Zoek in de site...

2-2

jaargang 2 (2001), nummer 2: tijd

1. Time is slipping away - H.S. Jansen

It doesn't matter which God you pray

Time is slipping away

Van Morrison

Druk, druk, druk. Zelfs studenten hebben tegenwoordig weinig tijd. Veel van hen hebben immers naast een studie nog een dikke bijbaan, waarin behoorlijk wat tijd geïnvesteerd moet worden. In onze oververhitte economie komt men hooguit op een feestje nog tot een gesprek over een wat meer diepgravend onderwerp. Voor het eerstvolgende feestje van de lezer heb ik daarom de volgende suggestie: wat betekent het eigenlijk geen tijd te hebben. Of nog diepgaander: wat is tijd nou eigenlijk?

De laatste vraag is niet origineel. Al in de 4e eeuw na Chr. stelde de kerkvader Augustinus zich ook al die vraag. In zijn Belijdenissen vraagt hij zich af: “Wat is nou tijd?” Hij geeft een antwoord dat eenieder op bovengenoemd feestje, zelfs zonder enige alcohol genuttigd te hebben, ook zou kunnen geven: “Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het me vraagt, dan weet ik het niet”.

Kerkvaders geven toch wel graag ongevraagde antwoorden en zo is het ook met Augustinus. Hij merkt een aantal zaken aan het verschijnsel tijd op die nog steeds behartigenswaardig zijn: als er geen dingen voorbij zouden gaan, zou er geen verleden tijd zijn. En als er niets op komst was, zou er geen toekomstige tijd zijn. Maar het vreemde van die verleden en toekomstige tijd is toch dat de verleden tijd er niet meer is en dat de toekomstige tijd er nog niet is. En Augustinus vervolgt: “En wat de tegenwoordige tijd betreft: indien hij steeds tegenwoordig zou zijn en niet tot verleden over zou gaan, zou hij geen tijd meer zijn maar eeuwigheid. De tegenwoordige tijd bestaat dus slechts bij de gratie dat hij vervliegt”, (...) “zodat we alleen maar naar waarheid kunnen zeggen dat hij tijd is, omdat hij neigt naar niet- zijn”. Kunnen we hieruit niet concluderen, als we tenminste Augustinus volgen, dat tijd eigenlijk nauwelijks bestaat en dat het dus ook logisch is dat we geen tijd hebben?

De oude Griekse sofisten zouden enthousiast zijn over een dergelijke redenering, maar anno 2000 is de sofistiek van die uitspraak gemakkelijk te doorzien. De problemen die bestaan bij het doorgronden van de existentie van iets, in casu de tijd, wil nog niet zeggen dat we dat iets niet kunnen ervaren. Met het 'druk, druk, druk' wordt een tijdservaring uitgedrukt en die is niet voor eenieder hetzelfde.

Augustinus had dat probleem al aardig door. Hij stelde dat het misschien niet zo slim was om te spreken van verleden, tegenwoordige en toekomstige tijd, maar van een tegenwoordige herinnering, een tegenwoordige aanschouwing en een tegenwoordige verwachting. Daarmee verplaatste hij het probleem van het zijn, naar het bewustzijn en de ervaring. Tijd is niet iets objectiefs, maar iets in die geest. Als we over lange of korte tijd, over veel of weinig tijd spreken dan gaat het over iets in onze herinnering of over iets wat we verwachten. Stress – dat kan een forse ervaring zijn - krijgen we als we over twee maanden willen afstuderen en we weten dat we nog een groot deel van onze scriptie moeten schrijven. Die tijdsdruk komt voort uit de verwachting dat er nog veel werk verzet moet worden en uit de herinnering dat er in het verleden te weinig gedaan is.

Toch is er ook iets objectiefs aan de tijd. Ik kan me misschien wel niets van mijn eerste of tweede verjaardag herinneren, maar ik kan wel precies datum en jaar aangeven wanneer die plaatsvond. De antieke Griekse filosoof Aristoteles omschreef die objectieve tijd als getal van beweging en dat lijkt op het eerste gezicht een wat vreemde definitie. De relatie tussen beweging en tijd is nog wel duidelijk te maken: de beweging van hemellichamen bepaalt dag en nacht en de wisseling van de seizoenen. Bewegingen hebben dus zeker iets met tijd te maken, maar de bewegingen zelf zijn geen tijd.

Dat had Aristoteles ook wel door, vandaar dat hij 'tijd' tevens aanduidde met de term getal. Getallen bestaan weliswaar, maar hun bestaan heeft iets schimmigs. Als iemand voor het eerst zonder enige voorgeschiedenis een café binnenkomt en zegt: ‘Vogels’, dan begrijpen we misschien niet precies wat hij bedoelt, maar we kunnen wel met zijn allen door het raam kijken of er iets bijzonders in de lucht te zien is. Komt dezelfde persoon hetzelfde café binnen en roept hij: ‘Negen’, dan rest ons niets anders dan meewarig te kijken en te denken: of te veel gedronken of te veel geslikt. Getallen bestaan alleen in bèta-land als zelfstandige eenheden; in het bestaan van gewone mensen zijn getallen verbonden met concrete zaken als stoelen of vogels.

Wat moeten we ons nu voorstellen bij getal van beweging? In Aristoteles' tijd bestonden er alleen nog maar zonnewijzers en zandlopers. De afstand die de zonnewijzer doorliep, of het aantal keren dat de zandloper gedraaid moest worden, leverde natuurlijk een getal op en daarmee een tijdsaanduiding. Later met het slingeruurwerk of het digitale horloge werd de combinatie van getal en beweging natuurlijk manifester. Omdat getal en beweging zijnscategorieën zijn, dat wil zeggen zelfstandigheid bezitten buiten ons bewustzijn om, kunnen we, zo meende Aristoteles, de tijd ook als iets objectiefs beschouwen.

Aristoteles leefde in de vierde eeuw voor Christus (384-322) en Augustinus in de vierde eeuw na Chr. (354-430). We zouden daaruit kunnen concluderen dat er in de geschiedenis een ontwikkeling is van een objectieve naar een subjectieve tijdsbenadering. Immers, Aristoteles leidde de tijd af van bewegingen van hemellichamen als zon en maan en Augustinus van bewegingen van de ziel, bewegingen die lopen van herinnering naar verwachting.

Die indruk lijkt te worden bevestigd als we de filosofische beschouwingen verlaten en gaan kijken naar de tijd van de 'gewone' mensen. Erg veel weten we daar niet van, omdat 'gewone' mensen nu eenmaal minder op papier zetten dan geletterde filosofen. De Engelse sociaal-historicus E.P. Thompson heeft echter een poging ondernomen om het tijdsbesef te onderzoeken op een cruciaal moment in de geschiedenis. Dat 'moment' moet gezocht worden in de overgang van een samenleving hoofdzakelijk levend van de landbouw naar een samenleving gebaseerd op industrie.

Om vat op zijn onderwerp te krijgen bestudeerde Thompson wat er gebeurde in het leven van de arbeidende klasse. Met de overgang van het werken op het land naar het werken in de fabriek veranderde er iets essentieels in het leven van de arbeiders. De landarbeider had werkzaamheden die gebonden waren aan de opkomst en ondergang van de zon en de wisseling van de seizoenen. Zijn taken waren tijdgebonden: in het voorjaar moest er geploegd en gezaaid, in augustus geoogst en gemaaid worden.

De fabrieksarbeider daarentegen moest 's morgens om 6 uur de fabriekspoort gepasseerd zijn, had van half één tot één uur zijn lunchpauze om 's avonds om 7 uur dezelfde fabriekspoort weer in het slot te horen vallen. Thompson constateert dat in het midden van de vorige eeuw in boedelinventarissen van arbeidersgezinnen steeds vaker een klok te vinden was. Waren voor de landarbeider de taken tijdgebonden, voor de fabrieksarbeider is de tijd taakgebonden geworden. Voor laatstgenoemde bepaalde het werk immers hoe hij zijn tijd in moest delen. In sommige fabrieken begon het werk om 7 uur, maar werd er doorgewerkt tot 's avonds 8 uur, in andere begon men om 5 uur en werd er 's avonds om 6 of om 7 uur gestopt.

De werkgever had natuurlijk belang bij een zo hoog mogelijke productie, dus wilde hij een zo lang mogelijke arbeidstijd en een zo hoog mogelijke tijdsdruk. Het is niet onwaarschijnlijk dat wat in de lagere regionen van de samenleving ontstond, langzaam opklom naar hogere regionen. Steeds meer werden ook de hogere klassen onderworpen aan het strenge regime van horloge en agenda en geconfronteerd met oplopende tijdsdruk. Van het rustige, objectieve ritme van de zon en het seizoen kwam de subjectieve stress van carrière maken en workaholicism.

Op een andere wijze lijkt de historische subjectiveringsthese bevestigd te worden in het werk van de beroemde, maar vanwege zijn nazi-verleden ook beruchte, Duitse filosoof Heidegger. Het zou veel te ver voeren ook maar een tipje van Heideggers tijdssluier op te lichten, maar een opmerking dient toch aan Heideggers beroemde werk ‘Sein und Zeit’ gewijd te worden. In een passage die handelt over wat het 'nu' is, wijst Heidegger erop dat het 'heden' voor ieder individu niet een punt is tussen zijn geboorte en zijn dood; maar dat geboorte en dood een wezenlijk deel van dat existentiële 'nu' uitmaken. Met name het Sein zum Ende is elementair voor de menselijke tijdservaring. In het 'druk, druk, druk' wordt dit Sein zum Ende tegelijkertijd geopenbaard en versluierd. Versluierd door alle dagelijkse beslommeringen; geopenbaard omdat het 'druk, druk, druk' ook voortkomt uit onze behoefte om - in de korte tijd die we op het ondermaanse verblijven - toch een spoor van ons bestaan achter te laten, voor we vertrekken naar daar waar geen tijd meer is.

Als er een historicus opstaat die een bepaalde these geformuleerd heeft over een ontwikkeling of trend in de geschiedenis, klimmen er onmiddellijk tien andere in de pen om die these te ontkrachten. Om die tien voor te zijn geef ik hier onmiddellijk ook maar weer kritiek op de subjectiveringsthese. Juist achter het ‘druk, druk, druk’ gaat een objectieve tijdrekening schuil. De klok en de agenda zijn gebaseerd op mondiale afspraken betreffende datum- en tijdsindeling. Door de globalisering van de economie dringt de christelijke tijdrekening door in gebieden die van het bestaan van Christus nauwelijks weet hebben. De westerse tijd doorbreekt zo culturele eigen-aardigheden. De objectieve klokkentijd - Aristoteles’ ‘getal van beweging' - wordt daarmee misschien wel de machtigste wereldheerser die er ooit geweest is.

Tijd en eeuwigheid, subjectieve en objectieve tijd, universele of cultuurgebonden tijd; als men er enige woorden aan wijdt, vervliegt, net als de tijd zelf, ook het begrijpen ervan. Augustinus had dus toch gelijk. In het licht van de kostbaarheid van onze tijd is het daarom misschien beter niet te pogen de tijd te begrijpen, maar meer om de tijd te ervaren. Met name de ervaringen van herinnering en verwachting zijn belangrijk. Het gaat daarbij niet alleen om persoonlijke, maar ook om collectieve herinneringen en verwachtingen. Stilstaan bij deze duurzame elementen van tijd in onze vluchtige wereld van het nu lijkt me geen tijdverspilling.

Dr. H.S.J. Jansen is historicus.

2. Terug in een leven zonder tijd - Arno Vroon en Judith Soons

Ergens aan de rand van de Veluwe ligt een klein dorpje. Men loopt er rond in koeienvellen, maakt het brood nog met de hand, en slaapt in plaggenhutten; net zoals 2500 jaar geleden. Kortom een dorp waar je je in een wereld zonder tijd begeeft. De aanleiding voor de redactie om dit dorp te bezoeken, volgde uit een zoektocht naar een tijdloze dimensie: zou het tegenwoordig nog mogelijk zijn te leven zonder tijd, zelfs al is het maar tijdelijk? Met deze vraag op zak hebben we één van de organisatoren van dit dorp geïnterviewd.

Het bewuste dorpje is eigenlijk een prehistorisch kamp, gelegen in een dal midden in de bossen vlakbij Apeldoorn. Ongeveer 25 jaar geleden is het gebouwd aan de hand van grondpatronen, die opgegraven zijn in Haps, een plaatsje vlakbij Nijmegen. Het begon als leerproject voor scholen in de gemeente Apeldoorn. Inmiddels is het overgenomen door de Stichting Prehistorische Kampen en kunnen alle scholen in Nederland het kamp afhuren om er een aantal dagen door te brengen in de geest van de mensen van de oertijd en om de scholieren te laten ervaren, dat de mensen afhankelijk zijn van de natuur. Naast scholieren zijn ook andere mensen welkom om een aantal dagen in het kamp door te brengen. Over de manier van leven en de tijdsbeleving in het prehistorisch kamp spreken we met een organisator, de heer Baron.

Hoe verloopt het leven in het kamp?

“De kinderen maken op school al kleren en kommetjes en krijgen veel informatie over die periode in de geschiedenis die ver in het verleden ligt. Eenmaal bij het hek van het kamp aangekomen, worden ze ontvangen in lappenkleren en terug in de tijd meegenomen, naar 500 voor Christus. Ze staan op met het kraaien van de haan en gaan dan voor het eten zorgen. Dit houdt in, dat ze onder andere zelf koren malen en daar brood van bakken in een oven in de grond. Verder smeden ze kleine voorwerpen van ijzer, bewerken stukken bot en hout, spinnen een draad om kleden van te weven en verzorgen de dieren. Hier zijn geen vaste tijden voor, maar als ze honger krijgen, moeten ze wel zorgen dat het eten klaar is! ’s Avonds als het donker is, kan een offerritueel gehouden worden of een kampvuur. Ten slotte gaan ze slapen in de plaggenhut, op stro en koeienvellen”.

Hoe wordt het tijdloze leven ervaren?

“Het besef dat het leven zonder een klok (de tijd) mogelijk is, is geen doel op zich. Echter, om de periode in het kamp zo goed mogelijk te beleven, is het gewenst dat iedereen zich ontdoet van klok of horloge en andere zaken die niet in de IJzertijd voorkwamen. Bij de activiteiten in het kamp is het niet mogelijk om hiervan gebruik te maken. Door het ontbreken van de tijd ontstaat er een stuk rust. Dat is wat wij tenminste zouden verwachten. Bij sommigen ontstaat er inderdaad rust, maar bij anderen ontstaat daarentegen verwarring en onrust. Omdat ze niet weten hoe laat het is, is hun dagschema ontregeld. Wij zijn immers zo gewend om de tijd in de gaten te houden, dat het moeilijk is om het idee los te laten. Een voorbeeld is als mensen merken dat het 18.00 uur is; wat betekent, dat het tijd is voor het avondeten. In een dergelijk geval is het de vraag waar je naar luistert of wat je als maatstaf neemt: je maag of de tijd.

Meestal wordt er wel een globale tijdsaanduiding gegeven. Een voorbeeld is een indeling in dieren. De dag begint met het uur van de Muis en eindigt met het uur van de Mammoet. Het uur van de Os ligt ertussenin en dan weet je, hoe ver de dag ongeveer gevorderd is.

De meeste mensen, vooral de kinderen, hebben geen idee meer van tijd als ze geen horloge om hebben, en willen toch wel graag weten hoe laat het is. Vaak vragen ze het dan aan mij, maar ik wil graag het spel spelen en vertel bijvoorbeeld dat het het uur van de Os is. Dan proberen ze dat meestal om te rekenen naar uren. Maar het verschilt per kind. Sommige kinderen hebben er geen problemen mee, maar andere raken helemaal in de war. Die kunnen daar dan niet goed tegen. Dit geldt ook voor de volwassenen. Het komt regelmatig voor dat ze vol goede moed beginnen, maar al snel weer een horloge omdoen, omdat ze toch niet zonder de klok kunnen”.

Heeft u zelf ook wel eens hier overnacht? Hoe was dat?

“Ja, ik ga hier regelmatig naar toe. Naast het begeleiden van groepen heb ik zelf eens zes weken in het kamp doorgebracht. Ik ga dan alleen naar de stad om wat boodschappen te halen. Het is zo heerlijk rustig hier. De omgeving en het feit dat je de tijd hebt voor alles. Ik vertrouw dan op mijn ervaring met het leven zonder horloge en laat mij leiden door de natuur. In het kamp geven bijvoorbeeld de hanen door hun gekakel aan wanneer je op moet staan.

Door de ervaringen, die ik hiermee heb opgedaan, word je geconfronteerd met het feit dat wij in de huidige maatschappij erg gejaagd zijn. Ik maak me hier soms druk over en vraag me af waarom mensen zo gejaagd zijn. Ik vind het heerlijk om zonder tijd of schema te leven. Je gaat op den duur de betrekkelijkheid van tijd inzien. Deze instelling heb ik niet alleen door het kamp verkregen, maar heb ik altijd al gehad. De mensen uit mijn omgeving vinden het wel vreemd dat ik tijd kan relativeren. Toch zie ik ook wel eens dat ze jaloers zijn, omdat het hen niet lukt om daadwerkelijk aan het gejaagde bestaan te ontsnappen”.

Welke invloed heeft deze instelling op uw gezin en op uw werk?

“Gelukkig heeft mijn vrouw dezelfde instelling als ik. Dus dat levert geen problemen op. En bij mijn werk heeft deze instelling een positieve uitwerking. Ik ben werkzaam in de psychiatrie en de mensen vertellen vaak dat ik rust meebreng. Het is ook belangrijk om de tijd te nemen voor iemand naar hem of haar te luisteren. Of een gesprek nu één of twee uur duurt, dat maakt niets uit. Af en toe nodig ik cliënten uit om naar het kamp te komen. Sommige worden er rustig van, andere helemaal niet. Ze reageren eigenlijk hetzelfde als de kinderen”.

Denkt u dat tijdloosheid bestaat?

“Totale tijdloosheid bestaat niet; tijd is een natuurlijk fenomeen. Alles neemt zijn tijd: brood bakken, schapen hoeden, koken, etc. Het schept voorwaarden om te leven. De wereld zonder een behoefte aan tijd en afbakening zou echter veel mooier zijn. Dat wij streven naar efficiëntie is waar, maar wat is efficiëntie? Genieten we daarvan? Neem de tijd om te genieten. Een leuke metafoor is het eten van een gebakje: als je een lekker gebakje hebt, schrok je dat toch ook niet naar binnen? Je eet het langzaam, zodat je ervan kunt genieten. Dat geldt ook voor andere dingen: als je er de tijd voor neemt, geniet je veel intenser”.

De heer W. Baron is medewerker van de Stichting Prehistorische Kampen

3. "Het was zo raar vandaag!" Tijdsbesteding en tijdsbeleving in verschillende culturen - Sander Oudenampsen en Twan Bronkhorst

Sommige van de lezers zullen misschien bekend zijn met de discussiegroep Crossroads, een activiteit van de Studentenkerk bedoeld voor internationale studenten. Bij de avonden van deze groep staat gewoonlijk een vraagstuk centraal dat actueel is en per cultuur verschilt. De redactie van Proviand besloot in het kader van het huidige thema mee te doen met één van deze avonden, om te kijken of er interessante verschillen gevonden konden worden wat betreft de tijdsbeleving. Op de avond dat Proviand meedeed was de groep vrij klein, maar desondanks leverde het een aantal interessante inzichten op. Deelnemers waren Silas Kwimba (31), een Keniaan die nu drie maanden in Nederland verblijft, en Andrea Scarpa (32) en Monica Tognan (31), een Italiaan en een Italiaanse respectievelijk. De twee Italianen zijn een koppel, en verblijven nu twee jaar in Nederland.

Het schijnt dat hier in Nederland, van de Europese landen, het strengste bedtijdregime geldt voor kinderen; nergens anders gaan kinderen zo vroeg naar bed. Al van jongs af aan wordt goed met je tijd omgaan en het op tijd zijn met de paplepel ingegoten. Je komt bij een afspraak op tijd, of niet meer dan een paar minuten later. Anders beledig je diegenen die op je staan te wachten. Zo werkt het hier, en niet anders.

Deze omgang met tijd is geenszins een universeel verschijnsel. Met name op het gebied van de vrije tijd zijn er bijvoorbeeld tussen Nederland en Italië al duidelijke verschillen te ontdekken. Zo is het in Italië hoogst ongebruikelijk, volgens Andrea en Monica, een agenda te gebruiken voor vrijetijdszaken, zoals afspraken met vrienden en dergelijke. Bovendien is het in Italië ook heel gewoon een kwartier of een half uur later te komen. In Kenia is een uur of langer zelfs aanvaardbaar, geeft Silas aan. Silas komt het verschijnsel van exacte afspraken maken in het algemeen nogal vreemd voor. In Kenia wordt dat alleen bij heel officiële zaken gedaan. “In Kenia respecteert men de afspraak door te komen, en dat hoeft niet noodzakelijk op tijd te zijn”, zo vertelt hij. Wanneer een Nederlander hem vertelt dat hij nu geen tijd voor hem heeft, en een afspraak wil maken, ervaart hij dat als onverwelkomend. Hij mist in Nederland nog wel eens de hartelijkheid die gepaard gaat met het gewoon accepteren van een niet gepland bezoek, zelfs al is het in de werksfeer.

De hoogste prioriteit hier is de agenda zelf; gewoon een goed contact hebben met een ander, de tijd nemen voor een ander, dat vergeten we nog wel eens. De reden? “Druk, druk, druk”.

Vergeleken met Italië neemt men voor een begrafenisceremonie in Nederland maar weinig tijd, laat staan vergeleken met een land als Kenia. In Nederland neemt men echter veel tijd voor de vakantie; in Italië is drie weken vakantie gewoon. Voor sommige dingen, zo lijkt het, nemen de Nederlanders dus blijkbaar wel hun tijd. Ook op de werkvloer doen Nederlanders het rustig aan, volgens de Italianen. Zij komen uit het noordoosten van Italië, en daar is het veel gebruikelijker om heel hard te werken (hetgeen nogal tegen de stereotiepe verwachtingen ingaat!). De deadlines zijn heel strikt, en vaak werkt men ’s avonds tot 7 uur of later nog; eerder ophouden wordt door de werkgever vaak als onaanvaardbaar beschouwd. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat ze in deze regionen weinig tijd overhouden voor hun familie en voor zichzelf. In vergelijking hiermee valt het dus nog wel mee met de Nederlanders. Overigens geven de Italianen wel aan dat er grote verschillen op dit gebied zijn met het zuiden van Italië, waar men wat meer ontspannen is in dat soort dingen. Toch ervaren ze Nederland als een ontspannen land, waar men zich niet al te gauw zeer hard inspant. Het valt de Italianen daarom ook op dat de koffiepauze hier wel heel lang duurt!

Iets wat dan nog wel enigszins overeenstemt met het idee wat Noord-Europeanen hebben van de ontspannen Italianen, is de middagpauze: die duurt veel langer dan in Nederland, en in deze pauze ligt vrijwel alles stil. Het lijkt erop dat in Nederland de 24-uurs-economie meer is doorgedrongen dan in Italië: in Italië zijn ook alle winkels gesloten op zondag.

Ook in de beleving van een dag zijn verschillen te constateren. Er zijn ook verschillen in de beleving van een dag te constateren. Toen Silas net in Nederland was, was hij verbaasd hoe snel de tijden van zonsopgang en zonsondergang hier veranderen. Op een dag werd hij ‘s ochtend laat wakker, en constateerde vervolgens dat de zon nog niet was opgekomen. Dezelfde dag stuurde hij een E-mail naar zijn broer in Kenia: “Het was zo raar vandaag. Ik kan het niet geloven!” Het enige dat in Kenia verandert, vertelt Silas, zijn de seizoenen. Van de rest kun je gewoonweg uitgaan dat het hetzelfde blijft. En de zon? Ook daar kun je gewoon op vertrouwen. Die komt niet ineens op een heel ander uur op.

En dat is niet het enige in Kenia wat doet vermoeden dat de tijd stilstaat. Een belangrijk element van de Keniaanse cultuur is de rol van de voorouders van het dorp, die Silas steevast de levende doden noemt. De voorouders van een Keniaans dorp hebben namelijk bepaalde manieren om te laten weten dat ze nog in het dorp leven, en niet zomaar na hun dood verdwenen zijn. Eén manier is door middel van dromen. Silas vertelt een verhaal van iemand die in een droom een bericht kreeg van een voorouder, een vrouw, die in een huis in het dorp had gewoond dat inmiddels verlaten was. Ze vond dat het huis verwaarloosd was, en voelde zich beledigd. Vervolgens moest het dorp dus onmiddellijk het huis gaan herstellen en opruimen. Zulke gebeurtenissen zijn niet zeldzaam in Keniaanse dorpen. De tijdsbeleving van Kenianen is onlosmakelijk met het verre verleden verbonden: wat eens was, zal altijd weer zijn. Een ander voorbeeld is de naamgeving van een Keniaans kind. Zo’n kind wordt vaak vernoemd naar een belangrijke persoon in het verleden. Op die manier wordt het verleden in ere gehouden.

En hoe zit dat in Nederland? Is het verleden volledig uit ons zicht verdwenen? Niet volkomen. Veel Nederlanders vernoemen tenslotte hun kinderen naar diens grootouders, hetgeen ook een manier is om het verleden in stand te houden. Toch koppelen we in de westerse cultuur al snel het verleden aan termen als ouderwets, achterhaald en gedateerd. Men blijft niet in het verleden hangen: je gaat met de tijd mee. Terwijl de Kenianen het verleden voortzetten en zich ermee identificeren, zetten wij ons ervan af of reageren erop.

Zoals gezegd, de Kenianen hebben respect voor de overledenen. En dat tonen ze ook. Wanneer iemand in het dorp is overleden, komt iedereen van het dorp natuurlijk naar de begrafenis. Dat is nog niet eens zo verbazingwekkend. Maar er is nog iets: niemand werkt die dag. En de dag daarop ook niet. En soms de dag daarop ook niet... Net bezig met de oogst binnen te halen? Dan laat je gewoon alles liggen. En zo tonen de Kenianen hun respect en houden ze de gemeenschapszin in stand, aldus Silas. Uit een dergelijk gebruik wordt duidelijk hoe sterk de nadruk voor de Kenianen ligt bij de persoon, en niet bij de tijd. Zelfs een toch vrij respectabel gebruik in Nederland, de twee minuten stilte tijdens de Dodenherdenking, valt hiermee bijna in het niet. En daarmee komen we weer terug bij één van de pijlers van de Nederlandse volksaard, waarnaar ik in het begin al verwees: in Nederland zit niemand stil, onder het motto (en soms excuus?): je gebruikt je tijd altijd nuttig.

En toen was deze boeiende avond afgelopen. Om een of andere reden leek het enigszins vreemd dat iedereen, met al die verschillende gewoonten, toch op hetzelfde tijdstip de Studentenkerk verliet en naar huis ging. Maar goed, we moeten natuurlijk allemaal slapen ‘s nachts...

4. Citaat van de straat

Bij het maken van dit nummer van Proviand werd gezocht naar een antwoord op de vragen: ‘Wat is tijd?’, ‘Wat doet tijd met ons?’, en ‘Wat doen wij met de tijd?’ Vragen over tijdsbeleving dus. Een aantal mensen heeft in dit nummer geprobeerd op deze vragen antwoord te geven: door te kijken hoe het vroeger was, door naar andere culturen te kijken of door te vertellen over de tijdsbeleving in een prehistorisch kamp, waar het leven een heel ander ritme heeft.

Maar niet alleen deze auteurs hebben met tijd te maken. En zij zijn ook niet de enigen, die er over nadenken en een visie erop vormen. Ook de ideeën van ‘gewone’ mensen kunnen soms een verrassend perspectief bieden. Hieronder wordt het woord gegeven aan deze onbekende filosofen: over wat tijd voor hen betekent.

Tijd is wat niet uitmaakt,

als je tijd hebt.

(studente, 20 jaar)

Wat vreemd, dat je over tijd praat,

dat kost toch alleen maar tijd?

(student, 24 jaar)

Tijd is dat als het stilstaat,

dat het dan toch doorgaat

(aannemer, 39 jaar)

Tijd is gemakkelijk, want dan weet je hoelang je nog straf hebt.

(meisje, 9 jaar)

Soms als ik stiekem een snoepje wil pakken, draai ik mij om, en dan staat de wijzer ineens op de 1, terwijl hij net nog op de 12 stond.

(jongen, 7 jaar)

In een wereld zonder tijd

leven de mensen niet handig.

(meisje, 8 jaar)