Zoek in de site...

11-2

Jaargang 11 nummer 2: spanning

bruggemei200957

Redactioneel: Spanning

De ogen glijden door de ruimte. Plotseling schieten ze terug naar de plek waar iets blauws glinstert. Langzaam focussen de ogen zich en dringt het besef door dat de nieuwe Proviand daar ligt. De nieuwe Proviand. U snelt erop af, pakt hem en vol verwachting leest u de kaft. ‘Conflictgebied’, ‘Religie in het geding’, ‘Oranjesupporter tegen wil en dank’. Gelijk beginnen de raderen te draaien: trrrr… Woorden als ‘oorlog’, ‘geweld’, ‘dogmatiek’, ‘wedstrijd’ flitsen door het hoofd en gaan verbindingen aan met andere woorden, waardoor de eerste scenario’s voor een spannende thriller zich razendsnel ontvouwen. De spanning stijgt. Het hart gaat sneller kloppen, de ademhaling wordt gejaagder, het eerste zweetdruppeltje verschijnt op het voorhoofd. De spanning bereikt zijn hoogtepunt. U kunt zich niet langer bedwingen, opent de Proviand en ziet het vertrouwde redactioneel, een baken van veiligheid. De spanning ontsnapt. De hartslag zakt terug naar zeventig slagen per minuut, de ademhaling gaat weer diep en het zweet wordt van het voorhoofd gewist.

Deze ontspanning is echter slechts van korte duur. Er is iets wat uw speciale aandacht vraagt. Iets wat nieuw is in Proviand. Iets wat wel eens heel interessant zou kunnen zijn. Iets wat u absoluut niet wilt missen…

…Laat ik u niet langer in spanning houden…

Vol trots presenteert Proviand ‘Geraakt’, een nieuwe rubriek. ‘Geraakt’ is de opvolger van ‘Passage, overwegingen bij een gedicht’. In ‘Geraakt’ presenteert een student of medewerker een tekst die hem of haar raakt en leidraad is in zijn of haar leven. In deze eerste aflevering is deze eer Franziska Nedela ten deel gevallen. Op indringende wijze bespreekt zij een gedicht van Bonhoeffer. Een parel.

Spanning, ontspanning, spannende ontspanning en ontspannende spanning; wij wilden u niets onthouden, maar daardoor kwamen we wel plek tekort. De vertrouwde rubriek ‘Citaat van de Straat’ ontbreekt daarom in dit nummer, maar in de volgende Proviand zal deze rubriek zeker weer van de partij zijn.

Het spannend avondje is gekomen. Laat de spanning van dit nummer u in bezit nemen.

Tanja van Hummel

Uit en thuis: Leven in een conflictgebied

Door Marie Christine Siemerink en Francine en Hans Siemerink

Marie Christine werkt voor Artsen Zonder Grenzen in Oost-Congo waar al jaren conflicten spelen. Hoe ervaart zij die conflicten? Levert dat spanning op of leer je ermee leven en zijn andere zaken veel stressvoller? In het eerste deel van dit tweeluik vertelt Marie Christine haar verhaal. In het tweede deel komen Francine en Hans Siemerink, haar ouders, aan het woord.

Kitchanga, Oost Congo 14 november 2009

“Maar wat doe jij dan tegenwoordig?”

“Ik werk met Artsen Zonder Grenzen in OostCongo”.

“O jee, zeker wel spannend?!”

Hoe vaak deze vraag ook gesteld wordt, ik weet nooit goed hoe te antwoorden. Wat wordt er bedoeld met spanning? Is het anders dan werken in Den Bosch? Ja. Is het afwisselend en onvoorspelbaar? Ja. Is het eng en gevaarlijk? Tja...

Het oosten van Congo is al jaren een gebied van conflicten, onveiligheid en geweld. Het dorp waar ik woon, Kitchanga, was lange tijd het bolwerk van één van de rebellenleiders en nog steeds zijn er veel gewapende mannen op straat. Ik ben hier nu zes maanden, nadat ik vorig jaar hier ook al zes maanden verbleef. En langzaam raken dingen vertrouwd. Hoe beter je de context kent, hoe minder spannend het wordt. De ietwat vreemd ogende militair met zijn geweer nonchalant over de schouder, is een bekende. De heuvels en de bergen zijn geen onbekend terrein meer en zelfs de lokale taal begint steeds vertrouwder te raken. Dit alles maakt het werk hier veel minder spannend…

Natuurlijk, als er ’s nachts geschoten wordt, of als onze bewakers bij een van de klinieken overvallen worden, dan vind ik dat wel even spannend. Maar heel snel na de eerste schrik weet ik wie ik moet bellen, wat ik moet doen en wat ik verder nog kan verwachten. Belangrijker nog dan dat ik de context ken, is het feit dat de mensen weten wie wij zijn. Als er wordt geschoten, dan weet ik dat wij geen doelwit zijn, en dus niet bang hoef te zijn dat mensen ons huis bestormen. Artsen Zonder Grenzen is nu al meer dan 15 jaar in (Oost-)Congo en de bevolking kent ons. Dus ook de strijdende groepen weten wat we doen en dat we onafhankelijk zijn. Na al die jaren van gratis gezondheidszorg is het relatief gemakkelijk uit te leggen wie we zijn en wat we doen. Dus nee, op zich genomen is het leven in een oorlogsgebied niet spannend of eng. Ik woon hier. Dus ik zie wat er gebeurt en wat er kan gebeuren en dit is eenvoudiger te beoordelen en te begrijpen dan van een afstand.

Maar uiteraard is het niet precies hetzelfde als wonen en werken in Nederland. Na een op zichzelf enerverende tijd als asieljuriste in Nederland met een internationale en altijd in het nieuws zijnde clientèle, ben ik nu manager van 130 mensen. Mijn Congolese collega’s hebben bijna allemaal meer ervaring dan ik. Meer levenservaring, meer werkervaring als verpleegkundige of ‘logistieker’, en natuurlijk meer ervaring met het leven in een ‘spannende’ omgeving. De echte spanning zit in het vinden van een balans tussen luisteren naar en leren van collega’s en tegelijkertijd de finale beslissingen nemen als eindverantwoordelijke. Uiteraard zijn er ook nog de expatcollega’s, vaak met minder ervaring en bagage dan de nationale staf, maar met meer verantwoordelijkheid en met allemaal hun eigen achtergrond en gewoontes. Eerlijk gezegd heb ik de afgelopen maanden meer stress ondervonden van bekvechtende of zelfs niet meer met elkaar communicerende expats dan van de onveiligheid. De 70-jarige gepensioneerde Duitse ingenieur heeft nu eenmaal een andere werkwijze en levenshouding dan de 28-jarige Franse administratief verantwoordelijke. Het stroomlijnen hiervan kost me meer moeite dan aan een dronken rebel uitleggen dat Artsen Zonder Grenzen neutraal is.

Uiteindelijk gaat het om vertrouwen. Vertrouw ik mijn eigen kennis van de omgeving, vertrouw ik mijn collega’s? En ook: vertrouw ik de redenen waarom we hier zijn en vertrouw ik mijn eigen intuïtie? Vorige week heb ik noodgedwongen de nacht moeten doorbrengen in een onbekend dorp, vier uur rijden van onze basis. We zaten vast in de modder met drie auto’s en twaalf collega’s en moesten bij de kerk aankloppen voor onderdak. Een houten structuur van 10 bij 5 meter, met het huis van de voorganger ernaast. Hij was ziek, dus nadat we ons hadden voorgesteld en hadden gevraagd of we in de kerk mochten overnachten, boden we uiteraard onze medische zorg aan. Zelfs zonder dit aanbod waren we van harte welkom en ik heb een rustige nacht gehad, op een ‘hard’ kleedje in een volstrekt onbekend dorp, omringd door onbekende mensen, maar mét mijn Congolese collega’s en in de wetenschap dat we welkom waren.

Het werk hier is uitdagend, soms confronterend en triest, en af en toe een beetje spannend. Maar toch vooral enorm bevredigend en heel bijzonder…

Marie Christine Siemerink

02azgwallpaper

Beuningen, 15 november 2009

Met enige spanning hebben we het verhaal van Marie Christine afgewacht… Uiteraard hebben we het per e-mail en per telefoon met haar (en daarnaast vooral met elkaar) over de veiligheidssituatie in Oost-Congo. Maar we waren niettemin toch erg benieuwd naar haar ervaringen en belevingen in een wat meer ‘publiek’ verband.

Haar ervaringen en belevingen zijn niet de onze en dus bestaat de kans dat wij de veiligheid in haar gebied anders ‘inschatten’ dan zij zelf doet. Dat ‘anders inschatten’ zou dan kunnen betekenen: ‘ernstiger of negatiever inschatten’. Maar, in alle eerlijkheid: dat valt ontzettend mee. De toon van Marie Christine is redelijk nuchter en laconiek. En als wij onze reactie op haar verblijf in dat ‘boze buitenland’ kritisch en objectief proberen te evalueren dan speelt ons een gelijksoortige nuchterheid en laconiciteit parten.

Vorig jaar vertelde ze dat ze, toen ze met een Engelse collega op pad was, plotseling in een vuurgevecht terecht kwam. Haar collega raakte in paniek. Terwijl ze zich achter de forse band van de Landrover verschuilden, wist Marie Christine haar collega ervan te overtuigen dat de kans dat ze geraakt zouden worden zeer klein was. Immers, de strijdende partijen schoten op elkaar, en hadden er geen enkel belang bij om mensen van Artsen Zonder Grenzen te belagen… Zo vertelde ze ons in het voorbijgaan. Van een dergelijke reactie worden we niet ontzettend vrolijk, maar een eventuele, lichtpaniekerige opwinding wordt er wel door verdrongen.

Nee, echt spannend vinden ook wij het niet, althans niet in de basale betekenis van het woord.Je weet dat Artsen Zonder Grenzen in noodsituaties adequaat en efficiënt handelt. Vorig jaar werd Marie Christines post (ze zat toen enkele maanden in Tsjaad) overvallen door bandieten. Reden voor Artsen Zonder Grenzen om de volgende morgen alle expats uit de omgeving per vliegtuig te evacueren. Overigens, nu enkele weken geleden is een basis van Artsen Zonder Grenzen, heel dicht bij die van onze dochter, niet door bandieten, maar door militairen overvallen: we moeten bekennen dat, als we dat horen, een lichte ‘vleug’ van opwinding ons beroert… Want als ook militairen gaan overvallen… Maar alles bij elkaar: nee… niet echt spanning.

Dit alles betekent niet dat we ons geen zorgen maken. Maar dat is een emotie van een andere aard dan de emotie die met stress en spanning gepaard gaat. Het gaat dan om de zorgen die wellicht elke ouder parten spelen, ook als het om hun volwassen kinderen gaat. Zorgen om haar welzijn, om haar gezondheid, haar toekomst…, zorgen om de spanningen waarmee ze in het team van expats te maken heeft, zorgen om de wijze waarop ze met de arrogante, ‘onmogelijke’, volstrekt niet communicatieve Duitse ingenieur omgaat. Alhoewel, deze laatste zorg is ook weer niet onze grootste zorg, zelfs niet als we horen dat hij haar op een onbewaakt moment zijn liefde heeft verklaard. Want met zoiets weet onze dochter heel goed om te gaan…

Francine en Hans Siemerink

Verschillen in stressverwerking tussen mannen en vrouwen

Door Prof. Dr. Gert J. ter Horst

Verbonden aan de afdeling Neuroscience van het University Medical Center Groningen

Onze maatschappij wordt gekenmerkt door volle agenda’s. Op de basisschool houden kinderen soms zelfs al een agenda bij om hun leven enigszins op orde te kunnen houden. Zo worden onze kinderen op jonge leeftijd al geconfronteerd met dagelijkse stress. Een beetje stress is niet erg voor de mens, daar kunnen onze hersenen en de andere organen wel mee omgaan, maar dat wordt anders wanneer stress chronisch wordt. Dat kan aanleiding zijn voor het ontstaan van neurologische ziekten en daaraan gerelateerde gedragsveranderingen die kenmerkend zijn voor psychiatrische aandoeningen, in het bijzonder de stoornissen die met het gevoelsleven te maken hebben zoals depressie en verschillende angststoornissen.

Epidemiologische studies[1] laten zien dat stressgerelateerde psychiatrische aandoeningen niet evenredig verdeeld zijn over mannen en vrouwen. Deze aandoeningen komen gemiddeld twee tot drie keer vaker voor bij vrouwen. Het vrouwenbrein blijkt dus gevoeliger te zijn voor de schadelijke effecten van chronische stress. De oorzaak hiervan is nog onbekend. Aangenomen werd dat de hormonale cyclus van de vrouw daarvoor verantwoordelijk was, in het bijzonder de maandelijkse fluctuaties in de afgifte van het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen. Deze eenvoudige en voor de hand liggende verklaring is lange tijd door onderzoekers gebruikt om te rechtvaardigen dat men zich voor wetenschappelijk onderzoek en het testen van geneesmiddelen beperkte tot het gebruik van mannelijke dieren en proefpersonen/patiënten. Mannen en mannetjesratten of -muizen hebben immers geen maandelijkse cyclus die de uitkomsten van experimenten mede zou kunnen bepalen. De resultaten zijn dan beter voorspelbaar en interpreteerbaar. Het gevolg van deze strategie is dat er veel kennis over het ontstaan van neurologische ziekten door stress is opgebouwd voor het mannelijke brein, waarbij men aannam dat identieke processen het ontstaan daarvan bepalen in het vrouwelijke brein. Ook geneesmiddelen werden en worden bij voorkeur bij mannen getest, terwijl vrouwen ze het meest gebruiken.

Ruim tien jaar geleden zijn wij in Groningen als een van de eerste onderzoeksgroepen in de wereld begonnen met experimenten waarin we de gevolgen van chronische stress in het vrouwelijke brein bestudeerden. Het was voor ons een bijna traumatische ervaring om te moeten vaststellen dat het mannelijke en vrouwelijke brein totaal anders omgaan met stress. In eerste instantie was het niet eenvoudig om de collega-onderzoekers ervan te overtuigen dat stress andere effecten heeft in het vrouwenbrein.

Wij presenteerden resultaten die totaal niet overeenkwamen met resultaten uit voorgaande studies bij mannelijke dieren. Chronische stress verhoogt de hersenactiviteit in de prefrontale schors[2] bij mannelijke dieren, maar bij vrouwelijke dieren is deze activiteit verlaagd. Opvallend was ook dat de hersenactiviteit in rust bij vrouwelijke dieren veel hoger was dan bij mannelijke dieren en dat na chronische stress de niveaus gelijk zijn. Bij mensen is met MRI-scans te zien dat depressieve patiënten een verlaagde activiteit in de prefrontale schorsgebieden hebben. Onze dierexperimenten bleken dus goed overeen te komen met wat zich afspeelt in het brein van de gestresste mens. Bij proeven met depressieve patiënten en proefdieren bleek het gehalte van het stresshormoon cortisol in het bloed verhoogd, en ook uit dierexperimenten is dat bekend. Een nieuwe ontdekking is echter dat het cortisolgehalte bij vrouwelijke proefdieren veel hoger wordt dan bij mannetjes en dat ook hun bijnier (de klier die het stresshormoon afgeeft aan het bloed) veel groter is. Oestrogeen lijkt een beschermende invloed te hebben door de als gevolg van stress verhoogde hersenactiviteit enigszins te dempen. Ook heeft oestrogeen een positieve invloed op de flexibiliteit, door medici ook wel plasticiteit genoemd, van het brein. Stress verstoort de plasticiteit van het brein onder andere doordat onder invloed van cortisol het aantal verbindingen tussen verschillende hersengebieden afneemt. De ‘rekencapaciteit’ neemt hierdoor af, waardoor men minder goed in staat is om met stress om te gaan en/of aangepast gedrag te vertonen.

03stress

Epidemiologisch onderzoek toonde ook aan dat sociale steun een belangrijke factor is voor het ontstaan en de behandeling van depressie. Ratten zijn sociale dieren en dus kan de invloed van ‘sociale steun’ op het functioneren van het brein en het omgaan met stress worden onderzocht met verschillende vormen van huisvesting. Isolatie bleek uitermate stressvol voor vrouwelijke dieren maar niet voor mannelijke. Mannetjes ontwikkelen bij groepshuisvesting een hiërarchie die nog bovenop de door ons aangeboden stress als stressvol wordt ervaren. Vrouwtjes daarentegen konden veel beter met stress omgaan wanneer ze in uniseks groepjes waren gehuisvest met niet aan stress blootgestelde soortgenoten.

Depressieve patiënten lijken ook vaak te lijden aan sociale isolatie: men voelt zich onbegrepen of heeft niemand om mee te praten. Een grote studie in de Verenigde Staten heeft laten zien dat de mate van sociale steun, en vooral het ontbreken ervan, voor vrouwen een belangrijke factor is bij het ontstaan van een depressie. Daarentegen blijken mannen bijna niet gevoelig te zijn voor de invloed van sociale steun.

Hoe interpreteren wij de resultaten van tien jaar hersenonderzoek en de gevolgen van stress op het functioneren van het mannen- en vrouwenbrein? Er zijn inmiddels heel veel aanwijzingen, niet alleen uit ons onderzoek, dat het mannen- en vrouwenbrein verschillend omgaan met stress en dat het vrouwenbrein stress op een andere manier verwerkt dan het mannenbrein. Ook anatomisch is het vrouwenbrein niet gelijk aan het mannenbrein: de belangrijkste verbinding tussen de linker en de rechter hersenhelft bevat bij vrouwen bijna twee keer zoveel vezels. Er zijn hersengebieden die bij vrouwen groter zijn dan bij mannen. Het onderzoek van Swaab[3] heeft laten zien dat er in de hypothalamus[4] gebieden zijn met seksespecifieke neurotransmitterverdelingen[5].

MRI-scans tonen bij vrouwen vaker hersenactiviteit in beide hersenhelften in bijvoorbeeld leer- en geheugenexperimenten. Kortom, het vrouwenbrein is geen mannenbrein, en ondanks vele jaren van intensief hersenonderzoek weten we nog bijna niets over het functioneren van het vrouwenbrein, omdat geslacht jarenlang door onderzoekers als niet relevant werd beschouwd. Het mag duidelijk zijn dat voor het testen van geneesmiddelen voor aandoeningen die meer vrouwen dan mannen treffen niet meer kan worden volstaan met onderzoek bij mannen alleen. Voor farmacologische behandeling van depressie zou mijns inziens een specifieke medicatie voor vrouwen moeten worden ontwikkeld. Helaas zal de farmaceutische industrie vanuit marketingoverwegingen en ontwikkelingkosten hiermee niet snel instemmen.

Oranjesupporter tegen wil en dank

Door Tanja van Hummel

Research masterstudent taalfilosofie aan de RU

Op weg naar de universiteit fiets ik door één van de zogenaamde prachtwijken van Arnhem. Een van de kenmerken van deze buurt is dat er verschillende nationaliteiten wonen: Polen, Spanjaarden en Nederlanders. Misschien wonen er nog meer nationaliteiten. Ik heb er de statistieken niet op nageslagen en evenmin heb ik buurtonderzoek verricht. Maar dankzij het Europees Kampioenschap Voetbal dat in 2008 in Oostenrijk en Zwitserland werd georganiseerd, weet ik honderd procent zeker dat er Polen, Spanjaarden en Nederlanders wonen. De Polen hadden de Poolse vlag met daarop ‘Polski’ voor het raam hangen en de Spanjaarden hadden de Spaanse vlag aan de voorgevel gespannen, evenals een paar afbeeldingen van de stier, hun nationale symbool. De Nederlanders hadden huis en haard geheel oranje gekleurd. Tijdens mijn fietstocht sprongen de oranje voetbalshirts, de oranje voetbalhoeden en de oranje voetbalvlaggetjes constant in het oog. Ik werd er bijna door verblind. Het kon me dus geenszins ontgaan dat er een voetbaltoernooi gaande was.

Persoonlijk heb ik niets met voetbal en ik vind het dan ook een sympathiek gebaar van de KRO om tijdens de voetbalwedstrijden van een EK of WK detectives uit te zenden. Helaas was ik niet in de gelegenheid om van die detectives te genieten: het werd me niet gegund om me te onttrekken aan de oranjemanie. Zo slaat wanneer Oranje moet voetballen bij mijn moeder de spanning toe. Normaliter heeft ze geen enkele belangstelling voor het voetbal en ik betwijfel of ze de spelregels kent, maar tijdens het afgelopen EK zat ze bij iedere wedstrijd van Oranje aan de buis gekluisterd. Ademloos volgden haar ogen de bal die van de ene naar de andere kant van het beeldscherm ging en ze stootte oerwoudkreten uit als de bal ook maar enigszins in de buurt van een doel kwam. Onderwijl werden de handen vol dramatiek opgeheven. Als vervolgens de spanning weer iets afnam, gingen de handen ook weer omlaag en rustten ze op de armleuning, maar met de vingers krampachtig over de rand gekromd. De spanning van het spel hield mijn moeder in de greep. Eigenlijk is dit een vreemd verschijnsel. Hoe kan iemand die normaal met een grote boog om het voetbal heen loopt, zo gegrepen worden door een wedstrijd? En dat terwijl mijn vader elke maandag de uitslagen van de plaatselijke voetbalclub checkt, terwijl hij rustig gaat schoffelen als Oranje moet voetballen.

De voetbalgekte thuis ontvluchtend liep ik over straat, maar zelfs daar was de spanning voelbaar. Het was ongewoon stil op straat. Deze stilte was een apart soort stilte. Het was een stilte vol van emoties, een stilte die bol stond van de spanning. En soms ontsnapte die spanning aan de stilte en ging er een geluid van ‘Oooeeehh...’ over straat. Blijkbaar was er een spannend moment. En af en toe barstte de bom echt: “Olé, olé, oléolé, één-nuhhul, één-nuhhul” of ‘twee-nuhhul’ of ‘twee-eheen’ afhankelijk van de stand. Tegendoelpunten waren ook goed te horen. Op die momenten steeg er een collectief afkeurend gekreun op. Kortom, mijn pogingen om de voetbalmanie te ontlopen liepen op niets uit. Ik had dan wel geen grasmat of voetbal gezien, maar desalniettemin kon ik een gedetailleerd verslag van de wedstrijd geven.

In eerste instantie baalde ik er vooral van dat mij het oranjegevoel van alle kanten werd opgedrongen (met welpies, wuppies en zelfs oranje smurfen) en dat me de kans ontnomen werd om te genieten van een spannende Britse detective. Maar uiteindelijk werd ook ik gegrepen door de spanning. Het was eigenlijk heel spannend om scherp luisterend over straat te lopen en zo snel mogelijk geluiden op te pikken, die te analyseren en later te controleren of ik de wedstrijd goed had geïnterpreteerd. Zelfs een voetbalhater kan dus vallen voor de spanning van een voetbalmatch en veranderen in een oranjesupporter.

04oranjeleeuwen

Het leven van een bevoorrecht mens

Door Nicolo de Groot

Hoogleraar experimentele hoge-energiefysica aan de RU

Op mijn zestiende begon mijn fascinatie met de deeltjesfysica. Bijna dertig jaar later is het mijn beroep en nog steeds een passie. Toch is het niet een boog die drie decennia strak gespannen heeft gestaan, maar was het veeleer een rode draad langs een lang en kronkelig pad. Steeds opnieuw heeft de precaire balans tussen het ‘echte leven’ en mijn liefde voor de fysica mijn keuzes gestuurd.

In 1980 had ik net uit diverse boekjes de basisbegrippen van de speciale relativiteitstheorie en de Lorentztransformaties gehaald en gelezen over zwarte gaten. Dit maakte dat ik mij het hoofd brak over de vraag of je sneller dan het licht zou gaan als je in een zwart gat zou vallen. Niet veel later verscheen in Natuur- en Techniek een serie over subatomaire fysica en las ik stukken van o.a. Glashow in Scientific American over de deeltjesfysica en verenigde veldentheorie. Ik was definitief verkocht, ik moest en zou het heelal op het meest fundamentele niveau begrijpen en ging natuurkunde studeren.

Tijdens mijn studie had ik de gelegenheid om drie maanden als zomerstudent naar het CERN-laboratorium in Genève te gaan. Met een groep van 125 internationale studenten kon ik voor het eerst kennismaken met de wetenschappelijke en sociale geneugten van internationaal onderzoek. Ik koos voor een promotie in de experimentele deeltjesfysica, vooral om naar CERN te kunnen gaan.

Een nieuwe deeltjesversneller begon net te draaien en zou met grote precisie de correctheid van het Standaard Model van de deeltjesfysica vaststellen. Een ideale tijd en plaats om aan promotieonderzoek te beginnen. Ik vertrok in 1990; het zou veertien jaar duren voor ik weer naar Nederland terug zou komen. In Genève was het ‘work hard, play hard’. Weken van 60 uur of meer werden afgewisseld met skiën en veel uitgaan. Na mijn promotie nam ik een post-doc op CERN aan, zodat ik nog een paar jaar op deze geweldige plaats zou kunnen blijven. Nog drie jaar later stak ik, inmiddels getrouwd, de oceaan over.

Bij het Stanford Linear Accelerator Center (SLAC) in Californië kwam ik in het paradijs terecht. Niet alleen door het prettige klimaat, de prachtige natuur en de geur van eucalyptusbomen wanneer je Sand Hill Road opfietst. Ik kwam aan in een periode dat na vele problemen de versneller net begon te werken en er ineens heel veel te analyseren was. Ik stortte me op precisiemetingen aan het Standaard Model en wist een aantal resultaten te bereiken die nog steeds de meest nauwkeurige ter wereld zijn.

Ons eerste kind werd geboren en daarmee ontstond het besef dat we hem niet in de VS wilden laten opgroeien. Onverwacht snel konden we naar Bristol vertrekken, waar ik als universitair docent een groep onder mijn hoede kreeg bij een nieuw experiment op SLAC om antimaterie te onderzoeken; toen, en nog steeds, een van de grote mysteries in de deeltjesfysica.

Het was een nieuwe fase: niet langer op het laboratorium zelf, meer begeleiden en minder zelf doen. Ook dit ging mij zeer goed af. Het experiment heeft in die jaren een schat aan metingen opgeleverd en ik kreeg de kans om de gehele groep in Groot-Brittannië te leiden.

Het leven in Engeland beviel minder en toen de kans zich voordeed om naar Nederland te gaan als hoogleraar, heb ik die met beide handen aangegrepen. Om persoonlijke redenen, maar ook omdat ik hier aan een experiment bij een nieuwe versneller kan werken, die met veel grotere energie voor het eerst voorbij het Standaard Model kan kijken: nog dieper, nog fundamenteler. Ik ben een bevoorrecht mens dat ik na bijna dertig jaar, ondanks een aantal distracties en omwegen, nog steeds gefascineerd ben door mijn beroep.

05afbeeldingslac

Religie in het geding

Door Jean-Pierre Wils

Decaan van de Faculteit der Religiewetenschappen aan de RU

Het is populair om over religie in termen als “spiritualiteit” of “religiositeit” te spreken. Het gebruik van deze begrippen signaleert een verandering in de kijk op religie: van religie als een institutie naar een persoonlijke houding. “Religiositeit” is een onduidelijk begrip en “spiritualiteit” klinkt sympathiek doch vaag. Bovendien bevolken formuleringen zoals “zingeving” en “levenskunst” de nieuwe kosmos van de religieuze taal. Deze taal heeft een zacht karakter. Zij suggereert dat “religie” een kwestie van kiezen of van combineren is geworden. We combineren zelf verschillende aspecten van religies of vinden een persoonlijke stijl van religie uit. Deze vorm van religie noemen we zachte religie. Wat is er gebeurd?

Alvorens op deze vraag te antwoorden is het interessant een voorafgaande vraag te stellen, namelijk “Waar is het gebeurd?”. Een antwoord is niet moeilijk te gegeven. Deze transformatie heeft plaats gevonden in het Westen. Het continue afkalven van de geïnstitutionaliseerde religie in grote delen van Europa heeft niet tot een verdwijnen van religie geleid, alhoewel er wel degelijk ook sprake is van secularisatie, maar tot een heruitvinding daarvan. Deze heruitgevonden religie is een voorbeeld van de zachte religie. Religiositeit of spiritualiteit worden beschouwd als een persoonlijke houding die de orthodoxie en de daaraan gekoppelde levenswijze en moraal achter zich laat. Deze nieuwe religie, die pas na de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig is ontstaan, is in hoge mate compatibel met de vanzelfsprekendheden van de hedendaagse westerse samenleving. Religie is individueel. Het is een zaak van creativiteit en van persoonlijke voorkeuren; van exploratie en combinatie. Sommigen spreken ook wel van “knutselreligie” om deze vorm van religie aan te duiden. Dit klinkt misschien (ten onrechte) wat laatdunkend, maar geeft een goede beschrijving van het gebeuren. De begrippen “spiritualiteit” en “religiositeit” reflecteren dus het feit dat religie in cultureel en politiek opzicht niet langer een factor van publiek belang is (of dit steeds minder wordt).

Dit is echter slechts een deel van het verhaal. Tegelijkertijd maken wij een terugkeer van politieke religie mee. Onder dit begrip versta ik een religie die de ambitie heeft om opnieuw de totaliteit van alle maatschappelijke processen te beheersen: dus niet alleen het politiek bestel, maar ook de levenswijze van alle burgers. In de islam maar ook in het christendom (en niet enkel, alhoewel op een prominente manier in het katholicisme) bestaan er sterke stromingen die het Westen in zijn geheel afkeuren. Men verwijt het Westen dat het in moreel opzicht decadent is, dat het iedere religieuze authenticiteit heeft verloren en dat slechts een radicale koersverandering nog kan helpen. Die koersverandering is dan de terugkeer naar de Grote Ordening uit het verleden die aan het proces van de modernisering voorafging. In de marges van deze religieuze herbronning is geweld geen vreemd woord. De islamitische zelfmoordterroristen zijn slechts het extreemste voorbeeld voor deze ontwikkeling. In het katholicisme is er sprake van een groeiende fundamentele (en dus niet enkel occasionele) kritiek op de democratie, van een afkeer van iedere vorm van moreel pluralisme en van een herbezinning op het eigen (ijzige) gelijk en van een strategische alliantie met andere religieuze fundamentalismen. Vooral de morele standpunten worden steeds radicaler en gaan voorbij aan elke morele “common sense”.

Het is duidelijk dat er tussen beide ontwikkelingen een diepe spanning bestaat. Zachte religie is merendeels tolerante religie. In sommigen gevallen is zij zelfs onverschillige religie, omdat zij vaak cirkelt rondom een privéspiritualiteit. Per saldo kan men zich echter niet aan de indruk onttrekken dat pluralistische samenlevingen, samenlevingen met diverse religieuze en wereldbeschouwelijke identiteiten, er wel bij varen dat hun burgers zich voor “spiritualiteiten”, de zogenaamde zachte religie, interesseren. Politieke religies boezemen de burgers van pluralistische samenlevingen vooral angst in. Zij vrezen een terugkeer van totaliserende en intolerante religie die zij vaak, overigens ten onrechte, uitsluitend met de islam associëren.

Vanuit het gezichtspunt van politieke religies zijn hun zachte broers en zusters onmachtige, dolende en het spoor bijster zijnde religies of zelfs geen religies. Zij verdienen misachting en veroordeling, want zij zijn afgevallen van de rijkdom en de waarheid van weleer. Zachte religie is vanuit dit perspectief geloofsverzaking of erger nog: bijna-nihilisme.

Hoe verder? In eerste instantie zullen wij zachte religie moeten verdedigen. Wij verdedigen dan niet het gelijk van deze “religiositeit” of “spiritualiteit” maar het recht op allebei. Dit recht is dus ook het recht op afwijking, op eigenheid en op religieuze autonomie. Op deze manier verdedigen wij tevens het fundamentele recht op religievrijheid, dat wil zeggen, op de vrijheid om een (eigen) religie of juist geen religie te hebben. In tweede instantie moet de spanning tussen enerzijds de democratische rechtstaat met zijn niet-religieuze constitutionele fundamenten en anderzijds de opvatting van politieke religies dat religie aan de grondslag van iedere samenleving en haar politieke instituties ligt, nauwkeurig worden geobserveerd. Deze opvatting van de politieke religies ondermijnt het democratische zelfbegrip en minacht de les die moderne samenlevingen hebben geleerd van de religieuze en politieke gebeurtenissen in de Europese geschiedenis. De scheiding van kerk en staat, respectievelijk de scheiding van religie en politiek, behoort tot de essentiële verworvenheden van de moderniteit. Deze scheiding kan natuurlijk op verschillende manieren geïnterpreteerd worden en daardoor leiden tot verschillende modellen om deze scheiding vorm te geven. Echter, iedere vorm van klericocratie of theocratie, iedere vorm van bevoordeling van religieuze instanties ten opzichte van andere seculiere instanties moet worden bestreden.

De privatisering van religie die zich uitdrukt in de verscheidenheid van spirituele houdingen en in de diversiteit van kleurrijke religiositeiten is dus een groot goed. De prijs die wij daarvoor betalen is het emotionele en intellectuele onbegrip dat ons steeds vaker ten deel valt wanneer wij ons op de markt van de spiritualiteiten en religiositeiten begeven. Dit is echter een oefening in tolerantie. Tolerantie betekent dat wij geleerd hebben iets te verdragen wat wij voor onszelf in feite afkeuren. Iedereen van ons – religieus of niet – moet leren dat het eigen “geloof” of de eigen “waarheid” beschouwd vanuit het gezichtspunt van derden slechts een mening is. Dit heeft niets van doen met relativisme of onverschilligheid. Integendeel, tolerantie heeft veel gemeen met de kunst te leven en te overleven in een maatschappij die zich niet langer kan onderwerpen aan eenheidsdoctrines en totaliserende heilsfantasieën.

06knutselreligie

Faalangst

Door André Baars

Onderwijspsycholoog, educator en coach van studen-ten op de RU

Angst en stress kennen we allemaal. Het zijn geen abnormale gevoelens. Onze voorouders dankten hun voortbestaan aan het krijgen van stress tijdens de confrontaties met beren en sabeltandtijgers. Het gevoel is een deel van ons overlevingsmechanisme. Het zorgt ervoor dat we gevaar herkennen en op het juiste moment vechten maar ook op het juiste moment wegrennen en schuilen.

De mens ontwikkelde zich van kleine groepen jagers en verzamelaars tot grotere gemeenschappen van landbouwers. Het nomadische leven verruilden wij voor permanente vestigingen. De dagelijkse routines werden minder acuut levensbedreigend maar stressvolle situaties bleven bestaan. Naarmate de gemeenschappen groeiden, werden steeds meer normen ontwikkeld waar men aan moest voldoen. Je kon op allerlei manieren gezichtsverlies lijden en zelfs verstoting riskeren. Dat laatste kon gelijk staan aan een doodvonnis.

Tegenwoordig zijn onze leefgemeenschappen nog veiliger. Onze beleving is echter niet veel veranderd. Acceptatie binnen de groep is niet meer letterlijk van levensbelang, maar de dreiging die acceptatie kwijt te raken ervaren we nog steeds als heel stressvol. We zijn bang tekort te schieten en daardoor onze plek in de maatschappij te verliezen en alleen en kwetsbaar achter te blijven. Wanneer deze angst buitenproportionele vormen aanneemt, heet het faalangst.

Ik ken studenten die regelrechte paniekaanvallen krijgen bij de gedachte aan een naderend tentamen. Ze moeten overgeven van een presentatie, hebben black-outs bij een mondeling en ongecontroleerde huilbuien bij een onvoldoende. Voor deze studenten zijn de beren uit het verleden vervangen door de tentamens, papers, stages, presentaties en scripties van tegenwoordig.

Hoe kan het zo ver komen? Stress is een deel van onze aard, maar bij faalangst ligt een deel van het antwoord in het feit dat onze gemeenschappen veel complexer zijn geworden. Nog niet zo lang geleden werden wij geboren binnen een levensbeschouwelijke zuil. Binnen deze zuilen bestonden helder afgebakende sociaal-economische klassen waar men zijn hele leven in bleef. Voor een groot deel van de bevolking was alles duidelijk en veilig. Nu zijn de zuilen grotendeels verdwenen. Klassen bestaan nog steeds, maar niet in de zin dat je automatisch tot de ene dan wel een andere groep behoort. Je kunt je geboortesituatie ontstijgen door de keuzes die je maakt. Er is ook ontzettend veel te kiezen. Je kunt arbeider worden of intellectueel, manager of ondernemer, eigen baas of dienstverlener. De keuzevrijheid heeft er ook toe geleid dat groepen veel minder rigide gedefinieerd zijn en elkaar niet per definitie uitsluiten. Je kunt manager worden én eigen baas én dienstverlener en tegelijkertijd op de SP stemmen of de PVV.

Deze complexiteit maakt het voor studenten moeilijk om een veilige groep te vinden, laat staan de regels voor acceptatie in die groep te herkennen. Wanneer ben je een intellectueel? Wat is het product van een manager? Wat is een typische SP’er? Tegelijkertijd is de verantwoordelijkheid om de juiste keuzes te maken sterk toegenomen. Je hebt immers de keuze.

In deze lastige situatie lijkt het hoger onderwijs een belangrijke rol gekregen te hebben om orde te scheppen. Het onderwijs heeft zo langzamerhand een allesoverheersende zeggenschap gekregen over de toetreding tot bijna alle (beroeps)-groepen. Voor elke groep worden de kaders bepaald en de toelatingseisen geformuleerd. Je kiest een opleiding en wanneer je aan alle verplichtingen voldoet, krijg je een diploma. Dit bewijs van vaardigheid verschaft je toegang tot een betreffende groep.

Deze rol van het onderwijs lijkt helder en prettig. De beroepsvelden worden gedefinieerd, de betreffende opleidingen geven begeleiding en de toelatingseisen zijn duidelijk: presteer voor elke opdracht boven een 5,5. Waarom bestaat er dan zoveel stress onder studenten? Misschien omdat het hoger onderwijs de rol van ordeschepper helemaal niet waar kan maken. Onderwijs is een afspiegeling van de maatschappij waardoor de toenemende onduidelijkheid ook in het hoger onderwijs terug te vinden is. De laatste jaren is er een ware explosie geweest van opleidingen. Velen zijn net zo vaag gedefinieerd als hun gerelateerde beroepenvelden in de maatschappij. Wat je er precies mee kunt worden is vaak volstrekt onduidelijk. Het is dan helemaal geen uitgemaakte zaak in welke groep je terecht zult komen wanneer je ermee klaar bent.

De beoordelingscijfers bevatten de enige duidelijkheid die overblijft. Met deze cijfers wordt de indruk gewekt dat de toetsen ondubbelzinnig kunnen bepalen of je capabel genoeg bent om toegelaten te worden tot het selecte gezelschap van de groep (vaag of niet). Studenten klampen zich eraan vast alsof het reddingsboeien zijn in een woeste zee. Het gevolg is dat het halen van een 4 niet de boodschap overbrengt dat er nog wat te leren valt. Integendeel, het staat gelijk aan te horen krijgen dat je een terminale ziekte hebt. Het is een stigma, een brandmerk. Je HEBT niet alleen een onvoldoende. Je BENT er ook een. In de beleving van sommige studenten dreigt hiermee een veilige haven voor altijd buiten bereik te blijven.

Faalangst is dus net zo begrijpelijk als de levensreddende stress van onze voorouders. Toch is het geen kruis dat wij simpelweg moeten dragen. We kunnen ons onttrekken aan die erfelijke belasting. Waarom geloof ik dit? Omdat in 1998 Geert van Kesteren de zilveren camera won én fotograaf van het jaar werd. Het was de eerste keer dat één persoon beide prijzen won. Hij had voor deze geweldige dubbelslag geen prestigieuze fotografieopleiding gevolgd. Hij was een bankmedewerker die op een dag besloot zijn baan op te zeggen en zich te wijden aan zijn hobby. In 2007 won Donald Thompson de wereldkampioenschappen hoogspringen. Daarvoor heeft hij zich niet jarenlang onderworpen aan het regiem van een strenge hoogspringacademie. Hij speelde basketbal en zag op een dag zijn neef hoogspringen. Hij zei dat hij het ook wel wou proberen en met een onmogelijke techniek sprong hij prompt over 2 meter. Anderhalf jaar later was hij kampioen. In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw groeide Hamilton Naki uit tot één van de beste chirurgen van Zuid-Afrika. Had hij doorvoor de beste medische studie van het land succesvol doorlopen? Nee! Hij was tuinman zonder noemenswaardige opleiding.

Deze voorbeelden laten zien dat geen enkele opleiding ondubbelzinnig kan bepalen of jij ongeschikt bent om toe te treden tot de groep van jouw keuze. In onze huidige maatschappij met al zijn onzekerheid en onduidelijkheid is het juist heel moeilijk om echt te falen. Ervaringen van heftige faalangst hebben vaak te maken met het idee dat het nu of nooit is. Als ik het nu niet kan laten zien dan mis ik voor altijd de boot. Daarnaast speelt het gevoel dat er maar één manier is om je doelen te bereiken. Als het niet op die manier lukt dan zal het op geen enkele manier lukken. Maar de bewegelijkheid van onze samenleving biedt vele mogelijkheden om je doelen te bereiken. Het is bijna nooit helemaal te laat en het kan bijna altijd op verschillende manieren. Misschien lukt het niet via de kortste weg en met de hoogste cijfers. Dat hoeft ook niet. Cijfers worden later nooit opgevraagd en vertragingen of omwegen zijn 5 jaar na dato een vage herinnering.

Bovengenoemde personen zijn voor mij niet al-leen toonbeelden van persoonlijke kracht en doorzettingsvermogen. Hun verhalen tonen een maatschappij aan waarin merkwaardige levenslopen worden toegelaten en geaccepteerd. Naki heeft door het apartheidsregiem van toen misschien geen landelijke erkenning gekregen, maar binnen een selecte groep werd hij zeer gewaardeerd en beloond. Onze maatschappij biedt ruimte voor vele vormen van persoonlijk succes en straft tijdelijk falen niet onherroepelijk af. Obstakels en vertragingen hoeven geen dreigingen te vormen. Het zijn eerder uitdagingen die je gerust kunt aangaan in een samenleving die toleranter en geduldiger is dan je denkt.

07faalangst

Zwem!

Ik was op reis.

Muizen knepen met hun botte pootjes snedig in mijn tenen.

Katten loerden met hun gele ogen uit de toppen van de bomen.

Maar ik was op reis.

Het was een vroege ochtend en ik moest op mijn bestemming zijn

vóór de middag door de koelte brak.

Ik liep over de dijk.

Mijn neus snoof zout, een boodschap van de zee.

Ze wenkte: ‘Welkom, reiziger.

Wie reizen wil, meldt zich bij mij.’

Schuim wuifde aan de horizon,

maar ik bleef stevig op de wal, terwijl de dijk onder mijn stappen

dreunde en denderde, alsof ze dacht dat ik de golven was

en haar verwoesten wou.

‘Stil maar dijk,’ zei ik, en grinnikte

en stapte voort.

De dijk bedaarde niet en ook de zee bruiste teleurgesteld of ik dan echt niet

eventjes wou zwemmen of wat varen wou,

er lag een zeilboot aan een paal gebonden, zonder slot,

zei Zee en zeurde onverdroten door.

Ik luisterde maar af en toe.

‘Het zou je goed doen,’ zei ze dan.

‘Ik voel het aan mijn water hoor.’

Maar ondanks haar geteem hield ik voorlopig

al mijn voeten en mijn oren

droog en lachte ik

om een kat in een boom, die heus wel naar beneden zou komen,

als niemand hem eruit kwam halen.

De kat mauwde, de zee teemde,

de dijk jammerde maar voort

en de bomen speelden in orkest

een lied, dat enkel en alleen

voor mij geschreven was.

Ze zongen traag en ritmisch

in een duizendstemmig koor:

‘Kom reis reis reiziger!

De wereld draait alleen door jou

als jij de juiste stappen zet!

Reis reis reiziger!’

Zo zongen takken, zo zongen vogels,

zo zongen zelfs de golven, die al snel

een eigen couplet hadden gemaakt

en klotsend zongen:

‘Zwem zwem zwemmer!

De golven drogen op door jou

als jij ze niet bewegen laat!

Zwem zwem zwerver!’

Daar schrok ik van. De zee? Opdrogen? Door mij?

Dat kon toch niet?

Nee, dat kon toch zeker niet.

Dat kon niet kunnen, toch?

Om mijn gedachtes af te leiden, keek ik

naar de spitse snuitjes van de muisjes om mij heen.

Er groeide mos tussen hun pootjes op de dijk, dat ik kon plukken

om het in mijn oren te stoppen en zo de zee niet meer

te horen.

Maar ik liet het staan.

De zee bleef zingen. Ik moest zwemmen,

al wist ik niet waarom,

ik zou het doen.

Ik zou duiken, maar eerst

zou ik moed verzamelen.

De katten gluurden naar de muizen aan mijn voeten.

Eén sprong uit haar boom en greep een muis.

Als zij kan springen, kan ik ook

het water in,

dacht ik.

Het water glansde helemaal voor mij.

´Zwem zwem zwerver!´ riep het

en de dijk riep:

´Ga toch van me af, je doet me pijn!´

´Je moet me redden!´ riep de zee

´of ik droog op en jij sterft mee!´

´Zwem zwem zwerver!´

´Reis reis reiziger!´

´Zwem zwem zwem!´

´Goed goed,´ zei ik.

Alles werd stil.

Alles wachtte af

tot ik sprong.

De sprong, de plons,

de val vanaf de dijk

heb ik niet overleefd,

maar het ergste is,

dat nu ik van de wolkjes naar de aarde kijk,

ik zie:

De wereld draait nog steeds.

De zee is ook niet opgedroogd.

Ofwel:

ze hebben me gewoon

gefopt.

Christof Abspoel

Wanneer spanning normaal wordt

Door Yorick Bleijenberg

Student Moleculaire levenswetenschappen aan de RU

‘Dat zou ik nooit durven’ of ‘veel te eng’ zijn voor mij de meest gehoorde reacties van andere mensen, als ik weer eens vertel wat ik in het weekend heb gedaan. Waarom doe ik toch iets wat anderen nooit zouden doen? Waarom nam ik op een dag deze stap wel? En vooral: waarom blijf ik het doen?

Skydiven, ook wel parachutespringen, is een vrij jonge sport waarbij de parachutist uit een vliegtuig springt op 4 km hoogte, een vrije val maakt van ongeveer één minuut, zijn parachute pas opent op ongeveer 1 km hoogte, en 3 minuten later weer landt.

Hiermee ben ik begonnen in de zomer van 2004 in Soulac, in Zuidwest-Frankrijk bij de monding van de Gironde. Ik wilde het gevoel van de vrije val ervaren. Ik heb nu, vijf jaar later, 212 sprongen op mijn naam staan: 211 uit een vliegtuig – waarvan twee met een Wingsuit – en één uit een luchtballon.

Maar waarom? Wat bezielt me om uit een vliegtuig naar benden te storten? Ik was van jongs af aan al enthousiast om te vliegen en heb ook gezweefvliegd. Op een dag kijk je op internet, en zie je filmpjes van andere mensen die niet alleen in een vliegtuig rondvliegen, maar ook skydiven. Dan valt je oog op het citaat: “If riding a boat ain’t swimming, then riding an airplane ain’t flying.” Spectaculaire beelden, opzwepende muziek eronder, je voelt zelf al de adrenaline. Ik zou dat zelf ook een keer willen doen.

Dat eerste gevoel verandert heel erg in de loop van de tijd. De eerste sprong was ongelofelijk spannend. Maar hoe meer je springt, hoe ‘normaler’ het wordt. Als ik echter een tijd niet gesprongen heb, merk ik wel dat ik weer erg gespannen ben. Als ik een aantal dagen achter elkaar heb gesprongen en een sprong of vijf op een dag maak, dan voel ik de spanning bijna niet meer in het vliegtuig of bij de deur. Pas aan het einde van de dag, als je weer veilig met beide benen op de grond staat, merk je dat vijf sprongen behoorlijk intens is.

Waar komt de spanning vandaan?

Het antwoord is vrij simpel: de angst voor het onbekende en de angst voor...

...de dood. Het behoeft geen uitleg dat het geen goed idee is om uit een vliegtuig te springen zonder parachute. Maar is het met een parachute wel een goed idee? Deze laatste vraag zorgt voor een groot deel voor de spanning die je in je lichaam voelt. Als ik op de fiets stap, denk ik nooit aan de dood. Maar als ik in het vliegtuig zit te genieten van het zoveelste prachtige uitzicht, kijk ik soms naar beneden en denk ik: ‘dom idee.’ En dan constateer ik dat er een kans is dat mijn leven nog maar vijf minuten duurt. Dat stuk van de spanning wordt snel minder door de manier waarop je kan skydiven. Het is tegennatuurlijk om uit een vliegtuig te springen, en het kan al-leen met materiaal dat bijna 100% veilig is.

Doordat je altijd een reservechute en een automatische opener bij je hebt, is het risico dat je de sprong niet overleeft doordat je geen geopende chute hebt bijna nul. Ik spring omdat juist door de angst voor de dood, veiligheid in onze sport topprioriteit heeft. De personen die zijn overleden in Nederland (2 in de afgelopen 2 jaar), waren ervaren springers die – met een goed geopende parachute! – tijdens de landing te veel risico namen.

Het beeld dat je naar de aarde stort en dat de details groter worden, en de relatieve wind die met ruim 200 kilometer per uur om je heen raast, geven je het gevoel dat je leeft. Het leven echt ervaren. De wolken. Het vaak prachtige landschap boven de wolken. Een andere wereld. Adrenaline. Daarom blijf ik springen.

09paraglyden

Plankenkoorts

Over zweethanden voor een optreden en teveel drank na afloop

Door Everarda

Student orgel & kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium en Muziekwetenschappen aan de Universiteit Utrecht

Waarom, vragen veel mensen zich af, roken en drinken musici zoveel? Behoort dat bij hun bohémien lifestyle, is het noodzakelijk voor de broodnodige inspiratie, dient de keel gesmeerd te worden of heeft het andere oorzaken?

Voor het antwoord moet ik terug in de tijd, naar mijn eerste ‘optreden’ toen ik 9 jaar oud was. (Vrees niet, beste lezer, dat bovengetekende toen al alcoholische versnaperingen tot zich nam.) Ik speelde tijdens een voorspeelavond van de muziekschool uit ‘Mijn eerste orgelboek’. Voor en na mijn te spelen ‘meesterwerk’ speelden gevorderde leerlingen die in mijn ogen de absolute top bereikt hadden. Toen mijn beurt naderde, ik steeds misselijker werd en steeds bleker oogde, wenkte mijn leraar me naar de orgelbank. Ik pakte mijn boek, zette het op de lessenaar, plaatste mijn handen op het klavier en... En niets. Ik had een totale black-out. Ik had geen idee wat die zwarte puntjes tussen die zwarte lijnen op het papier voorstelden. Welke vinger op welke toets moest. Alles waar ik op had geoefend was opeens verdwenen. Gelukkig speelde mijn leraar als reddende engel de eerste maten. Opeens wist ik weer hoe het moest en met een knalrood hoofd raffelde ik het stukje af.

Nadien heb ik godzijdank nooit meer een black-out gehad, maar dat vage, misselijke gevoel, zweterige of juist ijskoude handen, dat ken ik – en ieder musicus met mij – nog steeds.

Is het erg, zenuwen voor een optreden? Moet je er iets aan doen of er juist van genieten? In de muziekwereld is het probleem vrij lang genegeerd, maar inmiddels wordt er ook op conservatoria aandacht aan besteed. Er zijn zelfs speciale coachingsbureaus voor musici. Want zenuwen voor een optreden hoeven niet erg te zijn, maar je moet er wel mee kunnen omgaan. Het is misschien het beste te vergelijken met ‘vlinders in je buik’ wanneer je verliefd bent. Misschien ga je jezelf wat onhandig gedragen, maar dat kan juist charmant zijn. Lastiger wordt het wanneer je compleet dichtklapt en jezelf het liefst zou verstoppen achter de dichtstbijzijnde boom.

Hetzelfde geldt voor podiumvlinders. Ze houden je scherp, ze horen bij het vak en kunnen zelfs prettig zijn. Maar wanneer je een black-out krijgt, niet meer in staat bent echt muziek te maken, wanneer je bètablokkers nodig hebt om een solo te durven spelen (dit schijnt bij wereldberoemde orkesten regelmatig voor te komen), dan is er iets grondig mis.

Het beste middel tegen podiumangst is een grondige voorbereiding. Wanneer je hoofd het dan niet kan bijhouden, neemt je lijf het gewoon over. Het lijkt alsof iets buiten je ervoor zorgt dat je blijft spelen. Je ziet alles scherper, je kunt vertrouwen dat het goed gaat, simpelweg omdat je het heel goed kent.

Dan nog speel je soms fouten die je niet eerder gemaakt hebt, maar die kun je opvangen en meteen vergeten. Niets is dodelijker dan tijdens een concert nadenken over hetgeen je zojuist gespeeld hebt, je moet door. Die fouten kun je na afloop, onder het genot van een biertje (of 3) en een sigaretje (of 3) eindeloos beklagen met vrienden. Dat is meteen het antwoord op het alcoholgebruik door musici. Geen lekkerder biertje dan het biertje na een optreden. De adrenaline stroomt nog door je bloed, hyper omdat het goed ging, of licht chagrijnig omdat het slecht ging, je hebt honger omdat je voor het concert geen hap door je keel kreeg. En dan bier, bitterballen en een sigaret, lieve lezer, probeer het zelf maar eens. Grijp de banjo of gitaar, ga naar een open podiumavond in de dichtstbijzijnde kroeg of geef een solo tijdens een kerkdienst. Maak jezelf flink zenuwachtig, speel de sterren van de hemel en begrijp dan wat al die musici bezielt!

De praktijk van het ontspannen

Door: Herman Gielen

Yogadocent op het sportcentrum van de Universiteit in Nijmegen

Spanning opmerken

Nu je deze eerste zin leest, vraag ik je om direct je rechterhand tot een vuist te maken en die aan te spannen. Dat geeft enig ongemak, maar het belemmert je niet om verder te lezen. Voel nu je linkerhand en vergelijk deze met je rechtervuist. Hoogstwaarschijnlijk merk je een verschil in spanning tussen beide handen. Open nu de rechtervuist en voel dat het ongemak van de spanning verdwijnt. Er blijft wat warmte achter van de inspanning. Dit is de eenvoudigste ervaring van spannen en ontspannen.

Het opmerken van spanning is nodig om er iets mee te kunnen doen. Daarom is mindfulness hot, want dat wijst ons erop oplettend te zijn voor spanning. Het opmerken gaat vooraf aan het beïnvloeden van de spanning. Eerst moet je leren voelen waar je spanningen zitten. De oefening verderop in dit artikel kan daarbij helpen. Als je merkt dat er ergens in je lichaam te veel spanning is, dan geef je het commando om dat gedeelte te ontspannen. Het wegtrekken van de spanning zorgt ervoor dat het werken je minder energie kost. Het werk zo verrichten dat het ons zo min mogelijk energie kost, is ideaal en willen we allemaal wel bereiken. Maar hoe doen we dat? Om te kunnen ontspannen moeten we eerst de spanning leren voelen.

De juiste snaar

Wat veelal niet bekend is en waarmee je je leven ontzettend kunt veraangenamen, is dat spanning is weer te geven op een schaal van 0 tot 100. Nul betekent helemaal geen spanning, honderd daarentegen dat je volledig verlamd bent door spanning en geen mogelijkheid om nog te bewegen. Vijftig is een redelijke spanning, dertig is vrij ontspannen, zeventig sterk gespannen en negentig haast ondraaglijk.

Hoe gespannen voel je je op dit moment? Weet je dat een redelijke spanning je werkkracht goed doet? Als je rij-examen doet met een spanning nul, dan heb je weinig kans van slagen, vijftig is veel beter. Wat je natuurlijk ook weet is dat een spanning van honderd al de kansen op succes teniet doet. Er is, kortom, een juiste spanning nodig. Een spanning die geschikt is voor de betreffende situatie en activiteit. Boeddha vergelijkt dit met het goed afstellen van een snaar op een instrument. Te veel spanning geeft een te hoge toon. Te weinig spanning een te lage. Een juiste spanning brengt de goede toon voort.

Ontspanning is dus niet het tegenovergestelde van maximale spanning. Een juiste spanning ligt vaak ergens in het eerste gedeelte van de schaal, zo tussen de 20% en 40%. Nul lijkt meer op een vaatdoek, op een slappe verlamming.

Misschien dacht je tot op heden dat er slechts twee niveaus bestonden: gespannen en ontspannen, en weet je ook dat mensen met te veel spanning soms overspannen raken. Maar overspannen zijn komt niet uit het niets. In de loop van de tijd bouwt zich een spanning op, 10%, 20% enzovoort, maar deze wordt niet waargenomen of genegeerd. Op een gegeven moment komt men in de gevarenzone en als het net iets te ver gaat, bezwijkt men geheel en raakt overspannen. Het is vergelijkbaar met onkruid in de tuin. Als het niet op tijd gewied wordt, staat het onverwachts een meter hoog en verstikt het de planten.

Ga met je aandacht nu weer naar je rechterhand. Span deze aan met 10% van je maximale vermogen. Verhoog de spanning naar 50%, 80%, 100%! Knijp zo hard als je kunt. Laat de spanning nu in één keer geheel en al los. Fijn hè. Ontspannen voelt goed.

Niet alleen met de handen, maar bijvoorbeeld ook met de kuiten kun je gradueel spannen en ontspannen. Probeer nu één kuit voor 50% aan te spannen en de andere kuit niet. Drie seconden deze spanning vasthouden, laat nu los en keer terug naar je “normale” spanning. Wat de normale spanning is, kan niet in een paar woorden worden weergegeven. Wat je als normale spanning ervaart, is namelijk persoonlijk.

Bronnen van spanning

Er zijn allerlei oorzaken van spanningen. Van buitenaf komen spanningen van contacten, sociale druk, maatschappelijke rampen. Van binnenuit komen er spanningen aangaande het moeten presteren, gebrek aan zelfvertrouwen, gevoelens over je uiterlijk, enzovoort.

Spanningen nemen toe als er grote veranderingen plaatsvinden in je leven. Dit is logisch als je denkt aan ziekte van jezelf, overlijden van je partner, al je spaargeld kwijtraken door de economische crisis. Het is echter verbazingwekkend dat er ook veel spanning ontstaat bij keerpunten in het leven die als positief worden gezien, zoals afstuderen, gaan trouwen en met pensioen gaan. Dit wetende is het goed om na te gaan welke grote veranderingen in het verschiet liggen en om je daar alvast op voor te bereiden.

Andere spanningsbronnen liggen op het sociale vlak: samen moeten werken met iemand die je instinctief niet mag, solliciteren, het verkeer of financiële tegenvallers. Het leven zit vol met spanningsbronnen die niet te vermijden zijn. We hebben wel een keus in hoe we ermee omgaan, al wordt de keus beperkt door je persoonlijkheid. Sommige mensen kunnen goed tegen stress en presteren er zelfs beter door, terwijl anderen er volstrekt niet tegen kunnen. Tot welke categorie reken jij jezelf?

Je kunt er wat aan doen

Met inzicht en met oefeningen kun je spanningen verminderen. Spanningen worden vaak beetje bij beetje opgebouwd. Door opmerkzaam te zijn kun je al in een vroeg stadium deze opbouw onderbreken en verdere uitgroei voorkomen. Daartoe check je jezelf regelmatig op spanning. Hiertoe kun je de bodyscan, een versnelde uitvoering van de onderstaande oefening, doen. Bereik je een keerpunt in je maatschappelijk functioneren, weet dan dat het een spanningsvolle periode wordt en werk niet door zoals je gewend bent. Neem extra pauzes, ga op tijd wandelen, luister naar muziek waarvan je rustig wordt. Eet gezond en regelmatig en slaap voldoende, juist op die momenten dat je denkt dat je daar geen tijd voor hebt.

Oefening Volledige ontspanning:

Je ligt in bed maar kunt niet in slaap komen. Ga met je aandacht naar je voeten en voel of ze warm aanvoelen. Ontspan vervolgens je voeten en ga naar je onderbenen. Voel ze, ontspan ze en ga naar je knieën, voel ze en als je ze goed hebt gevoeld, ga dan verder omhoog naar je bovenbenen, heupen, bekken, buik, borst, schouders, dan naar je handen, onderarmen, bovenarmen en schoudergewrichten. Voel nu de schouders nogmaals en dan je hals en je hoofd. Waarschijnlijk haal je het hoofd niet omdat je al in slaap bent gevallen. Deze ontspanningsoefening doen we ook vaak op yoga (maar dan zonder in slaap te vallen).

Kennis en inzicht kunnen je er dus bij helpen om spanningen te verminderen, doordat je de spanning in een zo vroeg mogelijk stadium opmerkt. Ademhaling en massage kunnen ontstressend werken. Adem bijvoorbeeld drie keer diep in voor je de telefoon opneemt, of adem wachtend in een lange rij voor de kassa, rustig in de buik. Heb je teveel gegeten, masseer dan je buik en ga buiten wandelen in een bos of op open velden in het weekend, dit werkt ook ontstressend.

Zij die aan de zijlijn staan, hebben vaak commentaar, maar realiseren niks. Het komt erop aan je eigen leven te onthaasten, van stress te ontdoen. Begin ermee. Zij die beginnen en zichzelf gaan oefenen, zij gaan vooruit. Voor hen is dit artikel geschreven. Heb je het gelezen en heb je het in je geest opgenomen, dan hoop ik dat het je in de toekomst zal aanzetten tot het uitvoeren van ontspanningen. Ontspannen is een werkwoord, maar waarlijk ontspannen is geen werk, maar een Kunst. De Kunst om ontspannen te leven.

Geraakt

Door Franziska Nedela

Geboren in Duitsland. Is sinds 2007 logopedist en studeert nu Taal- en Spraakpathologie aan de RU. Organiseert de wekelijkse Taizéviering op woensdagmiddag.

De onderstaande tekst is een vertaling van het bekende gedicht van Dietrich Bonhoeffer, een Duitse theoloog, predikant en docent. Het gedicht, dat hij in 1944 vanuit gevangenschap stuurde, begeleidt me al lang door mijn leven heen en raakt me zeer.

1. Door goede machten trouw en stil omgeven,
behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar,
zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven,
en met u ingaan in het nieuwe jaar.

2. Wil nog de oude pijn ons hart vernielen,
drukt nog de last van ’t leed dat ons beklemt,
O Heer, geef onze opgejaagde zielen
het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd.

3. En wilt Gij ons de bittere beker geven
met gal gevuld tot aan de hoogste rand,
dan nemen wij hem dankbaar, zonder beven
aan uit uw goede, uw geliefde hand.

4. Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken
om deze wereld en haar zonneschijn,
leer ons wat is geleden dan herdenken,
geheel van U zal dan ons leven zijn.

5. Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.

6. Valt om ons heen steeds meer het diepe zwijgen,
de eenzaamheid die nergens uitkomst ziet,
laat ons dan allerwegen horen stijgen
tot lof van U het wereldwijde lied.

7. In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag.

dietrich_bonhoeffer

Dietrich Bonhoeffer is nog geen 40 jaar oud geworden, omdat hij zijn moedige verzet tegen Hitler op 9 april 1945 met de dood moest bekopen. Al vroeg zag hij het ware gevaar in van het opkomende nationaal-socialisme. Kritisch thematiseerde hij ook problemen als werkloosheid en verzoeking. Tevens keek hij kritisch tegen de kerk aan, die hem diep teleurstelde omdat de kerk het lot van de joden niet openlijk op zich nam.

Dietrich Bonhoeffer komt op mij niet over als een socialistische utopist maar als iemand die de realiteit onder ogen ziet en daar consequenties voor zijn leven aan verbindt. Hij roept het individu op om bij zichzelf na te gaan: “Wie ben ik? Wat kan ik voor anderen betekenen?”.

Dietrich Bonhoeffer fascineert en inspireert mij omdat hij bewust voor de moeilijke weg kiest om niet tegen zijn overtuiging in te handelen. Ondanks dat hij als gepromoveerde theoloog een succesvolle carrière in het verschiet had, besloot hij tot een leven in verzet. In 1939 werkte hij uit grote afkeer van het naziregime als docent in Amerika. Hij voelde zich echter al gauw schuldig en kwam terug met de verklaring: “Ik moet met de christenen van Duitsland deze moeilijke periode doormaken”.

Dietrich Bonhoeffer is voor mij geloofwaardig omdat hij in praktijk brengt, wat hij op papier stelt. Hij leeft in een vreselijke, bijna hopeloze tijd en laat de wereld zien wat het voor hem betekent om christen te zijn. Hij laat een blijvend spoor achter en nodigt mij uit om op zoek te gaan naar antwoorden op de vragen van mijn eigen tijd en identiteit. De kracht en absoluutheid, die van hem uitgaat, vind ik adembenemend.

Het gedicht van Dietrich Bonhoeffer is voor mij een anker in mijn leven. “…behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar, zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven” klinkt soms in mijn hoofd en maakt me ervan bewust wat een geschenk het is om omringd te zijn door familie. Sombere momenten worden soms verlicht door de woorden “Laat warm en stil de kaarsen branden heden… Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht”. Menige persoonlijke crisis heb ik doorstaan met de woorden “En wilt Gij ons de bittere beker geven… dan nemen wij hem dankbaar, zonder beven aan uit uw goede, uw geliefde hand”, vast erop vertrouwend, dat achter alles wat God doet, een zin zit, ook al zie ik die soms niet.

Ondanks de troosteloosheid om hem heen, straalt Dietrich Bonhoeffer een schier onuitputtelijk vertrouwen in God uit, geeft aanmoediging om moedig te zijn en verspreidt een onverstoorbare kalmte: “God is met ons des avonds en des morgens, is zeker met ons elke nieuwe dag”. Dat tovert een glimlach op mijn gezicht en in mijn hart.

Het gedicht is oorspronkelijk een onderdeel van een brief geweest, geschreven aan zijn verloofde ten tijde van zijn gevangenschap. De Nederlandse vertaling van dit gedicht is afkomstig van:

http://www.henriveldhuis.nl/LocalFiles/Bonhoeffer/Bonhoeffer_Spandoek.htm.

Stream of Consciousness

Er gaat een rilling over mijn rug. Mijn hoofd maakt een draai alsof ik mijn nekspieren los wil maken, klaar voor de strijd. Mijn haren staan recht overeind, mijn blik staat op scherp en mijn oren luisteren beter dan zij in collegezalen ooit gedaan hebben. Ik weet niet wat er komen gaat en ik betwijfel of ik er klaar voor ben, maar zodra ik het tref zal ik mijn best doen zo snel mogelijk in te grijpen. Ik voel een zekere spanning.

Laatst voelde ik een ander soort spanning. Ook toen stond mijn blik op scherp, gericht op een groot rond bord een meter of tien van mij vandaan. Zodra ik de pijl losliet, ontdeed de boog in mijn handen zich van de spanning die ik had veroorzaakt. De pijl miste hopeloos haar doelwit, en ik daarmee de hoop op een plotse carrière in boogschieten. Weg pijl, weg hoop, weg spanning. Gelukkig was het mooi weer.

Als ik aan spanning denk, denk ik aan bandenspanning, aan motorrijden, aan het moment waarop je denkt dat je móet remmen als je die scherpe bocht nog wilt halen. Ik heb geleerd dat je op dat moment nog even moet wachten, en dan nog even, en dat je dán pas in de remmen moet. En als je dan denkt dat je die bocht niet meer gaat halen en dat je beter de motor rechtop kunt houden en tot stilstand brengen, dan moet je juist insturen. Het is haast onbeschrijflijk hoe spannend de momenten zijn voordat je die bocht dan daadwerkelijk induikt. Alle knoppen gaan om, niets is meer belangrijk, alleen die witte lijn aan de zijkant van het asfalt die aangeeft dat het circuit daar daadwerkelijk overgaat in gras. Daar wil je niet komen. Want hoe spannend dit ook mag zijn, als je op deze snelheid dáár belandt, dan wordt het nog veel spannender. Dan moet je nog maar zien wat er gaat gebeuren.

De knop gaat dus om, en al het andere is niet meer belangrijk. De rest van de wereld verdwijnt als sneeuw voor de zon, de mensen om je heen zijn niet van belang, alles wat telt is waar je op dit moment mee bezig bent. Dat je überhaupt nog ademhaalt, is enkel en alleen ten belange van de huidige situatie. Zonder ademhalen sterf je; dat haalt de spanning wel een beetje uit de zaak.

Als ik vervolgens verder denk dan mijzelf, zou dan voor anderen ook bij spanning al het andere ineens van ondergeschikt belang worden? Want het woord 'spanning' wordt nogal eens gebruikt in combinatie met oorlogsgebieden, volkeren die niet met elkaar overweg kunnen, raketten, soldaten en geweld. Spanning tussen moslims en Israël in het Midden-Oosten, spanning in Afrika omdat die ene koe verdeeld moet worden over drie dorpen, spanning tussen vrijheidsstrijders in Azië omdat... Weten zij veel waarom, maar het is wel spannend, er zit spanning in. Geldt ook voor hen dat al het andere even minder belangrijk is, dat ze daar nu even niet mee bezig kunnen zijn totdat het huidige predicament opgelost is? Als ik op de motor over het circuit raas, is dat belangrijk, ondanks dat circuitrijden in het algemeen niet bepaald een belangrijke zaak is voor de mensheid.

Nu wil ik niet zeggen dat spanning tussen mensen niet belangrijk is. Maar wat als het nou eens niet belangrijk zou zijn? Wat als het nou eens geen nut zou hebben, wat als het uitvechten van die spanningen geen goede doelen zou nastreven, wat als anderen er geen behoefte aan hebben of er zelfs last van zouden hebben? Zou je dat dan uit kunnen leggen? Of zouden je woorden beter nog op een briefje geschreven kunnen worden en verbrand, dan dat je zou proberen om tegen die mensen te zeggen dat ze beter op kunnen houden? Zou het mogelijk zijn die spanning op te lossen? Zijn die mensen nog wel aanspreekbaar? Immers, spanning maakte mij blind voor al het andere, en als je me op dat moment had willen vertellen dat motorrijden best gevaarlijk is, had ik niet naar je geluisterd. Als dat bij anderen ook zo is, ga je niks oplossen door te roepen dat ze zich misschien beter kunnen richten op een cursus rechtlijnig tekenen met liniaal dan op de huidige spanning.

Maar goed, spanning hoeft natuurlijk niet gevaarlijk te zijn. De eerste afspraak met een nieuwe vlam, dat kan ook heel veel spanning opleveren zonder dat er sprake is van gevaar. Oké, ik geef toe, als je het verprutst en je nieuwe vlam besluit zijn of haar glas te legen met een ferme worp richting jouw gezicht, ja, dan word je nat, dat had je misschien niet gewild, dat zou je kunnen zien als een vorm van gevaar. Maar als je een béétje charmant kunt zijn en niet teveel stomme opmerkingen maakt, dan zal je dat wel kunnen vermijden. Op tijd wegduiken kan ook helpen; als je dat kunt, hoef je je niet eens druk te maken over charme en welbespraaktheid. Blijft spannend, zo’n date; er blijft toch een zekere spanning aanwezig als je iets heel graag wilt.

Terwijl ik dit allemaal zo opschrijf, hardop nadenkend over spanning, luister ik ook naar Michael Jackson en vertelt een vriend van me dat hij het uit heeft gemaakt met zijn meisje. Ik vraag me af waar nu meer spanning in zit. Michael Jackson staat op scherp, je voelt de spanning in zijn muziek. Ik maak me zorgen over de norm van ongeveer 1.100 woorden waarvan ik er nog zo'n 300 moet voordat deze stroom van onzinnigheden afgerond kan worden. En die vriend wil natuurlijk wel even uitleggen wat er gebeurd is tussen hem en z'n ex-vriendin. Ik voel toch echt de meeste spanning bij die woorden. Wat als ik nou 1.100 woorden op papier zet en er niks leuks tussen zit? Ik schrijf graag, maar nog liever schrijf ik iets waar ik plezier aan heb en waar anderen ook plezier aan hebben. Ik maak me zorgen. Ik heb vragen, maar ik weet de antwoorden niet. Mijn vingers vliegen wel over het toetsenbord maar wie weet wat er op mijn monitor komt te staan?

Ik zie nu wat er is gekomen. Ik heb ingegrepen. De spanning bereikt een hoogtepunt bij woord 1.047. Nu ik hier ben, valt alle spanning van me af. Alles valt van me af. Ik draai mijn hoofd weer even heen en weer, mijn vingers typen langzamer, mijn ogen dartelen niet meer van links naar rechts. De spanning glijdt haast letterlijk langs mijn rug naar beneden, over de stoel, op de grond, en kruipt lichtjes teleurgesteld naar de voordeur. Ik bedenk me dat ik dit best leuk heb gevonden.

Dat is spanning zoals ik haar het liefste heb: alles even helemaal weg, en als het klaar is ben je overal vanaf. Schoongespoeld.

En ontspan.

Mark

13socmotorrijderinbocht2

3 van 10 van 1 met Maaike Verhoek

Maaike Verhoek (23) studeert politicologie aan de RU. Zij was actief in meerdere studentenbesturen en als voorzitter van de universitaire studentenraad. Nu coördineert zij fulltime het landelijk overleg van studentenraadsfracties (LOF). In een selectie uit haar tien vragen, geeft zij haar visie op de universiteit, haar geloof en de rol van de kerk.

Wat heeft de ideale universiteit dat de RU niet heeft?

Ruimte voor onderwijs op maat. Als student leren wat je moet leren, alsook zo veel mogelijk uit je studietijd kunnen halen. Gemotiveerd worden te doen waar jij denkt dat je behoefte aan hebt. Zowel binnen je studie als op een andere faculteit of in een ander land. En ook naast je studie, in bijvoorbeeld medezeggenschap. Het betekent ook mensen helpen die niet goed kunnen studeren, beperkingen hebben of hun studie willen combineren met topsport. Er zijn volgens mij veel mensen die meer zouden kunnen als ze meer uitgedaagd en gemotiveerd werden, als je eigen weg kiezen meer gewaardeerd werd.

Maar je moet niet willen dat iedereen die aan de universiteit begint een universitaire studie kan afmaken. Het moet wel een wetenschappelijke opleiding blijven (of soms: weer worden). We moeten niet toegeven op kwaliteit van onderwijs en uitdagen van studenten vanwege ‘onbelangrijke’ dingen als studierendement of geld.

Gelovig, atheïst of iets anders?

Ik wil heel graag gelovig zijn. Bij mijn kerk ben ik de twijfelaar en de ongelovige, maar bij mijn atheïstische vriendinnen verdedig ik juist het christendom. Ik ga met mijn ouders nog steeds naar de kerk en ben daar ook actief geweest. Ik ben nauw betrokken geweest bij de beginfase van de jongerenkerkraad (JOKER), heb debatten georganiseerd, in diensten bijgedragen en paaswaken georganiseerd.

Ik ben echter een beetje blijven hangen in de twijfels die ik me op mijn 14e heb aangemeten. Ik heb moeite met het gevoel van veel mensen dat God er is, dat hij mijn vriend is of dat ik een persoonlijke band met hem heb. Ik vind het heel mooi dat mensen daar geluk en rust in kunnen vinden, maar ik ervaar het zelf haast andersom: ik kan wel de Bijbel uitleggen of het verhaal van de kerk vertellen, maar het komt niet van binnen. Het is iets waar ik veel mee bezig ben en over lees, maar ik voel het niet. Dat vind ik soms stom van mezelf, want het is ook een keuze die ik zelf maak. Ik zou kunnen zeggen: “vanaf nu geloof ik er gewoon in en de rest komt wel.” Maar zo makkelijk is het toch niet.

De kerk...

…daar voel ik me heel erg thuis, hoewel dat moeite heeft gekost. Ik heb gevochten om binnen onze kerk jongeren een eigen plek te geven. Zo heb ik ervoor gewerkt dat er in elke commissie jongeren werden gevraagd, zodat zij niet alleen zingen of collecteren, maar ook meedenken over het beleid van de kerk.

Er was een tweedeling tussen de oudere en jongere generatie. Dat zag je bijvoorbeeld in debatten over bandjes in de kerk. Het heeft veel moeite gekost, maar ik vind het leuk om te zien dat jongeren deze plek hebben gekregen. Zo kwam er, toen ik met een ‘fuck the system’-T-shirtje de kerk in kwam, een omaatje naar mij toe om me te vertellen: “ik vind het zo mooi om te zien dat je zo jezelf kan zijn.”

Ook al ben ik niet zo zeker of ik wel in God geloof, ik maak wel deel uit van het instituut Kerk en daar probeer ik dus mijn verantwoordelijkheid in te nemen. Ik vind het dan ook vaak jammer dat er zo veel afsplitsingen zijn van mensen met hun eigen manieren van geloven. Voor een deel is dat goed, maar een kracht van de kerk is dat je dingen samen doet, ook als je niet op één lijn zit. Je zou voor iedereen ruimte willen maken, in plaats van een nieuwe ruimte te creëren waar je jouw eigen ding kan doen, maar wel alleen. Dat beeld past echter niet in onze individualistische samenleving en dat maakt mij wel eens verdrietig.

14maaike1


[1] Epidemiologische studies zijn studies waarin bij een grote groep mensen gekeken wordt naar de frequentie waarin een ziekte voorkomt en naar factoren die die frequentie bepalen.

[2] De prefrontale schors bevindt zich aan de voorkant van de hersenen achter het voorhoofd en is verantwoordelijk voor cognitieve functies als beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing.

[3] Hoogleraar in de neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam en bekend hersenonderzoeker.

[4] Klier in de hersenen die hormonen afgeeft, bijvoorbeeld oestrogeen en groeihormoon.

[5] Neurotransmitter is een boodschapperstof tussen hersencellen.