Zoek in de site...

11-1

Jaargang 11, nr 1: schoonheid

03jos1240059948639

Redactioneel -Schoonheid

Schoonheid. Ergens weet ik wel wat dit woord betekent. Het is, zoals het Koenen woordenboek dat zo mooi zegt, de omstandigheid dat iets behaaglijk is voor het oog of het oor. En toch heb ik, ondanks dat ik deze beschrijving van schoonheid begrijp, niet het gevoel dat ik nu volledig versta wat het woord ‘schoonheid’ betekent. Wanneer is iets behaaglijk voor het oog of oor? Zijn er bepaalde voorwaarden waaraan een entiteit moet voldoen wil het schoon genoemd kunnen worden? Of bepaalt ieder voor zich wat schoonheid is en op welke dingen dit predicaat van toepassing is? En zijn deze voorwaarden enkel van toepassing op de uiterlijke vorm van dingen, of kan schoonheid net zo goed een predicaat zijn voor innerlijke eigenschappen? Wie is de schone slaapster en waarom is ze zo mooi? Kortom, het begrip schoonheid lijkt in eerste instantie eenvoudig te begrijpen, maar bij een nadere bestudering blijkt al snel dat we in een oerwoud van vragen belanden.

Proviand trok het door het begrip ‘schoonheid’ geplante oer-woud in. We hebben een aantal bomen gekapt om zo door de bomen het bos weer te kunnen zien. Verschillende horizonten zijn hierdoor zichtbaar geworden. Zo gaat het artikel ‘Boodschappen verpakt in beelden’ in op de vraag of Aboriginal kunst wel kunst genoemd kan worden, belicht Michelle Hendrickx in ‘Lekker idealistisch’ het schoonheidsideaal en zochten Theo Koster en ik de verstilling op om de innerlijke schoonheid van de mens te ontdekken.

Hopelijk geniet je van de survivaltocht door het oerwoud van de schoonheid. De tocht gaat soms over hobbelige paden, maar de horizonten die je kunt ontdekken zijn van een adembenemende schoonheid. Misschien word je je dan plotseling bewust van alle schoonheid die ons dagelijks omringt.

Tanja van Hummel

Boodschappen verpakt in beelden

Aboriginal kunst en de westerse wereld

Door Ad Borsboom

Antropoloog en emeritus hoogleraar Pacific Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen

De oorspronkelijke bewoners van Australië, de Aborigines, wonen al zo'n 40 tot 60 duizend jaar op dat continent. Daarmee is ook de Aboriginal kunsttraditie de oudste ter wereld: er ligt recentelijk archeologisch bewijsmateriaal dat bijvoorbeeld in Arnhem Land (Noord-Australië) al vanaf 50.000 jaar geleden rotstekeningen werden gemaakt. Deze vondsten zijn vele malen ouder dan de Paleolithische rotstekeningen uit Europa.

De eerste bewoners van het Australische continent kwamen uit het noorden toen de zeeën rond Australië lager waren dan nu, en verspreidden zich over het continent. Ze pasten zich aan vele verschillende omgevingen en klimaten aan, variërend van het tropische noorden via de uitgestrekte woestijnen tot de kusten en bergen van het gematigde en soms zelfs koude zuidoosten van Australië. In die bijzonder lange periode van isolement van de rest van de wereld heeft zich een unieke creatieve cultuur ontwikkeld van mensen die ondanks die grote variëteit een gemeenschappelijk kenmerk hadden. Men leefde van de opbrengsten van de jacht en visvangst en van vegetarisch voedsel. Deze wijze van bestaan vereiste een grondige kennis van de natuur, van de seizoenen en het landschap.

Het is daarom begrijpelijk dat diezelfde natuur een grote rol speelt, niet alleen als bron van voedsel, maar ook als bron voor de inheemse wereldbeschouwing. De Aboriginal spirituele wezens en mythologische figuren uit de scheppingstijd hebben de vorm van natuurwezens aangenomen: van diersoorten tot hemellichamen toe. De natuur verschaft daarmee concrete beelden om religieuze en filosofische ideeën te kunnen uitdrukken.¹

Een kraai op een schilderij, of gedanst tijdens een rite, is gewoon een vogel, maar in de religieuze kunst symboliseert hij soms het abstracte begrip dood. Een dans van vissen gaat over concrete vissen en de choreografie geeft ook aan hoe die dieren leven en hoe ze gevangen moeten worden. Maar die dans gaat ook over geboorte en jong leven.

De wezens uit de natuur die zo prominent aanwezig zijn in Aboriginal kunstvormen combineren een aantal eigenschappen. Ze hebben niet alleen natuurlijke kenmerken, maar ook menselijke: ze zijn jaloers, verliefd, kwaad, plegen overspel, nemen wraak, hebben plezier of stelen vuur. Tot slot hebben ze bovennatuurlijke gaven, want ze verrichten wonderbaarlijke daden: ze geven het landschap haar huidige vorm, stellen regels in voor de menselijke samenleving, zijn verantwoordelijk voor leven en dood en kunnen zichzelf veranderen van bijvoorbeeld aards wezen tot maan of sterren.

Ik denk dat deze drie elementen in alle mythologische wezens verenigd zijn omdat de Aborigines er één van de meest wezenlijke kenmerken van het bestaan mee uitdrukken: de onlosmakelijke eenheid tussen natuur, mens en kosmologie (het goddelijke). Het streven in alle religieuze kunstuitingen is erop gericht die ideale toestand uit de scheppingstijd voortdurend te herstellen en in stand te houden, ook al lukt dat in het profane bestaan van alledag lang niet altijd. De huidige mensen bewaren al deze kennis in hun religieuze kunstvormen die ze van generatie op generatie doorgeven: zingend, dansend, vertellend en schilderend.

Maar is ‘kunst’ wel een goede benaming voor dit alles?

Tegen de achtergrond van wat ik zojuist gezegd heb moge duidelijk zijn dat het begrip ‘kunst’ bij Aborigines niet hetzelfde is als bij ons, ik ken zelfs geen inheems Aboriginal woord dat ‘kunst’ betekent. De vele vormen die we hier in het Westen als kunst betitelen zijn voor Aborigines namelijk manieren om religieuze gedachten en de relatie met de mythologische wezens uit de scheppingstijd (lees: natuur, kosmos) mee uit te drukken. Deze uitingen zijn, hoe fraai en kunstzinnig ook, niet in de eerste plaats bedoeld als kunst in onze zin van het woord.

Tenminste, dat was tot voor kort zo.

Langzamerhand is de westerse wereld geïnteresseerd geraakt in de wijze waarop Aborigines hun ideeën vastleggen in schilderkunst en sculpturen, en Aboriginal kunst in zijn vele variaties is nu al enkele decennia bezig aan een indrukwekkende opmars. Overal in de westerse wereld worden er grote tentoonstellingen georganiseerd en in de straten van down town Sydney en Melbourne vindt men op bijna elke straathoek galeries met Aboriginal kunst. Ook in de grote steden van Europa en de Verenigde Staten zijn dergelijke galeries terug te vinden. Nederland heeft zelfs een museum dat exclusief gespecialiseerd is in die kunst: het Aboriginal Art Museum in Utrecht. Zo is er een vorm van kunst ontstaan die meer overeenkomt met wat wij onder dat begrip verstaan. Dat wil zeggen: kunst die niet in de eerste plaats bedoeld is als bron van kennis, maar vooral om te aanschouwen en om te genieten van de esthetische aspecten. Deze kunst is wel volledig geïnspireerd door de inheemse religieuze voorstellingswereld, maar wordt vervaardigd voor gebruik door de westerlingen.

De hedendaagse Aboriginal kunstenaar laveert tussen traditionele conventies en moderne ontwikkelingen, zoals nadruk op eigen creativiteit en het gebruik van nieuwe media. De kunstenaar heeft geen absolute vrijheid, want er zijn een aantal gestileerde vormen die, net als de letters van ons alfabet, vastliggen omdat ze sacrale boodschappen en kennis communiceren die vooral voor ingewijden bestemd zijn. Maar, om de vergelijking met het alfabet door te trekken, hij of zij kan met deze vastliggende vormen zelf teksten creëren en ermee experimenteren.

Die laatste kwaliteiten zijn steeds nadrukkelijker op de voorgrond komen te staan, evenals het gegeven dat zijn of haar naam nu van grote betekenis is voor de waardering van het werk. Wellicht zet deze trend naar individualisering en persoonlijke interpretatie zich in de toekomst door – wie zal het zeggen. In die zin is Aboriginal kunst zeker niet hetzelfde als enkele decennia geleden. Zolang echter de inheemse wereldbeschouwing de belangrijkste inspiratiebron vormt voor al die artistieke creaties blijft het predicaat authentiek, in de zin van echt, onvervalst en waardevol, wat mij betreft nog steeds onomstreden.

Het is een ontwikkeling die niet alleen voor ons westerlingen een verrijking is, maar ook voor Aboriginal gemeenschappen een positieve waarde heeft. Kunst is op die manier niet alleen een bron van inkomsten die het minst ingrijpt in hun dagelijkse manier van leven, ze biedt ook de mogelijkheid om de buitenwereld te bereiken. Zo kun je aan die buitenwereld duidelijk maken dat je er bent als volk, dat je een eigen identiteit hebt en dat je een culturele traditie bezit die ook voor buitenstaanders de moeite waard is om te kennen. Vanwege deze functies stond en staat kunst nog steeds centraal in de hedendaagse Aboriginal cultuur. Dat deze kunst bijzonder vitaal is zegt ook iets over de vitaliteit van hedendaagse Aboriginal samenlevingen, die tegen alle tegenkrachten in willen blijven voortbestaan als een eigen volk.

02ad

De schoonheid van het alternatief

Door Jos Groenewegen

Student informatiekunde aan de RU

Geïnspireerd door persoonlijke ervaringen bij ontwikkelingsprojecten in Zuid-Afrika en Nepal.

De auto’s rijden soepeltjes over het asfalt. Overal nette naambordjes, goed onderhouden wegen, keurige strepen, stoplichten die met redelijk succes de doorstroom en de veiligheid waarborgen. Zelfs de file is geen echt probleem wanneer de ambulance probleemloos over de vluchtstrook rijdt. Het is allemaal geregeld, georganiseerd, er is over nagedacht. Toch staan we er meestal niet eens bij stil hoe veel er eigenlijk geregeld is in Nederland en hoe anders het ook kan.

De auto’s rijden, of eigenlijk hobbelen, over de zandpaden. Daar waar een pad is tenminste. De wegroestende wrakken van omgevallen vrachtwagens en gestrande auto’s staan nog overal in de berm. De ene chauffeur rijdt links op de baan, de ander rechts, en meestal kan er met een hoop getoeter wel ergens een pad gevonden worden. De auto’s zitten onder de krassen en veilig is het niet te noemen, hoewel het meestal wel werkt. De landwegen in de derde wereld zijn totaal anders dan in Nederland.

Toch heeft zo’n land altijd een onvoorstelbare aantrekkingskracht, romantiek en schoonheid. Dat dromerige beeld van een ongerepte savanne. Een ondergaande zon, een klein dorpje, een onvergetelijke vrijheid.

Een zeer aansprekend beeld, maar waar zit hem dat nou eigenlijk in?

Is het de schoonheid van het landschap? Van de vrijheid? Of zit er iets anders achter? Het landschap is zeker mooi. Wilde dieren, ongerept, groot, een land dat nog ademt van leven en potentie. Hetzelfde gaat op voor de vrijheid. Je kan er nog alles doen wat je in Nederland niet meer mag. Op het dak van een bus springen en met een heerlijk windje door je haar over de weg hobbelen. De tent gewoon opzetten waar je wilt, zelf bepalen wat je met je leven doet zonder een overheid die alles voor je regelt.

Het klinkt als een makkelijk antwoord. We hebben een schitterend land, een dosis vrijheid, en hoe kan dat anders dan schoon zijn als je het saaie en overgereguleerde Nederland gewend bent?

Maar het lijkt toch iets ingewikkelder te zijn. Want plotseling ben je terug in Nederland en is hier ook een gezonde dosis schoonheid te zien. En die mensen uit Afrika die hier op bezoek zijn kijken met misschien nog wel meer verbazing en bewondering naar alles hier, dan jij daar deed. Je ogen uitkijken, hier, in ons platte kikkerlandje?

Oplettend zie je dan opeens dat die suffe eend die altijd in het kanaal zit net zo bijzonder is als die eerste impala die je voorbij ziet lopen. Dat het streng gereguleerde verkeer, zonder ongelukken en zelfs zonder getoeter, een verademing en eigenlijk een onmogelijkheid is.

Je herkent de schoonheid van een ven in Nederland. Enkel in stand gehouden doordat de bomen aan de rand worden gekapt, doordat mensen het niet mogen vervuilen en ook de natuur zelf geregeld wordt om het maar in stand te houden. En toch beeldschoon. Geregeld, in stand gehouden, tegennatuurlijk, maar toch met een uitstraling die onmiskenbaar is voor mij.

De schoonheid zit hem dan ook niet enkel in wat er is. De schoonheid zit hem in wat je ervaart en kent. En dat is wat een ervaring ver weg doet. Het verbreedt je blikveld, het toont je een alternatief. Een ander systeem dat ook werkt. Mensen die dolgelukkig zijn ook al hebben ze bijna geen ‘luxe’ goederen. Een land waar je rustig je eigen afval verbrandt en waar een slot nodig is om wilde dieren, en geen mensen, buiten te houden. Wanneer je er maar naar wil kijken, zie je in bijna alles wel schoonheid. Je moet alleen wel doorhebben dat er iets is om naar te kijken. En zeg nou zelf, welke volwassene vindt een simpele eend nog echt spannend? Dingen als die eend, of dat eindeloze groene platte landschap, zie je pas weer als je ze een tijd niet hebt gezien. Dan herken je weer hoe bijzonder het allemaal is, en welke schoonheid erin zit.

03josdsc06419

Architectuur is zoeken naar perfectie

Interview met Jan Decker, een architect van het Huygensgebouw en medeeigenaar van architectenkantoor AGS.

Door Leon Groenewegen

In de kantine van het Huygensgebouw komt Jan Decker al snel enthousiast aan de praat: “ik spreek hier wel vaker af, het is zo’n prettig gebouw. Ik heb absoluut een zwak voor bèta’s.”

Wat is de visie waarmee u het Huygensgebouw ontworpen heeft?

In het oude gebouw viel het op hoe je allemaal in je eigen hokje zat. Dat vond men echter geen enkel probleem. Maar toen ik de betonnen muur zag, ging ik meteen schetsen voor een opener gebouw, waar alles uitkomt op een centraal ‘plein’. Het is gebouwd om elkaar weer te ontmoeten en te inspireren. Bijvoorbeeld een fysicus die eens naar het werk van een bioloog kijkt. Ook de mensen die eerder geen probleem zagen, kwamen er achter dat anderen behoefte hadden aan hen, en zij aan anderen.

Die openheid en ontspanning zit overal in het gebouw. Een wetenschapper zei laatst bij een rondleiding: “als ik hier kom te werken, dan wil ik meteen beginnen.” Dat was ook het doel: je moet er direct zin in hebben als je binnenkomt.

Als architect weet je het soms beter dan de gebruikers, hoe ging dat hier?

De balans tussen uiterlijk en functionaliteit is altijd lastig. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het Guggenheim in Bilbao, is dat een geweldig krankzinnig gebouw, maar het is geen prettig gebouw om dagelijks te studeren. Bij het Huygensgebouw is alles dan ook in overleg gegaan met alle 43 leerstoelen. Want mooi is niet alleen een mooie gevel. Een gebouw is pas echt mooi als mensen zich er prettig voelen.

Voor de bouw zijn we ook op andere universiteiten geweest. Zo kwamen we op een werkplek in Straatsburg waar wetenschappers uitgeklapte verhuisdozen tegen de ramen hadden geplakt zodat de zon niet in hun ogen scheen. Toen kwamen we in Bristol bij een zaal waar de ramen met vuilniszakken waren afgeplakt. Daarom hebben wij beweegbare zonwering op de gevel gemaakt. Zoiets is alleen mogelijk als je goed overlegt met de gebruiker en leert van de fouten van anderen.

Tegen mensen die vervolgens bijvoorbeeld een eigen koffiezetapparaat meenemen, zeg ik: doe maar! Het moet voelen alsof je thuis bent. Maar als architect overzie je hoe het beter kan, dus samen kan je het nog mooier maken. Natuurlijk bel je de architect niet voor een koffiezetapparaat, maar zet het dan ook om een hoekje als er bezoek komt.

Hoe maak je een gebouw echt mooi?

Het lukt niet gauw, maar je moet naar perfectie streven. Voor de kleur van het gebouw bijvoorbeeld hebben we verschillende lamellen nagebouwd om te zien hoe het er in zonlicht of bewolking uitzag. Het mag niet te mat zijn, de lak moet biologisch verantwoord zijn, maar ook betaalbaar, en we wilden dat het zou oplichten juist als het bewolkt was. En kijk maar eens naar het resultaat: op een grauwe dag straalt het gebouw.

Door overleg met de landschapsarchitecten passen de lamellen ook nog bij het park erachter. Je ontwerpt geen gebouw, maar een onderzoekswereld. Als dat niet zo is, heb je de echte schoonheid nog niet te pakken.

Als de filosofie goed is, kan je de details vervolgens technisch oplossen, bijvoorbeeld de deuren die eerst te veel lawaai maakten. Die details pas je verder aan, maar het geheel blijft behouden, omdat het achterliggende idee ‘klopt’. En wat je dan om je heen ziet, een gebouw waar de mensen gelukkig zijn. Dat is schoonheid.

05huygens51

Het heerlijke Huygensgebouw

Door Cill Blinton

Gebruiker van het Huygensgebouw.

Het getuigt van visie, het springt meteen in het oog en het maakt indruk. Het Huygensgebouw is een voorbeeld van geweldige architectuur… zolang je er niet hoeft te werken.

Laat ik beginnen te zeggen dat de ontwerpers van het Huygensgebouw ongetwijfeld verstand hebben van hun vak. Zij zijn immers ook de mensen achter Sterrenbosch, misschien wel het gaafste studentencomplex ooit gebouwd. Het doel daar was duidelijk: leefbare kamers voor studenten maken en dat doel is glansrijk bereikt. Het doel bij het Huygensgebouw lijkt echter te zijn geweest een visionair gebouw te maken, waarbij de details die een gebouw leefbaar maken ‘vergeten’ zijn.

Het gaat dan om kleine dingen, zoals een pilaar die precies middenin een collegezaal staat zodat het bord voor de helft van de mensen niet te zien is, of een te lichte fundering onder een sterrenkoepel waardoor elke passerende vrachtwagen je beeld een paar lichtjaren opzij slingert. Beide ‘kleine’ dingen hebben duizenden euro’s gekost om te corrigeren (die laatste naar ik vernomen heb zelfs tonnen). Dit zijn helaas het soort foutjes dat je in elk groot project ziet.

Sommige fouten zijn echter minder makkelijk weg te wuiven. Bijvoorbeeld dat de trap naar de fietsenstalling bij vorst levensgevaarlijk wordt, omdat er op elke trede een laagje water (ijs) blijft staan.[1] Of de fout dat het gebouw gemaakt is als een gigantische kooi van Faraday. Elke bèta – geen gekke mensen om te raadplegen als je een bètafaculteit aan het bouwen bent – kan je vertellen wat dit betekent: mobiel bellen in het gebouw is vrijwel onmogelijk.

Maar erger nog is dat ‘visie’ belangrijker lijkt dan wat de gebruikers willen. Zo kan je via de centrale hal niet rechtstreeks naar de derde verdieping lopen, zodat de scheiding tussen onderzoek op de bovenste verdiepingen en onderwijs op de onderste verdiepingen benadrukt wordt. Om de onderzoeksgroepen te ‘verbinden’ staan alle koffiezetapparaten juist weer in de centrale hal. Maar iedereen die de uitspraak van wiskundige Paul Erdös kent: “a mathematician is a machine for turning coffee into theorems”, weet dat dit niet lang goed kan gaan. Veel afdelingen hebben dan ook een eigen ouderwets koffiezetapparaat naar binnen gesmokkeld om weer gewoon zwarte koffie binnen handbereik te hebben.

Als ik dan kijk waar het fout gaat, wordt het snel duidelijk: een goede architect zijn is gewoon veel minder leuk. Het leukste is ideeën hebben, gekke plannen tot uitvoer brengen en een grote visie realiseren. Het is prachtig om iets neer te zetten dat iedereen herkent als jouw werk en dat in het oog springt. Veel minder leuk is kijken naar de details, tot in den treure overleggen met gebruikers, en vooral jezelf in dienst stellen van die gebruikers. Dat laatste is echter wat een constructie van een mooi kunstwerk ook maakt tot een mooi gebouw. Maar als je beperkt wordt door dat gebruiksgemak, dan is er toch geen ruimte meer om er een kunstwerk van te maken?

“In der Beschränkung zeigt sich der Meister”, zei ooit Goethe. En die ‘Beschränkung’ is verweven met goede architectuur. Eerst moet je alle praktische zaken op orde hebben, de gebruiker van alle gemakken voorzien, en je werk op zijn wensen afstemmen. Binnen die beperkingen je creativiteit inzetten om er alsnog een mooi gebouw van te maken, dat is echte schoonheid, dat is het teken van een groots architect. En dat is waar het Huygensgebouw heeft gefaald, want hoewel het goed zat met de creativiteit, is de voorwaarde van gebruiksgemak bruut geschonden en betalen de mobiele beller, de fietser en de koffiedrinker de prijs voor een mooie voorgevel.

Lekker idealistisch

Door Michelle Hendrickx

Studeert kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Ze is geboren met een frontnasale dysplasie, wat zoveel betekent als een afwezigheid van bot over het midden van haar schedel. In feite is ze dus geboren zonder neus. Door middel van verschillende operaties hebben ze de neus proberen te reconstrueren.

Mensen omringen zichzelf constant met schoonheid. Winkels hangen vol met de laatste mode en reclames prijken met de nieuwste schoonheidsproducten die beloven ons mooier te maken dan we nu al zijn. En we projecteren schoonheid niet alleen op onszelf: onze hele maatschappij verandert zich continu naar de laatste vormen van het schoonheidsideaal.

Interieurs, tuinen, parken en zelfs complete wijken ondergaan transformaties, want schoonheid brengt rust en orde met zich mee. Wij voelen ons fijn wanneer wij ons in deze schoonheid bevinden. Deze schoonheidsdrang heeft ertoe geleid dat we zowaar alles in de natuur tegenwoordig onherroepelijk kunnen veranderen. Ook bij ons eigen lichaam zijn veranderingen in het uiterlijk heel normaal geworden. Maar hoe normaal is het om alles maar zo makkelijk te kunnen veranderen? Hoe normaal is het, dat ik op mijn 21e al tientallen operaties heb ondergaan, alleen maar om er mooier uit te zien?

In mijn situatie is er bij de geboorte een beslissing gemaakt. Een afwijking aan de neus, die verder niet voor lichamelijke problemen zou zorgen, werd gecorrigeerd om het gezicht een mooier aanzicht te geven. Kortweg klinkt het nogal vreemd. Een meisje van 2 krijgt een intensieve operatie om er mooier, normaler uit te zien. Maar bij die beslissing speelt veel meer mee: chirurgen houden rekening met een toekomst vol pesterijen en onzekerheden, die tot meer serieuze psychische of sociale problemen kunnen leiden. Omdat mijn aandoening altijd in beeld is (hij zit middenin mijn gezicht) is het gemakkelijk om er een mikpunt van spot van te maken. Niet alleen op het speelplein werd ermee gespot, ook nu nog blijven mensen onprettig naar me staren omdat ze het raar vinden dat ik een ‘platte’ neus heb. Wellicht hebben ze zelf niet door wat zulk gedrag met je zelfbeeld kan doen, maar ik kan je vertellen dat je sterk in je schoenen moet staan om je er niet onzeker of verdrietig door te gaan voelen.

Gelukkig zijn er manieren om dat verdriet een masker te geven. Ik gebruik hiervoor plastische chirurgie en een heleboel make-up. Net als bij een samenleving speelt ook bij een individu schoonheid een grote rol: schoonheid werkt psychologisch op je gedrag en dus ook op je voorkomen. Wanneer ik me mooi heb gemaakt voel ik me meer zelfverzekerd. Hierdoor durf ik meer van mezelf te tonen en laat ik mijn innerlijke karakter meer spreken. Iedereen kent de woorden ‘mooi van binnen is mooi van buiten’. Ervaring heeft me geleerd dat ‘mooi van buiten is mooi van binnen’ ook waar is. Die innerlijke schoonheid uit je door hetgeen wij zekerheid noemen en laat je voelen alsof je de wereld aankan.

De tegenvraag lijkt duidelijk: word je echt zekerder van al die operaties? Het bereiken van je schoonheidsideaal vergt immers meer werk dan een paar keer onder het mes gaan. Bovendien hoor je vaak verhalen van vrouwen die niet genoeg kunnen krijgen van plastische chirurgie. De Marijke Helwegens en Vanessa’s van deze wereld hadden wat mij betreft jaren terug mogen stoppen met het nastreven – of eigenlijk behouden van – hun schoonheidsideaal, maar dat komt vooral omdat onze idealen niet overeenkomen.

Feit is wel dat ze er, net als ik, gelukkig mee zijn geworden: deze dames stralen altijd, ondanks alle negatieve kritiek. En wetende hoeveel pijn een enkele botoxinjectie doet (ik heb er zelf ooit een mogen ontvangen in mijn neus), is het voor mij duidelijk dat geluk ze de pijn waard is.

Wanneer je dat geluk vindt verschilt uiteraard per persoon. Sommigen zijn pas blij wanneer ze hun ideale uiterlijk hebben bereikt, terwijl anderen in het proces ernaartoe al tevreden worden. Ik kan niet zeggen dat ik me na elke operatie meteen een stuk gelukkiger voelde. Dat komt grotendeels ook door het helingsproces: het eerste dat je na je operatie ziet zijn blauwe plekken en zwellingen van de ingreep. Met mijn trots en ijdelheid vind ik dat veel erger dan een platte neus. Pas nadat ik merkte dat ik steeds meer op foto’s durfde te staan (en dus ook steeds meer leuke foto’s van mezelf tegenkwam) kon ik eindelijk genieten van mijn nieuwe neus. En zo komt dan dat moment waarop je, na al die jaren, tevreden kan zijn met wie je bent.

06michelleimg_0074

Mijn zoektocht naar ultieme schoonheid is nog lang niet ten einde. Ik draag een andere neus dan 2 jaar terug, welke anders was dan de neus waarmee ik ben geboren. Bij mijn laatste operatie had ik grote plannen voor mezelf, maar op het laatste moment – ik lag een meter van de operatiekamer – heb ik veel minder aan mezelf laten veranderen dan gepland. Hoewel mijn neus nog steeds niet perfect was, besefte ik meer dan tevoren hoezeer mijn neus MIJN neus is. En dat ik daar toch heel tevreden mee kan zijn.

Dit betekent overigens niet dat ik er niet over nadenk om de afgelaste ingreep in de toekomst toch nog te laten doen. Waarom? Omdat het kan. Omdat de verzekering het voor me betaalt, waardoor de drempel voor mij zelfs nog lager is komen te liggen. Omdat het net die paar centimeters zijn die mij wellicht toch naar dat ultieme schoonheidsideaal kunnen dragen.

En waarom zou ik het niet doen? Mijn leven is al overgenomen door schoonheid. Ik studeer kunstgeschiedenis omdat de esthetica mij zo aantrekt, mijn hobby’s richten zich allemaal op het maken van mooie dingen. Ik moet altijd in de spiegel kijken, doe mijn make-up wel 3 keer per dag en zoek als een gek mooie afbeeldingen in tijdschriften om deze te bewaren als inspiratie voor alles… en eigenlijk voor niets. Zelfs het schoon en mooi maken van mijn leefomgeving geeft mij enorme voldoening. Mijn zoektocht naar schoonheid heeft me gemaakt tot een perfectionist. Elke kleine stap (lees: operatie) die me dichter bij mijn ideaal kan brengen, grijp ik graag aan. Maar ik vind mezelf helemaal niet doorgeschoten, omdat ik besef dat ik mijn ideaal nooit zal kunnen bereiken. Des te meer wil ik me daarom omringen door schoonheid.

"If you begin to understand what you are without trying to change it, then what you are undergoes a transformation." (Jiddu Krishnamurti). Tijdens het schrijven van dit artikel was ik heel benieuwd naar wat anderen over schoonheid te zeggen hadden. Zo kwam ik uit op de bovenstaande quote. Het verwoordt perfect de verandering die de laatste operatie bij mij teweeg heeft gebracht: ik ben zo vaak in mijn gezicht geopereerd en nooit was het goed omdat het altijd beter kon. Maar ergens in dit proces heb ik het besef gevonden dat ik toch nooit een neus zoals alle anderen zal hebben. Het litteken zal blijven en de vreemde vorm ook. Toen ik dat besefte, besefte ik ook dat ik eigenlijk heel gelukkig ben met mezelf. En sindsdien vind ik me op foto’s veel mooier. De zekerheid die ik uitstraal is een metamorfose an sich. En hoewel deze niet door snijwerk is bewerkstelligd, had ik het zonder plastische chirurgie nooit kunnen vinden. En daar ben ik de chirurgen die mij op mijn tweede levensjaar opereerden maar al te dankbaar voor.

06michelle1

De schoonheid van mensen

Door Theo Koster o.p.

Geeft meditatiecursussen in de Studentenkerk.

De eerste reactie van meer dan de helft van de studenten die ik vroeg naar hun associatie bij het woord schoonheid was: het innerlijk, de persoonlijkheid van mensen. Mij is het vergund regelmatig getuige te zijn van deze schoonheid. De lezer maak ik graag deelgenoot van mijn ervaringen met het schone dat in en onder studenten verborgen gaat.

Op de startavond van de meditatiecursus die ik geef of tijdens een workshop laat ik studenten ervaren hoe het is frank en vrij in de ruimte te staan. Ik nodig hen uit stevig met de voeten op de grond te gaan staan, de armen langs het lijf, de handen te laten bungelen, en geef enkele aanwijzingen om zich geheel te ontspannen. Zij doen dit doorgaans met dichte ogen, want we bevinden ons weliswaar in een beschutte ruimte maar onder vreemden, en dat voelt onwennig. Wanneer op het eind van de oefening de ogen opengaan, moeten sommigen de neiging onderdrukken om direct de armen weer over elkaar te slaan. Mensen zijn mooi, als zij zich zo helemaal laten zien, maar het kost hun moeite zich daaraan over te geven. In menig oog zie ik een uiting van zich meer of minder opgelaten voelen. Je bent kwetsbaar als je zo frank en vrij staat; de anderen kunnen je met woord en daad overal raken.

Mensen in de publieke ruimte voelen zich vaak niet op hun gemak. Je ziet het aan hun houding –let eens op hoe jouw voeten staan tijdens een receptie, wachtend voor een collegezaal of op de bus – en aan hun armen en handen. Waar laat jij deze? Over elkaar geslagen, veilig in de zakken of op de rug zijn de meest voorkomende poses.

De publieke ruimte is niet bij voorbaat veilig of je voelt je er niet veilig, dus je houdt je in, laat je niet kennen. Kinderen onder de elf jaar zijn hierop een uitzondering; zij laten zichzelf onbekommerd zien. Ook mensen op hoge leeftijd wijken in dezen veelal af. In de publieke ruimte zijn ze zichzelf; zij hoeven zichzelf niet meer waar te maken, hebben niets te verliezen. Kinderen en een aantal oude mensen werken op mensen als ik ontwapenend. In contact met hen word je telkens weer uitgenodigd de ballast die je gedurende de dag op je neemt te laten vallen en gewoon te zijn wie je bent.

De ademhaling helpt je dicht bij jezelf te blijven en ontspannen te zijn, mits je goed ademt. Goed ademen, de buikademhaling, doet het gros van de mensen spontaan, namelijk als zij slapen. Je ziet het aan de persoon en kunt, als betreffende persoon snurkt, het ook horen dat in de slaap de adem diep gaat, je in je buik brengt. Je krijgt daardoor zoveel zuurstof binnen, dat je lichaam in feite het grootste deel van de nacht niet hoeft te ademen en dit in een zekere regelmaat dan ook niet doet. Overdag zit bij de meeste mensen de ademhaling hoog. Zij gebruiken maar een deel van hun longen, en dan ook nog het deel dat ingeklemd zit in de borstkast en dus niet kan uitzetten, waardoor zij veel vaker moeten ademhalen dan in feite nodig is. En zoals we maar een deel van onze longen gebruiken, zo gebruiken we ook maar een deel van ons lijf. Overdag zitten we veelal in ons hoofd, waarmee we niet alleen denken, maar ook keuzes maken, en er valt momenteel zoveel te kiezen, dat mensen geneigd zijn de hele dag in hun hoofd te zitten, alsof de rest van hun lijf er niet is. Dat dit niet goed is hoor ik terug in opmerkingen als ‘ik ben het contact met mezelf kwijt’ of ‘ik ben mezelf voorbij gelopen’.

Ook mensen die slapen vind ik doorgaans mooi, tenzij ze achter de computer of onderweg in de trein in slaap zijn gevallen. De ontspanning, de overgave aan de slaap, dus het vertrouwen dat een slapende mens zo mooi kan maken, ontbreekt in die gevallen.

Twee keer heb ik nu het woord ‘mooi’ gebruikt in een beschrijving van mensen, en bewust niet het woord schoonheid. In de eerste situatie waarin ik mensen mooi noemde, bij de oefening tijdens de meditatiecursus, ontbreekt het vertrouwen dat wezenlijk bij de mens hoort. Even wezenlijk voor de mens is dat hij bewustzijn heeft of is, en dit bewustzijn ontbreekt in de tweede situatie van mooi zijn, tijdens de slaap. Beide situaties noem ik, omdat zij mij bij de schoonheid van mensen brengen en mij helpen deze te beschrijven.

In de meditatielessen leren studenten optimaal te ademen, waardoor ze aanwezig komen in de ruimte waarin zij op dat moment verblijven en helemaal bij zichzelf zijn, met andere woorden goed in hun vel komen te zitten. Als je adem zakt, naar je buik gaat, ga je vanzelf rechtop zitten, want enkel zo ademt je lijf gemakkelijk. De ademhaling werkt dus corrigerend op je lichaamshouding. Je ziet letterlijk mensen zich oprichten, de maat die hen gegeven is opvullen. Het is prachtig om te zien en ontroert telkens weer. Ook leren zij een houding aan te nemen, waarin hun lijf zich totaal kan ontspannen, zonder dat zij bang hoeven te zijn om in slaap te vallen, want ieder zit rechtop.

Rondkijkend hoe ieder zit en ademt word ik getuige van de schoonheid van mensen die zich in concrete studenten aan mij laat zien. Het heeft inderdaad te maken met je binnenkant of persoonlijkheid; schoonheid stoort zich niet aan het feit of studenten man zijn of vrouw, knap of minder mooi van uiterlijk. Ook valt mij op dat schoonheid in elke student steekt. Natuurlijk treedt bij de ene student deze schoonheid al sneller en sterker naar voren dan bij de ander. Dit hangt samen met o.a. oefenen en het wennen aan en het luisteren naar wat je eigen lijf je laat weten over houding en ademhaling. Bij mijzelf is er enige schroom om te kijken. De studenten zitten immers niet bij me om bekeken te worden, maar om te leren mediteren. Daar komt bij dat naarmate je dieper in je buik zit, waar elke ademhaling je naartoe brengt, je ook bij je emoties komt. Ik zie soms een glans van plezier, verdriet of van een emotie waarvoor ik geen duiding weet.

De schoonheid zoals ik die regelmatig te zien krijg heeft met fierheid te maken: hier ben ik, en dat kan en mag niet onopgemerkt blijven. Deze fierheid heeft niets van doen met arrogantie, maar is eerder ontwapend. Zoals dat jochie van zes à zeven jaar dat me tegemoet kwam en me toevertrouwde: “U bent een boom; zo groot!” Schoonheid is stevig. Niet in de zin dat je geneigd bent haar vast te pakken, je aan haar vast te klampen; zij nodigt uit tot vertrouwen. Het is dus een stevigheid die tegelijk ook kwetsbaar is. Deze schoonheid roept vrees in me op, niet in de betekenis van angst, maar van respect, en meer dan dat: vrees dus. Haar te zien maakt mij gelukkig.■

07theoboeddha1280x1024

Stilte, sleutel tot schoonheid

Door Tanja van Hummel

Studeert filosofie aan de RU en bracht deze zomer een week in stilte door.

In Frankrijk bevindt zich de internationale oecumenische gemeenschap van Taizé, die jaarlijks duizenden jongeren van over de hele wereld trekt. Zij verblijven daar een week en in die week verdiepen ze hun geloof, werken samen en hebben veel plezier. Ik was deze zomer als vrijwilliger in deze gemeenschap en aangezien al mijn werkzaamheden gesitueerd waren in het verderop gelegen dorp, liep ik dagelijks enkele malen over de ‘Route de Taizé’.

Vanaf deze weg heb je een schitterend uitzicht over de dalen en de heuvels. Maar het mooiste vond ik toch wel de luchten. Wat een wolkenpracht was er te zien: wolken met een gouden rand, engelenbanen (lichtbanen die van de wolk tot de aarde reiken) en de vele figuren die je kunt ontdekken. Ik zag de Grote Vriendelijke Reus (GVR), een sportauto, een hinnikend paard en nog veel meer. Vooral tijdens mijn week in stilte staarde ik gebiologeerd naar de lucht. Mijn gedachten waren zo geconcentreerd op de wolken dat ik pardoes van de weg raakte en in de prikkende distels belandde die me abrupt terugvoerden naar een aardser niveau. Ik nam me voor in het vervolg beter te kijken waar ik mijn voeten neerzet. Dit voornemen vervloog echter al diezelfde avond toen ik de sterren aan het firmament zag fonkelen. Het was van een adembenemende schoonheid. Ik kon niet anders dan omhoog kijken.

Waarom werd ik me pas in Frankrijk bewust van de schoonheid om me heen? Waarom ging ik allerlei figuren in de wolken zoeken terwijl ik dat in Nederland niet doe? Waarom denk ik bij een wolk in Nederland ‘nog even wat sneller fietsen’ en in Frankrijk ‘De GVR ligt op zijn rug en krabt in zijn baard’?

Het antwoord op deze vragen kan in de stilte gevonden worden. In de grote stilte, die waarschijnlijk slechts weinigen van ons echt zullen kennen. Deze stilte is meer dan de afwezigheid van geluid om ons heen. Het is een innerlijke stilte. En die stilte bereiken is in ons leven niet zo makkelijk. Door de iPod, telefoon, radio enzovoort is er altijd wel geluid om ons heen en als dat een keertje niet het geval is, dan gaat het lawaai in ons onverstoorbaar door: ik moet nog boodschappen doen; ik moet die deadline halen; mijn oma is morgen jarig en ik heb nog geen cadeautje. Er is een constante stroom van gedachten die kwaakt in ons hoofd en die ons belet daadwerkelijk stil te worden.

Ik had schoon genoeg van alle herrie en ging een week in stilte. Dat betekent dat ik een week lang met dertig meiden in een huis samenleefde en dat we niet spraken. We gingen naar de drie gebedsdiensten in Taizé, we hadden drie gemeenschappelijke maaltijden, iedere morgen een bijbelintroductie en de rest van de dag kon je zelf invullen met persoonlijk gebed, wandelen, lezen en creatieve bezigheden.

De zuster die de bijbelintroductie verzorgde, wees ons de weg naar de grote stilte. De weg lijkt simpel: leef in de perceptie, in het hier en nu. Gebruik al je zintuigen en ga na wat je ruikt, ziet, hoort, proeft en voelt.

Iedereen kan zijn zintuigen gebruiken en zou dus na kunnen gaan wat hij of zij ruikt, ziet, hoort, proeft of voelt. En toch is het niet gemakkelijk om in de perceptie te leven. Als ik bijvoorbeeld over de brug fiets, heb ik alle tijd om naar de wolken te kijken, de wind in mijn haar te voelen en het weiland onder de brug te ruiken. Als ik echter even later door de binnenstad fiets, is het leven in de perceptie totaal verleden tijd: ik erger me aan alle mensen die zonder te kijken de straat oversteken en zo bijna onder mijn fiets komen, ik kijk om de haverklap op mijn horloge om te zien of ik mijn trein nog kan halen en ondertussen denk ik ook al na over wat ik allemaal nog moet doen. Door zo vaak met onze gedachten al in de toekomst te zijn (wat staat er ook al weer in mijn agenda voor morgen) of in het verleden (o jee, ik heb een vriend beledigd) ontnemen we onszelf echter de mogelijkheid te genieten van het moment zelf. Ik ontdekte tijdens mijn week in stilte dat als je de tijd neemt voor je maaltijd en met aandacht eet, het eten dan veel beter smaakt en dat als je op je gemak wandelt, je oog krijgt voor de schoonheid van de natuur. En ik ontdekte ook dat ik die aandacht pas kon opbrengen toen er geen herrie in en om me heen was.

Als de zintuiglijke perceptie scherper wordt, wordt ook de innerlijke waarneming scherper. Je neemt dan ook waar wat er in jezelf leeft, wat jou bezighoudt, maar wat gewoonlijk verborgen blijft onder de dagelijkse beslommeringen. Jezelf totaal onder ogen komen, je mooie en minder mooie kanten zien, is niet gemakkelijk en kan uiterst vermoeiend zijn. Echter, na dit gedaan te hebben, kun je beginnen met de verwerking en de grote schoonmaak. Heftige emoties verdwijnen, blokkades worden afgebroken en ketenen gebroken. Zo ontstaat er ruimte voor vreugde en vrede die in overweldigende golven over je heen kunnen spoelen. Je kunt je dan volledig in het hier en nu bevinden en genieten van alles om je heen.

De stilte lijkt zo een sleutel te zijn die de schoonheid kan ontsluiten. Ik vond het schitterend om mensen te zien die de vreugde en vrede in zichzelf vinden. Aan het begin van de stilteweek zag ik schouders die een zware last leken mee te torsen, diepe fronzen, ogen die vermoeid stonden. Gedurende de week verdwenen echter de wallen, ontspanden de gezichten zich en vielen er lasten van schouders. Mensen werden vrolijk, barstten in lachen uit, konden springen en dansen. Verbittering, woede en ergernissen verdwenen en liefde stroomde weer door de aderen. Iedereen werd mooier.

En deze vreugde en vrede maken dat je je kunt openstellen voor anderen. Door niet constant te luisteren naar je iPod, niet constant een blik te werpen op je mobiele telefoon, niet constant te twitteren ontstaat er een ruimte waarin je anderen, nog onbekenden, kunt ontmoeten. Je kunt de ander tegemoet treden en zo komen tot heel interessante gesprekken. Dan kun je erop vertrouwen dat aan jou gegeven wordt wat jij nodig hebt en kun jij aan anderen geven wat zij nodig hebben. Zo had ik bijvoorbeeld geen eten voor mijn reis naar huis, maar uiteindelijk had ik zoveel gekregen dat ik tijdens mijn reis brood, koek en fruit heb uitgedeeld. Dit uitdelen was zo mooi, omdat er intermenselijk contact was. De anonieme medereizigers werden mensen van vlees en bloed met unieke verhalen, een naam, een lach. Ondanks dat al mijn treinen vertraging hadden, had ik een schitterende reis.

De stilte is dus een methode om de schoonheid van de natuur, de schoonheid van onszelf en de schoonheid van de ander te ontsluiten. Deze stilte heb je echter niet zomaar gevonden. Je moet erin groeien. Benieuwd naar de stilte? Zet die telefoon maar eens een dag uit, zoek de rust op in het bos en vergeet even je agenda. Kijk omhoog naar de wolken, voel de wind in je haar, ruik de bloemen en wees vooral niet bang voor de stilte. Ga de uitdaging aan, zak in de stilte en laat alle last van je afglijden. Ervaar de schoonheid van het leven in al zijn dimensies.■

08stiltevoordestorm

Passage

Overweging bij een gedicht

Alles is nieuw

Wat zou gebeuren was er altijd al, volmaakt

gespeld door een beker die stukviel

scherven waarin de afdrukken van duimen

het rilschrift van naalddunne takjes staan.

Het is geen verhaal dat wij maakten maar iets

wat er was en er is in de sporen van greppels

en staanders en lang gedoofd houtvuur.

Het hoefde alleen maar gevonden te worden.

Iemand moest ernaar kijken en zeggen: wat is het

dit is het, en daar was het, een huis met een haard

plaats, mensen die daar zoals altijd en altijd

voor het eerst in het nu zichzelf zijn en zitten

met warme handen die een beker vasthouden

bij het vuur en ze praten en de tiktak van regen

is een cirkel geluid en het deert niet, de nacht

de onzichtbare wolken, de stilte van alles

wat buiten in slaap is of wacht op de dag

zijn het dak en de wanden om het dak en de muren

van het huis dat al oud is maar nieuw

want opnieuw in dit heden gevonden.

09passage

Dit openingsgedicht van de gelijknamige bundel van Esther Jansma verbeeldt in woorden een reis in de tijd. Het eerste concrete voorwerp dat zich aanbiedt, na de filosofische openingsregel is “een beker die stukviel”. Maar de scherven worden zorgvuldig gelezen: duimafdrukken vergeleken met “rilschrift van naalddunne takjes”. Hier is iemand aan het kijken die in details gaat. Mooi vind ik “rilschrift”; het deed me naar het woordenboek gaan, waar het niet in voorkomt. Ik voel in dit door de dichter zelf gemaakte woord het zoeken naar de uitdrukking voor iets ragfijns, en het zelfstandig naamwoord “ril” in Van Dale biedt maar liefst zeven mogelijkheden, en een scala aan betekenissen waarvan een aantal wonderwel bij het gedicht aansluit. Ze hebben te maken met sporen en groeven, ontstaan door waterlopen of regen, door wielen of door mollen. Ook de groeven zichtbaar op het maanoppervlak heten “rillen”. Een woord dat ik voornamelijk als werkwoord kende (rillen, rilling) blijkt veel rijker.

De tweede strofe bevat het persoonlijk voornaamwoord “wij”, dat ons in het heden brengt en bij het gedicht betrekt. En ik las het woord “staander”. Ik begon verweerde houten palen te zien, resten ervan, bewaard in de grond. We zijn op een archeologische vindplaats, de stukjes aardewerk hebben aan mensen toebehoord die er huis en haard hadden en wier sporen niet tot een verzonnen verhaal leiden, maar hen juist voelbaar nabij brengen. “Iemand”, Elckerlyc als het ware, kan door zijn aanwezigheid en herkennende blik dit verleden in het heden ophalen. Het is voelbaar in de werkwoordsvormen: “wat is het, dit is het, en daar was het”.

Vóór onze levende ogen en levendige verbeelding worden uit de sporen van het verleden de bewoners gedacht, met de ongebroken bekers in hun warme handen. Gesprekken worden als zodanig, niet om hun inhoud, vernomen. Er is een dak, of iets dat erop lijkt, dat de regen haar tiktakgeluid geeft. Cirkelgeluid. Het beeld doet denken aan de beschutting van een menselijke groep, aan veiligheid en geborgenheid. Het is de synthese van wat eraan voorafging: de haardplaats, het vuur, de warme drank, de gesprekken. Maar ook van: “mensen die daar zoals altijd en altijd / voor het eerst in het nu zichzelf zijn”. Hier krijgt de titel van het gedicht en de hele bundel weer ruimte: we kunnen ons wel “in het verleden” wanen, maar dat is een denkbeeld. Het brandpunt van de tijd bevindt zich in de “iemand”, die dit alles in het nu beleeft. Zoals de lezer, u, deze woorden in het nu leest. Tussen de filosofische aanhef van het gedicht en de paar zeer concrete tekens van menselijk bestaan is een verband gelegd.

Een ander gedicht uit dezelfde bundel dat laat voelen hoe verrassend en nieuw de wereld waarin wij ons verplaatsen weer zijn kan, is:

Dichtertje

Zij begint te lopen en ik loop haar achterna

omdat zij verstand heeft van de dingen

loopt ze voorop, ze begrijpt deze trap goed

nu ze zo goed weet waar ze verstand van heeft.

Ze heeft verstand van wat ze gaat laten zien

want zij zag het eerder dan ik en zij heeft het

in haar hoofd en ik nog niet, ik heb haar nodig

om met van die lange a's verbaasd te raken.

Het grote nieuwe in de wereld moet nu even

bekend en van haar zijn als het meisje dat zij is

met haar precies goede beentjes, ze voelt zichzelf

lopen, een soort de baas, met mij achter haar zeker

is zij zichzelf en mij en ook de nieuwe kast

waarin zij helemaal past. Zij is de latenzienmaker.

Hier is een klein meisje de onthuller van die nieuwheid. Kunstenaars kunnen ons dingen als nieuw laten zien en horen. Met aandacht zijn we allemaal kunstenaars, als we voor dat nieuwe een vorm weten te vinden waarin we dat kunnen meedelen.

Gemma Pappot

Esther Jansma, Alles is nieuw, Arbeiderspers 2005.

10belvedere

Stream of consciousness

Schoonheid is op het eerste gezicht een nogal oppervlakkig thema. Na vertrouwen, bewustzijn en geluk, is het bijna gênant om een nummer te vullen met make-up en fotomodellen. Ik realiseerde me echter dat schoonheid veel diverser is, toen ik de vraag stelde wat vier dingen zijn die ik echt mooi vind:

Een knappe vrouw

Kunstwerken van M.C. Escher

Alles

De afleiding van E=mc²

Ja, een knappe vrouw staat ook op mijn lijstje. Hoe gênant ik het ook noem, ook ik ben niet immuun voor een leuke kop. Als ik de wetenschap mag geloven, bevind ik mij echter in goed gezelschap. Wij worden namelijk allemaal beïnvloed door de ‘Beauty Bias’. Een korte blik op een foto van een knap persoon is al voldoende om associaties op te wekken met positieve woorden als ‘geluk’ en ‘vertrouwen’. De gefotografeerden worden bovendien intelligenter geschat en vinden makkelijker een goede baan dan minder knappe mensen.

En toch beweer ik dat het niet om het uiterlijk gaat. Oh, ook ik ben vast sneller geneigd om een mooie vrouw in moeilijkheden te helpen dan een lelijke man. Maar na een eerste oppervlakkig contact houdt dat snel op. Uiterlijk is een uurtje leuk, en dus handig bij een sollicitatiegesprek of als je met pech langs de weg staat, maar het is niet de basis voor een persoonlijke band.

Mijn eigen uiterlijk vind ik dan ook niet belangrijk. Toegegeven, er zitten geen gaten in mijn kleren, je vindt geen gras in mijn haar en je loopt niet met een grote boog om mij heen vanwege de stank (althans, dat hoop ik van harte). Maar ‘afwezigheid van lelijkheid’ is voor mij vaak voldoende. Zo kunnen mensen je niet aanspreken op basis van een positieve uiterlijke indruk die maar een uurtje overleeft, maar moeten ze je wel beoordelen op je innerlijk. Zo sneerde een vriend van mij eens bij het zien van een onverzorgde voorbijganger: “Jeetje, kijk naar die opgetrokken witte sokken, en dat in sandalen onder een korte broek!” Plotseling realiseerde hij zich zijn fout: die omschrijving was ook op mij van toepassing. Maar hij wist mij doodleuk te melden: “Maar jij bent jij, dat is anders.” Mij was het zo eigen, dat het schijnbaar mocht. Voor mij kon de definitie van schoonheid wel even aangepast worden.

Zo’n definitie van schoonheid bestaat in de kunst überhaupt niet. Zo heeft Wim T. Schippers eens de wereldpers gehaald door een museumvloer onder de pindakaas te smeren. Toen vervolgens een aantal jongeren onder het uitroepen van “Pindakaas met hagelslag is veel lekkerder” hagelslag over het kunstwerk uitstrooiden, reageerde hij: “De hagelslag is met gevoel voor verhoudingen en met vaardige hand aangebracht. Ik zou haast zeggen: ga zo door.” Hoe gevat deze reactie ook is, het geeft tegelijk de absurditeit van het kunstwerk aan. Als een paar baldadige jongeren het ‘net zo mooi’ kunnen, waar heb je dan nog kunstenaars voor nodig?

Maar de schoonheid zit hem natuurlijk niet in de pindakaas, maar in de uitbeelding van een mooi idee. Of deze kunst je weet te raken, hangt af van dat idee. Zo is een schoteltje met een theezakje als “uitbeelding van vergankelijkheid” miljoenen waard. Jammer is wel dat je voor een interessant concept geen cent krijgt als het geen ‘kunst’ genoemd kan worden. Dan doet M.C. Escher, de tweede van mijn viertal, het toch beter. Want hoewel ook hij ideeën uitbeeldt, is zijn kunst op zichzelf al mooi. Zelfs als je ideeën over symmetrie of oneindigheid niet snapt, kun je zijn werk waarderen. Het idee is dan de slagroom op de taart. En daar geef ik de voorkeur aan, boven een taart gemaakt van alleen maar slagroom.

Waarschijnlijk verrassender is mijn derde belichaming van schoonheid: alles. In Taizé, een kloostergemeenschap en internationale ontmoetingsplaats voor jongeren, heb ik namelijk iets meegemaakt wat religieuze tradities moeten bedoelen met ‘verlichting’. Tijdens een kerkdienst werd ik enkele minuten vervuld met een gevoel dat alles goed is, dat alles mooi is. De zon die naar binnen scheen, de mensen om mij heen, maar ook het roest aan een steunbalk van de kerk en de wrat op de nek van de persoon voor mij. En dat gevoel: “alles is mooi” heb ik meegenomen. Nog nooit werd ik zo geraakt door de schoonheid van simpele dingen. Ik heb mijn kinderlijke plezier in voorbijkomende vlinders en springen in plassen herontdekt, maar nu in de volwasseneneditie. Zelfs in een hongersnood in Afrika zie ik deze schoonheid. Niet door te zeggen: “ik hoef hier niets aan te doen”. Maar door het vreselijke probleem te onderkennen en daarachter ook de schoonheid te zien die zelfs (of misschien juist) hier te vinden is.

Dat is mooi, maar totaal niet onderbouwd, zullen veel wetenschappers zeggen. Dit is een persoonlijke keuze om alles mooi te vinden, maar het vertelt je niet hoe dingen écht werken. En zo’n wetenschapper ben ik zeker ook. Waarmee mijn laatste voorbeeld (E = mc²) misschien nog wel het sterkste is. Deze formule van Albert Einstein vertelt ons hoe energie en massa verbonden zijn: een kleine hoeveelheid massa (m), kan worden omgezet in gigantisch veel energie (E). De lichtsnelheid (c = 300 miljoen meter per seconde) vertelt je hoe gigantisch veel. Deze formule verklaart het stralen van de zon, maar ook het branden van een kaars.

De afleiding van deze formule was prachtig toen ik hem voor het eerst zag. Vanuit een heel simpel basisidee, licht heeft voor iedereen dezelfde snelheid, komen we met behapbare en haast onvermijdelijke stappen bij E = mc² uit. Wellicht ken je het gevoel als je aan het studeren bent en opeens – vaak pas de avond voor het tentamen – valt alles op zijn plaats. Wellicht heb je weleens uren met een raadsel gezeten, om opeens de charmante oplossing te zien. Of stond je doodnerveus voor een groot publiek, om uiteindelijk alles goed te doen en een staande ovatie te ontvangen? Al deze gevoelens lijken op de ervaring die ik had toen de formule tevoorschijn kwam. Maar het ging verder dan dat, want ik zag niet alleen een mooi verhaal dat zijn climax bereikte, ik zag de schoonheid van de mechanismen die onze wereld bij elkaar houden.

En daarmee kom ik terug bij de diversiteit. Want niet alleen kan schoonheid op heel veel slaan, het is ook voor verschillende mensen anders. Sommige mensen gruwen van wiskundige afleidingen of vinden een verlichtingsverhaal maar onzin, en ook bij kunst verschillen smaken. Zelfs in de aantrekkelijkheid van personen – wat een gigantische biologische component heeft – zit aardig wat variatie (wat zien mensen toch in Scarlett Johansson?).

Maar toch weten we allemaal wat schoonheid is. Als je het beschrijft, kom je al snel terecht bij het positieve, het goede, dat wat ons raakt. En zo blijkt die oppervlakkig aandoende schoonheid toch zeer fundamenteel. Mijn keuzes over wat schoonheid is, zeggen dan meer over mijn eigen (gebrek aan) diepgang, dan over de diepgang in het begrip. Wellicht is de vraag waar ik mijn verhaal mee begon dan ook geen slechte om juist te zien wat voor persoon er ten diepste tegenover je staat: wat zijn vier dingen die jij mooi vindt?

Leon

Citaat van de straat

Een goed innerlijk, aardig, sociaal; je kunt schoonheid natuurlijk ook uiterlijk bekijken.

Student Culturele Antropologie, 19 jaar

Iets waar in deze tijd veel aandacht aan wordt besteed (de buitenkant); ik zie schoonheid als iets wat in het persoonlijke zit.

Student Engels, 27 jaar

Ik denk allereerst aan het innerlijke, hoe je van binnen bent en wat je voor anderen kunt doen; je kunt hen gelukkig maken.

Student Arabisch en Islam, 20 jaar

Schoonheid zit van binnen en heeft met uitstraling te maken.

Student Religiewetenschappen, 19 jaar

Ik denk direct aan meisjes, verleiding, fascinatie, dat je hen niet meer los kunt laten.

Student Filosofie, 22 jaar

Voor veel mensen erg belangrijk, maar het is natuurlijk niet alles.

Student Kunstmatige Intelligentie, 19 jaar

Het verstoorde hedendaagse schoonheidsideaal, waarbij mensen streven naar perfectie; maar complete perfectie is een utopie.

Student psychologie, 20 jaar

10 van 1 met Theo Koster o.p.

Theo Koster (59) is dominicaan en pastor in de Studentenkerk.

theojuno4groot1

1. Welk boek, welke film of welk muziekstuk zou je iedereen aanraden om te lezen, zien of luisteren?

Het laatste boek van Tommy Wieringa: Caesarion. Hij laat zien wat ik bij studenten tegenkom: een grote eenzaamheid. De hoofdpersoon blijkt geen bindingen te kunnen aangaan en is zich daar helemaal niet van bewust. Dat heeft met onze cultuur te maken, dat mensen eenzaam zijn, niet in staat zijn om contacten aan te gaan en daarmee ook iets wezenlijks missen.

2. In welk onderwerp zou je je nog willen verdiepen?

We zijn veel meer bepaald door genen, opvoeding en cultuur dan we soms denken, maar in hoeverre is daarbinnen vrijheid van bewegen? Volgens mij hebben we wel vrijheid in hoe we met onze bepaaldheden omgaan, maar is dat ook wetenschappelijk aan te wijzen?

3. In welke omgeving kom je het best tot je recht?

Een klimaat waarin niet allerlei patronen van omgang vastliggen en waarin je elkaar ook kunt en durft te bevragen op onderlinge verschillen.

4. Mijn leven heeft een wending genomen toen...

...een goede bekende van mij een eind aan zijn leven maakte. Tot die tijd leefde ik in systemen waarin je bang was voor straf en beloond wilde worden en dat soort dingen. In een fractie van een seconde was dat weg en in de weken daarna is daar vertrouwen voor terug gegroeid. Ik had gevoel dat ik op mijn kop stond, maar later bleek dat ik toen pas op mijn benen stond.

5. Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?

Mijn stemleraar zei tegen mij: “Theo, je moet leren dingen te versieren”. Waarheid kan snoeihard zijn, maar vertel het zo dat het voor de ander ook toegankelijk is, zonder jezelf of de ander te verloochenen.

6. Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU?

Katholieke identiteit, de aandacht voor heel de mens, vind ik belangrijk. Vertrouwen, weten wie je bent, waarvoor je staat, dan kun je je ook zo presenteren aan mensen en toegankelijk zijn: je hoeft mensen niets op te leggen, ze hoeven niet aan voorwaarden te voldoen, en je hebt een geïnteresseerde houding. Daar kan meer van gemaakt worden.

7. Wat heeft de ideale universiteit dat de RU niet heeft?

Verdieping. De universiteit zoekt het in “top” en “excellent”. Dan ben je jezelf juist boven anderen aan het stellen en dat is helemaal niet nodig. Meer aandacht besteden aan het reflexieve, dat is ook een manier van gebruiken van je intellect, waarbij je echter naar je ervaringen kijkt: wat hebben die me te vertellen. Het reflexieve, de buik, dat is wezenlijk voor mensen: in de buik ben je ook het meest jezelf. Dat zoiets sterker ontwikkeld wordt: dat zie ik aan een ideale universiteit.

8. Gelovig, atheïst of iets anders?

Ik heb iets met God. Dat is relationeel: geloven in de zin van vertrouwen, niet in leerstellige zin.

9. De kerk…

…moet ineenstorten opdat er ruimte komt om lichamelijk te verrijzen, zodat ze weer mystiek lichaam wordt van Christus.

De kerk leeft naar mijn gevoel momenteel niet: allemaal bouwwerk en leerstellingen. Dus laat ze in Gods naam instorten en dan zal God wel zorgen dat ze tot leven komt en dus ook leven is.

10. Wat is het eerste wat bij je opkomt bij het thema “schoonheid”?

Mensen die mediteren, zie mijn artikel.

Hartelijke groeten uit Chili

Door Regina Loehndorf

13regina2

Studeerde psychologie aan de RU en werkte daarna als vrijwilliger op de Faizi School in Chili. In Nederland zamelde zij geld in voor de school, waarna ze emigreerde naar Chili waar ze in de buurt van de school woont.

De Faizi School is een basisschool voor kinderen tussen de 4 en 12 jaar en bestaat al sinds 1980. Deze school is een sociaal en economisch ontwikkelingsproject van de Internationale Baha’i Gemeenschap en ligt op het platteland 40 km ten zuiden van Temuco in Chili ver van alle civilisatie. De kinderen van deze school zijn van Mapuche-afkomst, dat wil zeggen dat ze tot de inheemse bevolking van zuidelijk Chili behoren die traditioneel een landbouwcultuur vormt. De Mapuche leven thans in grote armoede als direct gevolg van onteigening van hun land door de Spanjaarden en later de Chilenen. Bovendien vechten ze heden ten dage tegen cultuurverlies en veel sociale problemen, die door hun moderne leefwijze veroorzaakt worden. De Faizi School levert een bijdrage aan het doorbreken van deze vicieuze cirkel en hoopt de kinderen zo een kans op een betere toekomst te geven. De school biedt onder de ver van ideale omstandigheden (ontbrekend lesmateriaal en boeken, etc.) het best mogelijke onderwijs en heeft een holistisch opvoedingsconcept, dat wil zeggen dat niet alleen de intellectuele ontwikkeling centraal staat, maar ook de sociale, morele en artistieke.

In 2006 werkte ik als vrijwilliger een jaar op de Faizi School en werd daar geconfronteerd met grote armoede en veel sociale problemen. Net voordat ik terug zou keren naar Nederland begaf het oeroude schoolbusje het, dat de enige mogelijkheid bood om de kinderen van hun boerde rijen naar school te brengen. Dat was een drama. De afstanden zijn te groot om te lopen en er is geen openbaar vervoer op het platteland. De leraren en ik hebben daarom besloten om een donatieproject op te starten. De Mapuche kinderen hebben vervolgens heel erg hun best gedaan om kleine kunstwerkjes te maken en ik ben uiteindelijk met een koffer vol kinderkunst op Schiphol aangekomen. Terug in Nederland heb ik me maandenlang met hart en ziel ingezet om geld bijeen te krijgen voor een nieuwe schoolbus. Hoe dit is gegaan en wat er dan vervolgens met dat geld in Chili gerealiseerd kon worden, wil ik bij dezen graag aan jullie meedelen.

Vanaf het moment dat ik terug was begon de wedloop tegen de tijd, want we moesten ten minste 10.000 euro bij elkaar zien te krijgen voor een nieuwe bus. Met behulp van veel vrienden, de samenwerking van organisaties, diverse religieuze gemeenschappen en natuurlijk de hulpvaardige ondersteuning van de Studentenkerk werd dit doel binnen slechts zes maanden gehaald. We gingen daarna door met fondsen werven en het geld bleef binnenstromen. Zo konden wij uiteindelijk zelfs een tweede schoolbus kopen. Op wonderbaarlijke wijze hielden we zelfs nog geld over en zo kon de kleuterschool gerenoveerd worden. De kleuters hebben een badkamer met splinternieuwe kinderwastafels en toiletjes gekregen. Bovendien werd een buitenspeeltuin voor de kleuterschool aangelegd met klimtoestellen, een glijbaan en een dak, zodat de kinderen tijdens de lange regentijd in de winter niet nat worden. Verder heeft het meisjesinternaat nu eindelijk een warme douche, zodat de meisjes zich in de winter niet meer met ijskoud water hoeven te wassen. In de grote keuken, die alle leraren en kinderen van eten voorziet, werd een nieuw gasfornuis met zes kookpitten en een grote oven geïnstalleerd.

13regina3

In vergelijking met de aanschaf van twee schoolbussen zijn dit kleine investeringen, maar het is een ongelooflijke vooruitgang in het leven van die mensen. Het was een ontzettend mooie ervaring voor mij om na mijn anderhalf jaar durende afwezigheid weer terug te keren naar de school en al deze positieve veranderingen met eigen ogen te zien en getuige te zijn van het enthousiasme en het geluk die deze dingen onder mijn collega's en de leerlingen veroorzaakt hebben. De schoolleider en het personeel van de Faizi School sturen de hartelijke groeten aan iedereen en ze vroegen mij om te vertellen hoe blij en dankbaar ze zijn met al de nieuwe dingen, die voor de school konden worden aangeschaft.

Er zijn veel mensen betrokken geweest en er is veel actie gevoerd. Een voorbeeld zijn natuurlijk talloze kinderkunstverkoopacties in de Studentenkerk en collectes tijdens de zondagsmis, die dit project ten goede kwamen, maar er werden ook rommelmarkten georganiseerd of andere dingen verkocht, waarvan de opbrengsten allemaal naar dit goede doel gingen.

Verbazingwekkend echter is, dat het ons uiteindelijk allemaal samen in relatief korte tijd gelukt is om dit kleine, grote wonder voor elkaar te krijgen en daar mogen we met z'n allen best trots op zijn. Zonder jullie hulpvaardigheid, solidariteit en vrijgevigheid was dit nooit mogelijk geweest.

De liefde en passie voor Latijns-Amerika heeft me niet meer losgelaten. In Europa miste ik de intermenselijke warmte en zorgeloze leefwijze, die deze mensen ondanks grote ontberingen uitstralen. Dit staat in scherp contrast met de westerse wereld, waar mensen vaak alles hebben en desalniettemin ontevreden zijn. Afgelopen jaar heb ik daarom besloten om voorgoed naar Chili te emigreren. Ik woon nu sinds eind 2008 dicht bij de school in de Mapuche indianenregio. Nu ik weer in Chili woon, bezoek ik de school natuurlijk regelmatig, vooral voor bijzondere gelegenheden zoals carnaval of het Mapuche nieuwjaarsfeest. Tijdens mijn laatste bezoek aan de school vertelde de schoolleider mij over andere projecten die gepland zijn, zoals het asfalteren van het schoolplein, zodat de kinderen in de winter niet tot aan de knieën in de modder staan, en het renoveren van een door de regen en het vocht beschadigd klaslokaal. En wie weet, misschien worden ook deze dromen aan “het einde van de wereld” gauw werkelijkheid. Wij hebben het in handen!

13regina1


[1] Treden overigens, die zo gemaakt zijn dat de ideale lengte van de gebruiker 1,10 meter of 2,20 meter is. Ideaal voor Theo Koster, of eventuele dwergen die op de campus rondlopen, maar minder fijn voor de andere bezoekers van het gebouw.