4-3
jaargang 4 (2003) nummer 3: de sores van de mores
- Normen en waarden: een opvoedingsfilosofische visie Johan de Jong
- De herhaalde opkomst en neergang van de Waardeloze Normen-discussie Rob Verhofstad
- Conservatisme: een herwaardering van oude waarden een conservatieve visie op het normen en waarden-debat - Bas Hengstmengel
- "Die tijden komen nooit meer terug": de burgerlijke en nette jaren vijftig Sander Kole
- Een oude gekke tante - Meike Oosterwijk
- Een beetje God in politici… Een overweging - Judith Soons
- Tien van één met Victor Bulthuis
- Oude waarden, nieuwe normen -Jeroen Zwaan
1. Normen en waarden: een opvoedingsfilosofische visie - Johan de Jong
Normen en waarden zijn sinds kort weer helemaal terug in het publieke debat. Verscheidene politici lieten zich niet onbetuigd en deden het ene na het andere voorstel. Er moet een commissie voor normen en waarden komen, zei premier Balkenende. We moeten crèches in bejaardenhuizen plaatsen zodat de “ouden” de “jongen” normen en waarden kunnen bijbrengen, vond minister Heinsbroek. Ook stelde hij dat de media een belangrijke rol moeten spelen bij het overdragen van normen en waarden. De rol van traditionele opvoeders zoals kerk en school is volgens hem nagenoeg uitgespeeld. Dat we de meeste van deze proefballonnen niet meer teruggezien hebben is misschien maar het beste.
Normen en waarden zijn van alle tijden. De publieke belangstelling voor dit thema wisselt echter sterk. In de no-nonsense jaren tachtig is er nauwelijks aandacht voor. Begin jaren negentig, in reactie op premier Lubbers zijn constatering dat Nederland ‘ziek’ is, komt het thema bovenaan de politieke agenda. Toenmalig minister van Onderwijs Ritzen vraagt aandacht voor de zogeheten pedagogische opdracht van het onderwijs. Scholen moeten niet alleen onderwijzen maar ook opvoeden, normen en waarden bijbrengen. Een speciale commissie, het Platform Pedagogische Opdracht van het Onderwijs, wordt in het leven geroepen om de discussie in goede banen te leiden. Na twee jaar discussie en de verschijning van het (teleurstellende) rapport van het Platform valt de discussie weer stil.
Een constante factor in het debat over normen en waarden is de gedachte dat de moderne samenleving moreel in verval is. De tekenen zijn onmiskenbaar: zinloos geweld, vandalisme, grover taalgebruik, witteboordencriminaliteit, fraude, gebrek aan respect voor gezagsdragers, autoriteiten en opvoeders. Dit idee dat de samenleving in een steeds verdergaande staat van morele ontbinding verkeert, is niet nieuw. Ook vroeger werd er geklaagd over bijvoorbeeld vergroving van taalgebruik of over het verslechterende gedrag van de jeugd.
De vraag of er objectief gezien daadwerkelijk sprake is van moreel verval, valt niet eenvoudig te beantwoorden. Onderzoekers en onderzoeken spreken elkaar tegen op dit punt. Maar in de beleving van veel mensen zijn bedreiging en geweld zeer nabije en reële fenomenen, die om een stevige aanpak vragen. Naast juridische maatregelen zoals strenger straffen, lik op stuk beleid en preventief fouilleren, wordt ook aandacht geschonken aan de meer pedagogische dimensies van het probleem. De gedachte daarbij is dat antisociaal en crimineel gedrag doorgaans hun oorzaken hebben in een gebrekkige, zeg maar verkeerde, opvoeding.
Cruciaal is dan de vraag wie er primair verantwoordelijk is voor de morele opvoeding van kinderen. Het antwoord lijkt evident: de ouders. Desondanks wordt openlijk getwijfeld aan de competentie van ouders om hun kinderen adequaat moreel op te voeden. Sommige auteurs menen dat moderne samenleving zo complex is geworden dat ouders het niet meer alleen af kunnen en dat ze in hun rol als opvoeder ondersteuning nodig hebben van professionals en van de school. Weer anderen, zoals onlangs de psychologe Harris, gaan nog verder en stellen dat de invloed van ouders en opvoeders op kinderen gering is in vergelijking met de invloed van leeftijdsgenoten, de peer group.[1][1]
Als het werkelijk zo is dat gezin en school er niet toe zouden doen dan zouden ouders en docenten zich een hoop moeite kunnen besparen. Het lijkt me zonneklaar dat Harris te zeer naar een kant doorslaat. Als we bedenken dat (morele) opvoeding, in het bijzonder in de eerste fasen van het leven, plaatsvindt via imitatie, dan mag duidelijk zijn dat de invloed van primaire verzorgers en opvoeders belangrijk is: ouders en docenten als morele rolmodellen. Onderzoek leert verder dat de morele gevoeligheid, het kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad, al op heel jonge leeftijd wordt gevormd. Daarbij speelt de kwaliteit van de relatie tussen kind en ouder of verzorger een belangrijke rol. Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat wellicht voor oudere kinderen de rol van leeftijdsgenoten daarnaast aanzienlijk kan zijn.
Als we uitgaan van de veronderstelling dat meerdere milieus - het gezin, de school, de peer group - een rol kunnen spelen bij morele opvoeding, dan is de volgende vraag of ze dat ook allemaal zouden moeten. Deze discussie spitst zich toe op de vraag of de school eigenlijk wel een pedagogische opdracht heeft. De school is toch immers primair een onderwijsinstituut; de kerntaak van de school is het bijbrengen van kennis en kunde. En zo hoort het ook te zijn, menen sommigen. Anderen zijn echter van mening dat de school het niet bij onderwijzen kan laten. Ze vinden dat de school de mentaliteit en het gedrag van leerlingen kan en moet beïnvloeden. Als we naar de Nederlandse onderwijspraktijk kijken dan gebeurt dat ook. Op bijzondere scholen met een duidelijke christelijke, katholieke of islamitische signatuur is dat het meest evident. Levensbeschouwelijke en morele opvoeding gaan daar hand in hand. Op openbare scholen is het minder duidelijk maar ook daar wordt geprobeerd om leerlingen te beïnvloeden door hen bijvoorbeeld te leren met diversiteit om te gaan en hen in dat proces de waarden van respect en tolerantie bij te brengen.
Onder de consensus dat morele opvoeding op school niet alleen onontkoombaar maar ook wenselijk is, gaan grote verschillen van mening schuil over de vraag: wat moet het doel en de inhoud van dergelijke opvoeding op school zijn? Is het doel om kinderen de normen en waarden bij te brengen die in een bepaalde gemeenschap of in de samenleving als geheel voor wenselijk worden gehouden? Of moet het kind worden geleerd om kritisch na te denken over de normen en waarden die het van huis uit heeft meegekregen? Anders gezegd: willen we kinderen mores leren of willen we dat kinderen uiteindelijk zelf hun moraal uitvinden?
Het idee van mores leren veronderstelt een traditioneel beïnvloedingsmodel dat de nadruk legt op de overdracht van waarden: de opvoeder houdt het kind een reeks van normen en waarden voor die het kind zich vervolgens dient eigen te maken. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door het stellen van geboden of verboden, door het goede voorbeeld te geven, door het kind via straf en beloning bepaalde gewoonten aan te leren. De opvoeding wordt als mislukt beschouwd wanneer het kind de opvattingen van de opvoeder verwerpt.
Dat ligt heel anders wanneer morele opvoeding wordt begrepen als de kritische reflectie op normen en waarden. In dit moderne liberale beïnvloedingsmodel is het doel de ontwikkeling van de individuele autonomie van het kind. Door bijvoorbeeld het kind bewust te maken van de waarden die het van huis uit al heeft en vervolgens te confronteren met andere, afwijkende waarden, kan de gewenste kritische houding worden ontwikkeld. Ook kan men het kind zelfstandig leren nadenken over morele dilemma’s of samen met anderen laten meedoen aan discussies over morele kwesties.
In de huidige discussie over normen en waarden zien we een herwaardering van het traditionele model. Velen vinden dat de vrijblijvendheid en het individualisme van het liberale model te ver zijn doorgeschoten. Ze wijzen erop dat de liberale opvoedingscultuur gekenmerkt wordt door waardenonzekerheid en opvoedingsverlegenheid. Opvoeders weten het vaak zelf niet meer. In onze geliberaliseerde en ontzuilde samenleving is de invloed van de traditionele normerende kaders zoals levensbeschouwelijke tradities sterk afgenomen, daarbij veel opvoeders in onzekerheid latend over wat nu goed en slecht is. Als opvoeders het wel weten dan hebben ze vaak schroom om kinderen hun waarden op te leggen omdat ze de groei naar autonomie van het kind niet willen belemmeren.
Critici van de liberale opvoedingscultuur menen dat een terugkeer naar het traditionele model de enige oplossing is om de verloedering en verhuftering van de samenleving te keren. Opvoeders moeten hun onzekerheid en verlegenheid overwinnen en weer grenzen durven stellen, weer durven zeggen waar ze voor staan en wat ze belangrijk vinden. Niet alleen als individu maar ook en vooral wat ze als lid van een gemeenschap of van de samenleving als geheel belangrijk vinden.
Een volledige terugkeer naar het traditionele overdrachtsmodel is zowel onmogelijk als onwenselijk. De huidige moderne samenleving is zo dynamisch en divers dat de duidelijke en overzichtelijke structuren van de zuilenmaatschappij een gepasseerd station zijn. Bovendien zou het een inbreuk betekenen op de door velen gekoesterde vrijheden die de liberalisering van de cultuur ook met zich mee heeft gebracht, zoals de individuele vrijheden op het gebied van moraliteit en levensbeschouwing.
De kunst is een balans te vinden tussen traditionalisme en liberalisme. Natuurlijk zullen opvoeders kinderen mores moeten leren, in het bijzonder de sociale basismoraal die onze samenleving mogelijk maakt en draaiende houdt. Maar ze mogen het daarbij niet laten. Opvoeders zullen kinderen ook een autonome en kritische houding moeten bijbrengen. Pas als beide gebeuren is het mogelijk om onze in moreel en levensbeschouwelijk opzicht ingewikkelde samenleving voldoende toegerust tegemoet te treden.
Dr. Johan de Jong is als post doc verbonden aan de sectie Opvoedingsfilosofie van de KUN.
2. De herhaalde opkomst en neergang van de Waardeloze Normen-discussie - Rob Verhofstad
In de aanloop naar de verkiezingen van januari is veel gesproken over normen en waarden. Daarmee is het meeste dan ook wel gezegd. Het praten over heeft niet geleid tot concrete beleidsvoornemens of politieke daden. Normen en waarden lijken weer terug van weggeweest (maar pas op: het is net als met het weer….er is ook 'weer' ook al praat of klaag je er niet over).
Normen en waarden waren er ook voordat Balkenende (stop het gedogen, hernieuwde ijking van waarden en normen) er over begon, of Bolkestein (integratiethema gekoppeld aan de geldende 'Nederlandse' normen en waarden), of Dries van Agt ('Ethisch Reveil'). Naast de drie roergangers die ik hier noem zijn er uiteraard talrijke anderen te noemen, elk met weer een andere aanleiding om de discussie te voeren en met andere definities van de termen normen en waarden.
In de discussievariant die meest recentelijk is gevoerd (en met alle verkiezingstumult alweer lijkt weg te ebben) valt op dat van het begrippenpaar 'normen en waarden' het onderdeel 'normen' aanzienlijk meer aandacht krijgt. Niet dat de discussie nieuwe normen oplevert. De vraag wordt gesteld hoe 'we' dienen om te gaan met de geldende normen. Een vraag die vervolgens niet echt wordt beantwoord. Ik vind het overigens niet vreemd dat het antwoord uitblijft. Nog sterker: een door de politiek geformuleerd antwoord op de vraag op welke manier moet worden omgegaan met de geldende normen is ongewenst.
Normen zijn er in soorten en maten. Het is onduidelijk met welke normen de politiek zich wel en niet zou moeten bezighouden. Bij juridische normen lijkt het duidelijk; het gaat dan om het resultaat van politieke besluitvorming die vervolgens in goede handen is van de rechtsprekende macht.
Bij religieuze normen wordt de rol van de politiek al veel minder duidelijk. Hoewel christelijke politieke partijen het ongetwijfeld met me oneens zullen zijn lijkt mij dat een oordeel over religieuze normen bij uitstek voorbehouden is aan leden van die religieuze gemeenschap. De politiek dient deze normen (binnen zekere kaders!) te accepteren maar daar houdt het dan wel mee op.
Er zijn ook nog allerlei onduidelijk ingekaderde maatschappelijke normen die aan mode en verandering onderhevig zijn. Hierbij kun je denken aan ergernis over de vele varianten van hufterig gedrag, diverse vormen van fraude, of aan allerlei vormen van geweld. Opmerkelijk is dat er trends zijn (bepaalde handelingen die nu door de commissie Bouwfraude zijn onderzocht konden in de jaren '70 en '80 nog wel door de beugel, en wat nu allemaal onder het kopje 'zinloos geweld' wordt verstaan kom je ook al tegen in verhalen uit een willekeurige eeuw in het verre verleden).
Tot slot is er ook nog een categorie normen die al helemaal ongrijpbaar lijkt en dat is de verzameling van zogenaamde Nederlandse Normen en Waarden. Hierbij valt op dat de deelnemers aan het normen en waarden debat zich vooral toespitsen op voorbeelden van zaken die NIET passen binnen de set Nederlandse normen. Voorbeelden te over: televisieschotels op het dak wijzen uiteraard op een weigering te integreren omdat de schoteleigenaars vast en zeker alleen naar Al Jazeera kijken. Zet dit eens af tegen de autochtone Nederlander die zonder schotel afstemt op de Nederlandse televisie-zenders met naar schatting 70% Amerikaanse producties. Het lijkt erop dat er selectief wordt omgegaan met de vraag wat dan wel 'echt' Nederlands is en wat niet.
Wat ook indruist tegen de Nederlandse normen is alles wat wijst op uitsluiting van vrouw en, tenminste wanneer dit gaat over uitsluiting van allochtone v rouw en door allochtone mannen. Wanneer je de lijn doortrekt naar de weigering van een partij als SGP om v rouw en als (vertegenwoordigend) lid toe te laten wordt het juist als authentiek Nederlands gezien om dit te respecteren en dus ook te accepteren. Je zou de lijst nog veel langer kunnen maken met in de meeste gevallen de conclusie dat er geen duidelijke maatstaf is om te bepalen wat wel en wat niet tot de set van Nederlandse normen behoort. De reden hiervoor is voor de hand liggend: er zijn geen typisch Nederlandse normen waaraan je als zodanig kunt refereren.
De discussie die in de verkiezingsstrijd werd gevoerd richtte zich met name op de juridische normen. Hierbij werden niet zozeer nieuwe normen aangedragen, maar er werd aandacht gevraagd voor de manier waarop we moeten omgaan met die normen. Het woord ‘gedogen’ heeft een onuitwisbaar slechte klank gekregen. Gebruikten we het woord eerst nog trots in de beschrijving van de tolerante cultuur die onze samenleving zou kenmerken, tegenwoordig is het bijna een scheldwoord en duidt het op het bron van veel kwaad. Het gedoogtijdperk heeft zijn hoogtijdagen wel gehad lijkt het. Maatschappelijke en juridische normen dienen nageleefd te worden. En als dat niet goedschiks gebeurt dan maar kwaadschiks. Hierover lijkt bijna consensus (nog zo’n taboewoord uit het paarse poldertijdperk) te zijn ontstaan tussen de politieke partijen.
Maar waar blijft de discussie over de waarden in de samenleving? Natuurlijk kun je best aan elke norm die je stelt een waarde koppelen. Maar het valt op dat er vooral aandacht is voor de repressieve kant van het verhaal: afdwingen van gedrag van mensen lijkt belangrijker dan de vraag of hiermee de bijhorende waarden worden geoptimaliseerd.
De verkiezingsstrijd ging over overheidsfinanciën, dan heel lang niets en dan kwamen er nog andere kruimels die werden bediscussieerd. Heel soms ging het nog over de normendiscussie maar waarden kwamen niet aan bod. Wie heeft de lijsttrekkers horen spreken over het milieu, of over ontwikkelingssamenwerking of over mensenrechten?
De normen- en waardendiscussie die door Balkenende is beloofd is niet gevoerd. Het begrippenpaar normen en waarden is vaak in de mond genomen door alle politici in de aanloop naar de afgelopen verkiezingen. Echter; voordat je kunt spreken van een discussie is het nodig dat er een vraagstelling is, dat er verschillende argumenten worden getoetst en gewogen. Het zou helemaal mooi zijn als de politieke partijen ook wat hadden gedaan met die discussie. Het nu vooral een symbolische handeling geweest waaraan alle politieke partijen braaf hebben meegedaan omdat ze weten dat wanneer de normen- en waardendiscussie het land aandoet je moet meedeinen, maar geen angst: die wind waait vanzelf over…..dat doet ie altijd.
Drs. Rob Verhofstad is politicoloog en hoofd onderwijscentrum van de Faculteit der Managementwetenschappen.
3. Conservatisme: een herwaardering van oude waarden - een conservatieve visie op het normen en waarden-debat - Bas Hengstmengel
Het conservatisme is terug van weggeweest. Vanaf de zestiger jaren tot enkele jaren geleden was het een scheldwoord wanneer men als ‘conservatief’ werd bestempeld. Overigens was dit ver voor de jaren zestig niet anders. In 1918 merkte de katholieke voorman mgr. Nolens al op dat men in Nederland “... nog liever wordt beschuldigd van brandstichting dan te zijn conservatief”. Tegenwoordig is ‘conservatief’ een min of meer respectabele benaming. Het omslagpunt hierin is de oprichting, eind 2000, van de Edmund Burke Stichting voor conservatieve gedachtevorming.
In dit artikel geef ik allereerst een beknopte uiteenzetting van het conservatieve gedachtegoed, introduceer ik de Edmund Burke Stichting en beschrijf ik hoe ik conservatief was en ben geworden. Vervolgens lever ik als conservatief een bijdrage aan het debat over normen en waarden.
Wat is conservatisme?
De grondlegger van het conservatisme is de Britse parlementariër en politiek schrijver Edmund Burke (1727-1797). In zijn essay Reflections on the revolution in France (1790) ageerde hij tegen de gewelddadige, ontraditionele en opruiende methoden van de Franse Revolutie, die volgens Burke haar vrijheidsidealen te buiten ging en die misbruikte. Het conservatisme behoort samen met liberalisme en socialisme tot de drie Weltanschauungen die in de eerste helft van de 19e eeuw zijn ontstaan. Waar liberalisme en socialisme een positieve duiding aan de Verlichting en de daaruit voortkomende Franse Revolutie gaven, zagen conservatieven er eerder een intellectuele en politieke dwaling in.
De term conservatisme heeft in verschillende historische en geografische contexten verschillende implicaties gehad, maar kan het best worden gebruikt om een voorkeur aan te geven voor historisch gegroeide constituties en gebruiken die manifestaties zijn van continuïteit en stabiliteit. Conservatieven hechten veel waarde aan de Traditie, die gezien wordt als een bron van wijsheid die verder gaat dan kan worden aangetoond of soms expliciet kan worden verwoord. Vanwege de geringe kenvermogens van de mens zijn tradities en constituties noodzakelijk. De twee tradities die de pijlers zijn onder de westerse beschaving, zijn de joods-christelijke en de klassiek-humanistische. Deze tradities scheppen de morele grenzen van individueel handelen van de tot het kwade geneigde mens.
Karaktereigenschappen als zelfbeheersing, moed en naastenliefde zijn essentieel voor menselijke vrijheid. Vorming van het menselijk karakter vindt plaats in de zogenaamde kerninstellingen: get rouw d gezin, school, universiteit, kerk en vereniging. Gewetensvorming is nodig om de mens naast de ‘outer checks’ van staat en - belangrijker - sociaal verband ook een ‘inner check’ van morele zelfdwang te geven. De mens, die tot het kwade geneigd is, heeft constituties en andere mensen nodig om zich tot een evenwichtig en moreel handelend burger te ontwikkelen.
Conservatieven pleiten voor een slanke staat die haar kerntaken, zoals het garanderen van veiligheid, nakomt. Zij zijn beducht voor de ‘zachte dictatuur’ van een alomvattende overheid die het leven van mensen van de wieg tot het graf beheerst en daarmee afhankelijke en afwachtende mensen creëert.
Met Burke is er een conservatieve traditie ontstaan, met vertegenwoordigers als Joseph de Maistre, Louis de Bonald, Jacob Burckhardt, Alexis de Tocqueville, José Ortega y Gasset, Leo Strauss, John Henry Newman, Eric Voegelin, Irving Babbitt, Russell Kirk en de Nederlanders Groen van Prinsterer, Abraham Kuyper en Herman Dooyeweerd. Zowel christenen als niet-christenen hebben zich met deze traditie verwant geweten.
De Edmund Burke Stichting
Uit verzet tegen het - door de linkse media beheerste - politieke en culturele klimaat in Nederland heeft een groep jonge conservatieven de naam ‘conservatief’ als geuzennaam aangenomen. Zij richtten, bezield door de Leidse rechtsfilosoof dr. Andreas Kinneging, een stichting op die zij vernoemden naar Edmund Burke. De Nederlandse conservatieven constateren tot hun zorg dat waarden en normen uit de joods-christelijke en klassiek-humanistische beschavingstradities gemakkelijk terzijde zijn geschoven, dat er een afbreuk heeft plaatsgevonden van belangrijke sociale verbanden en dat individualisering en anonimisering steeds verder toenemen in Nederland. Daarnaast is de overheid steeds alomvattender geworden.
In de geest van Burke zetten zij zich in om in de Nederlandse samenleving het goede te behouden, de waarden en normen uit de genoemde beschavingstradities te beschermen en het belang van familie, gezin, verenigingen, buurten en kerken voor opvoeding en onderwijs te benadrukken. Middelen hierbij zijn onder andere publicaties, scholing, onderzoeken, debatten en seminars. De stichting is met steun van sympathisanten en donateurs inmiddels uitgegroeid tot een denktank met een eigen pand aan het Noordeinde in Den Haag en heeft met Joshua Livestro en Bart Jan Spruyt twee fulltime directeuren in dienst. Van verschillende zijden is opgemerkt dat er voor de conservatieve beweging in Nederland nog het nodige potentieel aan aanhang is.
Conservatief zijn en worden
Mijn eerste kennismaking met het conservatisme was toen ik in het blad Philosophia Reformata (Volume 65, 2000-2) een artikel van de hand van Andreas Kinneging las, getiteld Het conservatisme: kritiek van de verlichting en de moderniteit. In dit artikel geeft hij een grondige analyse van het conservatisme als politieke filosofie, dat wezensverwant is aan het christendom en een scherp beeld geeft van de conditio humana. Het gaf mij een gevoel van thuiskomen. Dit was wat ik ook vond, maar wat ik nooit een naam had kunnen geven. Het conservatisme was de verbindende schakel tussen mijn christen-zijn en mijn politieke en politiek-filosofische interesse en scherpte mijn visie op mens, cultuur en staat. Ik begon mij verder in het conservatieve gedachtegoed te verdiepen en bezocht bijeenkomsten van de toen net opgerichte Edmund Burke Stichting. Ik was gegrepen en bood mij aan als vrijwilliger. Sinds het Edmund Burke Instituut in 2002 te Den Haag is gevestigd, ben ik daar regelmatig te vinden.
Cultuur, waarden, normen
Wanneer ik mij als conservatief uitlaat over het huidige normen en waarden-debat, wil ik allereerst aangeven dat ik liever spreek van waarden en normen (in deze volgorde). Een waarde is er voor de daarvan afgeleide norm er is. Waarden bestaan in een bepaalde cultuur, waarbij cultuur gedefinieerd wordt als een geheel van opvattingen met betrekking tot de zin van het bestaan. Zij bestaat uit waarden, normen en betekenissen die mensen activeren en inspiratie geven. Geschiedenis, religie en filosofie, maar ook geografie, economie en politiek beïnvloeden en vormen een cultuur. Een cultuur heeft alles met goed en kwaad te maken, net als waarden en normen dat hebben. Het debat over waarden en normen is ook al zo oud als de mensheid.
In de acht Paarse jaren is het debat echter buiten de politieke arena gebleven. Nu het daar weer terug is, wordt het niet bijzonder fundamenteel gevoerd. Omgangsvormen, fatsoensnormen of etiquette worden verward met wat ten diepste gaat over goed en kwaad. ‘Goed en kwaad’ gaanveel dieper dan het relatieve ‘goed en fout’. Pluralisme en waarderelativisme maken het, in combinatie met een samenleving die steeds meer multicultureel wordt, ook lastig om elkaar te verstaan.
Een verruwing in de samenleving, asociaal gedrag (‘hufterigheid’), ongeremd hedonisme en verloedering op televisie zijn slechts enkele symptomen van een veel dieper liggende oorzaak. Individualisering en anonimisering zijn termen die al meer in de richting van de oorzaak wijzen. Inburgeringsproblematiek is slechts een deelprobleem. In mijn visie heeft de problematiek alles te maken met het losraken van christelijke wortels en met het terzijde schuiven van de waarden uit de joods-christelijke en klassiek-humanistische beschavingstradities die de historische pijlers zijn onder onze maatschappij en het cement van onze beschaving.
Wanneer we in onze maatschappij een probleem constateren op het gebied van de waarden en normen, is het instellen van een commissie voor waarden en normen wellicht goedbedoeld, maar ook een wrange grap. Een commissie die voor ons Nederlanders moet gaan uitzoeken wat onze waarden en normen zijn?!
Een herwaardering van oude waarden
Wat Nederland nodig heeft is het stoppen van de verloedering van het onderwijs, het bevorderen van een sterk familie- en gezinsleven, het geven van ruimte aan particulier initiatief in de ‘civil society’, kort gezegd: een herwaardering van oude waarden. Een goede opvoeding in de gezinnen is essentieel voor een goede maatschappij. De basis voor een goed gezin is het huwelijk tussen man en v rouw . Binnen een gezin vindt de eerste vorming plaats van kinderen en worden waarden als zelfbeheersing, vergevingsgezindheid, verstandigheid, moed en naastenliefde aangeleerd (en vindt tevens de christelijke opvoeding plaats, zeg ik er als christen bij). De notie dat de mens niet tot het goede, maar tot het kwade geneigd is, mag in de opvoeding niet ontbreken. Een verdere vorming vindt plaats op school en universiteit en in de kerk. Ook in de interactie met andere mensen in allerlei verbanden vindt een terugkoppeling op het eigen gedrag plaats. Een sterk gezin is ingebed in een familie en buurt die steun en correctie geven. Gebroken gezinnen zijn een ramp, maar de negatieve gevolgen kunnen door bredere sociale verbanden beperkt worden.
Rondom een persoon kunnen concentrische cirkels getrokken worden van gezin, familie, buurt, lokale gemeenschap, verenigingen, kerk en tenslotte de overheid. Zorg en verantwoordelijkheid voor een persoon bestaan in de eerste plaats voor het gezin en de familie, vervolgens voor de buren en voor verenigingen, kerken en charitatieve instellingen. Pas in de allerlaatste plaats dient er bij problemen naar de overheid gekeken te worden. In onze maatschappij is men geneigd om direct naar de overheid te verwijzen wanneer de buurman een probleem heeft. Men vergeet vaak om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Dit heeft mijns inziens alles te maken met individualisering en anonimisering en het wegvallen van oude verbanden en tevens met een overheid die teveel taken naar zich heeft toegetrokken. Mensen zouden i.p.v. te spreken over rechten ook eens moeten nadenken over verantwoordelijkheden.
Wanneer de ‘opinion leaders’ in Nederland eens niet lacherig zouden doen over een goed, stabiel en deugdzaam gezinsleven, zouden natuurlijk niet alle problemen uit de wereld zijn, maar het zou wel degelijk een verschil maken. Wanneer school en universiteit eens niet gezien zouden worden als fabrieken voor een beroepsopleiding, maar als belangrijke constituties met een cultureel en maatschappelijk vormende taak, zou dat zeker een verschil maken. Wanneer mensen zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid in de maatschappij, hoeft de overheid niet van de wieg tot het graf zorg te dragen voor de verwende, klagende en afhankelijke burgers, maar zorgt men voor elkaar en kan de overheid zich concentreren op haar kerntaken.
Ben ik idealistisch? Wellicht, maar ik meen dat het conservatisme met haar herwaardering van oude waarden die zichzelf bewezen hebben en met haar oproep tot bescherming van waardevolle constituties en tradities wel degelijk een goede richting aangeeft in het debat over waarden en normen. Een goed en realistische visie op de conditio humana is hierin deze essentieel.
Drs. Bas Hengstmengel is sociaal en cognitief psycholoog, student rechtsfilosofie en staatsrecht aan de Universiteit Leiden en vrijwilliger bij de Edmund Burke Stichting.
Nawoord
In een kort artikel als dit is het niet mogelijk een grondige analyse van het conservatisme te geven en dientengevolge zijn slechts enkele hoofdlijnen aangegeven. Voor een nadere kennismaking is voldoende ander materiaal beschikbaar.
4. "Die tijden komen nooit meer terug": de burgerlijke en nette jaren vijftig - Sander Kole
De afgelopen weken en maanden stonden de kranten en tijdschriften bol van de artikelen over normen en waarden. Ondanks het grote aantal bijdragen is de discussie tot dusver weinig inhoudelijk en vaag. Een mogelijke verklaring hiervoor vormt het feit dat er geen duidelijke definities van normen en waarden bestaan. Wat zijn normen en waarden? Wat is het verschil tussen een norm en een waarde en is het niet zo dat een norm voortvloeit uit een waarde? Zo maar een paar vragen om de complexiteit van de discussie aan te geven. Zonder een gedegen antwoord op bovenstaande vragen is een zinnige discussie eigenlijk niet mogelijk en blijft deze al snel steken in lege kreten zoals “er moet in de samenleving weer meer respect voor het gezag komen.” Op zichzelf een lovenswaardig streven maar waarom en op welke manier?
In huidige discussie worden regelmatig de jaren vijftig van de vorige eeuw als voorbeeld aangehaald van een nette en burgerlijk samenleving. De tijd van het keurig aangeharkte Nederland waarin gezag nog gezag was en er een algemeen normen- en waardenpakket bestond. Op deze voorstelling van zaken valt op grond van recent historisch onderzoek het nodige af te dingen. In de bundel “De eindeloze jaren vijftig” doemt een veel genuanceerder beeld op. De jaren vijftig waren in cultureel opzicht minder braaf en homogeen dan menigeen veronderstelt. In kranten en tijdschriften van die tijd wordt bijvoorbeeld geklaagd over het morele verval als gevolg van de tweede wereldoorlog. Aan de basis van de nog almachtige zuilen klinken al de eerste oppositionele geluiden. Het gezag van dominees, priesters en bisschoppen is niet langer in alle opzichten vanzelfsprekend. Illustratief in dit opzicht is het Bisschoppelijk Mandement (1954) en de felle reacties hierop. In de brave jaren vijftig werd de bodem gelegd voor de snelle en ingrijpende maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig.
Dat neemt niet weg dat het gezag van autoriteiten veel groter was en normen en waarden homogener van aard waren. De belangrijkste verklaring hiervoor vormt het systeem van de verzuiling. Binnen de zuilen werden de veelal sterk religieus getinte normen en waarden actief uitgedragen en er werd toegezien op de naleving. De kerken hadden in dit opzicht een voortrekkersrol. Tijdens de zondagse mis of dienst werd gelovigen opgedragen om bepaalde dingen te doen of juist na te laten.Het is niet waarschijnlijk dat het jaren ’50 model in het hedendaagse Nederland toepasbaar is.
In de eerste plaats hing de handhaving van normen en waarden samen met de aanwezigheid van kleine veelal traditionele samenlevingsverbanden. Een groot deel van de Nederlandse bevolking woonde toendertijd in dorpen of woonwijken met een kleinschalig karakter. In deze omgeving was het gemakkelijk en veelal goed gebruik om elkaar aan te spreken op ongewenste gedragingen. Het was overigens dit zelfde sterk ontwikkelde systeem van sociale controle dat door velen als verstikkend werd ervaren. In nogal wat publicaties wordt een link gelegd tussen de sterke sociale controle enerzijds en de bekrompen en verstikkende moraal in die jaren. Als gevolg van de enorme bevolkingsgroei in de afgelopen vijftig jaar zijn kleine samenlevingsverbanden, zoals dorpen en wijken, verdwenen of sterk onder druk komen te staan. Daarnaast wordt de gemeenschap in hoge mate bedreigd door de voortschrijdende individualisering in de samenleving.
Het uitdragen en handhaven van normen en waarden hangt samen met het accepteren van gezag en hiërarchie. Juist op dat punt is de Nederlandse samenleving na de jaren zestig ingrijpend veranderd. Gezag en hiërarchie zijn voor velen niet meer vanzelfsprekend. Als gevolg van de ontzuiling en de deconfessionalisering is een belangrijk instrument voor het uitdragen van normen en waarden verdwenen. Hoewel de ‘laat-maar-waaien-mentaliteit’ van de jaren zestig en zeventig definitief achter ons ligt en er bij een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking een oprecht verlangen lijkt te bestaan naar meer orde n gezag in de samenleving gaan de meeste Nederlanders er prat op dat zij zelf mans genoeg zijn om keuzes te maken. Het benadrukken van die individuele keuze vormt echter wel een sta-in-de-weg voor de zo vurig gewenste gemeenschappelijke normen en waarden.
Tot slot kan worden vastgesteld dat de Nederlandse samenleving sinds de jaren vijftig een ingrijpende verandering heeft ondergaan. Van een vrij homogene bevolkingsamenstelling en bijbehorende cultuur toen naar een multiculturele samenleving nu. Nederland is gelijk de bevolkingssamenstelling verandert in een lappendeken van normen en waarden.
Kortom: voor het voeren van een zinnige discussie heeft het vergelijken met vroeger en omkijken naar de jaren vijftig geen zin. Het gaat om de vraag op welke manier normen en waarden een plaats kunnen krijgen in onze huidige samenleving. Daarbij is het van groot belang om vast te stellen welke normen en waarden het betreft. Nog veel belangrijker is de vraag wat als uitgangspunt, zeg maar inspiratiebron moeten dienen. Zonder een helder antwoord op deze vraag is iedere zinnige discussie over normen en waarden onmogelijk en gedoemd te mislukken. Aangezien onze samenleving doordrenkt is met christelijke beginselen zou het niet onlogisch zijn om het christendom als uitgangspunt te nemen. Door sommigen wordt in dit verband gepleit voor een gemoderniseerde versie van de ‘Tien Geboden’. Aan dit uitgangspunt kleven de nodige bezwaren. Wat te doen met de omvangrijke groep moslims in onze samenleving? Dit bezwaar is eventueel nog wel te ondervangen omdat het christendom en de islam belangrijke beginselen zoals solidariteit, barmhartigheid en naastenliefde delen. Een groot bezwaar tegen een religieuze oriëntatie is het sterk seculiere karakter van de Nederlandse samenleving. Hoe reëel is het om deze situatie te verwachten dat mensen zich laten inspireren door religieus getinte normen en waarden? Indien religie niet bruikbaar is om als uitgangspunt te dienen, wat is dan een gemeenschappelijke bron om normen en waarden op te baseren?
Los van de boven geschetste problemen is het sterk de vraag of de tijdgeest wel een echt normen en waardendebat toelaat. Onze huidige samenleving wordt gedomineerd door een sterk neo-liberaal denken. In alles staat het individu en de keuzes die dit individu kan maken centraal. Normen en waarden bestaan echter bij de gratie van gemeenschapszin. Iedere keuze die een individu maakt heeft invloed op de gemeenschap en dus ook op een ander.Voor een vruchtbaar normen en waarden debat is een het noodzakelijk dat er meer aandacht komt voor de mens als deel van het geheel. Dus meer aandacht voor de gemeenschap en de consequenties van individuele keuzes voor de gemeenschap. Op dit moment zijn er nog geen serieuze aanwijzingen die duiden op een aanstaande verandering in het denken over de relatie tussen individu en samenleving. Een eventuele mentaliteitsverandering –kijkend naar de geschiedenis- op dit punt zal niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Om die reden zal de discussie over normen en waarden –hoe goed bedoeld ook- waarschijnlijk zal blijven steken in vage algemeenheden.
Sander Kole is historicus en student rechten.
5. Een oude gekke tante - Meike Oosterwijk
Daar zat ik dan, op de thee bij mijn oude gekke tante. In mijn beleving wandelde ik als meisje samen met haar door het bos, lang geleden al weer. We liepen een zandpaadje op. Plots stond ze stil. “Luister eens...de vogels...”
Ik hoorde vele vogels, vrolijk kwetterend.
“Luister eens goed...ze praten met elkaar...hoor je het?”
Ik luisterde.
“Vraag...antwoord...vraag... antwoord...” fluisterde ze.
Mijn oude gekke tante was de jongste zuster van mijn oma; rebels, eigenaardig, expressief en extraordinair.
“Als je later groot bent, dan kom je je oude gekke tante nog wel eens op zoeken...”, zei ze destijds. Nu was ik ‘groot’ en zat aan haar keukentafel. Ik keek uit het raam over de weilanden. Het was mistig buiten, het groen van het gras werd oversluierd door een grijze nevel die zich rond de koeien slingerde. Binnen schoof mijn tante de boeken opzij die over de tafel uitgespreid lagen om plaats te maken voor het theelichtje, de theepot en de kopjes. Shirley Bassey zong ‘My life’ op de achtergrond, hartstochtelijk “…what a mess I’ve made of my life…”.
Ook mijn leven was een ernstige vorm van complexiteit gaan vertonen. Vanzelfsprekend-heden hadden hun vanzelfsprekendheid verloren en dan met name die vanzelfsprekendheden die de omgang met mijn mede-mensen betroffen. Ik had tot een fundamentele gelijkwaardigheid besloten en deze als norm gesteld. Maar het leven naar deze norm begon een eigenaardige uitwerking te vertonen, juist in de alledaagse omgang met mijn medemensen.
“Pa, ma, ik heb een vriendje...” zo was het begonnen, ietwat gesimplificeerd natuurlijk.
“Oh, leuk...”
“Hij is net uit Irak gevlucht...”
En toen kregen we ruzie: ik ging bij mijn vriendje wonen, pa, ma, mijn vriendje en ik kregen ruzie, ik kreeg ruzie met mijn vriendje en nu zat ik bij mijn tante op de thee.
OK, ik had de gelijkwaardigheid wellicht wat uitgedaagd, maar opgetrokken neuzen in het alledaagse verkeer had ik niet verwacht. Volgens mijn norm diende iedereen namelijk met de gebruikelijke onverschilligheid behandeld te worden, maar daar ik om mij heen die gerimpel-de neuzen trof, had ik mijn norm aangepast. En nu had ik niet alleen last van mijn neus, maar ook de verhouding met mijn medemensen was ernstig verstoord.
“Gooi het maar in de kosmos…” sprak mijn tante, want zoiets kan je als oude gekke tante wel zeggen.
Ik keek verstoord uit mijn zwijgzaamheid op.
“Wat?”
Ze gaf geen antwoord op mijn ‘wat’, maar dat was eigenlijk ook niet nodig. Het begon te regenen. De koeien in het weiland werden steeds vager om uiteindelijk achter een grijze sluier te verdwijnen.
“Weet je, toen ik op mijn flatje woonde, waste ik mijn ramen als het regende. Ja, het wonen op een flat en het wassen van je ramen is een behoorlijk absurde aangelegenheid!”
“Hoezo?” vroeg ik, enigszins verbaasd over de wending van het gesprek.
“Ik kon er niet bij! Er was slechts een klein raampje dat ik open kon zetten, daar hing ik dan uit, met een emmer sop in mijn ene hand, terwijl ik in de andere hand zo’n spons aan een stok hield. Daarmee zeepte ik de ruiten in en de regen spoelde ze dan weer schoon.”
Ik zag haar hangen terwijl haar zorgvuldig gezet-te pijpekrullen onder haar haarband vandaan sprongen, Maria Callas luidkeels zong en klod-ders wit schuim in de rondte vlogen. Ik lachte.
“Vertel nu maar eens...”
Ik vertelde.
“Zo, zo..., als ik jou was zou ik dan maar wensen dat het goed met hen gaat...”
“Met hen…?” vroeg ik met een zuur gezicht, want dat wilde ik helemaal niet. ‘Hen’ zou ik het liefst in een met pek en spijkers besmeurde ton van een hoge berg af rollen, net zoals in sprook-jes, waarin het kwaad medogenloos gestraft wordt en restloos uit het verhaal verdwijnt, bij wijze van spreken dan.
Haar antwoord (en tevens de moraal van dit verhaal) luidde:
“Ja met hen, want als het met hen niet goed gaat, heb jij te maken met mensen met wie het niet goed gaat, en daar heb jij dan weer last van.”
Meike Oosterwijk studeert wijsbegeerte en is schrijfster / dichteres in wording.
6. Een beetje God in politici… - Een overweging - Judith Soons
God leunt achterover op zijn stoel en kijkt eens naar zijn wereld. Hij schudt zijn hoofd. Nou, wat de mensen ook roepen, hij heeft zijn best gedaan. Veel meer kan hij ook niet doen. De mensen moeten immers zelf ontdekken hoe ze gelukkig kunnen worden met zichzelf en met elkaar. Vandaag is het zijn vrije dag en wil hij alleen maar genieten van alle dingen die hij ziet gebeuren. Waar zal hij vandaag eens naar kijken?
Nederland? Dat is altijd wel aardig om te zien. Hij vraagt zich wel eens af wat die malle kaaskoppen nou bedoelen met al die politieke praatjes. Menen ze serieus wat ze zeggen of proberen ze een toneelstukje op te voeren, een soort cabaretvoorstelling ter ere Gods? Hij moet even glimlachen. Ach, een beetje zelfspot, dat moet kunnen, vindt hij.
Ze hebben nu weer wat nieuws bedacht, die Nederlanders: een discussie over normen en waarden. Althans, ze denken iets nieuws gevonden te hebben. God weet wel beter en het valt hem ook wel een beetje tegen van zijn mensen dat ze zo’n slecht geheugen hebben. Volgende keer toch beter op letten, denkt hij. En weer moet hij lachen; God heeft een groot relativeringsvermogen. Die discussie over de gedragsregels der mensen is al begonnen voordat hij zich openbaarde aan de betreffende pers onen. Die is dus al eeuwen aan de gang! Ongelooflijk, dat ze dat niet doorhebben. Nooit is er een tijd geweest dat er niet geklaagd werd over de lastige jeugd ‘van tegenwoordig’, over normbesef en over de manier waarop mensen met elkaar moeten omgaan. Maar in alle tijden dachten ze die discussie opnieuw te moeten voeren.
God vindt het wel een belangrijke discussie, want alleen door met elkaar in gesprek te gaan kun je het wederzijds begrip vergroten. In ieder mens zit een stukje van hemzelf, een stukje liefde. Hij heeft de mogelijkheden geschapen voor mensen om te leven met elkaar, maar ze moeten het zelf regelen. Ze moeten zelf ontdekken dat iedereen een stukje van hetzelfde is en dat ze bij elkaar horen. Hij heeft kracht en advies aan mensen gegeven, maar hij kan niet bepalen wat er mee zal gebeuren en hoe ze ermee om zullen gaan. Dat zou immers ingaan tegen het principe van de vrije wil. Dit heeft tevens tot gevolg dat iedereen anders met de gegeven mogelijkheden omgaat. In het ene land is er één pers oon de baas, in het andere zijn het er zoveel mogelijk.
Nederland hoort tot deze laatste categorie. Steeds meer mensen voelen zich geroepen om het land weer bij elkaar te brengen en op één lijn te krijgen. Dat er hierdoor steeds meer lijntjes ontstaan en daarmee het doel steeds verder weg komt te liggen, lijken ze te vergeten. Het lijkt hen echter niet te deren, want het is een schijndoel. Egocentrisme speelt in hun harten, arrogantie. Hun doel is onzuiver en dat vindt God triest om te zien. Ze spelen met Zijn goede waarden en verliezen de inhoud uit het oog.
Het is niet vreemd dat juist nu deze discussie ontstaat. Er zijn steeds golven van gehoorzaamheid en losbandigheid. Na een periode waarin de teugels relatief strak zijn aangetrokken, komt een periode waarin mensen, vaak de jeugd, zich daartegen verzetten en men de teugels weer laat vieren. Vervolgens wordt hierover geklaagd, vaak door dezelfde volwassenen die zoveel jaar geleden voor hun vrijheid gestreden hadden, en krijgen regels weer een minder vieze klank. God heeft er bewondering voor dat de Nederlandse maatschappij zo flexibel kan zijn en dat er in de loop der jaren toch weer ruimte gevonden kan worden om mensen te laten zijn wie ze willen zijn en dat dictatoriale regimes buiten de deur blijven.
Daarom vindt God het jammer dat juist in dit land, waar er zoveel mogelijkheden en ruimte voor dingen zoals tolerantie, naastenliefde en ruimhartigheid zijn, hypocriet met deze zaken wordt omgegaan door de bewindslieden. In hun harten willen mensen wel vrede bewerkstelligen. In hun harten houden ze ook ongetwijfeld van anderen. Maar hun angst om datgene waarvan zij denken dat het van hen is en wat hun zekerheid verschaft, lijkt groter te zijn dan hun liefde. Er wordt zo hard geschreeuwd dat de anderen – want zij doen dat zelf uiteraard al - goed met elkaar om zou moeten gaan, dat de mensen geen tijd meer hebben om te kijken naar zichzelf. En naar het goede dat reeds gebeurt. In plaats van te focussen op wat er verkeerd gaat en wie daarvan de schuld heeft, kunnen ze misschien beter eens kijken naar al die mensen die door kleine of grote gebaren hun naastenliefde tonen.
God is blij met een discussie over normen en waarden. Maar hij vindt het spijtig dat de poppen in die Nederlandse poppenkast zichzelf zo serieus nemen. Het klinkt hem allemaal veel te theatraal; teveel gericht op het spel en niet de inhoud. Hij zou willen dat de heren en dames politici vaker zelf het voorbeeld gaven van wederzijds respect. En van die liefde, die er toe zou moeten leiden dat de mensen meer sámen gaan leven, met elkaar en niet naast elkaar.
7. De tien van een met Victor Bulthuis
Victor Bulthuis (33) studeerde journalistiek en filosofie en verbleef enige jaren in een dominicanenklooster. In augustus 2000 koos hij voor een priesteropleiding aan het Ariënskonvikt in Utrecht, een kleine geloofsgemeenschap waarin priester studenten samenleven. We besloten Victor op te zoeken. Weloverwogen beantwoordde de priester in spe onze tien vragen.
1. Kun je een film, boek of muziekstuk noemen, waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?
Der Steppenwolf van Herman Hesse. In dit magisch-realistische boek onderscheidt de hoofd pers oon Harry Haller twee tegengestelde personlijkheden in zichzelf, de menselijke kant en de ‘wolfkant’. Gaandeweg leert hij echter dat hij uit veel meer deel pers oonlijkheden bestaat, die niet met elkaar in strijd hoeven te zijn. Prachtig is wanneer Harry Mozart tegenkomt, die hem ertoe veroordeelt te luisteren naar Händel op een krakerige radio. Haller leert zo door alle pijn de goddelijke schoonheid van het leven te zien.
2. Op welk onderwerp zou je opnieuw willen afstuderen?
De vraag naar het kwaad houdt me bezig. Waarom misbruiken mensen de vrijheid die ze van God hebben gekregen, zelfs met plezier?
3. In welke omgeving kom je het beste tot je recht?
Daar waar ik in alle aspecten van mijn menszijn word aangesproken: intellect, creativiteit, individualiteit én socialiteit. Op deze plek vind ik daarvan veel terug.
4. Maak de volgende zin af: mijn leven heeft een wending genomen toen… ik besloten heb naar het Ariënskonvikt te gaan. Leven in dit konvikt is confronteert je met wat het betekent je geloof te leven temidden van mensen die je niet zelf hebt uitgezocht.
5. Wat is de beste raad die je ooit hebt gekregen?
Een gebed dat kortweg zo gaat: ‘God, geef mij de kracht te dragen wat ik niet kan veranderen, de moed te veranderen wat ik wel kan veranderen, en de wijsheid het onderscheid te maken’.
6. Wat doen we met de ‘K’ van de KUN?
De K biedt een uitdaging om levensbeschouwing bij wetenschap te betrekken, en een programma aan te bieden dat daarover gaat.
7. Wat heeft de ideale universiteit dat de KUN niet heeft?
Er mag meer besef zijn van de rijkdom van de eigen traditie. De manier waarop de universiteit omgaat met zijn wortels doet soms wat onhandig en archeologisch aan.
8.. Gelovig, atheïst of iets anders?
Gelovig en honderd procent katholiek. Ik vind behalve in de Schrift en de traditie veel inspiratie in de christelijke mystiek, in het bijzonder bij Meister Eckhart.
9. Maak de volgende zin af: de kerk... zou meer moeten kijken hoe ze een gastvrij huis zou kunnen worden.
10. Wat is het eerste dat bij je opkomt als je denkt aan normen en waarden?
Argwaan: normen en waarden zijn meer dan instrumenten om de samenleving in het gareel te houden, zoals sommige politici lijken voor te staan. Waarden zouden fundamenteler onderzocht moeten worden, bijvoorbeeld in een dialoog tussen het christendom en de islam.
8. oude waarden, nieuwe normen
neemt u mij niet kwalijk
dat ik u even stoor
maar heeft u een momentje
zo niet, dan ook goed hoor
is het u opgevallen
dat hier midden op de straat
een man ligt dood te gaan
met uw voet op zijn gelaat
misschien viel hij u lastig
met zijn aanwezigheid
namens onze stad, excuses
voor uw verloren tijd
hier heeft u wat adressen
van hulporganisaties
zij geven ondersteuning
aan u en uw relaties
laat u de man maar liggen
wij voeren hem wel af
voor fatsoenlijke manieren
verdiende hij zijn straf
... neemt u mij niet kwalijk
dat ik u even stoor
ik leer mijn kinderen normen
maar ‘k weet niet goed waarvoor ...
Jeroen Swaan