles, maar de meeste mensen met een partner zijn echt gelukkiger. Onderzoek naar relaties is vooral gedaan onder gehuwden, en zij zijn aan alle kanten beter af: ze zijn gezonder, leven langer, hebben een hoger inkomen, zijn minder depressief en meer tevreden met hun leven. Hiervoor worden drie redenen genoemd. Ten eerste is het simpelweg goedkoper om samen te leven, omdat je bepaalde kosten deelt. Ten tweede stimuleren partners elkaar om zich gezonder te gedragen: om eerder naar de dokter te gaan, minder vaak dronken te zijn, en nu toch éindelijk te stoppen met roken. Dit heeft vooral een positief effect op de gezondheid en de levensduur. En last but not least: de liefde. Partners kunnen elkaar veel geven: een luisterend oor, intimiteit, seks, iemand om samen leuke dingen mee te doen.

Het gaat toch om het boterbriefje

Deels waar. In heel veel studies is gevonden dat gehuwden gelukkiger zijn dan ongehuwden. Maar dit verschil lijkt vooral veroorzaakt te worden door de ongelukkigen die een echtscheiding of het overlijden van hun partner hebben meegemaakt. Als je gehuwden vergelijkt met mensen die nooit getrouwd zijn geweest, blijkt het verschil vrij klein te zijn.

Tegenwoordig kiezen veel mensen ervoor om ongehuwd samen te wonen. Dit doen ze als een soort test van hun relatie, omdat het toevallig beter uitkomt of als een permanent alternatief voor een huwelijk. Bovenstaande redenen waarom gehuwden gelukkiger zijn, zouden ook op kunnen gaan voor deze samenwoners. Maar samenwoners zijn toch vaak iets minder gelukkig dan gehuwden. Dit komt omdat huwelijken vaak stabieler zijn en de partners minder ruzie hebben: ze hebben minder onzekerheid over het verloop van hun relatie. Verder verschillen de mensen die kiezen voor samenwonen van de mensen die kiezen voor een huwelijk van elkaar: samenwoners zijn vaak minder religieus en individualistischer. In sommige landen kiezen mensen bovendien voor samenwonen als ze niet genoeg geld hebben om te trouwen, en dat lagere inkomen verklaart dan weer het verschil in geluk. Onder Nederlandse jongvolwassenen lijkt het net andersom te zijn: daar hebben de samenwonende stellen het hoogste inkomen en de hoogste opleiding.

Hoe groot het verschil tussen samenwoners en gehuwden is in een land, hangt ook af van hoe geaccepteerd ongehuwd samenwonen daar is. Als de leefvorm beter geïntegreerd is in de samenleving, is het verschil in geluk tussen samenwonenden en gehuwden kleiner. In Nederland en de Scandinavische landen bijvoorbeeld hebben samenwonenden meer rechten dan in andere landen. Zeker als je een samenlevingscontract of een geregistreerd partnerschap afsluit, verschillen je rechten nog maar weinig met die van gehuwden, en daarmee ook de mate waarin je gelukkiger wordt. In landen zoals Italië of Polen ligt dat anders; daar lijkt het geluksniveau van samenwonenden meer op dat van singles.

Mannen zijn gelukkiger dan vrouwen

Nee. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat vrouwen minder gelukkig zijn dan mannen. Toch is dit, zeker in ouder onderzoek, vaak gevonden. Echter, in ander onderzoek werd geen of het omgekeerde verschil gevonden. Een belangrijke verklarende factor blijkt de meetmethode te zijn. In veel onderzoeken wordt de mate van depressieve symptomen gemeten. Daarop scoren vrouwen vaak hoger dan mannen; depressie is typisch een vrouwenkwaal. Mannen grijpen echter eerder naar de fles als ze er geen heil meer in zien. Het percentage mannen met een alcoholverslaving is dan ook groter dan het percentage vrouwen. Als je geluk meet met vragen over hoe gelukkig mensen zich voelen of hoe tevreden ze zijn met hun leven, dan zijn er maar weinig verschillen tussen mannen en vrouwen. Het lijkt er dus op dat mannen niet gelukkiger of ongelukkiger zijn dan vrouwen, maar dat áls ze ongelukkig zijn, ze dit op een andere manier uiten. Of dit duidt op een biologisch verschil, daar is de wetenschap het nog niet over eens.

Voor iedereen zit het geluk in dezelfde hoek

Niet waar. Heel diverse zaken kunnen bijdragen aan een gelukkig leven. De dingen die ik noem in dit artikel zijn allemaal uitkomsten uit onderzoek dat onder vele honderden mensen is gedaan en vooral voor de ‘gemiddelde’ persoon gelden. Maar die gemiddelde persoon ben jij meestal niet. Sommige uitkomsten zullen wel op jou van toepassing zijn, maar andere niet. Er zijn wel zaken, zoals een fatsoenlijk inkomen, relaties en gezondheid, die over de hele wereld bijdragen aan het geluk van mensen. Maar als je kijkt naar kleinere dingen, blijkt dat iets je alleen gelukkig kan maken als het ook belangrijk voor je is. Als het halen van een tentamen heel belangrijk voor je is, ben je ook blijer met een mooi cijfer. Andersom zal je ook minder balen van een onvoldoende als het niet belangrijk voor je is. Dit is natuurlijk een beetje een open deur. Maar wellicht kan deze wetenswaardigheid je helpen bij het ‘managen’ van je verwachtingen en kom je erachter welke dingen voor jou belangrijk zijn.

Ik wens je een gelukkig leven toe!

02vriendinnetjes

Geluk overkomt je

Door Jorrig Vogels

Student Taalwetenschap aan de RU

Iedereen heeft het wel eens over geluk. Maar wat betekent het woord geluk precies? Volgens het woordenboek heeft geluk vier betekenissen: 1) lot, fortuin; 2) gunstige loop van omstandigheden, voorspoed; 3) gunstig toeval, aangenaam voorval; 4) aangenaam gevoel van iemand die zich verheugt over zijn geluk (betekenis 2). Als we het tegenwoordig over geluk hebben, gaat het volgens mij vaak over die laatste betekenis: geluk is een blij gevoel dat je krijgt omdat je gelukkig bent. Dat geluk heb je vaak zelf in de hand: je hebt je hele leven hard gewerkt waardoor je nu genoeg tijd en geld hebt om alles te doen wat je gelukkig maakt; je helpt andere mensen zonder daar iets voor terug te vragen en daar word je gelukkig van; door op je gevoel af te gaan heb je nu je droombaan of droomstudie gevonden waarin je je geluk niet op kan. We zien geluk vooral als iets maakbaars: iedereen kan gelukkig worden, als je maar genoeg je best doet en er hard voor knokt. Wellicht is die maakbaarheidsgedachte een product van onze huidige geïndividualiseerde en geseculariseerde samenleving, waarin iedereen geheel vrij zijn eigen keuzes moet kunnen maken en er zo weinig mogelijk in de weg behoort te staan van het individuele geluk.

De eerste drie woordenboekbetekenissen van geluk hebben echter vooral te maken met iets wat je overkomt, iets waar je geen controle over hebt maar dat gewoon gebeurt. Hoogstwaarschijnlijk zijn dit ook de oudste betekenissen van het woord geluk: het Middelnederlandse gheluc(ke) (waar ook het Engelse luck vandaan komt), het Middelnederduitse (ge)lucke en het Middelhoogduitse (ge)lücke (de voorloper van het Duitse Glück) konden behalve ‘geluk’ ook betekenen ‘voorspoed’, ‘lot’, ‘(gelukkig) toeval’ en ‘voordeel’. Het woord geluk zit ook in het werkwoord (ge)lukken. Als iets lukt, dan heb je geluk, of dat nou aan jezelf te danken is of aan stom toeval. In deze oude betekenissen van geluk komt de maakbaarheidsgedachte helemaal niet zo sterk naar voren. De nadruk ligt op de toevalligheid en grilligheid van geluk: soms gaat het goed en heb je geluk, soms ook niet en heb je pech. Daar heb je je maar bij neer te leggen.

Het woord geluk hoeft bovendien niet eens altijd een positieve connotatie te hebben. Dat geluk ook heel neutraal kan zijn, kun je bijvoorbeeld zien aan de uitdrukking op goed geluk, dat eigenlijk betekent ‘zonder te weten wat het lot gaat brengen’. In het Engels praat je over good luck en bad luck, hetgeen aangeeft dat geluk hier bijna synoniem is met lot: is het lot je gunstig gezind, dan heb je succes; zo niet, dan heb je pech. Vaste uitdrukkingen blijven vaak onveranderd door de eeuwen heen, en kunnen zo oude betekenissen van woorden onthullen. De eerste woordenboekbetekenis lijkt daarom de oudste betekenis te zijn van geluk. Vanuit het neutrale ‘lot, toeval’ heeft de betekenis zich ontwikkeld naar ‘gunstig toeval’ en vandaar naar ‘het blije gevoel dat je daarvan krijgt’. Uiteindelijk hoefde dat blije gevoel niet noodzakelijk meer te komen door een aangename loop van omstandigheden, maar kon het ook voortkomen uit eigen handelen.

Helaas is de verdere geschiedenis van het woord geluk in duisternis gehuld, waardoor deze redenering niet te controleren is. Wel is er een ander woord dat eenzelfde betekenisgeschiedenis lijkt te hebben: het Nederlandse fortuin en het Engelse fortune ‘fortuin, geluk’, die beide van het Latijnse fortuna komen. Fortuna was de Romeinse godin van het geluk, maar ook van het lot in het algemeen. Men geloofde dat zij met haar ‘rad van fortuin’ een positieve invloed kon hebben op de gebeurtenissen, maar onder de naam Fortuna Mala kon ze ook ongeluk brengen. Het woord fortuna is afgeleid van fors ‘blind toeval’, dat zijn oorsprong heeft in het Proto-Indoeuropees[1] als *bhrtis- ‘dat wat gebracht wordt’. Ook hier was dus de oorspronkelijke betekenis ‘iets wat je overkomt’, ‘iets wat je (van hogerhand, door een godin) wordt opgelegd’, waarna de betekenis gaandeweg verschoof naar ‘iets fijns dat je overkomt’. Een interessante vraag daarbij is waarom die betekenis naar de positieve kant van ‘het lot’ is verschoven en fortuna niet ‘pech’ of ‘ongeluk’ is gaan betekenen. Misschien was het een geval van wishful thinking of bijgeloof: als we met zijn allen maar positief blijven denken en praten, dan gebeuren er misschien minder vervelende dingen.

De geschiedenis van zowel het woord geluk als het woord fortuin suggereert dat geluk in vroeger tijden vooral iets was wat de mens niet in eigen hand had. Zeker tot in de Middeleeuwen waren de meeste mensen in West-Europa afhankelijk van wat de natuur hen bracht. In de prehistorie moesten de jagers en verzamelaars maar afwachten of er genoeg wild en vruchten in het bos aanwezig waren om voldoende te eten te hebben. Toen de landbouw zich ontwikkelde bepaalden vooral de weersomstandigheden de opbrengst van het land. Een mislukte oogst kon een hongerwinter betekenen. Ziekte en dood leken vaak onverklaarbaar. Het grillige verloop van hun lot schreven de mensen toe aan hogere machten, zodat ze met offers en gebeden nog enig houvast konden vinden. Mogelijk hebben geluk en fortuin in deze periode ook hun positieve betekenis gekregen, als een soort poging het lot positief te beïnvloeden via de taal.

Wanneer de welvaart stijgt en mensen minder afhankelijk worden van de natuur, krijgen ze meer vrijheid om hun eigen keuzes te maken en de controle over hun leven meer in eigen hand te nemen. Of je gelukkig wordt of niet hangt zo steeds meer af van je eigen handelen. Mijn suggestie is dat deze ontwikkeling op dit moment wordt gereflecteerd in ons taalgebruik, doordat de semantiek van geluk en fortuin steeds meer losgekoppeld wordt van hun oorspronkelijke betekenis ‘lot’. Geluk wordt maakbaar. In dit verband zou het interessant zijn om ook eens te kijken naar de semantiek van woorden voor ‘geluk’ in culturen waar het geloof in bijvoorbeeld goede en kwade geesten nog een grote rol speelt (zie ook het artikel van Thomas Quartier over geluksrituelen).

Een opvallend verschil tussen de betekenisontwikkelingen van geluk en fortuin is overigens dat terwijl geluk meer associaties lijkt te hebben gekregen met ‘een fijn gevoel’, en dus met immaterieel geluk (‘geld maakt niet gelukkig’), fortuin duidelijk de extra betekenis ‘grote som geld’ heeft gekregen. Wellicht heeft deze verschuiving al plaatsgevonden in het Latijn, waar fortuna behalve ‘lot, geluk’ ook ‘(maatschappelijke) positie’ kon betekenen. Van daar was het in het decadente Romeinse keizerrijk nog maar een kleine stap naar ‘positie bepaald door welvaart’ en vervolgens naar ‘bakken met geld’.

Geluk in onze westerse wereld was oorspronkelijk iets wat mensen overkwam en waar ze geen controle over hadden. Tegenwoordig lijkt geluk een heel maakbaar concept te zijn geworden, getuige ook de overvloed aan cursussen, workshops en boeken over ‘hoe word ik gelukkig’. Dat idee van maakbaarheid heeft zich ook genesteld in de taal.■

Bronnen:

Geluk en kwaliteit

Door Paul van Tongeren

Hoogleraar wijsgerige ethiek en directeur Centrum voor Ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen

Op 1 februari 2009 was er een ‘Symposium Geluk’ in Amsterdam. Onderdeel van het programma was – volgens een bericht in Trouw van 31 januari – een discussie tussen Tweede Kamerleden van de Partij van de Arbeid, de VVD en GroenLinks over de mogelijkheid en wenselijkheid van geluk als politiek thema. Femke Halsema (GL) denkt dat de politiek de samenleving gelukkiger kan maken door haar minder consumptief en duurzamer te maken; Stef Blok (VVD) meent dat de politiek zich niet moet bemoeien met een bepaalde interpretatie van wat geluk zou zijn, en niets anders moet doen dan de voorwaarden scheppen waaronder iedereen op de door hem of haar gewenste manier geluk kan nastreven. En Mei Li Vos (PvdA) vindt een beetje het een en een beetje het andere: ze is bang voor regeldrift, maar denkt wel dat mensen gelukkiger worden als ze in een schoner milieu leven. Politiek gezien dus niets nieuws onder de zon.

Maar wat betekent het dat geluk thema van politieke discussies is? In Engeland houdt de regering al langer rekening met de resultaten van een geluksmeting die vaststelt hoe men scoort op de Happy Planet Index. Aan verschillende universiteiten in binnen- en buitenland wordt onderzoek gedaan naar het geluksniveau van burgers en de invloed die allerlei factoren daarop hebben. Zo schijnt men onder meer vastgesteld te hebben dat gehuwde mensen en gelovigen gelukkiger zijn dan ongehuwden en ongelovigen. Ik prijs me gelukkig.

Wetenschappelijke kennis van geluk?

Er is iets merkwaardigs aan dit soort onderzoek en politieke interesse. Maar wat precies? Merkwaardig is niet dat politici menen dat het hun taak is om te werken aan een samenleving die mensen gelukkiger maakt. Het is ook niet vreemd dat we kunnen en willen meten onder welke omstandigheden mensen zich gelukkiger voelen. We willen van alles weten, en ‘weten’ betekent (althans sinds een paar honderd jaar) nu eenmaal: ‘meten’. Hoewel…

Meten is slechts mogelijk door kwantificering. Geluk is – denk ik – een kwaliteit. Je zult dus die kwaliteit in kwantiteit moeten omzetten om haar te kunnen meten. Nu doen we dat tegenwoordig voortdurend en op allerlei terreinen. De kwaliteit van onderzoek wordt gemeten door aantallen publicaties, citaties, etcetera; de kwaliteit van onderwijs wordt gemeten door scores op een tevredenheidsschaal. Je kunt ongeveer dezelfde methode gebruiken om de tevredenheid van studenten met het onderwijs, van patiënten met de ontvangen zorg, van automobilisten met het wegennet en van toeristen met hotelaccommodatie te meten. Dat wil zeggen dat het verschil tussen onderwijs, medische hulp, autorijden en toerisme in dat soort van onderzoek naar de achtergrond verdwijnt; wat overblijft is ‘tevredenheid’. Wanneer die tevredenheidsscores worden beschouwd als indicatoren van de ‘kwaliteit’ van respectievelijk onderwijs, patiëntenzorg, wegennet en hotelaccommodatie, dan verdwijnt ook het verschil tussen deze zaken en bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of nog andere zaken waarvan de ‘kwaliteit’ niet via tevredenheidsmetingen, maar op andere wijze wordt ‘geteld’. Kortom: ‘weten is meten … voor wie de kwaliteit is vergeten’.

Filosofie en de vraag wat geluk ‘is’

Als je mensen vraagt of ze zich gelukkig voelen, kun je de antwoorden verzamelen en zo vaststellen hoeveel mensen althans zeggen zich gelukkig te voelen. Als je wilt vaststellen of mensen zich werkelijk gelukkig voelen, moet je niet alleen op een wat slimmere manier je vragen stellen, maar heb je ook een begrip nodig van wat dat betekent: ‘je werkelijk gelukkig voelen’. Als je nog verder gaat en wilt vaststellen of mensen gelukkig zijn, heb je een begrip nodig van wat ‘geluk’ is. Maar wie zou durven beweren dat hij dat weet? Dat kun je immers zelfs met wat in de sociale wetenschappen ‘kwalitatief onderzoek’ heet, niet vaststellen. We twijfelen bovendien of iemand dat überhaupt wel ooit kan ‘weten’. Is het niet iets subjectiefs? Zijn we niet onvermijdelijk overgeleverd aan de subjectieve meningen van individuen? Kunnen we wel iets anders dan optellen wat mensen ‘vinden’?

Soms denk ik dat de filosofie de enige discipline is die zich nog echt met ‘kwaliteit’ bezig houdt; althans die onderdelen van de filosofie die nog de vraag durven te stellen naar wat zoiets als ‘geluk’ (of ‘rechtvaardigheid’, of ‘waarheid’, of ‘mens-zijn’, enz.) ‘eigenlijk’ is. Onmiddellijk toegegeven: de filosofie moet haar interesse in zulke vragen bekopen met een lage wetenschappelijke status. Filosofie is dan ook geen wetenschap; het is denken, en als zodanig de niet-wetenschappelijke kern en basis van alle wetenschap.

Een van de wetenschappelijkste filosofen uit de geschiedenis van het denken heeft zich uitdrukkelijk ook met het geluk bezig gehouden: Aristoteles begint zijn Ethica zelfs met de stelling dat geluk het hoogste doel is van alles wat we doen en dat het dus zaak is om ons af te vragen waarin het bestaat, zodat we ons handelen er vervolgens beter op kunnen afstemmen. Hij begint zijn beantwoording van deze vraag met een soort wetenschappelijk onderzoek. Alsof hij vragenlijsten heeft uitgestuurd en geanalyseerd, komt hij op de vraag wat geluk is, tot drie antwoorden: genot of plezier, erkenning voor wat je presteert, en inzicht of kennis. Aristoteles erkent echter dat hij hiermee nog steeds niet weet ‘wat geluk is’, maar alleen ‘wat mensen denken of zeggen dat het is’. Hij is vervolgens empiricus genoeg om ervan uit te gaan dat wat het is, niet totaal iets anders kan zijn dan wat mensen denken dat het is; maar hij is filosoof genoeg om zelf na te denken en de vraag te stellen wat geluk nu eigenlijk is. Uit wat hij daarover naar voren brengt kan ik hier slechts één enkel puntje weergeven.

Geluk en plezier

Veel mensen noemen ‘genot’ of ‘plezier’ als invulling van het geluk. Dat is zonder twijfel een belangrijk element, maar het kan niet alles zijn: genot is te weinig gepreciseerd. Je kunt genieten van het lezen van poëzie, het eten van frites, van vrijen, van studeren, van het kijken naar oorlogsfilms, enzovoort. Plezier is niet los verkrijgbaar, maar zit altijd vast aan een handeling. De vraag is welk handelen het plezier geeft dat bij geluk hoort.

Hiermee is ook gezegd dat we niet elk soort handelen dat plezier geeft als ‘geluk’ zullen bestempelen. Iemand die plezier beleeft aan het eten van junkfood en het spelen van schietspelletjes noemen we niet gelukkig. Misschien voelt hij zich wel gelukkig (althans zolang hij geen buikpijn krijgt en de verveling hem niet overvalt), maar dat is dan slechts omdat hij niet weet wat hij mist; dat wil zeggen: welk hoger genoegen vastzit aan andere activiteiten. Anders gezegd: zo iemand kan denken dat hij gelukkig is, maar hij is het niet echt. Stel dat iemand een leven lang op die manier heeft doorgebracht, dan zullen we toch niet zeggen dat hij heeft laten zien wat een gelukkig leven is. En als je twijfelt (‘wie geeft mij het recht om te zeggen dat zo iemand niet echt gelukkig is’), vervang je het eten van junkfood en het spelen van schietspelletjes door het drinken van jenever, het kijken naar porno of voor mijn part het sadistisch martelen van masochistische vrijwilligers.

Verschillende soorten handelen zijn dus nog anders kwalitatief onderscheiden dan door de mate waarin ze plezier geven en waarin ze eventueel anderen wel of niet schaden.

Plezier is een gevoel dat vastzit aan (‘op de rug zit van’) een activiteit. Om te weten welke activiteit we moeten verrichten om gelukkig te worden, kunnen we niet naar het plezier kijken dat ermee verbonden is. We zullen moeten vragen naar de kwaliteit van de handeling zelf, los van het meetbare plezier. Inderdaad: we ontkomen niet aan de vraag naar kwaliteit.

04zwemmeninhetgeld

Zorg met een streepje extra

Door Wouter Grijm

Geluk associeer je niet direct met afhankelijk zijn van zorg. Stichting Zebra-zorg laat zich erop voorstaan zorg te bieden met een streepje extra. Dit streepje extra prikkelde mijn nieuwsgierigheid en ik ging op onderzoek uit.

Zebra-zorg is in 2007 opgericht door twee zussen: Natasja Koeckhoven en Michaëla Tesselaar. Als kind leefden zij in een gezin waarin vele kinderen aanschoven die tijdelijk niet thuis konden wonen en als ze met zijn allen op vakantie gingen, was dit vaak naar een boerderij in Limburg. Op deze boerderij ervoeren zij rust en ruimte; voor stadskinderen iets heel bijzonders. Ook zagen zij welke positieve invloed dit heeft op kinderen met een beperking. Dit deed hen, zo klein als ze nog waren, al zeggen: "Dit willen we later ook!".

De zussen volgden allebei een opleiding in de zorg. Hun opleiding bepaalde mede het doel van hun stichting: het leveren van professionele zorg op een boerderij waar de elementen rust, ruimte en natuur als vanzelfsprekend aanwezig zijn. Uiteindelijk vonden Natasja en Michaëla een boerderij in Vogelenzang die voldeed aan hun eisen.

De stichting Zebra-zorg wil zorg bieden aan diverse doelgroepen, in het bijzonder aan jongeren met een beperking. De stichting probeert dit doel te bereiken door het oprichten en in stand houden van een zorgboerderij waar deze mensen zinvolle dagbesteding aangeboden krijgen. Zij wil de mensen op de boerderij een plek geven waar ze in een ongedwongen en vrije sfeer contact kunnen maken met de dieren en waar ze ruimte en natuur volop kunnen ervaren. Deze manier van zorg bieden is een waardevolle aanvulling op de gewone zorg. De natuur en de omgang met de dieren helpen de deelnemers om zich veilig en geborgen te voelen en hierdoor wordt een omgeving geschapen waarin ze hun mogelijkheden kunnen ontplooien. Niet naar beperkingen wordt gekeken, maar naar de mogelijkheden van de jongeren.

Zelf hebben de initiatiefneemsters ook een beperking. Beiden hebben de ziekte van Pompe. Dit is een progressieve spierziekte die zich bij hen voornamelijk laat zien in verminderde kracht in de beenspieren en in beperkte energie. Hierdoor is de oprichting van de boerderij niet zonder problemen geweest. Toch hopen de zussen in juli 2009 de eerste gasten te kunnen ontvangen.

Alle activiteiten die tot nu toe zijn ondernomen, zijn door vrijwilligers gedaan. Ook Natasja en Michaëla werken op vrijwillige basis. Ze vinden het werk leuk en het maakt hen gelukkig te zien hoe enthousiast iedereen is om met hun stichting mee te werken. Het werken met jongeren met een beperking en een wezenlijk verschil voor hen maken is de grootste drijfveer voor iedereen die met Natasja en Michaëla samenwerkt.

Hun ervaring is dan ook dat je gelukkiger wordt, wanneer je je eigen ambities kunt waarmaken door er volledig voor te gaan en je talenten te benutten, hoe onmogelijk het soms ook lijkt. Hun advies: verzamel goede raadgevers om je heen om samen die berg te beklimmen.

Voor meer informatie over Zebra-zorg en vrijwilligerswerk zie www.zebrazorg.nl

05kindenschaap

De chocolademythe

Door Tanja van Hummel

Deed voor haar profielwerkstuk onderzoek naar de effecten van chocola.

Chocola, het snoepgoed dat het best in de smaak valt: als hagelslag op brood, als bonbon bij de thee, als brownie bij de koffie, als reep tussendoor, als chocolademelk op gure dagen… En chocola is niet alleen een genot voor de mond, maar ook voor het oog. Als je rond Sinterklaas langs een chocolaterie loopt, kijk je je ogen uit. Al die versierde letters, je gaat er spontaan van watertanden. Chocola, goddelijk voedsel.

De Maya’s waren de eersten die chocola nuttigden en zij vertelden al mythen over chocola. Verhalen zijn er altijd rond chocola blijven hangen. Als je de film ‘Chocolat’ bekijkt, zie je alle verhalen de revue passeren: van chocola eten zou je gelukkig worden, het libido zou worden vergroot, de verleiding van chocola is zo groot dat je van geen ophouden weet… Maar wat is er nu waar van die verhalen? Word je van chocola echt gelukkig?

Als we de chocoholic mogen geloven, gaat er niets boven het eten van chocola. De unieke smaak van chocola, het verkoelend effect ervan in de mond en het onovertroffen smelteffect op de tong brengen de chocoholic in extase. Een chocoholic op haar (meestal zijn het vrouwen) woord vertrouwen, is echter niet de beste onderzoeksmethode om te achterhalen of je van chocola gelukkig wordt. Het is beter te onderzoeken welke stoffen er in chocola zitten en welk effect deze stoffen op het menselijk lichaam hebben.

De hoofdbestanddelen van chocola zijn cacao, cacaoboter (vet) en suiker. De suiker geeft in een korte tijd veel energie. Bovendien werkt de suiker, en ook het vet, als een katalysator waardoor de stof serotonine, een lichaamseigen genotsmiddel dat een gelukzalig gevoel oplevert, snel door het lichaam wordt opgenomen. Hierdoor stijgt het serotoninegehalte in het bloed en voel je je gelukkiger. Dit gelukzalige gevoel wordt nog eens versterkt doordat de aanmaak van serotonine door het lichaam ook nog eens gestimuleerd wordt door chocola. Dit komt doordat chocola tryptofaan bevat. Tryptofaan is een essentieel aminozuur, bouwsteen van eiwitten, dat noodzakelijk is voor de aanmaak van serotonine in het lichaam. Daarnaast bevat chocola ook nog de stoffen fenylethylamine, cafeïne en theobromine. Fenylethylamine zorgt ervoor dat de concentratie endorfines, lichaamseigen morfine, in het lichaam hoger wordt; cafeïne en theobromine hebben beide een opwekkend effect, doordat ze de energie die in de lichaamscellen ligt opgeslagen, versneld laten vrijkomen. Vandaar dat mensen van koffie drinken wakker worden.

Blijkbaar wekt het eten van chocola bovenstaande biochemische processen op, maar merken wij ook wat van deze processen? Worden we nu echt gelukkiger als we chocola eten, of praten we ons dat collectief aan?

Dit laatste lijkt het geval te zijn. Als je een kopje koffie drinkt, krijg je daarmee veel meer cafeïne binnen, dan door een reep chocola te eten. Als ontbijt is het prima om een boterham met hagelslag te eten, maar om wakker te worden helpt een kopje koffie beter dan chocola. Chocola is evenmin het wondermiddel om een ochtendhumeur te laten verdwijnen. Om van een ochtendhumeur af te komen, kun je beter een banaan eten. Daarin zit namelijk veel meer tryptofaan dan in chocola en daardoor zet een banaan ook sterker aan tot de aanmaak van serotonine dan chocola.

En als we al iets zouden merken van de gelukkig makende werking van chocola, wat pas mogelijk is na het eten van veel chocola, wordt dat door de negatieve effecten van het eten van chocola weer teniet gedaan. Chocola is in kleine hoeveelheden verrukkelijk, maar als je achter elkaar een reep opeet, is de kans groot dat je daarna met een schuldgevoel kampt: zoveel kilocalorieën naar binnen gewerkt, zoveel suiker, zoveel vet. In gedachten zie je al de knoop van je broek springen. Dit schuldgevoel doet het opgewekte geluksgevoel volledig teniet.

‘In een dip, neem een chocotrip’ is dus niet aan te raden. Als je gelukkig wilt worden, kun je beter gaan sporten en zo endorfines opwekken, of een banaan eten om zo de aanmaak van serotonine te bevorderen. Chocola is slechts een lekkernij waar je met volle teugen van kunt genieten. Aan genieten kun je geluk ontlenen, maar aan chocola zelf niet. Dat chocola gelukkig zou maken, is een sprookje.

06deelaffiche

Geluksrituelen

Omgaan met de heteronomie van het leven

Door Thomas Quartier

Universitair docent rituele en liturgische studies bij Religiewetenschappen en Theologie aan de RU.

Het geluk is als nastrevenswaardig doel in het menselijk leven alles behalve gemakkelijk te begrijpen, laat staan te bereiken. Aan de ene kant zijn we allemaal autonome mensen voor wie bijna alles maakbaar lijkt. Aan de andere kant zijn er echter ook altijd weer gebeurtenissen en omstandigheden in het leven die zich aan deze maakbaarheid onttrekken. Dan moet je ‘geluk hebben’ om uit een moeilijke situatie te komen. Het persoonlijke geluk kan ook afhankelijk zijn van omstandigheden waarin andere mensen of je omgeving een rol spelen. Je bent gelukkig met iemand of met je woonomgeving. Geluk kan van het lot afhangen, en het kan ook een gemeenschappelijk goed betekenen. Beide vormen van geluk confronteren de mens met de heteronomie van het leven: je hebt het niet altijd zelf in de hand.

Mensen proberen op verschillende manieren het geluk te bevorderen. ‘Ik wens je geluk’ is daarvoor een universele kreet die bijna altijd past. Het past als iemand voor een tentamen niet heeft geleerd en toch hoopt een voldoende te halen. En het past ook als iemand een relatie aangaat en je die persoon en zijn of haar partner een goede gemeenschappelijke toekomst toewenst. Twee manieren om het ongeluk af te weren en het geluk te bevorderen.

Het is opmerkelijk dat die afwering of bevordering door daden gebeurt. De taaldaad van het gelukwensen, zoals John Searle het zou noemen[2], opent – los van de cognitieve inhoud – het brede repertoire van de geluksrituelen. Rituelen zijn namelijk daden die mensen uitvoeren als gewone woorden tekort schieten. Naast de basale uitspraak van het gelukwensen zijn er veel andere elementen van geluksrituelen: materiële objecten, gestes, gebaren en spelletjes die mensen uitvoeren. En ook door religieuze rituelen proberen mensen de eigen leefconditie of die van anderen te verbeteren.

Twee soorten van geluksrituelen

Wat is echter de intentie van zo’n geluksritueel? Gaat het er daadwerkelijk om het noodlot te tarten, waarbij een bovennatuurlijke kracht het geluk veiligstelt? Of gaat het erom het eigen handelen een bepaalde richting te geven en dat naar anderen toe tot uitdrukking te brengen? Wellicht is hier sprake van twee soorten van geluksrituelen die telkens erop gericht zijn grip te krijgen op de heteronomie van het leven. Met Roy Rappaport kan men een onderscheid maken tussen de effectieve werking van het ritueel en de communicatieve werking ervan. [3] Mijns inziens zijn er zowel geluksrituelen die verondersteld worden direct werkzaam te zijn als ook geluksrituelen die een communicatief zwaartepunt hebben. Maar hoe zien die er uit?

Het lot beïnvloeden

Veel mensen dragen bij bepaalde gelegenheden een talisman bij zich. Waarom doet een persoon dat? Is hij of zij ervan overtuigd van de talisman bescherming te ontvangen? Rappaport beklemtoont dat de werkzaamheid van rituelen wel degelijk door velen verondersteld wordt. Waarom zou je een talisman bij je dragen bij een tentamen als je er niet in gelooft dat dit nut heeft met het oog op het tentamenresultaat? Tegelijk wijst hij er echter op dat de werkzaamheid niet zomaar mechanisch te verklaren is. Het zou logischer zijn om gewoon voor het tentamen te leren. Bij de talisman gaat het eerder om een bepaalde lading die men geeft aan het maken van het tentamen. Het voelt anders als men de talisman in zijn broekzak heeft. Uiteraard spelen hierbij psychologische factoren een rol, maar het zou te simpel zijn om de handeling daartoe te reduceren. Ook al kunnen mensen vaak geen precieze verklaring geven voor het meenemen van de talisman, toch ligt daarachter de wens om invloed uit te kunnen oefenen, ook buiten het maakbare van het leren voor het tentamen. Men hoopt dat er iets tussen hemel en aarde is waarbinnen een mens in al zijn heteronomie steun kan ervaren. Men doet iets en hoopt er iets voor terug te krijgen, als een soort ‘uitwisselingsritueel’, zoals Catherine Bell zegt.[4] Dit soort geluksrituelen drukken dus een basale vorm van transcendent besef uit dat vorm krijgt in een formele handeling en effectief gemaakt wordt.

Elkaar tot steun zijn

Daarnaast is er echter nog een tweede vorm van geluksrituelen, die eerder te maken heeft met wat Rappaport de communicatieve werking van rituelen noemt. Als iemand aan zijn of haar partner een houten hartje geeft en zegt: ‘In dit hartje zal ik altijd bij je zijn’, dan drukt dat de hoop uit dat men zich met elkaar verbonden voelt, ook op momenten dat de ander net niet in de buurt is en men daar ongelukkig mee is. Dat hartje brengt dan geluk op de gemeenschappelijke levensweg, en de partner zal daadwerkelijk ervaren dat de ander altijd dichtbij is. Hierbij wordt echter niet noodzakelijk verondersteld dat de partner op telepathische wijze contact houdt. Men zal het hartje in de hand nemen als men met elkaar belt of aan elkaar denkt. Het hartje wordt een soort ‘mission statement’ van het gemeenschappelijke geluk. Mensen organiseren hun samenleven vaak door dit soort communicatieve ‘interactierituelen’, zoals Erving Goffman zegt.[5] Het gemeenschappelijke geluk wordt verbonden aan een ritueel kader waarbinnen men zich op veilige wijze kan bewegen. Juist omdat een relatie ook heteronoom is en men haar niet volledig in de hand heeft, helpen rituelen om buiten de puur cognitieve dimensie een andere communicatieve laag te waarborgen. Deze communicatieve laag verhoogt in de ervaring van mensen het gevoel van wederzijds vertrouwen en gedeeld geluk. Het geluk waar het hier om gaat, ontstaat tussen mensen en heeft niet noodzakelijk een transcendent karakter.

07gelukkigevrouw

Rituelen overbruggen

Twee manieren van geluksrituelen dus, die telkens een brug slaan. Een brug naar een sfeer die het noodlot overstijgt of een brug die naar een andere persoon leidt. Het uitgangspunt van deze rituelen is verschillend. Tegelijk zijn er echter wel degelijk mengvormen. Juist de objecten uit een relatie kunnen voor mensen een heilig karakter hebben dat een transcendente lading heeft. En dingen, zoals een talisman, die men samen als heilig beschouwt, kunnen mensen samenbinden. Geluksrituelen hebben mijns inziens gemeenschappelijk dat men probeert de heteronomie van het eigen leven te aanvaarden, tot uitdrukking te brengen en wellicht te kunnen beheersen. In die zin zijn ze de uitdrukking van de beperktheid van het maakbaarheidsideaal van onze samenleving.

Daarbij mag niet vergeten worden dat er ook risico’s zitten aan geluksrituelen. Als men ervan overtuigd is dat het tentamen met een talisman goed zal gaan zonder te studeren, gaat men ongetwijfeld de mist in. En als men denkt dat een partnerschap door een gemeenschappelijk geluksritueel als een houten hart in stand blijft zonder er iets aan te doen, gaat het gegarandeerd mis. Dan aanvaardt men de heteronomie niet, maar probeert hem juist te ontkennen of te ontvluchten. Er is niet alleen maar geluk in het leven. Het ongeluk dat men heeft of ervaart, is een realiteit waaraan niet te ontkomen valt. Een blind gebruik van geluksrituelen kan daarom tot teleurstellingen leiden.

Aan de andere kant kunnen deze rituelen, of ze nu op een transcendente werkzaamheid of een diepere laag van communicatie gericht zijn, wel het vertrouwen van mensen verhogen. In een religieuze context komen we geluksrituelen tegen die mensen binnen een bepaalde traditie vertrouwen kunnen geven. Denk maar aan de huwelijksring in een kerkelijk huwelijk of het branden van een kaars met een bepaalde intentie. Ook daarbij is een gezonde omgang met de rituelen van belang: er niet in vluchten maar er wel kracht uit putten. De bronnen waaruit men in de huidige maatschappij zijn rituelen haalt, zijn erg divers. Want het zijn uiteindelijk allemaal autonome mensen die hopen gelukkiger te worden door het gebruik van geluksrituelen, juist binnen hun heteronome leefconditie. Je kunt niet altijd gelukkig zijn, ook niet door rituelen. Dat zou een naïef, blind vertrouwen zijn. Meer vertrouwen, maar geen blind vertrouwen, dat is wellicht de gebruiksaanwijzing voor huidige geluksrituelen.


[1] Het Proto-Indoeuropees is de gereconstrueerde voorouder van het grootste deel van de Europese en West-Aziatische talen.

[2] John R. Searle, Speech Acts. Cambridge: Cambridge University Press 1969.

[3] Roy A. Rappaport, Ritual and Religion in the Making of Humanity. Cambridge: Cambridge University Press 1999, p. 46ff.

[4] Catherine Bell, Ritual. Perspectives and Dimensions. Oxford: Oxford University Press 1997, p. 108.

[5] Erving Goffman, Interaction Ritual. Garden City, N.Y.: Doubleday 1967.

ALS GELD NIET GELUKKIG MAAKT

Waarom werken we dan nog zo hard?

Een samenvatting van ‘Als geld niet gelukkig maakt, waarom werken we dan nog zo hard?’ van ‘geluksprofessor’ Prof. dr. R. Veenhoven van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Door Koen Verberne

Er wordt vaak gezegd dat geld niet gelukkig maakt. Desondanks werken we hard om veel geld te verdienen. Is er dan toch een relatie tussen welvaart en geluk en zal een verdere groei van de materiële welvaart meer geluk opleveren? In dit artikel zal naar de antwoorden op deze vragen gezocht worden. Maar voordat we daaraan toekomen, zal eerst duidelijk moeten zijn wat we onder ‘geluk’ verstaan.

Wat is geluk?

Geluk is de subjectieve waardering van het eigen leven als geheel, oftewel ‘levensvoldoening’. Volgens deze definitie is geluk iets wat men in gedachten heeft en daardoor kan geluk worden gemeten door er naar te vragen. Je kunt mensen bijvoorbeeld de volgende simpele vraag voorleggen: “Alles bij elkaar genomen, hoe tevreden of ontevreden bent u tegenwoordig met uw leven als geheel?” Het antwoord op zulke vragen wordt vaak weergegeven in een rapportcijfer van 1 tot 10. Bovenstaande vraag is in 95 landen gesteld en vergelijking van de antwoorden laat zien dat we in Nederland onszelf gemiddeld een 7,6 geven, de Denen zichzelf een 8,2 toekennen en de Zimbabwanen slechts gelukkig zijn voor een 3,3.

Als de Denen zoveel gelukkiger zijn dan Zimbabwanen, bestaat er dan een relatie tussen welvaart en geluk? Uit onderzoek blijkt dat er een sterk verband is tussen inkomen en geluk. Dat verband is overwegend lineair. Dit is echter geen steun voor de theorie dat welvaart onderhevig isaan de mate waarin wij gelukkig zijn.

Hoe zit het dan met de groei in geluk? Houdt dat verband met toename van de welvaart? In veruit de meeste landen is de economische groei van de laatste decennia gepaard gegaan met een bescheiden groei in geluk. Dit is overigens geen bewijs voor een causaal effect tussen toename van geluk en welvaartsgroei; het statistisch verband kan ook veroorzaakt zijn door een derde factor, bijvoorbeeld betere gezondheid, of door een effect van geluk op welvaartsgroei.

De relatie tussen welvaart en geluk kan ook op individueel niveau worden bekeken. Zo is het verband tussen individueel inkomen en geluk onderzocht. Daaruit is gebleken dat rijke mensen gemiddeld gelukkiger zijn dan arme mensen, maar in rijke landen is dat verschil meestal klein. Dit verband kan echter niet hard maken dat geld gelukkig maakt; het kan immers ook veroorzaakt zijn doordat gelukkige mensen meer verdienen.

Waarom maakt geld niet gelukkiger in rijke landen?

De geleerden zijn het er wel over eens dat inkomensgroei in rijke landen niet veel toevoegt aan individueel geluk. Over het waarom hiervan doen echter verschillende verklaringen de ronde. Twee verklaringen zullen hier worden besproken: de vergelijkingstheorie en de behoeftetheorie.

De sociale vergelijkingstheorie van geluk, de gangbaarste verklaring, gaat ervan uit dat geluk afhangt van de mate waarin men denkt beter af te zijn dan anderen. Die theorie voorspelt verschillende effecten van welvaartsgroei op landniveau en op individueel niveau: stijging van de algemene welvaart in het land zal volgens deze theorie geen groter geluk geven, omdat iedereen er in dezelfde mate op vooruit gaat en de verschillen gelijk blijven. Deze voorspelling is echter onjuist, omdat er een sterk verband is tussen welvaart en geluk op landniveau. Stijging van de individuele welvaart zou wel meer geluk moeten opleveren, want dan gaan mensen erop vooruit ten opzichte van hun buren. Dit blijkt echter ook onjuist te zijn, want inkomensgroei en afname blijken in rijke landen geen blijvend effect te hebben op geluk.

Het verschijnsel kan beter bekeken worden vanuit de ‘behoeftetheorie’ van geluk. Deze theorie gaat ervan uit dat mensen van nature een aantal universele ‘behoeften’ hebben en dat we ons prettig voelen als die behoeften bevredigd worden en onprettig als dat niet gebeurt. Geluk berust dan primair op hoe prettig of onprettig we ons meestal voelen.

Dit roept de vraag op wat dan algemeen menselijke behoeften zijn. Maslow onderscheidt twee soorten: 1) ‘gebrekbehoeften’, zoals de behoefte aan voeding, onderdak, veiligheid, geborgenheid en sociale waardering, en 2) ‘groeibehoeften’: de drang tot het gebruik van de eigen vermogens zoals het verstand. Het effect van materiële welvaart op bevrediging van deze behoeftesoorten verschilt.

Wat gebrekbehoeften betreft voorspelt deze theorie een afnemende meeropbrengst van materiële welvaart. Naarmate de welvaart groeit komen we minder tekort aan voeding en huisvesting, waardoor een extra groei in welvaart niet meer automatisch zal leiden tot meer bevrediging van gebrekbehoeften en daarmee tot meer geluk. Materiële welvaart betekent bovendien niet noodzakelijkerwijs meer veiligheid en geborgenheid, en de behoefte aan sociale waardering maakt dat mensen gevoelig blijven voor vergelijking met anderen. Voor deze verschillende effecten kan deze theorie niet één duidelijke voorspelling doen, maar de bekende feiten zijn in ieder geval hiermee niet in tegenspraak.

Aangaande de ‘groeibehoeften’ geeft deze theorie een ander perspectief op de relatie welvaart en geluk. Het gaat dan niet om economisch gewin, maar om uitdagende bezigheden. De theorie voorspelt dat het hebben van werk belangrijker is voor geluk dan een hoog inkomen. Dit blijkt voor mensen in de bloei van hun leven inderdaad op te gaan.

08armenrijk

Waarom werken we dan nog zo hard?

Hiermee komen we op de kernvraag: als geld ons persoonlijk nauwelijks gelukkiger maakt, waarom werken we dan toch zo hard? Een aantal mogelijke antwoorden hierop zijn:

1. Omdat we niet beter weten

We zijn nu eenmaal gewend om zo hard te werken, zodat we niet beter weten dan dat geld ons gelukkig maakt. Dit beeld wordt door de overheid en het bedrijfsleven in stand gehouden, omdat zij er belang bij hebben ons wijs te maken dat geld wel gelukkig maakt.

2. Uit morele plicht

We vinden nu eenmaal dat we hard moeten werken. We hebben geleerd dat zwoegen goed is, en dat leven niet voor de ‘leuk’ is. Het calvinistische arbeidsethos is nog sterk aanwezig.

3. Om beter af te zijn dan anderen

We willen graag een hoge plaats op de apenrots. Dat drijft ons tot de economische ratrace, die weer welvaart opstuwt. Deze verklaring sluit aan op de hierboven besproken sociale vergelijkingstheorie van geluk.

4. Voor het spel

We zoeken uitdaging en bezigheid. Als we te lang achter de geraniums zitten, verpieteren we, ook al hebben we ons natje en droogje. Die natuurlijke drang kunnen we nu aardig kwijt in het economisch verkeer. De tegenwoordige arbeidsmarkt biedt ook voor elk wat wils en de kwaliteit van de arbeid is steeds beter geworden. Door de ‘groeibehoeften’ blijven we dus actief, ook al zijn verschillende ‘gebreksbehoeften’ al lang bevredigd. Werken wordt steeds meer een sport en net als bij sport helpt de competitie om aan de gang te blijven.

In de meeste landen van de wereld brengt welvaartsgroei nog steeds meer geluk, maar in rijke landen is dat steeds minder het geval. Toch zijn we niet minder gaan werken. De voornaamste reden is waarschijnlijk dat we niet liever lui dan moe zijn. Wij hebben van nature een behoefte aan bezigheid en uitdaging en in de moderne maatschappij wordt die behoefte vooral bevredigd in economische activiteit. We werken steeds meer voor het spel en krijgen daardoor steeds meer knikkers.

08armoedeglobalisering

De dingen die gelukkig maken

Door Ad Vennix

Universitair docent metafysica en kenleer bij Filosofie aan de Radboud Universiteit.

Stel dat geluk in een potje met pillen zit dat tussen de koffie en de koekjes in de supermarkt staat, zou je dan dat potje kopen?

Wat mij betreft, ik zou geen moment aarzelen en het potje meteen aanschaffen. Want als het geluk werkelijk door zoiets simpels als het slikken van een pilletje bereikt kan worden, dan zou het dwaas zijn als ik moeizaam bleef voortmodderen op een levensweg die tot nu toe weliswaar niet zonder geluk is geweest, maar die naast de nodige tegenslagen ook een fikse hoeveelheid eigenhandig bewerkstelligde mislukkingen met zich heeft meegebracht. En de hemel weet wat de toekomst nog in petto heeft.

Dus doe mij maar zo’n potje gelukspillen.

Tenminste, als die pillen werkelijk in staat zijn mij gelukkig te maken. Want ik koop niet graag een kat in de zak en je weet maar nooit of die gelukspillen niet het product zijn van pure kwakzalverij.

Laat ik bij nader inzien de hand dus nog even op de knip houden en eerst eens gebruik maken van mijn gezond verstand, dat ik gratis en voor niks, maar toch niet voor niets gekregen heb.

Het eerste dat het gezond verstand me voorhoudt is dat wat wij ‘geluk’ noemen niet een geïsoleerde en op zichzelf staande gemoedstoestand is, maar dat het altijd nauw verbonden is met iets dat ‘lukt’ of ‘gelukt is’, bijvoorbeeld het in vervulling gaan van een wens of een verlangen. Ons geluk is dus altijd afhankelijk van bepaalde dingen of gebeurtenissen die ons gelukkig ‘maken’, zoals een beantwoorde liefde, een gewonnen voetbalwedstrijd, een geslaagde studie, een goede gezondheid, vrolijk spelende kinderen, het uitbreken van de wereldvrede, enzovoorts. Daaruit blijkt al wel dat geluk niet voor iedereen (en zeker niet te allen tijde) hetzelfde kan zijn, want niet iedereen verlangt naar dezelfde dingen.

Natuurlijk kun je tegenwerpen dat alle mensen toch naar het geluk en dus naar hetzelfde verlangen. Maar dat is een nogal abstracte en zelfs ietwat misleidende constatering. Dat alle mensen naar het geluk verlangen betekent alleen maar dat alle mensen verlangen naar de vervulling van al hun verlangens, zodat er niets meer te wensen overblijft. Maar voor zover die verlangens van persoon tot persoon, van cultuur tot cultuur en van generatie tot generatie op verschillende dingen betrekking hebben, moet ook het daarmee samenhangende ‘geluk’ een telkens verschillende inhoud hebben. Kinderen beantwoorden de vraag “Wat wil je later worden?” doorgaans ook niet met “Ik wil gelukkig worden”, maar met “Ik wil astronaut worden” of “Ik wil balletdanseres worden” of iets dergelijks, omdat ze feilloos aanvoelen dat de vraag naar wat ze willen (wensen, verlangen) op hetzelfde neerkomt als de vraag naar wat ze gelukkig zou maken.

Het tweede dat het gezond verstand me voorhoudt, is dat het geluk van een mens altijd gepaard gaat met bewustzijn of kennis van de dingen of gebeurtenissen die hem gelukkig maken. Een voetbalfan die niet weet dat zijn favoriete club een belangrijke wedstrijd heeft gewonnen, zal niet toeterend van vreugde de straat op gaan; en iemand die wanhopig verliefd is, zal door wanhoop bevangen blijven zolang hij niet weet dat zijn liefde beantwoord wordt. Om kort te gaan, ‘gelukkig zijn’ komt op hetzelfde neer als ‘zich gelukkig weten’.

Daaruit volgt dat het geluk van een mens altijd afhankelijk is van twee welbepaalde voorwaarden, namelijk (1) dat de dingen of gebeurtenissen die hem gelukkig kunnen maken verwerkelijkt zijn en (2) dat hij zich van die verwerkelijking bewust is.

En daaruit volgt weer dat alléén een pil die in staat is deze twee voorwaarden te bewerkstelligen de benaming ‘gelukspil’ ten volle waard is.

Nu is gemakkelijk in te zien dat geen enkele pil in staat is de eerste voorwaarde te bewerkstelligen. Want een pil kan wel van alles en nog wat in mijn organisme teweegbrengen, maar niet in mijn omgeving. Stel dat mijn geluk afhankelijk is van de liefde van iemand anders, of van een stabiele wereldvrede, wat heb ik dan aan een pil? Kan die pil mij de verlangde liefde verschaffen? Kan die pil de lang verbeide wereldvrede tot stand brengen? Dan zou het warempel een weergaloos wondermiddel zijn, een moderne panacee die de voormoderne goddelijke almacht nog overtreft – vooral in ongeloofwaardigheid!

Eigenlijk is daarmee de mogelijkheid van een gelukspil al afdoende weerlegd. Maar ik vrees dat een toenemend aantal mensen het geluk beschouwt als een soort afgezonderde privétoestand van hun bewustzijn en dat ze bijgevolg al hun hoop gevestigd hebben op de tweede voorwaarde. Van oudsher is immers bekend dat het bewustzijn en de gemoedsgesteldheid van mensen beïnvloed en veranderd kunnen worden door het innemen van bepaalde stoffen (denk aan alcohol, mescaline, opium, nicotine en dergelijke) of door het gebrek aan bepaalde stoffen. In de afgelopen decennia is de kennis van de menselijke hersenen en de stoffen die in de hersenprocessen een rol spelen ontegenzeglijk met rasse schreden toegenomen. Zou het dus op enig moment in de toekomst niet mogelijk zijn een pil te ontwikkelen die het menselijk bewustzijn of de menselijke gemoedsgesteldheid in een stabiele toestand van geluk zou brengen?

Nu ja, denk eens wat langer na en trek geen voorbarige conclusies. Laten we eens aannemen dat je een vrouw ontmoet die doodongelukkig is omdat ze geen werk heeft, honger lijdt, dakloos is en onlangs haar jongste kind verloren heeft. Wat doe je? Probeer je haar te troosten? Geef je haar werk, voedsel en onderdak? Of geef je haar gemakshalve zo’n gelukspil (zodat ze in ieder geval een ‘gelukkig’ levenseinde heeft), terwijl je er voor alle zekerheid zelf ook eentje neemt, omdat het gevoel van medelijden je eigen geluk dreigt te verstoren? En aangenomen dat je nog onder de invloed van je vorige gelukspilletje verkeert: zal het ongeluk van die vrouw je dan niet onverschillig laten – tenzij het pilletje maar matig werkt? Want laten we wel wezen, wat heb je aan een gelukspil als je eigen gevoel van geluk onverminderd beïnvloed wordt door je omgeving? En als je bewustzijn door het slikken van zo’n pil min of meer immuun wordt voor de prikkels uit je omgeving, waarom zeg je dan niet gewoon dat het een verdovend en bewustzijnsvernauwend middel is? Noem het dan geen ‘gelukspil’, maar bijvoorbeeld ‘soma’, naar de beruchte vergetelheiden-gelukzaligheid-brengende drug uit de visionaire roman Brave New World van Aldous Huxley. En zeg er eerlijk bij dat volgens jou ‘zich gelukkig weten’ op hetzelfde neerkomt als ‘zich gelukkig wanen’. Dan begrijpt iedereen meteen dat je knollen voor citroenen verkoopt.

Is geluk dus niet ‘maakbaar’? Nee, althans niet in de technisch-praktische betekenis van dat woord. Maar dat neemt niet weg dat er eindeloos veel dingen zijn die een mens gelukkig kunnen ‘maken’, inclusief het verse kopje thee van René Froger.

De zon maakt bloemen, warmte, hei,

de zee maakt stil – wat maken wij?

(Leo Vroman)

Wij maken een gelukspil. En in onze haast om gelukkig te worden vergeten we dat die pil ons bewustzijn vernauwt en daarmee een schaduw werpt over ons schitterendste vermogen: open te staan naar de wereld en ontvankelijk te zijn voor alle pijn, maar ook voor alle geluk.

Gebruik je verstand. Laat het potje met gelukspillen maar rustig staan voor andere gelukzoekers. En modder maar gewoon moeizaam verder, net als ik.

Het kost wat.

Maar dan heb je ook wat.

09happypills

Stream of consciousness

Een stuk over geluk schrijven, dat moet toch niet zo moeilijk zijn? Minstens de helft van de boeken in mijn kast gaat op de een of andere manier over geluk, en ik heb er al vaak genoeg over nagedacht. Iedereen weet toch wat geluk is? Iedereen wil tenslotte gelukkig zijn. Maar wat willen we dan eigenlijk met z’n allen? Een groter huis, een leuke vriend(in), een leuke baan; als je alles hebt wat je wilt, ben je dan gelukkig?

Wat is geluk eigenlijk?

Het is meer dan tevreden zijn, meer dan je gewoon goed voelen, het is de slagroom op de taart, net dat beetje extra dat het leven leuk maakt.

Hoe meer ik erover nadenk, hoe minder ik het weet. Het is net als bij Augustinus wanneer hij zich afvraagt wat tijd is: “Als niemand het me vraagt, dan weet ik het, maar als ik het wil uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet.”

Misschien maakt de definitie van geluk niet uit, als ik het ben, merk ik het vanzelf wel. Dan komt dus de vraag:

Hoe word ik gelukkig?

Laat ik maar in mijn boekenkast kijken. Er is vast wel iemand die al een antwoord op mijn vragen bedacht heeft. Met een beetje zoeken moet er toch een grootste gemene deler tevoorschijn komen over de juiste weg naar geluk. Zomaar een greep:

“Gelukkig word je door het vermijden van pijn en het zorgen voor zoveel mogelijk genot” (Epicurus). “Geluk is het hoogste doel van ons handelen, en bestaat in het voortreffelijk handelen volgens onze rede” (Aristoteles). Of: “Gelukkig leven is je niet laten beïnvloeden door de omstandigheden, het leven nemen zoals het komt en het lot omarmen” (Stoïcijnen). “Hoe kalmer onze geest, hoe groter onze gemoedsrust en hoe beter we in staat zijn om een gelukkig en vreugdevol leven te leiden” (Dalai Lama).

“Drie oefeningen om gelukkig te zijn: niets doen, paradoxen leren aanvaarden, oefenen in dankbaarheid” (Hein Stufkens).

“Geluk is voor 50% genetisch bepaald. Ieder mens heeft een bepaald geluksniveau waarnaar hij naar een tijdje altijd terugkeert. – Simpel gezegd zijn er twee stoffen die voor een geluksgevoel kunnen zorgen, dopamine, de boodschapper van het beloningssysteem in de hersenen en endorfine, bekend van de runnershigh. – We kunnen de schakelingen voor goede gevoelens sterker maken door ze te trainen. – De belangrijkste oefening op zoek naar geluk is dat u zichzelf goed leert kennen” (wetenschapsjournalist Stefan Klein).

Volgens een gedachte-experiment uit 1974 van Robert Nozick is geluk helemaal niet het hoogste doel: stel dat het mogelijk zou zijn je voorgoed te laten aansluiten op een ‘ervaringsmachine’, waardoor je in een virtuele wereld volmaakt gelukkig zou zijn zonder te beseffen dat je in feite gemanipuleerd wordt (denk aan The Matrix). Zou je daarvoor kiezen? Bijna niemand zou dat willen. Daaruit volgt dat geluk, gedefinieerd als aangename mentale toestand, niet de hoogste waarde is. We willen geen geluk zonder echt contact met de wereld buiten onszelf, zonder vrijheid, verantwoordelijkheid en eigen persoonlijkheid (Filosofie Magazine 10, 2008).

“Geluk, daar kun je dan wel voor kiezen, maar het staat niet op het menu bij de McDonald’s” (Loesje).

Na al dat bladeren zie ik door de bomen het bos niet meer. Wie heeft er gelijk, welke methode is het beste (snelste, makkelijkste, want het moet natuurlijk niet te veel moeite kosten) en staat hét boek er wel tussen, of moet ik nog meer lezen?

Eén ding weet ik al wel: van piekeren over gelukkig worden, word ik het in elk geval niet.

Als kind leek het makkelijker om gelukkig te zijn. Pas als je begint na te denken over de vraag ‘Ben ik wel gelukkig?’ komt de mogelijkheid om “nee” te antwoorden. De mogelijkheid om te kijken wat er allemaal nog beter kan, wat de buren meer hebben, beter kunnen, meer doen dan ik. Als je gaat kijken is het gras altijd groener aan de andere kant van de heuvel. Wanneer je gelukkig bent, sta je daar geloof ik niet bij stil, dan is het gewoon zo.

Het lijkt tegenwoordig af en toe of je gelukkig moet zijn. Op tv, in tijdschriften, op reclameborden zie je alleen gelukkige mensen, of ongelukkige mensen die blij moeten worden van een metamorfose van lijf/huis/leven. Het leven is maakbaar, geluk is te koop: gratis bij een mok koffie van merk X, vrijheid krijg je bij een auto van merk Y. Als je ongelukkig bent, is het je eigen schuld en kan je maar beter naar de huisarts voor een recept voor Prozac.

Staat gelukkig zijn tegenwoordig gelijk aan gelukt zijn? Kunnen mensen dan ook mislukken?

Geluk is volgens mij sowieso geen langdurige toestand. Geluk zijn momenten die je ineens boven het dagelijkse leven uittillen. Het is al heel mooi als je een lange tijd tevreden kan zijn en om kan gaan met vervelende situaties, om af en toe ineens overvallen te worden door een geluksgevoel. Zo’n gevoel van belletjes in je buik, alsof je zweeft, alsof je fropskottel gedronken hebt. Na het drinken van fropskottel ga je flitspoppers laten, en volgens de Grote Vriendelijke Reus zijn flitspoppers een teken van geluk. Maar na een flitspopper land je ook altijd weer op de grond (en van YouTube kijken om niet te werken word ik uiteindelijk ook niet gelukkig).

Gelukkig staat er in mijn kast ook nog mijn poesiealbum, waarin meneer Jan schreef:

Wees bevriend met kleine dingen

Met de kleine bloem die bloeit

Met de vogeltjes die zingen

Met het vlindertje dat stoeit

Met de held’re regendroppels

Met de warme zonneschijn

Wees bevriend met kleine dingen

en je zult gelukkig zijn

Eigenlijk weet ik al wel door welke dingen ik me goed voel en wat me ongelukkig maakt. Maar door al dat leren, stressen, denken en plannen vergeet ik het steeds. Nu zit ik alweer achter de computer.

Wat schijnt de zon mooi op de boom voor het raam. Mooi weer om een wandeling te maken.

Misschien loopt de weg naar geluk wel door het park, je weet maar nooit. Gelukkig hoeft dit stukje geen clou, geen begin en geen einde te hebben, dus ik ga maar ‘ns kijken.

Toefje slagroom:

There is no way to happiness, happiness is the way (Thich Nhat Hanh).

Marline

11klavertjevier 11klavertjevier 11klavertjevier

Passage

“De ware dichter is een buitenstaander”, schreef Raymond van den Boogaard in de NRC ter gelegenheid van de verkiezing op donderdag 29 januari van Ramsey Nasr (1974) tot Dichter des Vaderlands. En: “Soms is een buitenstaander de grootste zoon van een volk”. Maar wat is – in deze tijd – een volk?

Ramsey Nasr is deels van Palestijnse afkomst. Hij woont in Antwerpen en was aldaar stadsdichter. Ik citeer uit het lange gedicht waarmee hij tot Dichter des Vaderlands verkozen werd:

ik wilde u graag een vaderland tonen

vormvast, zuiver, en met volgehouden metaforen

een gedicht kneden over ons,

maar toen ik begon

moest ik toezien hoe hier het ene volk

het andere spontaan begon te vagen

als twee onverenigbare republieken

hoe kwamen wij zo snel van nietig tot lomp

van weerschijn tot alomtegenwoordige schreeuwhomp?

hoe kon uit zuinige rupsen dit hummervolk opstaan?

Ramsey Nasr sprong er op de avond van zijn verkiezing uit door een overtuigde en klinkende voordracht. Zijn lange gedicht is rijk aan beelden die betrekking hebben op de geschiedenis van het Nederlandstalige gebied – Vlaanderen incluis. Er klinkt heimwee in door naar een land en een volk die nu hoofdzakelijk in de verbeelding bestaan, en waarvan de geschiedenis en de mooiste kunstuitingen een soms utopisch beeld scheppen. Vanuit die utopie houdt het gedicht ons een spiegel voor en zoekt het een nieuw samenleven:

ziet u, een vaderland wilde ik u tonen

niet deze woestijn van oneindige vrijheid

maar hier wonen wij, en hoe mooi zou het zijn

als iemand ooit als een tweedehands godheid

rijm voor rijm een land zou bouwen

voor dit volk dat zijn volk mist

hier, in de open kuil van onze ziel

juist hier zou iets groots kunnen worden verricht

laat ons beginnen met een gedicht.

Wij hebben dus nu een Dichter des Vaderlands wiens naam meer Egyptisch dan Palestijns klinkt. Zijn afkomst móet haast wel meespelen in zijn besef en verwoording van pijn om een verloren verleden en – in het geval van Gaza en de Westoever – fysiek gespleten volk. Dit maakt hem hier niet écht tot vreemdeling: daarvan zijn er inmiddels zo veel, dat “ons Vaderland” van weleer ook in dat opzicht een utopie is geworden. Maar voor wie zich in dit land en deze taal zo thuis voelt dat hij kan dichten als Ramsey Nasr en gehoord kan worden, gaat het woord buitenstaander gelukkig niet meer op.

Een smalend gedicht over Stalin, geschreven in 1933, was de aanleiding voor de verbanning van Osip Mandelstam (1891- 1938), wellicht de grootste Russische dichter van de 20e eeuw, naar Voronezj, een stadje gelegen in Zuid-Rusland. In 1936 werd de ban opgeheven, maar in 1937, toen de terreur op haar hoogtepunt was, werd hij opnieuw gearresteerd en naar een strafkamp in Siberië gestuurd, waar hij in december 1938 stierf.

Drie jaar voor zijn eerste arrestatie schreef hij onderstaand profetisch gedicht. Het verwijst naar de Geschiedenis, die hem zal knevelen en doden, maar het bevat ook, ondanks die tragiek, zeer intieme beelden die warme persoonlijke gevoelens uitstralen.

Terwille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen,

terwille van het verheven mensdom

ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen,

van mijn levensvreugde en mijn eer.

Ik word besprongen door een wolfshond — mijn tijd,

maar ik heb niet het bloed van een wolf,

stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw

van de warme bontjas van de Siberische steppen,

zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid

en geen bloederige botten in het rad,

maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht

schitteren in ongerepte schoonheid.

Voer mij weg naar de nacht waar de Jenisej stroomt

en de sparren tot de sterren reiken,

omdat ik niet het bloed van een wolf heb '

en alleen een gelijke mij zal doden.

17-28 maart 1931

Dankzij de gedetailleerde memoires van zijn weduwe Nadezjda Mandelstam weten we meer over het politieke en intellectuele klimaat van de toenmalige Sovjet-Unie. In de jaren dat Mandelstams gedichten verboden lectuur waren en niet werden uitgegeven, bewaarden zij en enkele vrienden ze in hun geheugen. "Only in Russia is poetry respected – it gets people killed. Is there anywhere else where poetry is so common a motive for murder?" schreef hij ooit, met een helder voorgevoel van wat hem te wachten stond.

In West-Europa worden dichters niet verbannen; ze kiezen zelf waar ze gaan wonen. Wij hebben geen verafgelegen ijzige steppen met werkkampen; poëzie bloeit hier in festivals en openbare strijdperken en verkiezingen. Wij mogen ons gelukkig prijzen met een Dichter des Vaderlands die, voor wat er in en om ons heen plaatsvindt, nieuwe beelden schept (het ene volk het andere spontaan begon te vagen) en nieuwe woorden (schreeuwhomp, hummervolk). Die in dit kleine taalgebied de tijdgeest waarneemt, met vloeiend gemak van ik tot wij komt en zo zichzelf niet uitsluit bij de kritische blik die hij op de samenleving werpt.

Gemma Pappot

Citaat van de straat

Ik ben gelukkig; het zit in kleine dingen: mensen die lieve dingen tegen je zeggen, en het zit in vrijheid.

Student taal- en spraakpathologie, 22 jaar

Heel erg gelukkig ben ik. Geluk betekent voor mij, dat alles goed gaat in het leven: studie, relaties e.d.

Student rechten, 20 jaar

Momenteel ben ik wel aardig gelukkig: lekker in je vel zitten; dat je blij bent met het leven zoals het nu is en de toekomst optimistisch tegemoet kunt zien.

Student psychologie, 24 jaar

Ik ben gelukkig. Geluk is ten diepste te weten dat God mens voor je is geworden. Dat stijgt uit boven alles, zoals welvaart.

Student tandheelkunde, 19 jaar

Ik ben gelukkig; ik zie dat ik aan andere mensen liefde kan geven, en ook liefde terug krijg.

Student psychologie, 22 jaar

Ten dele ben ik gelukkig. Geluk is voor mij dat ik blij ben met het leven zoals ik dat leef.

Student biomedische wetenschappen, 22 jaar

…..; geluk overkomt je soms.

Student psychologie, 24 jaar

10 van 1 met Leon Groenewegen

13leon1

Leon Groenewegen (23), oud-hoofdredacteur van Proviand, studeert Natuurkunde aan de RU en is bestuurslid van studentenvakbond AKKU. Momenteel is hij bezig met het opzetten van huurteams tegen te hoge kamerhuur.

1 Welk boek, welke film, of welk muziekstuk zou je iedereen aanraden?

“Influence: the psychology of persuasion” van Cialdini: een boek dat in sprekende en concrete voorbeelden samenvat wat er de afgelopen 100 jaar aan slims in de psychologie is bedacht.

2 In welk onderwerp zou je je nog willen verdiepen?

Natuurkunde. Ik heb erg getwijfeld of ik filosofie of natuurkunde wilde doen, want ik wilde weten hoe dingen in elkaar zitten en dat waren de twee manieren om dat te doen. Nu weet ik dat ik de goede keus gemaakt heb, natuurkunde zal voor mij altijd geweldig blijven.

3 In welke omgeving kom je tot je recht?

Een omgeving waar je met twee of drie mensen de diepte in kan gaan. Elkaar ook echt leren kennen en vandaar uit elkaar helpen. Als een vriend met iets belangrijks zit, kan hij me daarvoor gerust ’s nachts wakker bellen.

4 Mijn leven heeft een wending genomen toen...

Een vriendin van mij op de middelbare school zelfmoord pleegde. Juist daaruit heb ik de waarde van het leven herontdekt: dat iemand die er zelf al niet meer in gelooft, toch zo ongelooflijk gemist kan worden. Door die ervaring ben ik ook uit mijn sociale isolement gekomen. Vanuit deze gedeelde gebeurtenis kon ik nieuwe, diepgaandere verbindingen aangaan.

5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt…

“It is never too late to be what you should have been”. Als ik dingen verpruts of mensen teleurstel, dan heb ik snel de neiging om te zeggen: “dit is mislukt” in plaats van “laat ik het nu goed doen”. Maar als je echt duidelijk maakt dat je inziet dat het fout is gegaan en dat je het anders gaat aanpakken, dan is die mogelijkheid er ook.

6 Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU?

Ons niet zo druk maken om regels en dogma’s en vooral vasthouden aan basisideeën van de katholieke identiteit: liefde, broederschap, vergeving en acceptatie.

7 Wat heeft de ideale universiteit dat de RU niet heeft?

Dat docenten studenten niet alleen een vak leren, maar ze ook de ruimte geven zich als mens te ontwikkelen en daarbij stilstaan. Een voorwaarde daarvoor is dat je kleine groepen hebt, maar ook docenten die het echt kan schelen en die een oprechte boodschap meegeven. Omdat ik dat vaak miste, ben ik heel veel naast mijn studie erbij gaan zoeken.

8 Gelovig, atheïst of iets anders?

Afhankelijk van de dag van de week ben ik atheïst of agnost. Het idee dat God bestaat, dat je extra ondersteund wordt, dat wat je doet betekenis heeft… is zó aantrekkelijk dat het geen wonder is dat zo veel mensen erin geloven, of het waar is of niet.

9 De kerk…

Zou zichzelf een hele grote dienst bewijzen, als ze wat meer nadruk legde op de bovengenoemde basisideeën en wat minder op de paar dogmatische puntjes die nu steeds in het nieuws terugkomen: condoomgebruik, evolutieleer, verhouding tussen mannen en vrouwen.

10 Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema “Geluk”

Het interessante idee dat het gewoon goed is als iedereen maar gelukkig is. Misschien is de wereld om ons heen alleen maar iets dat in ons hoofd speelt en dan zou volgens dit idee de reactie zijn: “Nou en, maakt dat uit als wij in die wereld gelukkig zijn?”