Zoek in de site...

3-2

jaargang 3 (2002) nummer 2: vrijheid

1. Vrijheid en wetten Prof. Mr. Y. Buruma

Bij een prijsuitreiking voor een boek over de Amsterdamse politie tijdens de bezetting herinnerde de historicus Hans Blom aan het adagium, dat het verleden onomkeerbaar is, maar niet onvermijdelijk. Juist historici dienen zich steeds opnieuw de openheid van elk moment te realiseren. Wij weten vandaag niet of we er beter aan doen onze geliefde te bezoeken of ons tentamen voor te bereiden. De beslissing die wij nemen is achteraf duidelijk de oorzaak van ons slagen of zakken, ons huwelijk of onze verwijdering. Maar op het moment van de beslissing is onbekend welke gevolgen deze zal hebben. De openheid van de menselijke toekomst onderstreept onze verantwoordelijkheid op elk moment. Dat neemt niet weg dat we ons deze onbepaaldheid vaak niet realiseren: we denken dat het heden voor de hand ligt en zo zal blijven. Deze zomer zeiden we nog tegen elkaar dat we volgend jaar in New York de Twin Towers zouden bestijgen.

Zoals we vastgeketend zijn aan onze tijd, zo zitten we ook vast aan persoonlijke kenmerken. Te denken is aan onze nederige sociaal-economische afkomst, traumatische jeugd of lage 'prikkelingsniveau’. Met dergelijke sociologisch, psychologisch en biologisch relevante kenmerken kunnen we achteraf misschien verklaren waarom iemand een misdadiger werd. Totdat iemand ons herinnert aan de menselijke openheid naar de toekomst: een ander met dezelfde kenmerken werd geen misdadiger, maar een heldhaftige brandweer-man. De mens staat per definitie buiten het determinisme van de fenomenen. Hij wordt misschien wel beperkt in zijn mogelijkheden, maar kan altijd 'neen' zeggen. Menselijke waardigheid betekent zo bezien het vermogen als subject met een vrije wil uit te torenen buiten de wereld waarin je geworpen bent.

Die vrijheid maakt ons mensen zo bijzonder, en die vrijheid zetten wij centraal als wij in ons politieke leven het recht op vrijheid garanderen en beschermen. Dat doen we met de mensenrechten. Primair zijn die bedoeld als garantie en bescherming tegen de machthebbers, de overheden. Zo zijn ze sinds de eerste Bill of Rights van het eind van de 18e eeuw bedoeld en dat is nog steeds hun belangrijkste eerste betekenis. Men kan dan nog diverse onderscheidingen aanbrengen tussen verschillende rechten en vrijheden, waarvan ik er nu slechts één noem.

Te onderscheiden zijn in de eerste plaats het recht op leven, het recht om niet gemarteld te worden en het verbod van slavernij waarbij het er steeds om gaat niet als louter object te worden behandeld. Andere rechten garanderen juist het vermogen om ook als subject voldoende vrijheid van handelen en denken te hebben. Ik doel daarmee op het recht op persoonlijke vrijheid (dus om niet zomaar te worden opgesloten), het recht op een eerlijk proces, het recht op een vrije persoonlijke levenssfeer (inclusief het huisrecht en het recht op familieleven), vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst, vrije menings­uiting, vrijheid van vereniging en vergadering en de vrijheid om te huwen. Daarmee zijn de belangrijkste, hier relevante fundamentele vrijheden uit het Europese verdrag voor de rechten van de mens genoemd.

De meeste van deze fundamentele rechten en vrijheden - zoals die tegenover de overheid bestaan - kennen grosso modo equivalenten in het recht dat tussen burgers onderling geldt. De overheid moet zelfs optreden als het recht op leven is geschonden: moord en doodslag moeten immers worden opgespoord, vervolgd en berecht. Datzelfde geldt als een burger een ander zijn vrijheid beneemt (gijzelt) of zijn huis binnendringt. Fundamenteel eindpunt is daarbij steeds dat ook het recht eist dat mensen de vrijheden van anderen respecteren.

Zolang mensen andermans vrijheden inderdaad respecteren - zolang iemand zijn als gevolg van zijn biologische, psychologische of sociologische kenmerken ingegeven driften niet tot het uiterste volgt - accepteert de wet het bestaan van de meest bizarre begeerten. Pas als het niet bij begeerte blijft en iemand de vrijheid wil nemen zijn drift tot het uiterste, dus ook ten nadele van de vrijheid van een ander, na te streven, gaat de wettelijke dreiging de vrijheid van de dader inperken.

De verhouding tussen vrijheid en wet wordt daarmee bepaald door het respect voor de vrijheden van de ander. Dat geldt niet alleen voor de mensenrechten en het strafrecht. Zo regelt het staatsrecht de manier waarop het politieke systeem is ingericht waardoor het machtswoord waarmee de vrijheid van sommigen kan worden ingeperkt een legitiem machtswoord is en het burgerlijk recht geeft oplossingen voor geschillen tussen mensen en/of bedrijven onderling waarbij wordt voorkomen dat die oplossingen gepaard gaan met een ongerechtvaardigd verlies aan vrijheid voor een van de partijen.

Niet alle wettelijke regels hebben uitsluitend te maken met de vrijheden van anderen. Als ik me beperk tot voorbeelden uit het strafrecht dat zijn er bijvoor­beeld strafbepalingen in verband met het toebrengen van schade aan het milieu, of om regels af te dwingen ter voorkoming van schade aan de gemeenschap (belastingwetgeving), of zelfs - maar dat slechts bij uitzondering - om reacties mogelijk te maken op gedragingen die morele weerzin wekken (naaktzwemmen; virtuele kinderporno). Uiteindelijk is bijvoorbeeld een administratieve regeling over de opslag van vuurwerk bedoeld om het risico in te perken dat de vuurwerkopslagplaats ontploft als gevolg waarvan immers diverse rechten en vrijheden van omwonenden verschrikkelijk worden aangetast. Indirect is dan ook het voorkomen van schade aan de gemeenschap tevens gericht op de bescherming van vrijheden van derden.

In de regelgeving is er een neiging om enerzijds steeds preciezer aan te geven in welke gevallen de overheid de bevoegdheid heeft op vrijheden inbreuk te maken, en anderzijds om in naam van de bescherming tegen allerlei risico’s steeds gedetailleerdere wetgeving te maken die soms ook weer de uitoefening van vergaande bevoegdheden mogelijk maakt. De wet regelt bijvoorbeeld tegenwoordig de bevoegdheid om mensen stelselmatig te observeren, iets wat vroeger gewoon gebeurde zonder dat we daarmee aan het mensenrecht van de vrijheid van de persoonlijke levenssfeer dachten. De wet maakt anderzijds ook mogelijk dat veel gemakkelijker dan vroeger mensen gefouilleerd kunnen worden op wapenbezit, waarmee ongetwijfeld een inbreuk op datzelfde mensenrecht wordt gemaakt, maar een wettige inbreuk wordt door juristen nu eenmaal doorgaans beschouwd als een toelaatbare inbreuk in plaats van als schending.

In ieder geval is te concluderen dat de wet de vrijheden in het menselijk verkeer een kader geeft. Binnen de negatieve kaders van de wettelijke verboden kan men zijn vrijheid ten positieve gebruiken. Sommig positief gebruik wordt zelfs ondersteund, bijvoorbeeld met wettelijke subsidiemaatregelen. Juristen zeggen daarom soms dat met de wetgeving het vrije samenleven wordt mogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat wetgeving die bevoegdheden aan de overheid toekent dikwijls ook uitdrukkelijk is bedoeld om inbreuken op vrijheden te legitimeren.

De fundamentele vrijheden die in het recht worden beschermd zijn uiteindelijk nogal negatief gedefinieerd. Steeds gaat het om bescherming tegen inbreuken op vrijheden van anderen. Maar de negatieve aspecten van het mens-zijn zijn niet de meest werkelijke, de meest authentieke: het gaat er juist om wat je met de vrijheid doet. Onze mogelijkheden tot inkeer te komen, tot barmhartigheid en liefde, ons scheppend vermogen, onze solidariteit en opofferingsgezindheid - maken ons groter dan onze gedetermineerdheid en ons eventuele lijden. Juist in dergelijke positieve mogelijkheden - in veel gevallen positieve erkenningen van de waardigheid van anderen - schuilt het bijzondere van de menselijke vrijheid. Die mogelijkheden laten zich niet door wetten en principes leiden.

In een religieuze context verbaas ik me dan ook altijd over diegenen die zeggen dat (mensen)rechten van God gegeven zijn. Daarvoor is het recht in zijn aard te reactief en te negatief. Als iemand echter zegt dat onze vrijheid van God gegeven is, dan zegt hij met andere woorden wat ik bedoel als ik spreek over het unieke menselijke vermogen om met belangeloze goedheid jegens anderen de open toekomst tegemoet te treden.

Prof. Mr. Y. Buruma is hoogleraar strafrecht


DE VRIJE WIL

Ben je vrij om te doen en laten wat je wilt? Of ben je enkel een product van hersenprocessen, evolutionaire patronen en opvoeding? We vroegen Carla Bal (filosofe) en Hubert De Mey (psycholoog) naar hun standpunt ten aanzien van de vrije wil.

2. De mens is tot op grote hoogte vrij - Mvr. drs. C. Bal

Je kunt heel goed staande houden dat mensen gedetermineerd zijn: alleen kunnen doen wat ze feitelijk doen. Alles wat we ervaren als vrijheid, als keuze, kun je zien als schakel in een keten van oorzaak en gevolg. Doelen en redenen, wat zijn het anders dan oorzaken? Zelfs ons denken waar we zo trots op zijn, zogenaamd de vrijplaats van onze vrijheid, is te zien als gemaakt tot wat het is door een samenspel van factoren: maatschappij, cultuur, de tijd waarin je leeft, toevallige omstandigheden, opvoeding, genetische aanleg, onbewuste drijfveren en structuren van het denken zelf.

Uiteindelijk staat alleen van wat we feitelijk doen en gedaan hebben, vast dat we het konden doen. Alleen van het feitelijke is bewezen dat het mogelijk was.

Maar tot dat feitelijke behoort ook onze ervaring van op zijn minst soms moreel verantwoordelijk en dus vrij te zijn. Voorbeeld: je kan overwegen je studie te verwaarlozen. Stel nu dat een of andere wetenschapper wist dat je in een motivatiecrisis zou komen, dat hebben namelijk alle 20-jarigen wel eens, en ook dat je die snel weer achter je zou laten en toch je tentamens goed zou doen, dan lijkt het alsof een en ander zuiver gedetermineerd was. Maar doet die wetenschappelijke schijn iets af aan de ernst en aan de realiteit van je ervaring? Je had handelingsopties. Je had er meer dan die welke uiteindelijk gewonnen heeft. Dat je uiteindelijk die ene handelingsoptie gekozen hebt wil dat zeggen dat je die andere niet had? Dat jouw problemen bekend zijn en de manier waarop je ermee omgaat voorspelbaar, maakt dat je minder vrij en verantwoordelijk? Het antwoord op beide vragen is nee. Immers als jij niet eerst je probleem had beleefd en ermee omgegaan was op jouw manier, dan was er uberhaupt geen werkelijkheid geweest waarvan men had kunnen zeggen dat ze voorspelbaar was.

Nu zou je je kunnen afvragen of het wel zo fijn is om die ervaring van vrijheid en verantwoordelijkheid serieus te blijven nemen nu er zelfs al wetenschappers zijn die jou doorhebben, die weten wat de uitslag zal zijn van jouw crises voordat jij het zelf weet. Waarom zou je eigenlijk? Is het determinisme niet een heel comfortabel excuus voor alles wat mis gaat onder je handen?

Dat is precies wat het is: een heel gemakkelijke, quasi-rationele smoes. Een smoes waarmee je jezelf degradeert tot de status van insect. Je komt niet meer in aanmerking voor lidmaatschap van de gemeenschap van mensen die zich samen afvragen over hoe te leven, hoe de wereld in te richten. Die er samen wat van proberen te maken. Want waar is je minimum betrouwbaarheid? Een determinist is in principe gevaarlijk.

Maar er zijn meer goede redenen, positievere redenen om je eigen ervaring van vrijheid en verantwoordelijkheid serieus te blijven nemen. Het is gewoon veel leuker. Je wordt mens in plaats van insect, je bent iemand, je krijgt waardigheid, je leven stelt iets voor. Je zet je in voor taken en zaken die kunnen slagen of kunnen mislukken. Je kunt te kort schieten. Wat je jezelf niet altijd kwalijk hoeft te nemen en wat anderen je misschien ook redelijk gemakkelijk weer vergeven. Maar niet omdat je als mens nu eenmaal niet vrij en dus niet verantwoordelijk zou zijn. Dan was in zekere zin bij voorbaat alles je vergeven, en dus ook weer niets. Determinisme is kleurenblindheid. Neem je wel je ervaring serieus van verantwoordelijk te zijn en dus vrij, dan doet het ertoe wat je precies doet. Er staat immers van alles op het spel. Je leven heeft zin.

Mevrouw C. Bal is filosofe, werkzaam bij het Centrum voor Ethiek aan de KUN

3. “De mens heeft geen vrije wil” Prof. dr. H. De Mey

Ieder mens is “vrij om te willen.” Of je nu een auto wilt of een plaats om te slapen, “willen” is vogelvrij zowel voor de directeur als voor de zwerver of de gevangene. Er zijn echter een aantal kanttekeningen te plaatsen bij deze “vrije wil.” De eerste ligt voor de hand: Je kan wel luxe willen - en gedachten zijn vrij - maar deze is moeilijk te realiseren als je in een vluchtelingenkamp zit. Vele dingen die je zou willen, vereisen geld, vaardigheden, talent, contacten, gelegenheid, opleiding, lef – niet iedereen heeft dat.

Een tweede beperking aan de vrije wil is dat het gevoel van vrijheid dat je eventueel ervaart nog niet wil zeggen dat je ook werkelijk vrij bent. Subjectief, voor je gevoel: ja. Je voelt je vrij omdat je de determinanten van je gedrag niet kent, zoals Spinoza al opmerkte: "De mensen denken dat zij vrij zijn omdat zij zich bewust zijn van hun wil en hun begeerten, maar zij zijn zich niet bewust van de oorzaken waardoor zij tot wensen en begeren gebracht worden.”

De standaardopvatting van vrijheid hangt samen met humanistische theorieën over het Zelf. Het Zelf wordt opgevat als een sturend agens, als een ‘mensje in de mens’ dat vrij beslissingen neemt. Het Zelf loodst als het ware de persoon tussen de klippen van zijn verleden en zijn omgeving door.

Daarnaast is er de religieuze opvatting, die vrijheid koppelt aan de wil van God: Gods wil is dat we Hem gehoorzamen. Hier dus geen mensje maar een God die onze (on-)vrijheid bepaalt. De derde opvatting is deze van de wetenschap: je genen, de omstandigheden waarin je leeft, en je geschiedenis bepalen wat je te willen hebt.

Dit zijn drie mogelijke opvattingen over de oorsprong van (on-)vrijheid: één van binnenuit (Zelf), één van boven (God), en één van buitenaf (wetenschap). Een gevolg van deze laatste opvatting is dat succes niet iets is wat je zelf in handen hebt. De Amerikaanse droom dat je alles kunt bereiken wat je maar wilt als je er maar hard voor werkt, is in deze opvatting een illusie.

De mythe van de maakbaarheid van succes is een direct uitvloeisel van de twee andere opvattingen, nl. de humanistische en de religieuze. Wetenschap daarentegen demythologiseert. De mythe van de vrijheid vormt ook de kern van onze neoliberale wereldpolitiek, een politiek die gelooft in het sprookje van de “vrije” markt maar in werkelijkheid onvrijheden dicteert zonder daarbij het gevoel van vrijheid aan te tasten. Iedereen blind?

Prof. dr. H. De Mey is hoogleraar klinische psychologie en persoonlijkheidsleer.

4. De vrije monnik Broeder D. de Heer

"Ik heb begrepen dat u als monniken stabilitas loci beloofd heeft", zei de redacteur me, " en ik zou u willen vragen, hoe gaat u met die onvrijheid om? Belemmert die niet uw geestelijke groei, bijvoorbeeld?" Ik stond wat verbaasd. Inderdaad heb ik een aantal jaren geleden in een feestelijke viering voor de rest van mijn leven stabiliteit in het klooster beloofd, en tegelijk trouwens gehoorzaamheid aan de abt, en 'bekering van mijn gewoonten' - onder dat laatste verstaan we 'monastiek levensgedrag'. Leven als monnik, zeg maar. Zo staat het in de Regel van Sint Benedictus, en al vijftien eeuwen leven mensen onder die geloften. Ik heb mij er nog nooit onvrij onder gevoeld. Is dat de jurist, die nog in mijn habijt verstopt zit, en die zich ook in het klooster een vrij Nederlands burger voelt? Of ben ik met deze vraag nog niet voldoende bezig geweest?

Ik begrijp wel waar de vraag vandaan komt. Er bestaat nog het beeld van de monnik die nooit buiten zijn klooster komt, wereldvreemd wordt, geen idee heeft van wat er buiten zijn klooster allemaal voor moois en goeds te beleven valt. Maar als ik kijk in mijn agenda van vorige week: ik ben naar de tandarts geweest, was voor werkzaamheden een dag naar een ander klooster en ben een nieuw gordijn voor mijn kamer gaan kopen. Ik ben naar mijn wekelijkse zwemavond geweest. Een vriendin-trappistin kwam een dag op bezoek. Volgende week komt een vriend langs, en ga ik een dagje naar mijn ouders. Natuurlijk laat ik mijn abt of een medebroeder wel weten waar ik zit, en overleg tevoren met mijn werkmaats. Dat is logisch in een woon-, werk- en bidgemeenschap.

Nu, de oude broeders weten nog wel van de tijden dat dat allemaal niet kon en mocht, maar die beleving van kloosterslot of clausuur is, in onze gemeenschap tenminste, al tientallen jaren praktisch verdwenen. Ik kan mij wel voorstellen, dat dit jarenlang binnenblijven in de oude tijd mensen met een beperkt blikveld heeft opgeleverd, hoewel ik ook mensen heb gezien, die ook binnen die clausuur een brede kijk en grote innerlijke vrijheid hadden gekregen. Door veel gebed en zelfkennis kan iemand, met Gods genade, ook groeien tot diep mededogen. Maar vandaag wordt al ons 'uitgaan en ingaan' eerder begrensd door de normen van 'monastiek levensgedrag'.

Het slot is bij ons praktisch verdwenen, maar de stabilitas loci daarentegen wordt ook vandaag de dag nog beloofd en beleefd - en, zo wil ik zeggen: als een geestelijke groeikans ervaren.

Onder de stabiliteit in het klooster verstaan wij de belofte, het voornemen, om te proberen het vol te houden in dezelfde gemeenschap, door dik en dun, in voor- en tegenspoed. Het gaat daarbij naar mijn mening niet zozeer om de locatie, maar om de mensen, de heel concrete vijfendertig medebroeders, waarmee ik me verbonden, geëngageerd heb, om samen op de geestelijke weg te gaan, om samen een kloostergemeenschap te vormen.

En dat weegt. Dat weegt als er spanningen ontstaan tussen mij en een medebroeder met zo'n heel andere kijk op de dingen, zo'n heel ander spiritueel aanvoelen, zo'n andere manier van doen. Die naar mijn aanvoelen de Regel aan zijn laars lapt, of er juist - in mijn ogen - belachelijk streng mee omgaat. Het weegt als de gemeenschap, heel democratisch en met meerderheid van stemmen, een besluit neemt dat mij juist heel onverstandig lijkt, of zelfs tegen mijn idealen, mijn geweten ingaat. Wat doe ik eigenlijk nog in zo'n gemeenschap? Wil ik bij die mensen nog horen? Zou ik niet liever weggaan?

Voor die momenten is de belofte van stabiliteit bedoeld. Om het dan, met Gods hulp!, bij die medebroeders vol te houden, mijn engagement waar te maken. Om dan, door tijd en strijd heen, misschien wel te ontdekken, dat die medebroeder met wie ik het zo moeilijk had, veel meer medemens is, dan alleen die mening die mij zo afstootte. Dat we zelfs raakvlakken hebben en meer gemeen, dan we ooit voor mogelijk hielden. Dat de waarheid misschien in het midden lag, of - dat ik ongelijk had. In zulke ervaringen groeien we aan elkaar, en vergroeien, wortelen we, in de kloostergemeenschap en onze roeping, worden we volwassen en meer mens.

Het is niet anders dan in een huwelijk of andere tweerelatie. Na een tijd ontdekken we aspecten in de ander, die we niet vermoed hadden. Er is misschien een crisis, en die komen we hopelijk te boven. Daaraan groeien we meer, dan wanneer we bij de eerste de beste crisis opbreken en naar iets nieuws in het leven om gaan zien.

Vrijheid is niet bedoeld als vrijblijvendheid. Als zaad een boom wil worden en vrucht wil dragen, kan het niet vrij rond blijven vliegen, maar moet wortelen op een concrete plaats. En dan, met die zon en schaduw, dat water en die droogte, moet het zaad het doen. Met die partner verlang ik oud te worden. In dit klooster, ik bij de trappisten van Maria Toevlucht in Zundert, beloof ik stabiliteit en hoop ik oud en wijs te worden, in alle vrijheid.

Broeder Dirk de Heer is sinds 1993 monnik te Zundert. Daarvoor werkte hij als jurist.

5. De mens is het enige wezen dat niet gewoon doet waar het zin in heeft

Steven Teerenstra en Arno Vroom

Samenleven met anderen legt beperkingen op aan je eigen vrijheid: immers, als iedereen maar gaat doen waar hij/zij zin in heeft, dan gaat de samenhang van de samenleving kapot. Of toch niet….? Volgens Marinus Knoope krijg je juist een ideale samenleving als iedereen zijn diepste wens nastreeft. Benieuwd hoe hij dit bedoelt en met kritische vragen hoe dit kan, besluiten we hem te interviewen.

Onze eerste vragen spitsen zich toe op wat hij verstaat onder je “diepste wens” en hoe je die vindt.

“Je bent er om je eigen wens te vervullen of op z’n minst om je te laten inspireren door datgene wat je drijft, ” aldus Marinus Knoope. Je hebt je wens niet te kiezen en in die zin ben je voorbestemd. Of je gehoor geeft aan wat je drijft, daar ben je vrij in. Het bijzondere is echter dat je niet alleen een drijfveer hebt meegekregen, maar ook de capaciteiten om wat je ten diepste verlangt, te verwezenlijken. “Je wens is een voorbode van wat je kan realiseren.”

Uiteindelijk gaat het er niet zozeer om, de vervulling van je wens tijdens je leven mee te maken. Belangrijker is dat je je erdoor laat inspireren. Vergelijk het met een zwangere vrouw die in verwachting is van een kind: “Het gaat er niet om dat ze die baby heeft. Het gaat er op dat moment om dat ze in blijde verwachting is van die baby; dat ze daarvan geniet.” Op soortgelijke manier leef je als het ware in blijde verwachting dat je wens ooit werkelijkheid wordt. Hoe vind je je diepste wens? In essentie komt het erop neer dat je hem alleen zelf kunt vinden, door de stilte in jezelf op te zoeken. De stilte opzoeken wordt vaak geassocieerd met oosterse mystiek. Er is echter wel een verschil. “In de oosterse mystiek is het zo dat je stilte opzoekt met als hoogste doelstelling in de stilte te zijn. Ik zeg dat als je in de stilte bent, er gewoon een een verlangen op komt. De drang om te scheppen zit in de mens en het manifesteert zich in de stilte.”

Het vinden van je diepste wens is geen eenmalige gebeurtenis, maar een proces. Je zult elke keer opnieuw bij jezelf te rade moeten gaan: wat wens ik nu eigenlijk? “Bijvoorbeeld: ik heb nu een baan, maar is dat werkelijk wat ik wens? Ik leef nu in liefde, maar is dat werkelijk wat ik wens? Veel mensen blijven natuurlijk heel oppervlakkige wensen houden: veel geld, een auto, een huis etc. In mijn perspectief zijn dat wel wensen, maar onvolwassen wensen. Naarmate je ouder wordt, krijgt een wens meer diepgang. Ikzelf wenste ooit natuurkunde te studeren, maar uiteindelijk kwam ik erachter dat ik eigenlijk beroemd wilde worden. Dat had niets met natuurkunde te maken.”

Hoe verwezenlijk je je wens? “Een wens die éénmaal vervult is, blijkt een hele klus. De natuur presenteert zich aan jou alsof je wensen hebt, maar in feite heb je gewoon werk te doen.” Het verwezenlijken ervan doe je niet ten koste van anderen. “Als mensen eerlijk zijn en bij zichzelf te rade gaan, dan hebben ze geen agressieve wensen. Mensen hebben behoefte aan vrede, geluk, liefde en harmonie.”

Wij hebben hier echter onze vragen bij en halen het voorbeeld aan van iemand die kampioen zwemmen wil worden. “Dat voorbeeld van mensen die kampioen willen worden, is het tegenvoorbeeld dat altijd wordt gebruikt. Er zijn heel weinig mensen die werkelijk kampioen willen worden. De meesten willen gewoon een sportprestatie leveren; kampioen worden in de zin van jezelf overtreffen.” Een voorbeeld is de ex-wereldkampioen tennisspeler, Boris Becker. “Voordat Boris Becker begon te winnen met tennissen, heeft hij wel jarenlang verloren, want hij moest altijd spelen tegen iemand die sterker was dan hij. Om winnaar te worden, moet je dus ontzettend goed kunnen verliezen. Het gaat er niet om dat je wint, het gaat erom dat je je laat inspireren door je wens.”

proviajrg3-2-5

Wensen zijn voorgevoelens

van hetgeen u in staat bent

daadwerkelijk te realiseren

Goethe

Maar wát als je nu halverwege geen zin meer hebt te werken aan de verwezenlijking van Je wens? “Dan laat je het los, maar dan heeft het je inmiddels al wel iets gebracht. Ik geef altijd het voorbeeld van mezelf. Ik wilde graag iets ontdekken, iets groots doen, maar eigenlijk is dat niet meer zo belangrijk: het drijft me niet meer. Het is net als een auto: de auto is in beweging en die kan ik niet meer keren. Voor mij verdiept mijn wens zich nu naar het verlangen naar een liefdevolle samenleving.” Dit illustreert ook meteen dat het vinden van je innerlijke wens een dynamisch proces is: naarmate je jezelf beter leert kennen wordt je innerlijke drive duidelijker.

In het vervolg van het interview komt de vraag aan bod, wat de ideale samenleving is. Om die te schetsen gaan we terug naar de evolutie. Eerst is er de overgang van eencellige naar meercellige organismen, zoals de mens, geweest. “Bij de volgende stap in de evolutie lijkt het erop dat we op zoek zijn naar het clusteren van mensen; de mensheid wordt als het ware één organisme op aarde.

Hoe kun je mensen tot een organisme, een staat of tot een groep krijgen? Eén van de vormen is de hiërarchische structuur. Die hiërarchische structuur betekent dat ik tegen jou zeg wat je moet doen.” Dat deze kunstmatige structuur niet werkt, blijkt bijvoorbeeld uit het communisme en het numerus-fixus beleid. “Hoe de cellen het onderling doen is echter heel anders. De cellen hebben geen voorschriften over welke cel wat moet doen; elke cel doet wat die wil. Er zit iets in iedere cel dat maakt dat de ene cel de ene kant opgaat en de andere cel de andere kant opgaat.” Het kan niet het DNA zijn, want dat is voor elke cel hetzelfde. “Maar doordat elke cel zijn eigen neiging volgt, ontstaat een harmonieus functionerend lichaam.” Het komt er dus op neer dat een ideale samenleving ontstaat als iedere mens zijn natuurlijke driifveer volgt in plaats van gedemotiveerd te raken door kunstmatige hiërarchische structuren. Sterker nog: “Dan valt de tegenstelling tussen egoïsme en altruïsme weg. Naarmate je meer doet wat je wenst, kun je meer betekenen voor het geheel.”

Daarnaast is het belangrijk dat je het vertrouwen behoudt dat je wens ooit verwezenlijkt zal worden. “God, het universum of hoe je het ook wilt noemen, heeft je op de wereld heeft gezet om je wensen te realiseren.” Zie het voorbeeld van Nelson Mandela. Mandela heeft zijn vertrouwen in de vervulling van zijn wens, een niet-racistisch Zuid-Afrika, tijdens zijn lange gevangenisschap niet verloren en levend weten te houden. Zo is hij door zijn gevangenisschap gekomen, teneinde zijn wens later te kunnen verwezenlijken.

Aan het slot komen we nog te spreken over zijn ervaringen in het werk, omtrent de houding van de media in Nederland. Als we hierover komen te spreken wordt hij fel. “Recentelijk ben ik bij de VPRO op de t.v. geweest. Ze hebben het hele optreden gefilmd. Daarvan hebben ze alleen de Ratelband-achtige stukjes laten zien, zodat je niet goed weet wat er aan de hand is. Aan het eind zit ik boeken te verkopen. Zegt de journalist van de krant: hij zat ook nog achter een stapel geld, want hij had nog niet genoeg verdiend. Dat is toch gelul! De media zijn altijd bezig om ondernemers en positieve denkers verdacht te maken. En waarom is dat? Omdat de media negatief denken.”

Hoe je je wens verwezenlijkt komt in dit artikel zijdelings naar voren, maar wordt uitvoerig besproken in het boek van Marinus Knoope, De Creatiespiraal.

MarinusKnoope is van oorsprong natuurkundige. Hij was verbonden als wetenschappelijkmedewerker (promovendus) aan de afdeling vaste-stof-fysica van de KatholiekeUniversiteit Nijmegen. Ondanks dat hij hierin succesvol was, besloot hij toch opeen gegeven moment zijn baanop te zeggen. “Ik miste bij natuurkunde heel ergmensen in mijn omgeving die geïnspireerd waren en die wilden praten over wat henwerkelijk bewoog in het leven. Mijn vertrek was een heel moeilijke stap; ik wistook totaal niet wat ik erna moest doen.” Daarna volgde een periode van vijftienjaar waarin Marinus van de ene naar de andere baan zwierf. Uiteindelijk kwam hijtot de conclusie dat hij zijn wens moest naleven. Hij wilde iets groots doen:mensen inspireren en voor volle zalen staan. Dit leidde in 1989 tot zijnontdekking van de creatiespiraal een methode die zijn filosofie in de praktijkuitwerkt. Op basis hiervan richtte hij het bureau Knoope Ideaal Coaching op. Vanhieruit verzorgt hij lezingen en workshops over de creatiespiraal. Ook schreefhij hier een boek over:De creatiespiraal(1998).

6. Het ware geloof

Enkele jaren geleden toen ik in Caïro woonde, kreeg ik bezoek van een Nederlandse godsdienstwetenschapper die geïnteresseerd was in de islamitische benadering van de vergelijkende godsdienstwetenschap. Ik regelde een audiëntie voor hem bij een van de hoogste religieuze autoriteiten van het land, de sjeik al-Azhar, en ging met hem mee. De toenmalige sjeik, Gad al-Haqq, was een bijzonder vriendelijke man, maar ik zal nooit het antwoord vergeten dat hij gaf op de vraag hoe men in Egypte tegen de vergelijkende godsdienstwetenschap aankeek. Hij lachte wat en zei toen dat wij moesten begrijpen dat er in de islam maar één ware godsdienst is.

Christenen en Joden hebben een gedeelte van de openbaring ontvangen en hun godsdienst is dus niet helemaal verkeerd, maar andere godsdiensten zoals die in India of Japan tellen eigenlijk niet mee. De studenten aan de Azhar krijgen daar wel iets over te horen in het kader van wat men de ‘nationale godsdiensten’ noemt, maar er is geen sprake van dat men die godsdiensten serieus kan nemen. Het was duidelijk dat hij de vraag enigszins naïef vond.

De reactie van de sjeik al-Azhar maakte duidelijk dat er een groot intrinsiek verschil is tussen de Nederlandse welwillende benadering met haar oecumenische ideeën over verzoening tussen de godsdiensten, en de islamitische die er openlijk voor uitkomt dat de islam het ware geloof is. In Nederland hoor je steeds meer pastores en andere geestelijken zeggen dat de muslims in feite dezelfde god aanbidden als de christenen en dat de verschillen niet zo belangrijk zijn. Dat soort geluiden zijn bij muslims veel minder gebruikelijk. Men erkent dat het christelijk en het joods geloof elementen van goddelijke openbaring bevatten. Maar men is ervan overtuigd dat juist daardoor de islam superieur is, omdat die de juiste consequenties getrokken heeft uit de openbaring aan Muhammad, terwijl christenen en joden zijn blijven steken in hun onvolledige (en gedeeltelijk vervalste) heilige boeken.

Dat betekent dat een discussie tussen muslims en andersdenkenden een ander karakter heeft dan bijvoorbeeld een dialoog tussen verschillende soorten christenen. Het betekent ook dat bij een gesprek tussen muslims en christenen het uitgangspunt heel verschillend is. Voor vrijwel alle muslims, of zij zich nu streng aan de voorschriften van de godsdienst houden of niet, staat voorop dat de Qur'an het werkelijke woord van God is en dat de islam de enig ware godsdienst is.

Dat betekent absoluut niet dat alle muslims vinden dat iedereen zich dan maar tot de islam moet bekeren. Een belangrijk principe, dat zelfs toegeschreven wordt aan de profeet Muhammad, is la ikraha fi d-din: er is geen dwang in de godsdienst. Meestal wordt dit principe zo geïnterpreteerd dat men vindt dat het slecht is anderen met geweld te dwingen muslim te worden. Met ‘anderen’ worden dan wel gelovigen van andere geopenbaarde godsdiensten bedoeld: het principe geldt eigenlijk niet voor mensen die geen geloof hebben, al zullen er in de praktijk maar weinig muslims zijn die vinden dat die mensen ook metterdaad onder dwang bekeerd moeten worden. Het principe geldt ook niet voor muslims die zich tot een ander geloof willen bekeren. Als God eenmaal je hart geopend heeft voor het ware geloof, heb je als mens niet het recht je ondankbaar te tonen en God de rug toe te keren. In bepaalde kringen gaat men ervan uit dat een dergelijke afvallige met de dood bestraft moet worden. Een dergelijk standpunt zal door de meeste muslims niet gehuldigd worden, maar men vindt wel dat je muslim voor het leven bent en dat het heel verkeerd zou zijn daarvan af te wijken.

De geloofspraktijk

Een van mijn beste vrienden in Caïro is een zeer westers georiënteerd muslim: hij is getrouwd met een Engelse vrouw, drinkt alcohol, gaat zeker niet vijf keer per dag bidden, bezoekt zelden de moskee en heeft zeer moderne opvattingen over het geloof. Op een keer spraken wij over de Ramadan en toen ik hem vroeg of hij vastte (eigenlijk in de overtuiging dat dat niet het geval was) zei hij tot mijn verrassing dat hij zich altijd aan de vastenwetten hield in de maand Ramadan. Ik vond het moeilijk te begrijpen hoe iemand met zulke moderne opvattingen over het geloof kon vasten tijdens de Ramadan, maar hij legde mij uit dat dat heel normaal was. Toen hij nog klein was, vastte zijn hele familie tijdens de Ramadan, behalve de kleine kinderen en de zwangere vrouwen, voor wie dat verboden is. Voor hem en voor de meeste kinderen werd het vasten dus iets heel bijzonders; een sociale gebeurtenis waaraan alleen grote mensen mogen meedoen. Het is dan een feest als het eenmaal zover is en je echt net als de volwassenen mag vasten.

Wat dit voorval mij leerde was in de eerste plaats dat het gemak waarmee ik aannam dat intellectuelen altijd geseculariseerd zijn en weinig ophebben met kerkelijke voorschriften, toch eigenlijk niet zo vanzelfsprekend was. Veel belangrijker was dat ik op door dit gesprek heel direct geconfronteerd werd met de sociale dimensie van de uitoefening van de godsdienst. Natuurlijk zijn er mensen die zich op grond van strikt persoonlijke overtuiging aan de voorschriften van de godsdienst houden, en natuurlijk zal iedereen die zich aan een bepaald voorschrift houdt dat verklaren vanuit de godsdienst. Maar dat neemt niet weg dat het vervullen van de godsdienstige plichten - gebed, aalmoezen, moskeebezoek, bedevaart, vasten – in veel gevallen sociaal gereguleerd wordt.

Hoe dat in de praktijk uitpakt, hangt onder meer af van het land. In Marokko bijvoorbeeld wordt de vastenplicht ook als een verantwoordelijkheid van de staat gezien. Het is in Marokko dan ook verboden tijdens de Ramadan in het openbaar te eten, te drinken of te roken. Sterker nog: ook binnenshuis is dat verboden. In Egypte bestaat er geen wet over het vasten, maar zeker in de laatste tien jaar is de sociale druk toegenomen dat niemand het in zijn hoofd zal halen in het openbaar te eten. Als wij over de islam praten en daarbij alleen naar het systeem van godsdienstige plichten en overtuigingen kijken, houden wij er dus helemaal geen rekening mee dat er allerlei vormen van Islam zijn, die samenhangen met de sociale context.

Tolerantie en vrijheid

Vrijheid is in de islam een gecompliceerd begrip. Enerzijds is er een lange traditie van tolerantie, zowel tegenover andere godsdiensten als tegenover verschillende opvattingen over godsdienst in eigen kring. Het is al vaak naar voren gebracht dat er veel perioden in de geschiedenis zijn geweest waarin het voor andersdenkenden, bijvoorbeeld voor joden, een heel stuk veiliger was in islamitisch dan in christelijk gebied. In landen waar de islam de godsdienst van de meerderheid was, vonden zelden godsdienstvervolgingen plaats. De islam heeft nauwelijks godsdienstvervolgingen gekend. Deze tolerantie geldt ook voor afwijkende of verschillende opvattingen binnen het eigen geloof. De islam heeft – op een enkele uitzondering na – nauwelijks iets vergelijkbaars met de katholieke inquisitie gekend. Het enige geval van een ketter die ter dood werd gebracht betrof een mysticus, die openlijk verkondigde dat hij de Waarheid, met andere woorden God, was.

De verschillende islamitische rechtsscholen worden geaccepteerd als behorend bij de geloofsgemeenschap. Hetzelfde geldt voor het verschil tussen Sji’ieten en Sunieten. In de islam geldt dat het niet aan mensen is uit te maken wie er ongelovig is. Sterker nog: het wordt als een groot goed gezien dat er verschillende opvattingen zijn. Zo is er een veel geciteerde uitspraak van de profeet Muhammad die erop neerkomt dat binnen de gemeenschap der gelovigen allerlei verschillende opvattingen zullen bestaan. Daarom vindt men het ook heel eenvoudig te accepteren dat er binnen in de grote Islamitische gemeenschap een grote culturele verscheidenheid in de geloofsbeleving bestaat: de Indonesische islam is heel anders, dan de Pakistaanse of de Nigeriaanse of de Egyptische.

Tegenover die tolerantie staat een sterk geloof in de onontkoombare en onloochenbare superioriteit van de eigen godsdienst. Er zijn niet veel muslims, ook niet in de moderne tijd, die andere godsdiensten als even waar of goed erkennen als hun eigen geloof, laat staan dat zij de fundamenten van het geloof zelf ter discussie zouden willen stellen. Pogingen tot contextuele interpretatie van de Qur’an, zoals die in het christendom voor de meeste gelovigen, behalve voor de echte fundamentalisten, gemeengoed is geworden, leiden onmiddellijk tot grote problemen. Het verschil tussen de christelijke en de islamitische openbaring is immers dat de islamitische openbaring als het directe woord van God beschouwd wordt, waardoor het vrijwel onmogelijk wordt er genuanceerd tegenover te staan. De Bijbel wordt door christenen als mensenwerk gezien, weliswaar onder inspiratie ontstaan, maar toch een product van menselijke handen. Voor muslims daarentegen is de Qur’an onaantastbaar. Het is voor hen het beste, het wijste en het mooiste boek, waarvan zelfs de stijl door geen mens ooit geëvenaard kan worden.

Wat ik geprobeerd heb hier heel in het kort aan te geven, is dat beide facetten van de islam belangrijk zijn: tolerantie binnen een van tevoren vaststaande waarheid. Elke discussie over ‘de islam’ die zich alleen concentreert op een van beide facetten zal altijd een vertekend beeld opleveren. De vraag die overblijft is of dat eigenlijk niet voor elke religieuze discussie geldt, maar dat is een vraag die ik hier niet hoef te beantwoorden.

Prof.dr. C.H.M. Versteegh doet bij de vakgroep taal en cultuur van het Midden-Oosten onderzoek naar de confrontatie van de Islam met andere talen en culturen.

7. Leven zonder agenda, een verademing!

In de zomervakantie van 2000 reisde ik af naar Panciu, een dorpje in het oosten van Roemenië. Ik zou er drie weken meedraaien in een bouwkamp van de Internationale Bouworde. Benieuwd naar wat me te wachten stond, kwam ik samen met een andere Nederlandse aan in een klein dorp. De groep bleek te bestaan uit twaalf vrijwilligers afkomstig uit vijf West-Europese landen. We werden ondergebracht bij Roma-zigeuners die we zouden gaan helpen om vier huizen te bouwen.

Aldus gingen we de volgende dag onmiddellijk aan de slag. Vol goede moed zetten we een houten skelet op de fundering en gingen we leem afgraven, stro en water halen. Met dit mengsel van leem, stro en water werden de muren gemaakt. Vanuit ons oogpunt is dat een ouderwetse manier van huizen bouwen, maar toch blijken deze huizen er meer dan honderd jaar te staan.

Al doende leerden de Roma ons veel. Terwijl ik balken zaagde, muren ‘stukadoorde’ met het genoemde mengsel en dakplaten op maat maakte, voelde ik me een hele piet. Maar niet alleen praktische zaken werden ons bijgebracht, ook werden we ons bewust van de kracht van gebarentaal. Met handen en voeten blijk je ineens een heel eind te komen en na drie weken kenden we aardig wat Roemeense woorden zodat we elkaar sneller en beter begrepen.

Doordat we met de Roma samenwerkten en ook met hen samenleefden, leerden we ze in korte tijd heel aardig kennen. We genoten van hun muziek en dans, hun heerlijke eten en vooral van hun humor en vrolijkheid. Ze zijn veel directer dan bijvoorbeeld veel Nederlanders. Zo hadden ze in onze ogen vaak flinke ruzie, maar dit klaarde de lucht en na een uurtje zag je ze weer samen lachen.

Ik denk dat onze groep vrijwilligers met name getroffen was door de rust die we voelden. De Roma haasten zich absoluut niet. Agenda’s kennen ze niet. Ze leven bij de dag van vandaag en genieten daarvan. Dit werd door ons als zeer ontspannend ervaren. Het was een verademing om niets te ‘hoeven’.

Keerzijde van het niet plannen was echter dat wij bijvoorbeeld vaak zonder materiaal zaten omdat het eenvoudigweg op was. Dat was een frustratie voor ons als ‘goed-georganiseerde’ westerlingen, terwijl een Roma dan rustig zei: “Och, dat komt morgen wel weer eens.” Ik merkte hoezeer ik gewend ben aan het strakke patroon van plannen. En sterker nog, hoe ik dat eigenlijk meer waardeer dan ik dacht. Het geeft me namelijk de vrijheid mijn tijd efficiënt in te delen en zodoende veel leuke, leerzame dingen in korte tijd te doen.

Maar wetende dat ik daar slechts korte tijd door zou brengen, heb ik erg genoten van de rust en ‘carpe diem’-mentaliteit. Een bijzondere, leerzame, onvergetelijke ervaring.

Lijkt het je ook leuk eens een bouwkamp te doen in een Europees land? Kijk dan eens op www.bouworde.nl

Lieke Franke loopt momenteel co-schappen

8. Collectieve versus innerlijke vrijheid

Vrijheid is belangrijk, in ieder geval voor mij. Vrijheid zoals wij dat kennen, bestaat vast al zolang de mensheid, dacht ik; niet dus! Vrijheid blijkt een begrip te zijn dat pas, als zodanig, in de Amerikaanse en Franse revolutie is ontstaan. In Nederland is het begrip ‘vrijheid’ vanaf 1814 vastgelegd in de grondwet; vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsovertuiging en persoonlijke vrijheid1. Eigenlijk zijn we dus, sinds kort, naar vrijheid gaan streven, door het vast te leggen in de grondwet. Dit noem ik de collectieve regels (van bovenaf opgelegde regels). Toch hebben we het al eeuwenlang over vrijheid. Onder andere filosofen noemen het begrip, maar dan een meer individuele (persoonlijke of innerlijke) vrijheid. Als voorbeeld wil ik een citaat van Meester Eckhart noemen (ca. 1260-1327). ‘De mens draagt alle waarheid in zich … Alleen in haar bereikt de mens innerlijke vrijheid’2. Het idee over vrijheid bestond dus al langer.

Door vrijheid vast te leggen in de grondwet hebben we het accent van individuele vrijheid, verschoven naar collectieve vrijheden; immers nu is het, hoe kunnen we als samenleving in vrijheid leven? Neem bijvoorbeeld de verkeersregels. Deze zijn er om te zorgen dat het verkeer zo goed mogelijk verloopt. Je doet, zonder erbij na te denken, maar wat “collectief” is afgesproken. Een probleem is dat je niet wordt gestimuleerd om in dat geval te denken, ‘wat zou ik doen?’ en zo wordt de weg naar innerlijke vrijheid geblokkeerd.

Dus wat mij betreft, weg met de (collectieve) regels omtrent vrijheid en leve de innerlijke vrijheid!

1 Van der Pot-Donner, (1995), Handboek van het Nederlandse staatsrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle

2 Aufenanger, J., (1998), Beknopte inleiding in de filosofie, het Spectrum

Arno Vroom is lid van de redactie

9. Gedichten

Vrijheid

Op de rug van een vogel,

met gestrekte armen.

Alles is waar met gegoochel.

Veren die me verwarmen,

tijdens de koude dagen.

Schone plaatsen te zien,

die in de mist vervagen.

Zo vrij dat ik niemand dien.

De wind die door mijn haren wrijft,

en de tijd verdrijft.

Al vliegend door de lucht,

slaak ik van blijheid een zucht.

Alles rondom mij vervaagt,

en de tijd vertraagt.

Zalig dat gevoel,

met vrijheid als doel.

Net als de zon

die iedere dag opkomt

gratis

zo wordt ook

de vrijheid vaak gezien

Maar voor niets

gaat de zon op

terwijl de vrijheid

gevoed moet worden

Zij vraagt respect

en verantwoordelijkheid

en wanneer we haar voor lief nemen

wanneer de aandacht verslapt

en de fouten uit het verleden

herhaald worden,

is alles dan

voor niets geweest?

Al de helden die zo dapper

de vrijheid van een ander verdedigen

de pijn, de honger, de doden

hoeveel oorlogen

zijn er nog nodig

voor we beseffen

dat de vrijheid altijd honger heeft?

Durf de vrijheid

aan te kijken

in de hoop dat ze terugkijkt

voordat haar ogen sluiten

en de zon niet meer opkomt

Eveline aan de Wiel

Als een vogel zo vrij

Zwevend door de wind

Dit lijkt voor mij

Het speelse van een kind

Je fladdert door de lucht

denkend aan niets

Gedachten op de vlucht

Toch bedenk je je iets

Niets is zo fijn

je vrijheid te beleven

Zo vrij als een vogel te zijn

En je zelf juist die vrijheid te geven

Nu wordt je wakker en het is een droom

Toch kan je met je gedachten

Weer door met die stroom

Laat je gedachten zijn je krachten

Beleef je vrijheid ook zonder je droom

En fladder in gedachten

Als een vogel naar een boom

Daar kan je je rust verwachten

Deze boom geeft je de vrijheid

De vrijheid om te rusten

Doe je vleugels wijd

Om weer in vrijheid te berusten

Je vliegt over bergen, over zee

Je blik op oneindig

Je neemt alles met je mee

Niemand bedenkt zich

Iedereen zal met deze vrijheid mogen leven

Al fladder je in gedachten over zee

Zal je al het moois beleven

Kom, fladder in gedachten met me mee.

Ik heb een eigen wil

zeggen ze.

Een vrije wil.

En ja: ik wil! ik wil!

Van alles wil ik

Maar hoe eigen,

hoe vrij is die wil van mij?

Een wil mij gegeven

met Jouw goddelijk

wilsbesluit.

Maar gaf je mij daarmee

mijn wil

of de Jouwe?

Caroline Verdonk

Een paar centimeter vrijheid.

In de koffer van 70 bij 50 cm,

zat een droom van 100 bij 200 km, of meer.

Nu in een asielzoekercentrum pakte de vrouw,

3 bij 2,5 meter uit haar koffer.

Ze keek naar buiten; een plein voor haar vrijheid,

20 bij 17 meter,

een hek met prikkeldraad er achter.

Volgens de leiding van het kamp om ongewensten buiten te houden,

De vrouw dwaalde in haar gedachten;

Om twee levens te scheiden,

waarvan de ene de andere eeuwenlang leegroofde.

Een gesprek van 6 à 7 minuten.

En de vrouw dacht; Dit nieuwe leven,

vraagt 24 uur strijd per etmaal,

voor maar een paar centimeter vrijheid.