Zoek in de site...

2-3

jaargang 2 (2001), nummer 3: relaties

1. ‘With or without you’ Sander Oudenampsen

Een liefdesrelatie is bij uitstek een aangelegenheid met diepgaande psychologische gevolgen. Er gebeurt veel, en het gaat niet altijd over rozen. Dat hoef je Tjerk de Jonge (38), werkzaam als relatie- en gezinstherapeut, niet te vertellen. Ik vond hem bereid te vertellen over zijn ervaringen als therapeut.

Eenmaal aangekomen bij het huis van Tjerk de Jonge, blijkt dat dit een speciaal milieuvriendelijk geconstrueerd huis is. Terwijl ik nog enigszins beduusd ben van de snufjes van Tjerks huis, begeven we ons naar een informele, eenvoudig ingerichte spreekkamer op de eerste verdieping en gaan daar zitten. Even voelt het alsof ik in therapie ga… Gelukkig mag ik de vragen stellen.

Wanneer we spreken over mensen en liefdesrelaties, dan is een eerste vraag die zich bij mij opdringt: ‘Waarom?’ Hoe komt het toch dat mensen toch altijd op zoek gaan naar elkaar en een relatie aangaan?

“Als je me vraagt naar het hoe en waarom van het aangaan van liefdesrelaties, dan geef ik je mijn wereldvisie. Ik denk dat mensen in hun wezen sociaal zijn, en dat dit onlosmakelijk met hen verbonden is. Neem nu een pasgeboren baby. Het is een bekend gegeven dat wanneer een baby niet genoeg vertroeteld wordt, hij vanzelf overlijdt, zelfs al wordt hij voldoende gevoed en dergelijke. Ik denk dat iedereen twee basisbehoeften heeft, die hij probeert te vervullen. Enerzijds is er het verlangen om contact te zoeken met de ander, zich te ‘verenigen’ met de ander, en anderzijds het verlangen om gescheiden te zijn van de ander. Iedereen houdt ervan om elke dag iemand te hebben die ‘Goedemorgen’ tegen je zegt. Tegelijkertijd wil je autonoom zijn: sommige dingen wil je graag alleen doen, zonder de inmenging van de ander, ook al is dat je partner.

Wat je vaak ziet met mensen die naar mij toekomen, is dat de balans tussen die twee behoeften verstoord is. Eén van de polen wordt veronachtzaamd, en dan gaat het mis. Bijvoorbeeld, een vrouw zoekt alleen verbondenheid in de relatie; zij heeft geen oog voor autonomie. Haar man wordt hier vervolgens stapelgek door, want die is juist heel sterk op zijn autonomie gesteld. Wat je dan ziet is dat die man steeds meer dingen buitenshuis gaat ondernemen, tot en met een tweede relatie aan toe. Soms is het ook zo dat iemand zó op zijn autonomie uit is, dat hij niet wil samenwonen met de ander, terwijl die dat wel wil en verwacht.

Het werkt als een soort hartslag in een relatie; het is een kwestie van aan beide kanten gehoor geven. ‘With or without you…’, zoals Bono, de zanger van U2, dat heel mooi verwoordt in zijn bekende nummer.”

Op welke punten verschilt een relatie, zoals je die hierboven beschrijft, essentieel van vriendschap?

“Natuurlijk kan een vriendschap inhoudelijk meer voorstellen dan een liefdesrelatie, maar een vriendschap wordt vaak niet gekenmerkt door dezelfde duurzaamheid als een relatie. Er is sprake van veiligheid in een relatie, en dat is vaak een voedingsbodem voor nieuw gedrag.”

Nieuw gedrag?

“Mensen kiezen vaak, al dan niet bewust, hun partner met het idee van: die heeft iets dat ik mis. Dat kan iets zijn dat zijzelf niet durven, of henzelf niet toestaan. Een relatie kan het dan mogelijk maken dat ze als het ware achterop kunnen springen op de fiets van hun partner: ze kunnen die eigenschappen van hun partner dan integreren in hun eigen karakter. Zo’n proces gaat echter niet altijd gemakkelijk... Eerst is er gewoon sprake van een verschil, en niet veel meer dan dat. Dan wordt het een ergernis; wat vervelend dat hij of zij altijd zo doet… En dan komt het cruciale moment: of er vindt een breuk plaats, of de eigenschap van de partner wordt geïntegreerd.”

Mensen gaan dus over het algemeen door dezelfde fasen in hun liefdesrelatie.

“Ja. In het begin van een relatie heb je een exploratieve fase, waarbij nog alles nieuw is. Het kan zijn dat in het begin de partners elkaar idealiseren, alles door een roze bril zien. Later krijgen ze vaak een realistischer beeld van elkaar. Na de exploratieve fase krijg je een lange fase van stabilisering. Men krijgt kinderen, en is daardoor ook plotseling een ouder. Dat vereist weer andere kwaliteiten, en een continue aanpassing. Problemen ontstaan doordat de ouders op dit punt het kind niet zo goed volgen in diens ontwikkeling. De ouders behandelen hun zoon of dochter alsof deze veel jonger was. Met als gevolg dat het kind zich los moet gaan vechten. De ouders moeten het kind op een zeker moment loslaten, en hem de vrijheid gunnen: de poort moet wagenwijd open. Vervolgens moet de poort ook weer dicht kunnen. Hiermee bedoel ik dat de partners vervolgens zin moeten geven aan hun leven zonder hun kinderen in huis. Zij moeten het weer met elkaar alleen kunnen stellen.

Wat je dus ziet in dit gehele proces is dat er een dubbelrol is voor de partners: zij zijn ouders voor hun kinderen, maar niet te vergeten ook partners voor elkaar. Als ze hier geen aandacht meer aan besteden terwijl hun kinderen opgroeien, en hun kinderen gaan eenmaal het huis uit, dan kunnen ze allerlei moeilijkheden tegenkomen en mogelijk bij een therapeut terechtkomen. Het gehele proces dat men binnen een relatie doormaakt moet dus telkens gepaard gaan met een persoonlijke groei. Je moet je hersenen blijven bevragen. Zodat je jezelf beter leert kennen, een betere minnaar wordt, de ander meer te bieden hebt, en bovendien helder blijft.”

En als ze bij jou terechtkomen? Waar richt je je dan op in de behandeling?

“Je moet hun als het ware het probleem ‘geven’. Het is van groot belang dat ze zeggen wat ze willen zeggen, dat het op tafel komt, en dat bevorder je. Confronterend, maar dat is het begin en tegelijkertijd de kern van de behandeling. Vervolgens komt er een proces op gang waarbij de partners vorm moeten geven aan hun verlangen om van betekenis te zijn voor de ander. Mijn rol daarin is dat ik hun inzicht bied en hen andere manieren help aan te leren om aan dat verlangen vorm te geven. Zo kan de onderlinge communicatie bevorderd en verbeterd worden. Om een voorbeeld te geven, het kan zijn dat er ruzie ontstaat over het doen van een huishoudelijk klusje. De één wil dat de ander iets doet, maar die ander wil dat alleen doen op eigen initiatief. Dat moet die ander dan duidelijk communiceren. De partners moeten leren met complete boodschappen te communiceren, boodschappen met niet alleen een ‘jij, jij, jij’-inhoud, maar ook met de eigen wensen, verwachtingen, enzovoort.”

Een laatste vraag, daarop aansluitend: wat moet de ideale partner van vandaag in huis hebben?

“Veel meer dan vroeger, dat is zeker. Als honderd jaar geleden een vrouw de vaat goed deed, of een man zijn werk, dan was men al tevreden. Tegenwoordig heeft men een waslijst van harde eisen waaraan de partner moet voldoen: goed opgeleid, eerlijk, met humor, een goede minnaar, iemand die ruimte laat voor de ontplooiing van de ander, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Tegelijkertijd kunnen mensen tegenwoordig ook veel aan, dat is ook wel weer zo.

Eén ding moet een goede partner in ieder geval kunnen, denk ik: in de eigen schoenen kunnen staan. Daarmee kom ik weer op die balans waarover ik in het begin van dit interview sprak. Je moet niet een relatie hebben met het idee dat die ander er is om jou gelukkig te maken. Je moet jezelf gelukkig kunnen maken. Het klinkt hard, maar het is waar: je moet de dood van de ander kunnen overleven. Dat is een kwestie van volwassenheid. Tegelijkertijd is een relatie natuurlijk wel een emotioneel gegeven, en moet je dat ook niet gaan ontkennen of omzeilen.”

Tjerk de Jonge is maatschappelijk werker en relatie- en gezinstherapeut. Tevens is hij werkzaam in een multidisciplinair team op verschillende ziekenhuisafdelingen, waarbij hij een bijdrage levert aan de behandeling en diagnostiek van onder meer revalidatiepatiënten.

2. Romantiek aan het Voltameer Teun Bousema

In dit artikel zal Teun Bousema in het kader van het thema ‘Relaties’ vertellen over zijn bevindingen omtrent relaties in Ghana.

Het leven in Logba Tota is, ook voor Afrikaanse begrippen, vrij uitzonderlijk. Het dorp met ongeveer tweeduizend inwoners is gelegen op 900 meter hoogte in het gebergte van de Voltaregio in Ghana. De dorpelingen moeten acht kilometer door het woud lopen om de enige weg te bereiken die het dorp met de buitenwereld verbindt. Deze geografische isolatie heeft grote gevolgen voor het leven in het dorp. Veel levensmiddelen zijn schaars en het duurt soms weken voordat nieuws uit de rest van Ghana het dorp bereikt. Onder deze omstandigheden willen veel jongeren het dorp verlaten om hun horizon te verbreden. Deze wens speelt een duidelijke rol in het ontstaan en verloop van relaties. Aan de ene kant volgen jongeren de tradities van het dorp, aan de andere kant proberen ze zich zoveel mogelijk naar de normen van de grote steden te richten.

Relaties ontstaan zowel binnen als buiten de dorpsgemeenschap. Hoewel het dorp vrijwel volledig bestaat uit mensen van de Ewe-stam, is de omgang met andere stammen een heel normaal verschijnsel. Het is ook al enige tijd volledig geaccepteerd een huwelijkspartner buiten de eigen etnische groep te zoeken. Over het algemeen zijn er weinig beperkingen bij het uitzoeken van een partner. De ouders spelen eigenlijk nooit meer een rol in het eerste contact. Meestal ontmoeten jongeren elkaar op school, op het werk of tijdens grote feesten als huwelijken en begrafenissen. Deze plechtigheden duren drie dagen en zijn, bij gebrek aan uitgaansleven, een ideale mogelijkheid om nieuwe mensen te leren kennen. Het is overigens altijd de jongen die het eerste contact legt en uiteindelijk ook vraagt om de hand van het meisje. Een normale leeftijd om te trouwen is vijfentwintig tot dertig jaar. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen, grote leeftijdsverschillen tussen partners komen nauwelijks voor.

Na het eerste contact is het gebruikelijk om elkaar eerst een aantal jaar te leren kennen. De twee bepalen zelf wanneer ze klaar zijn voor

het huwelijk. Daarbij is de leeftijd van dertig jaar een soort bovengrens. Als je na je dertigste niet getrouwd bent, is er iets mis met je. Het is ongezond en kinderachtig om het huwelijk daarna nog langer uit te stellen: je hebt voldoende tijd gehad om iemand te ontmoeten en te leren kennen. Het is dan ook hoogst ongebruikelijk om als alleenstaande door het leven te gaan en de familie zal deze keuze moeilijk kunnen aanvaarden. Het is immers belangrijk dat de familie groot wordt en er kinderen komen. Daarom zullen de ouders aandringen op een huwelijk als het in hun ogen lang genoeg geduurd heeft.

Overigens zullen de jongen en zijn familie een aantal maanden moeten sparen voordat een huwelijk kan plaatsvinden. Ook in Ghana is dit namelijk een erg prijzige aangelegenheid. De huwelijksplechtigheid duurt drie volle dagen en de familie moet in die periode alle gasten voorzien van eten en drinken. Voor de jongen begint er al ver voor het huwelijk een dure tijd. Bij het eerste contact met de ouders van zijn vriendin moet de jongen twee flessen jenever meenemen. Bij ieder volgend contact neemt de hoeveelheid alcohol toe tot een maximum van vier flessen jenever, een krat bier en een krat frisdrank bij het officiële aanzoek. En dan komen de christenen er nog goedkoop van af. In het islamitische noorden van het land is de bruidschat op het moment vijf koeien. In Logba Tota wordt de drank alleen gebruikt om aan te geven dat je van goede wil bent.

Waar in Nederland de schoonfamilie nog wel eens wil klagen over de alcoholconsumptie van de aanstaande schoonzoon, kun je in Ghana zonder voldoende alcohol de zegen van je schoonouders wel vergeten. Het komt niet erg vaak meer voor dat de familie het huwelijk tegenhoudt. Vroeger was het nog wel zo dat de afkomst een belangrijke rol speelde en het onmogelijk was voor een arme jongen om een rijk meisje te trouwen.

Tegenwoordig zijn de regels soepeler en is een smet op de eer van de familie de enige echte reden om het huwelijk tegen te houden. Een ruzie in het verleden kan nog altijd het contact tussen leden van de familie bemoeilijken. Voordat er een huwelijk kan plaatsvinden moet de ruzie bijgelegd zijn.

Na het huwelijk betrekt het stel voor het eerst het eigen huis. Samenwonen voor het huwelijk komt niet ter sprake. Aan het leven als echtpaar gaat geen huwelijksreis vooraf en eigenlijk is het feestelijke er al snel vanaf. Het stel begint een normaal leven op te bouwen. Het dorp bestaat eigenlijk volledig uit boeren. Voor het pasgetrouwde stel is het zaak, zo snel mogelijk een fatsoenlijk stuk grond te bemachtigen en kinderen te krijgen om mee te helpen op het land. Uiteraard zullen de mannen de zorg voor kinderen en andere huishoudelijke kwaliteiten nooit noemen als belangrijke kenmerken waarop zij hun vrouwen uitkiezen. Ze moet inderdaad wel hard kunnen werken maar het karakter is toch het belangrijkste. Eén man gaf duidelijk aan dat hij zijn vrouw op CV had uitgekozen. Hij was leraar en het leek hem goed om een psychologe als vrouw te hebben voor het evenwicht. Nu moest hij wel toegeven dat een hoogopgeleide vrouw extra zorgen met zich meebracht. Hij moest enorm zijn best doen om haar tevreden te houden en moest uitkijken haar niet teveel macht over het gezin te geven.

In de palmwijnbar, waar ik de meeste gesprekken over dit onderwerp voerde, begonnen de mannen steeds zachter te praten. De leraar keek af en toe zenuwachtig om zich heen om te zien of zijn vrouw misschien langs zou komen. Op een gegeven moment kwam die hem inderdaad ophalen en volgde hij haar zonder tegenspreken. Het was overduidelijk dat de man misschien zijn vrouw kan uitkiezen maar dat zijn macht daarna ophoudt. Zoals in veel Afrikaanse landen is het de vrouw die in het dagelijks leven de dienst uitmaakt. Buiten de steden doet zij het meeste werk, beheert zij het geld en bepaalt zij ook hoe iedereen zich in huis gedraagt. Als er bij een plechtigheid een man geprezen wordt om zijn verrichtingen, is er ook altijd een woord voor de sterke vrouw die achter hem staat. De vrouw pikt het ook niet als zij verwaarloosd wordt, laat staan als haar man teveel omgaat met andere vrouwen.

Vreemdgaan is over het algemeen het einde van de relatie. Binnen het dorp is de sociale controle enorm en is dergelijk gedrag een onvergeeflijke zonde. Bij deze sociale controle is er een grote invloed van de christelijke moraal. Het hele dorp is christelijk en met haar tweeduizend inwoners heeft Logba Tota acht verschillende (protestantse) kerken; erg veel voor een klein dorp en een duidelijk teken van de grote rol die religie speelt in het dagelijks leven in Afrika. Overal in Ghana zie je The Lord is my shephard-kapsalons en God is Great-cafés. Op praktisch iedere taxi staat een spreuk als Jesus saves of In God we trust.

Wie ooit het openbaar vervoer in Afrika heeft mogen ervaren stelt zijn vertrouwen inderdaad eerder in de Heer dan in de chauffeur. Deze enorme invloed van de kerk reikt ook zeker tot in de relatiesfeer. De geboden slechts een partner te hebben en seksuele omgang uit te stellen tot na het huwelijk zijn wellicht niet direct aan de bijbel ontleend, maar - gezien de AIDS epidemie in dit deel van de wereld - uitermate nuttig. Helaas zijn er ook negatieve gevolgen van de door de kerk gedomineerde moraal. Relaties tussen andersgelovigen komen zeer sporadisch voor, al wordt dit taboe langzamerhand doorbroken. Een veel groter taboe is homoseksualiteit. Mannen gaan onderling zeer vrij met elkaar om. Vaak lopen vrienden hand in hand, omarmen ze elkaar of leggen ze een hand op andermans bovenbeen om hun genegenheid te tonen. Deze genegenheid gaat echter nooit verder dan vriendschap. Relaties tussen personen van hetzelfde geslacht zijn ongezond en komen absoluut niet voor. ‘Zoiets doet een Ghanees niet’, zo is me vele malen verzekerd. Uit andere bronnen weet ik dat deze relatievorm hier (uiteraard) ook voorkomt maar in ieder geval is het volledig onbespreekbaar.

Nu is dat natuurlijk ook in kleine gemeenschappen in Nederland het geval en zal ook op dit gebied vanuit de steden geleidelijk verandering komen. Maar in een dorp waar een toevallige reiziger de inwoners van landelijk nieuws moet voorzien, zal het vele reizigers duren voordat een nieuwe kijk op deze zaken gangbaar wordt.

Teun Bousema is lid geweest van diaconaatsgroep van de studentenkerk en is nu als vrijwilliger in Ghana (Afrika). Hij houdt zich daar bezig met twee taken; het doen van onderzoek om te kijken hoe een Nederlandse kliniek aldaar optimaal kan functioneren en om voorlichting te geven op het gebied van seksueel gedrag en AIDS.

3. De liefde, afwas en overwerk - Rieke Veurink

Een hekel hadden we aan elkaar. Niet dat we elkaar iets misdaan hadden. Het was gewoon een kwestie van verkeerde chemie. Hij zat in zes VWO eb ik een klas lager. We kenden elkaar dus alleen van gezicht. Voor mij precies genoeg om zeker te weten dat hij echt mijn type niet was. En dat was volledig wederzijds.

Totdat we, noodgedwongen, naast elkaar zaten op een feestje van een wederzijdse vriendin. We waren inmiddels een jaartje verder. Hij studeerde en ik deed een poging tot examen. Beleefd als we waren, begonnen we een gesprek. En we bleken niet eens zo onsympathiek als we dachten. Zes jaar later zitten we, pas getrouwd, tussen de verhuisdozen. De studentenflat is ingeruild voor een grote-mensen-huis, de vriendschapsringen voor witgouden trouwringen en de kapotte fiets voor een dieseltje. Het wachten is nu op de kinderen.

Want dat is hoe het gaat. We denken in sjablonen. Studiepaden voor het leven. Bij de specialisatie trouwen, horen de verplichte vakken eigen huis en kinderen, net zoals de specialisatie vrijgezel vraagt om ofwel de ouwe-vrijster-variant, ofwel de zielige hij-woont-nog-thuis-variant. Vrijheid lijkt haaks te staan op een intensieve relatie, maar gaat weer prima samen met een flitsende carrière, terwijl in de laatste misschien wel wat meer tijd gaat zitten dan in de eerste.

Vooroordelen, dat is waar we mee kampen, ongeacht de vorm waarin we ons leven gieten. Als je gelukkig getrouwd bent kun je je niet eenzaam voelen, en als je vrijgezel bent ben je gedoemd jezelf tot je beste vriend ooit te benoemen. Je eigen koers varen wordt dus het devies. Met je vrienden en familie als radar en de media als landkaart ga je op stap.

Ieder van ons heeft de ongedeelde helft van ons huis. Een cryptische formulering uit ons koopcontract, dat, nu ik het eenmaal snap, heel goed symbool kan staan voor de relatie als geheel. Het huis is van ons beiden. Niet meer van hem dan van mij of omgekeerd. Tegelijkertijd zijn wij beiden voor het geheel verantwoordelijk. Ik kan hem de rekening van de kapotte dakgoot niet presenteren (’ja schat, dit is nu eenmaal de bovenste helft van het huis’). En hij mag mij de toegang tot het bad niet ontzeggen. Evenzo kan ik hem niet in zijn eentje laten prutsen met problemen op het werk en hij kan mij de toegang tot zijn verjaardag niet weigeren.

Het klinkt wat hoogdravend wellicht, maar het is wel hoe zij onze relatie zien. We willen samen verantwoordelijk zijn voor ons leven, de één niet meer of minder dan de ander, omdat wij denken dat dat uiteindelijk de enige manier is om iets dergelijks op te bouwen.

Het gaat niet om de afwas: daar laat ik hem rustig mee zitten als ik geen zin heb. Het gaat niet om overwerk: soms belt ie 's middags op om te zeggen dat hij 's avonds niet thuiskomt. Het zou verstikkend werken als je De Grote Principes tot in de kleinste details toepast. het gaat om de basis. Om het gevoel dat we er, uiteindelijk, samen voor staan.

Zonder elkaar te verheerlijken ook. Niets irritanter dan een vrouw die met een vergulde lach: ’Henk is ook zó goed met de kinderen!’ zegt. Om vervolgens, en dat is het allerérgste, vragen naar haar man te kijken en als retorische vraag te stellen: ’Hè Henk?’

Het is goed dat je invloed hebt op elkaars leven, maar het kan niet de bedoeling zijn dat ik mijn leven maar in de cruisecontrol zet, met als uiteindelijk doel: zijn idealen. De ander moet je, scherper geformuleerd, helpen meer jezelf te zijn. Want dat is toch waar het uiteindelijk om gaat. We willen onszelf zijn. Dicht bij onszelf zijn, opdat onze boot zich niet opsplitst in delen die gedoemd zijn te zinken.

Ik heb gekozen voor de specialisatie: Trouwen Eigen Huis. Daar zijn natuurlijk voorwaarden aan verbonden: ik betaal collegegeld in de vorm van energie, ik studeer door met hem te praten en hem lief te hebben. Maar ik weiger verplichte vakken te volgen. Dat zou de creativiteit uit het leven halen. Ik wil geen Golden Retriever, geen Volvo en voorlopig zeker geen kinderen. ik wil van hem houden, hem verrot kunnen schelden, weglopen, terugkomen. In de wetenschap dat wij samen één leven hebben. Ieder voor de ongedeelde helft. Dan maar niet cum laude afgestudeerd volgens de studiegids van de mensheid.

Rieke Veurink is studente Nederlands en journaliste.

4. Over de grenzen van de tijd - Esther Fennis-Disveld

“Een reis boeken ? Dan heb ik een paar gegevens van je nodig. Wat is je geboortedatum? 22 juli 1972. En die van je echtgenoot? 7 juni 1937... Wil je dat misschien even herhalen, volgens mij heb ik het niet helemaal goed verstaan.”

Ze had het goed verstaan. Het leeftijdsverschil tussen Jan en ik bedraagt 35 jaar. Dat is dus letterlijk een wereld van verschil. Terwijl ik nog bezig ben mijn studie theologie af te ronden, heeft Jan al een heel arbeidsleven achter zich. Ik doe nu aarzelend dingen, die Jan al jaren geleden heeft gedaan, zoals besluiten nemen over de kleur van een nieuwe bank en de aanschaf van een auto. Hij is zelfs al eerder getrouwd geweest (zo’n 27 jaar), terwijl mijn langst lopende relatie vóór Jan nog geen jaar bedroeg. Het is bevreemdend om hem te horen vertellen over 40 jaar geleden, want toen was ik nog niet eens geboren. Ik heb daarbij ook gemengde gevoelens. Enerzijds zou ik er graag bij geweest zijn, zou ik hem graag ‘jong’ hebben willen meemaken. Anderzijds ben ik juist blij dat ik niet alles van hem weet. Overigens levert het verschil in leeftijd ook voordelen op. Zo kan Jan me helpen met zijn ervaring op allerlei gebied, en kan ik hem behoeden voor ouderdomsverschijnselen als vastroesten en schelden op de jeugd.

We zagen elkaar voor het eerst in een collegelokaal. Hij was docent en ik was student. In principe geen goed uitgangspunt voor een gelijkwaardige relatie. Het was daarom ook niet vanzelfsprekend dat het iets zou worden. Dat de vlammen toch oversloegen vind ik nog steeds iets wonderlijks. Maar het waren vooral de anderen die moesten wennen. Dat leverde in het begin vrij komische situaties op. Mijn huisgenoten, die Jan kenden als docent, waren steeds verrast als hij voor de deur stond. En moesten ze nu “meneer Fennis” zeggen, of gewoon “Jan”? Meestal werd het een mengeling. Tijdens college maakten we meteen duidelijk hoe de vork aan de steel zat. Dat betekende wel dat ik van gewoon student ineens “vriendin van” werd. Collega-kennissen van Jan werden ineens kennissen van mij. Voor mijn ouders was het ook even schrikken. Zij zijn allebei jonger dan Jan. De ouders van Jan wilden het eerst niet geloven. Ze dachten dat hij een grapje maakte... Toch hebben we veel geluk gehad. Er zijn eigenlijk geen mensen uit onze omgeving geweest die negatief reageerden.

Het mooiste voorbeeld is één van de eerste zondagen bij mijn ouders thuis. We waren net aan de koffie toen onverwachts mijn opa en oma op de stoep stonden. Zonder blikken of blozen stelden mijn vader Jan aan hen voor: “Dit is de nieuwe vriend van Esther.” Ze schudden hem de hand, en daarmee was hij geaccepteerd.

Er veranderde veel voor mij. Behalve een heel stel nieuwe oudere kennissen kreeg ik er bijvoorbeeld een huis bij. Na een paar maanden samen lag het voor de hand dat ik mijn studentenkamer zou verlaten en bij Jan zou intrekken. Het was een grotere overgang dan ik gedacht had. In het begin voelde ik me een gast. Pas gaandeweg, toen er meer spullen van mij bij kwamen werd het meer vertrouwd. Maar pas toen we gingen verbouwen werd het mijn thuis.

In mei zijn we zes jaar getrouwd. We zijn inmiddels zo aan elkaar gewend, dat het meestal anderen zijn die ons in herinnering brengen dat we een ongewoon stel zijn. Vaak zijn er mensen die fronsend kijken als we gearmd over straat lopen. Kijken stoort ons echter niet. Slechts één keer riep een mevrouw op de fiets ons toe: “Dat houdt niet uit!”, maar dat klonk zo grappig dat we er smakelijk om hebben gelachen. Iets anders wordt het als we samen iets moeten kopen of regelen. Jan wordt dan steevast met “u” aangesproken, terwijl ze tegen mij “jij” zeggen, ook als ze weten dat we getrouwd zijn. Maar de meest gemaakte vergissing is dat Jan en ik vader en dochter worden genoemd. En dat zal wel niet komen omdat we allebei blauwe ogen hebben.

Het allerbelangrijkste is toch dat we ons allebei gelukkig voelen in deze relatie. De strubbelingen die er zijn hebben meestal niets met het verschil in leeftijd te maken, hoewel we ons natuurlijk niets wijs maken. De tijd is niet in ons voordeel. Maar dat maakt onze relatie juist intenser. De keuze om te trouwen betekende niet alleen een bevestiging van onze gevoelens. Het was ook een keuze voor het indringend beleven van het heden. Nú van elkaar genieten, en daarbij het vertrouwen dat we elkaar kunnen blijven dragen, wat de toekomst ook brengen moge.

Esther is studente theologie.

5. Een wereld van verschil? Judith Soons

De cultuur waarin je opgroeit, bepaalt altijd in meer of mindere mate ook hoe we ons gedragen tegenover anderen. Als dan twee mensen, die elk in een andere cultuur zijn opgegroeid een relatie beginnen, zou het best kunnen zijn, dat deze relatie dan anders verloopt dan als dit niet het geval is.

Ook vragen wij ons af, welke invloed deze verschillende culturen hebben. Misschien kan Harriet ons op deze vragen antwoord geven. Zij heeft sinds drie jaar een relatie met Epiphane, die opgegroeid is in Togo.

Het is inmiddels vier jaar geleden, dat Harriet kennis maakte met Epiphane. Oorspronkelijk komt zij uit Duitsland, maar zij was toentertijd een jaar in Nederland om danstherapie te studeren.

Zij zijn beide geïnteresseerd in het boeddhisme. Tijdens de bijeenkomsten van een boeddhistische groepering in Nijmegen hebben zij elkaar ontmoet en er ontwikkelde zich een hechte vriendschap. Zij bleven dan ook contact houden, toen Harriet terugging naar Duitsland. In een brief verklaarde Epiphane haar toen zijn liefde. Inmiddels is zij opnieuw in Nederland gaan studeren en wonen ze al drie jaar samen.

Epiphane is eenendertig jaar geleden geboren in Togo, Afrika. Met zeventien jaar is hij met zijn neef naar Nederland geëmmigreerd. Hoezeer hij verwesterd is merkte Harriet pas, toen ze samen zijn familie bezochten in Togo. Daar merkte ze, dat Epiphane heel veel Afrikaanse gewoonten ingeruild heeft voor westerse. Dit bleek bijvoorbeeld bij zijn omgang met het bezoek, dat zij bijna doorlopend kregen. Op een gegeven moment stond dat bezoek, zoals dat daar gewoonte is, om vijf uur ’s nachts voor de deur. Epiphane wilde liever in zijn bed blijven en verder slapen. Zijn vader werd hier echter heel boos over, want dit is zeer onbeleefd in hun cultuur.

Toch merkt Harriet nog dat hij bepaalde manieren van doen aan zijn jeugd over heeft gehouden. Dit komt onder andere door de reacties van de Nederlanders ten opzichte van hem. Hij heeft hierdoor een sterk zelfbewustzijn ontwikkeld om zo met de, soms discriminerende, opmerkingen om te gaan. Dit uit zich in een eerlijke, open en zelfverzekerde houding. Hij zegt het gewoon ronduit als hij niet zo enthousiast is over iets en maakt zich minder afhankelijk van het oordeel van anderen.

Er zijn ook invloeden, die komen doordat hij in een cultuur, die zo verschillend is van de onze, is opgegroeid. In de cultuur, waar Epiphane opgegroeid is zijn samenzijn en collectivisme heel belangrijk. Dit in tegenstelling met het groeiende individualisme in Nederland. In Togo wordt niet zoveel waarde gehecht aan ruimte voor jezelf als in onze cultuur.

In het lichamelijk contact zijn er ook verschillen. Zo lopen in de Afrikaanse cultuur mannen ook rustig hand in hand over straat, terwijl dat in Nederland vrijwel gelijk als homofilie bestempeld wordt. Men gaat daar veel lichamelijker met elkaar om; raakt elkaar meer aan dan in de westerse cultuur. Harriet vindt dit een prettige eigenschap.

Een ander mogelijk struikelblok had de rolverdeling tussen man en vrouw kunnen zijn. In Togo heeft men een heel ander idee hoe een familie eruit behoort te zien dan in West-Europa. Er is er bijvoorbeeld een veel traditionelere rolverdeling in het huishouden, waarbij de vrouw voor de vele kinderen en het huishouden zorgt en de man werkt. Harriet ziet deze levensloop echter niet zitten. Zij studeert nu en wil later zeker werken. Gelukkig is Epiphane het hiermee eens en steunt hij haar carrière.

Alleen over kinderen wordt af en toe getwist. Epiphane wil niet een traditioneel groot gezin met meer dan tien kinderen, maar hij wil er wel meer dan Harriet. En de taal levert soms moeilijkheden op. Omdat voor beide Nederlands een vreemde taal is, is het soms moeilijk nuances over te brengen en elkaars woorden aan te voelen. Maar, zo zegt Harriet, andere paren moeten ook moeite doen om elkaar te begrijpen – en dat hoewel zij dezelfde moedertaal spreken.

Uit het verhaal van Harriet blijkt, dat er niet zoveel verschillen zijn tussen haar relatie met Epiphane en een relatie, waarbij beide partners in dezelfde cultuur zijn opgegroeid. Immers, partners zijn nooit precies hetzelfde. Natuurlijk heeft de cultuur, waar Epiphane in opgegroeid is invloed gehad op hem. Het heeft er voor gezorgd, dat hij geworden is, zoals hij nu is. En dat is iemand, waar Harriet heel gelukkig mee is.

Harriet is een derdejaars studente psychologie

6. Waarom ik “gekozen” heb voor het alleen zijn. - N.N.

Tot nu toe hebben we ons beziggehouden met de romantische relatie, als het ware vooronderstellend dat dit een universele menselijke behoefte is, waar men niet zonder kan om een gelukkig leven te leiden. Dit roept echter enkele twijfels op. In dit stuk willen we dus kijken naar een alternatief. De schrijfster is een vrouw die alleen, zonder partner, door het leven gaat. Kiezen voor het alleen zijn is voor haar ook vooral niet kiezen voor het huwelijk. Zij is opgegroeid in een tijd waarin het huwelijk een zeer serieuze wederzijdse verplichting inhield tot een levenslange, bindende relatie, en dit benauwde haar enigszins. Wij laten haar aan het woord.

Ja, daar heb je het al; ik denk dat ik nooit echt “gekozen” heb – maar dat het nu eenmaal zo gelopen is geloof ik ook niet!

Ik was jong (huwbare leeftijd) in de veertiger en vijftiger jaren en in die tijd was het huwelijk een zeer serieuze aangelegenheid. De vrouw moest haar man gehoorzamen en onderdanig zijn, zij moest het huishouden doen en voor de kinderen zorgen. Dus… de hele dag wassen, strijken, koken enz.

Ik heb altijd vrij en onafhankelijk willen zijn, dus bovenstaande toestand paste niet zo bij me. Jonge mensen die wilden trouwen gingen zich in die tijd eerst verloven. Op één van de verlovingsfeesten van een nichtje – heel gezellig – stonden de cadeaus uitgestald op een tafel met wit kleed: gebaksvorkjes, vingerdoekjes, drie bowlstellen, enz. Mooi, maar niets voor mij. Een vrouw die een baan had bij de overheid mocht niet doorwerken als ze ging trouwen!

Terugdenkend aan mijn jeugd, herinner ik me ook dat ik als kind in de trein – op weg naar familie in het westen – langs die oude huizen in Utrecht vlak langs de spoorbaan kwam. Als ik dan vrouwen ramen zag zemen, de was ophangen en dergelijke, dan voelde ik me heerlijk vrij.

Ik had geen slecht voorbeeld van mislukte huwelijken of ruzies om mij heen. Met een zus hadden we een goed gezin met fijne ouders.

In mijn schooltijd hadden we een club van vier meiden die zich goed konden vinden in het samen er op uit gaan. We hadden geen belangstelling voor flirtpartijtjes met de jongens. Toch zijn drie van de vier gaan trouwen. Ik niet.

De druk om ook een partner te hebben, te trouwen en kinderen te krijgen, heb ik nooit bewust gevoeld, zeker niet van mijn ouders. Daarbij moet ik zeggen dat ik na mijn schooltijd en enkele baantjes naar Frankrijk ben gegaan, waar de emancipatie toch al wel een stuk verder was. Ook zijn Fransen discreter; naar zaken als leeftijd, huwelijkse staat, familie en dergelijke vragen ze in principe niet, en dat heb ik altijd als zeer prettig ervaren.

In de jaren vijftig ben ik dus naar Frankrijk gegaan, en bleef er vijfendertig jaar. Heb daar van alles gedaan: vertalen, in een pottenbakkerij werken, Hollandse meisjes als au-pair in Franse gezinnen plaatsen enzovoorts. In die tijd had ik een relatie met een van m’n oude vrienden uit Holland, een kunstschilder. Was prima, hij kwam vaak naar Parijs en ik ging af en toe naar Amsterdam. We waren allebei verliefd, maar geen van beiden dacht eraan om bij de ander in te trekken. In feite hadden we een LAT-relatie, die een paar jaar heeft geduurd en toen is doodgebloed.

Ik ben altijd wel op mijn hoede geweest om niet onverhoopt toch in een huwelijk te belanden; de daarbij horende binding ervaar ik als een enorme verplichting. Ik vreesde voor de mogelijke sleur, en niet te vergeten de onderdanige positie van de vrouw. Daarbij ben ik ook nooit zo verliefd geweest dat ik aan trouwen heb gedacht.

Verder heb ik de bij veel vrouwen aanwezige kinderwens nooit gedeeld; dat was voor mij dan ook geen reden om een relatie aan te gaan. Kinderen vind ik prachtig, maar ik heb geen behoefte aan kinderen die speciaal van mij zijn.

Terugkijkend kom ik tot de conclusie dat ik altijd buiten de gangbare normen ben gebleven en meer geïnteresseerd was in “mooie” dingen. Daartoe behoren voor mij kunst, de natuur, het niet-alledaagse. Deze zaken fascineren me ontzettend, in tegenstelling tot meer banale massaproducten. Kunst is voor mij wel een soort van ‘hogere waarde’, het maakt het leven rijker, mooier, en interessanter.

Mijn leven was heerlijk; ik heb me altijd vrij en onafhankelijk gevoeld. Ook was het zo gevuld met “mooie” dingen dat ik geen verlangen of behoefte aan een huwelijk heb gehad. Naast eerder genoemde zaken als kunst en natuur ervaar ik daarbij ook de relaties die ik heb met mijn vrienden als zeer waardevol. De door mij zo gewaardeerde vrijheid en onafhankelijkheid hebben dan ook hun grens; het gaat mij wel altijd om vrijheid in gebondenheid. Ik kan het echter niet goed hebben als anderen beslag op me proberen te leggen.

Daarbij heb ik ook meer affiniteit met kunstenaars, of mensen die zich met kunst bezig houden. Over het algemeen denken die mensen niet zo kleinburgerlijk, dat laatste is iets wat niet zo bij me past. Dit betekent niet dat ik kleinburgerlijkheid niet respecteer, en sommige mensen die zo denken of leven waardeer ik ook echt. Vrij veel van mijn vrienden doen echter iets met kunst .

Mijn vriendenkring is vrij ruim, en voor mij groot genoeg. Last van eenzaamheid heb ik af en toe, en ik vraag me af in hoeverre dat ook niet normaal is. In elk geval is de aanwezigheid van de relaties met mijn vrienden en het besef van die verbondenheid dan altijd wel iets dat me steunt. Behoefte aan een partner heb ik nooit gehad. Buiten het huwelijk om kun je ook fijne relaties hebben. Ik heb geen hekel aan mannen en had en heb heel fijne vrienden voor het leven. Spijt van mijn “keuze”, dat het zo gelopen is, heb ik niet.

N.N. is een alleengaande vrouw.

7. Een mensenleven kan niet alles omvatten - Theo Koster o.p.

Om verschillende redenen kun je afzien van een romantische relatie. Het kloosterleven typeren als een afzien is een te snel getrokken conclusie. Door mijn hart te volgen kwam ik in het klooster terecht: voor mij de weg om gelukkig te worden.

Jaarlijks trek ik me drie weken terug voor vakantie op een gezinscamping, een voormalig landgoed in Drente. Daar overkomt het me regelmatig dat spelende kinderen me bij mijn tent opzoeken met de vraag: ’Bent u hier helemaal alleen?’ of ’waar is uw vrouw?’. Dat ik niet getrouwd ben valt hier op en doet kinderen vragen stellen. Een duidelijk antwoord volstaat; slechts een enkeling komt even in mijn tent kijken of ik mijn vrouw niet heb verstopt. Hun ouders hebben met mijn wijze van zijn meer moeite. Mijn aanwezigheid, zo vertelde me een van hen, is aanleiding tot gissen en gepraat. Die ene hield hier niet van, was evenwel nieuwsgierig en vroeg me heel direct wie ik ben en waarom ik alleen ben.

Deels werk ik in het jongerencentrum ’Onder de pannen’, de voormalige wasserij van het klooster dat ik met mijn medebroeders bewoon. Verwachtingen over wat ze zullen aantreffen in dit klooster verwoorden jongeren in termen van: streng, de hele dag bidden, afgesloten van de wereld, een radicale levenskeuze, rust. Dat je afziet van een romantische relatie ervaren ze als radicaal. Als ze merken, dat ze mij niet kwetsen door hierover vragen te stellen - het zou immers kunnen zijn dat ik geen vrouw kon vinden of geen vrouw mij moet - maar dat ik andere zaken belangrijker vind dan deze relatie, komen de vragen. Kort samengevat is mijn antwoord aan hen: ik merk dat, wanneer ik jullie een rondleiding geef door het klooster dat ik bewoon, en/of met jullie over mijn wijze van leven praat, ik steeds weer enthousiast ben over dit leven als kloosterling.

Natuurlijk mis ik het een en ander, en dat doet soms pijn. Toch zou ik direct weer kiezen voor deze wijze van leven: in een groep van mensen die ik niet zelf heb uitgezocht. Temidden van hen kom ik uit de verf en volledig tot mijn recht. ik vermoed, dat ik, levend in een relatie, snel ontrouw zou worden; een relatie is mij te benauwend. Pas als het om welke reden dan ook structureel onmogelijk zou worden in een groepsverband te leven zoals ik dat nu doe zou ik me een vriend zoeken, en ik zou hem zeggen, dat hij tweede keus is: mijn hart ligt bij de Dominicaanse gemeenschap, en dat is voor mij momenteel de broederschap in Huissen.

Dat ik iets mis en wat ik mis werd ik mij pijnlijk bewust enkele jaren geleden toen ik in het ziekenhuis lag. Naast me lag een man, iets ouder dan ik, getrouwd, met twee kinderen, die beiden hun puberteit net achter zich hadden. Het was een beer van een kerel, die enkele weken later - fysiek volledig afgebroken - stierf. Hoe hij en zijn vrouw met elkaar omgingen, zo vertrouwd, zo warm, zo betrokken in woord en daad, en de vanzelfsprekende wijze waarop hun kinderen daarin deelden ontroerde me en maakte me jaloers. Ik realiseerde me dat deze intimiteit mij ontbrak en dat ik ooit alleen zal sterven. Mijn medebroeders kunnen mij en ik kan hen niet geven, wat deze vier mensen elkaar gaven.

Leef ik zonder intimiteit? Nee, maar de intimiteit die ik met mensen kan delen is van een andere orde, zo liet deze zelfde man mij ervaren. Hij was gelovig opgevoed, maar was in de zestiger jaren, toen het gregoriaans uit de katholieke kerk verdween langzaam aan de rand en buiten de kerk geraakt. Dat ik op zondag naar de dienst in het ziekenhuis ging was voor hem reden een keer mee te gaan. Zijn reactie na afloop deelde ik, al zou ik andere woorden gebruiken: ’Klotendienst’. Kort daarop vroeg hij mij, of ik voor hem ook zo'n kruisje had dat ik droeg; hij doelde op mijn dominicaans kruisje. Dat had ik niet. Ik zei hem dat hij het mijne wel mocht dragen, zolang hij nog te leven had. Wanneer ik op zijn kamer kwam, hij lag inmiddels alleen, droeg hij dit kruisje of het hing aan de muur bij het voeteneinde van zijn bed. Een dag later zei hij me, dat dit kruisje hem kracht gaf. Ik vroeg hem wat hij hiermee bedoelde. Er volgende een aantal gesprekken en ontmoetingen, waarin we elkaar deelgenoot maakten van wie ons bezielt. Ik mocht met hem delen, wat hij tot nu toe met geen ander kon delen: niet met zijn vrouw en kinderen, laat staan met een pastor. Het waren kostbare momenten voor hem en voor mij. Hij gaf me de zinvolheid van mijn leefwijze terug.

De datum waarop deze man overleed ben ik vergeten. Hem draag ik onuitwisbaar in mijn geheugen. Onze ontmoetingen maakten mij bewust wat ik mis en gaf mij tegelijkertijd een beter zicht op de rijkdom, die in mijn leefwijze verborgen gaat.

Het afzien van een romantische relatie en het kiezen voor het leven in een groep van mensen, met wie ik een ideaal deel, komt niet voort uit een specifieke band met God. Als kloosterling heb je geen betere relatie met God dan gelovigen, die in hun romantische relatie hun geloof in God vorm geven en beleven. Ik heb niet vanwege mijn relatie met God voor het kloosterleven gekozen. Wel krijg je de kans en besteden we in het klooster relatief veel tijd aan deze relatie met God. Het bijzondere in mijn leven als kloosterling is niet de relatie met God, maar het gegeven, dat ik deze relatie - die ik ervaar als een intieme relatie - probeer te delen met mensen die ik niet zelf heb uitgezocht, en dat op allerlei momenten van de dag, dus ook in het dagelijks leven. Natuurlijk doen geliefden die geloven dit ook. Een belangrijk verschil is, dat zij dit doen binnen een intimiteit die zij al samen delen. Mijn ervaring in het ziekenhuis laat zien, dat het delen van intimiteit niet vanzelfsprekend betekent dat je daarbinnen ook de eigen relatie met God - eveneens een intieme relatie, zij het van een andere orde - kunt delen.

Door te stellen, dat een romantische relatie mij te benauwend is zeg ik meer over mijzelf dan over deze relatie. Ook is het goed te weten dat ik dit nú zeg, terugkijkend. Kiezen voor een leven in een groep, waarbij je afziet van de intimiteit die een romantische relatie kan bieden, of kiezen voor een partner met wie je je leven wilt delen is geen kwestie van: dit of dat lijkt me wel leuk. Je ontdekt door te leven gaandeweg, hoe je in elkaar steekt en wat voor jou een weg is om echt uit de verf te komen en dus gelukkig te kunnen worden. Via allerlei kronkelwegen liep ik tegen de Dominicaanse beweging aan. Deze bood mij kansen om te ontdekken dat dit voor mij de enige weg is om de mogelijkheden die in mij steken ter hand te nemen, te ontwikkelen en in te zetten. De Dominicanen boden mij de grond waarop ik kan groeien, zoals vele anderen in een romantische relatie echt wortel schieten en kunnen uitgroeien.

Toen ik aangaf Dominicaan te willen worden, werd mij niet gevraagd wat ik allemaal kon, hoe ik in elkaar stak en of ik aardig was. Mij werd gevraagd wat ik wilde. Als dit in de lijn ligt van wat Dominicus beoogde met zijn orde ben je welkom als kandidaat. Dit is de kracht en de zwakte van deze leefwijze. Je wordt niet beoordeeld op uiterlijkheden; je moet en kunt het doen met wie je bent en met wie je in de broederschap aantreft.

Vanwege een ander perspectief afzien van een romantische relatie is mijns inziens net zo min een vrije keuze als het aangaan van zo'n relatie een vrije keuze is. Natuurlijk moet je ervoor keizen, elke dag weer, hiertegen ’ja’ te zeggen, maar deels zit deze keuze ook al in je persoonlijkheid gebakken en is het een kwestie van dit te ontdekken en vervolgens tegen de juiste persoon of groep aanlopen om gelukkig te worden.

Je doet mij tekort als je mijn levenswijze aanduidt in termen van afzien. Natuurlijk laat ik allerlei mogelijkheden liggen en blijven diep reikende behoeften en verlangens - denk aan seksualiteit en het krijgen van kinderen - onvervuld. Een mensenleven kan niet alles omvatten - helaas of gelukkig? -. In tweede instantie word je je soms pijnlijk bewust van de consequenties van je leefwijze. Daarin verschilt mijn situatie denk ik, niet van die van mensen die gelukkig zijn in een romantische relatie. Op zo'n moment is het voor mij erg belangrijk mensen om mij heen te hebben die mij helpen het zicht op waar ik in eerste instantie voor gekozen heb, niet te verliezen. In mijn medebroeders, met wie ik het leven van alledag deel, heb ik zulke mensen. Ook zou ik daarbij niet kunnen missen enkele vrienden en vriendinnen met wie ik een band opbouwde waarbinnen persoonlijke zaken gedeeld worden, die ik in eerste instantie moeilijk kan delen met mijn medebroeders. En het leven zelf biedt mij hulp en steun bij het zicht houden voor wie en wat ik leef. Genoemde ervaring, opgedaan in het ziekenhuis, is hiervan een voorbeeld.

Theo Koster is pater Dominicaan, studentenpastor en lid van de redactie.