Zoek in de site...

5-1

jaargang 5 (2003) nummer 1: toekomst

1. Let's sing a song - Een kort wijsgerig essay over de toekomst - Meike Oosterwijk

“Wat is dan de tijd? Wanneer maar niemand me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het me vraagt, dan weet ik het niet.” 1 (Augustinus)

“De dag van vandaag eindigt niet zonder lied en de dag van morgen begint niet zonder lied”. Deze woorden sprak Elvis Presley in de jaren zeventig van de afgelopen eeuw. Voor Elvis bestond zijn leven uit zingen; hij zong rock ‘n’ roll, country, blues, love-songs, maar ook talloze gospels. Rock ‘n’ roll ontstond in de jaren ’50 en werd, mede door Elvis, razend populair; rock ‘n’ roll was een inspiratiebron en a way of life. De popmuziek zoals we die heden ten dage kennen, zou zonder die jaren ’50 zijn huidige vorm niet hebben. Het heden bestaat niet zonder het verleden. Maar vijftig jaar geschiedenis is betrekkelijk kort als we het over de geschiedenis van het lied hebben. De gospels zoals Elvis die zong, ontstonden op de cotton fields, maar religieuze liederen zijn natuurlijk al zo oud als de mensheid. Maar dit essay gaat niet over de geschiedenis van het lied. Het gaat over de toekomst. Het lied gebruik ik als handvat om over de toekomst na te kunnen denken. Want “…wat er bij dat lied als geheel gebeurt, gebeurt ook bij ieder afzonderlijk deel van het lied en bij ieder van zijn lettergrepen; het gebeurt ook bij een langere handeling, waarvan het lied eventueel deel is; het gebeurt ook bij het gehele leven van een mens, waarvan al zijn handelingen deel zijn; het gebeurt ook in het geheel van de wereld, de tijd van de zonen der mensen, waarvan alle mensenlevens delen zijn." 2 Wat gebeurt er? En wat zegt dit over de toekomst?

Het boverstaande citaat is afkomstig van kerkvader Aurelius Augustinus. Augustinus (354-430) is onder andere bekend van zijn Confessiones (confessio en confiteri, schuldbelijdenis en lofprijzing). Na een weinig ascetische jeugd bekeerde hij zich tot het christendom om een leven van ascese en celibataire vroomheid te leven. Augustinus stelt dat hetgeen bij een lied als geheel gebeurt, ook bij de afzonderlijke delen van het lied en zelfs bij de lettergrepen van het lied gebeurt. Hij ontleedt het lied en telkens stuit hij op hetzelfde verschijnsel. Maar ook, wanneer hij het lied in een context plaatst, zoals de handeling waarvan het lied deel uit maakt, een handeling die weer deel is van een menselijk leven, en een menselijk leven dat deel is van de wereld, stuit hij op datzelfde verschijnsel. Wat is dan dat verschijnsel dat we in een kleine lettergreep aan kunnen treffen, maar ook in de grote wereld?

Wanneer we een liedje van Elvis willen zingen, bijvoorbeeld Can’t help falling in love, dan strekt, alvorens we beginnen, onze verwachting van het liedje zich uit over dat hele liedje. Maar als we begonnen zijn: “Wise man say, only fools fall in love, but I can’t help, falling in love with you…” dan strekt ook onze herinnering zich uit, omdat die delen die gezongen zijn van de verwachting af gaan om herinnering te worden. Het zingen van dit lied strekt zich dus als het ware naar twee kanten uit: naar de herinnering vanwege het deel dat we gezongen hebben, en naar de verwachting vanwege het deel dat we zullen zingen. Het liedje strekt zich uit naar het verleden van de herinnering en naar de toekomst van de verwachting. Tussen de toekomst en het verleden ligt het heden. Doorheen het heden wordt de toekomst verleden. De verwachting wordt korter en de herinnering langer, “…totdat alle verwachting opraakt, wanneer het gehele handelen -het zingen van het liedje- ten einde is en over is gegaan in herinnering.” 3

Wat is nu dat verschijnsel dat we aan kunnen treffen in een kleine lettergreep, maar ook in de grote wereld? En wat heeft dat verschijnsel te maken met het zingen van een liedje? Dat verschijnsel zijn wij zelf! Het is onze menselijke geest, want, zoals de oude wijsheid al uitdrukt: de geest is in alles. Wij zingen het liedje! In onze geest hebben we een verwachting van het liedje en in onze geest hebben we een herinnering aan het liedje. Door onze geest wordt onze verwachting herinnering. Onze geest strekt zich uit tussen de verwachting en de herinnering; tussen toekomst en verleden. “De geest namelijk verwacht, slaat gade en herinnert zich: hij doet dat zo, dat hetgeen hij verwacht via wat hij gade slaat overgaat naar wat hij zich herinnert.” 4 De verwachting wordt via het gadeslaan, of via de aandacht van de geest tot herinnering. Gadeslaan doet de geest in het heden. Doorheen het heden wordt de toekomst verleden. Doorheen het gadeslaan wordt de verwachting herinnering.

De geest is in alles. De geest is in alles door zijn aandacht te richten op die lettergreep, die wereld of dat lied. Door zijn aandacht te richten op hetgeen nog komen gaat, is de geest bij de toekomst en door zijn aandacht te richten op dat wat geweest is, is de geest bij het verleden. Verleden, heden en toekomst zijn in de geest: “…een tegenwoordige herinnering van het verleden, een tegenwoordige aanschouwing van het heden en een tegenwoordige verwachting van het toekomstige.”5 Toekomst is dus verwachting en verleden is herinnering.

Wanneer wij nu onze aandacht richten op de vraag wat de toekomst is, dan moeten wij stellen dat de toekomst de verwachting is van dat wat nog komen gaat. Wanneer we een liedje willen zingen, dan verwachten wij het liedje dat wij zullen gaan zingen.

Nu gaat deze opvatting van toekomst bij het zingen van een liedje zonder meer op, want we weten wat we zullen gaan zingen. Maar wanneer we het over het menselijk leven hebben wordt deze opvatting problematisch, want niemand kan met zekerheid stellen wat er zal gaan gebeuren. Natuurlijk hebben we een bepaalde verwachting van wat komen gaat, en omdat we die verwachting hebben, zullen we er ook naar handelen, waardoor die verwachting uitkomt. Maar ik kan bijvoorbeeld geen onverwacht bezoek verwachten, want dat is het geen onverwacht bezoek meer. En toch krijg ik af en toe onverwacht bezoek. Ik kan niet weten welke mensen ik nog zal gaan ontmoeten, want ik heb hen nog niet ontmoet. Ik kan niet weten welke reizen ik nog zal gaan maken, want ik heb ze nog niet gemaakt.

Toch denk ik dat de toekomst als verwachting van dat wat nog komen gaat, daadwerkelijk van invloed is op de toekomst, want als ik iets verwacht, stem ik mijn handelen daar op af. Als ik bezoek verwacht haal ik wat lekkers in huis om mijn bezoek mee te verwelkomen. Als ik verwacht dat ik nog eens naar Memphis zal gaan om het huis van Elvis te bezoeken, dan stap ik eens op het vliegtuig. Maar dan nog kan mijn bezoek verhinderd zijn en moet ik al dat lekkers zelf opeten. Dan nog kan het vliegtuig naar Memphis neerstorten. Toch verwacht ik niet dat mijn bezoek verhinderd zal zijn of dat het vliegtuig zal neerstorten, want een dergelijke verwachting zou weer van invloed zijn op mijn handelen: ik zou niet zo veel lekkers kopen, want het bezoek komt toch niet en ik zou de gehele vliegreis krampachtig in mijn stoel zitten.

Ik denk dat het belangrijk is een positieve verwachting van de toekomst te hebben, juist omdat de verwachting het handelen beïnvloedt. Wanneer we handelen naar een positieve verwachting, dan zijn we bezig die positieve verwachting te realiseren, zodat die positieve verwachting doorheen het heden tot een positief verleden kan worden. Nu zou men hiertegen kunnen inbrengen dat dit een exemplarisch voorbeeld is van een roze bril en dat die bril bij enkele tegenslagen heus wel aan diggelen ligt. Voor zulke zwartkijkers volgt dan ook het volgende:

Het zingen van liederen is al zo oud als de mensheid. Liederen zijn dus waardevol. Zouden liederen niet waardevol zijn dan zou de mensheid vast niet zijn gehele bestaan gezongen hebben. Aan zaken die waardevol zijn hecht men waarde. Van waarde kan men waarden maken. Uit waarden volgen normen. Normen kunnen we accepteren of verwerpen.

Welnu, het lied is de waarde en als wij het lied als norm accepteren, dan kunnen we voortaan net als Elvis zeggen: “De dag van vandaag eindigt niet zonder lied en de dag van morgen begint niet zonder lied”.

Meike Oosterwijk studeert wijsbegeerte en is schrijfster/dichteres in wording.

noten:

  1. Aurelius Augustinus, Belijdenissen, vertl. Gerard Wijdeveld, Ambo/Amsterdan, 6de druk, 2002, p 272
  2. ibid., p 286
  3. ibid., p 286
  4. ibid., p 285
  5. ibid., p 277

2. Kwanten in de kristallen bol - Ger Vertogen

Onlangs bezocht ik een informatiebijeenkomst over theoretische natuurkunde. Ik was benieuwd hoe mijn collegae de voorlichting zouden aanpakken. De bijeenkomst begon met het verhaal over de verwekking van ons heelal door Toeval uit het Niets via de Oerknal en zijn loop tot nu toe. De bedoeling hiervan was duidelijk: denk vooral niet te licht over de betekenis van de fysica. Haar theorie heeft ons de lang verbeide waarheid gebracht. Een treurige vertoning, fysici behoren beter te weten. Fysica is niet op te vatten als de kristallen bol uit de waarzeggerij. Zij geeft geen antwoord op de vraag naar de zin van ons bestaan. Je kunt niet doen alsof er geen kwantumtheorie na de Verlichting is gekomen. Die paradigmawisseling ontkennen is hoogst bevreemdend. Waarom misbruiken veel fysici hun indrukwekkende wetenschap door de rol van de kwanten te negeren?

De kristallen bol

Hermann von Helmholtz, de rijkskanselier van de Duitse fysica in de tweede helft van de negentiende eeuw, zei: “Het einddoel van de natuurwetenschap is om de bewegingen die aan alle veranderingen ten grondslag liggen en hun drijvende krachten te vinden, met andere woorden om in mechanica over te gaan.” Met het begrip mechanica doelde hij op de bewegingsleer van Newton. Zijn uitspraak sluit naadloos aan bij de gedachtewereld van de Verlichting. Volgens die visie is de werkelijkheid een gesloten systeem van uitsluitend stoffelijke dingen. En dat alles, levende wezens incluis, ondergaat processen die worden geregeerd door wetten van oorzaak en gevolg. Deze ‘verlichte’ boodschap is neergelegd in het gezaghebbende wiskundige tekenschrift, een voor de leek ontoegankelijke taal. Metaforisch is ze te verwoorden als: “natuurwetenschap is een kristallen bol waarin verleden en toekomst van onze kosmos zichtbaar zijn.”

Sinds de uitspraak van Von Helmholtz heeft het materialistische verhaal nog aanzienlijk aan kracht gewonnen. Wij denken ons niet langer atomen zoals in de Oudheid, wij ‘zien’ ze zelfs. Of beter uitgedrukt: met het atoomconcept kunnen wij de verschijnselen, die onze experimenten oproepen, aannemelijk verklaren. Onze drang tot verklaren en verbeelden verleent dus realiteit aan het atoom. Wij en onze werkelijkheid zijn niets anders dan een toevallige samenklontering van atomen. Mensen zijn niet meer dan nietige wezens op een onbeduidende planeet ergens in een zinloos, liefdeloos en onpersoonlijk heelal. En die boodschap zullen we weten ook. Kijk maar naar de propaganda hiervoor middels natuurwetenschappelijk onderwijs, suggestieve films en populair-wetenschappelijke boeken. Een prachtig voorbeeld van hoe consensus overgaat in onderwijs dat vervolgens verwordt tot indoctrinatie.

De kristallen bol is een goudmijn voor de natuurwetenschappelijke gemeenschap. Immers, onze maatschappij zoekt naar nieuwe zekerheden na haar afdanking van het filosofisch en theologisch gedachtegoed van eeuwen. Traditiemoord heeft zo haar consequenties. De nieuwe zekerheid is nu de natuurwetenschap als antwoord op de laatste vragen. Dat betekent veel geld voor de natuurwetenschap. Gigantische subsidies voor peperdure experimenten op het gebied van de hoge-energiefysica en de kosmologie worden verstrekt. Zo kost de jacht op het Higgs-deeltje alleen al miljarden euro.

Kwanten

Om in een kristallen bol te kunnen kijken is licht nodig. En, o ironie, dit licht maakt duidelijk dat onze metafoor niet opgaat. Onderzoek aan gloeiend metaal leert dat de uitgestraalde lichtenergie op een bepaalde manier is verdeeld over de diverse kleuren. In 1900 verklaarde Max Planck deze verdeling met de aanname dat de energie van een kleur is opgebouwd uit brokjes energie, ofwel kwanta. De grootte van een dergelijke kwant wordt bepaald door de kleur en een fysische grootheid die nu bekend staat als de constante van Planck.

Maar, een natuurkundige grootheid meer of minder, doet dat er werkelijk principieel toe? De negentiende-eeuwse fysica mag dan de constante van Planck niet hebben gekend, grote triomfen heeft ze wel degelijk gevierd. Denk aan de komst van de theorie van elektriciteit en magnetisme die de elektrotechniek heeft mogelijk gemaakt. Toch was deze fysica aan ernstige revisie toe. Het opkomende onderzoek aan atomaire processen toonde namelijk de essentiële rol van de nieuwe grootheid klip en klaar. De mechanica van Newton moest worden herzien. Een nieuwe bewegingsleer moest worden geformuleerd rond de constante van Planck.

De zoektocht naar de nieuwe leer, de kwantummechanica, eindigde een kwart eeuw na de vondst van Planck. De rol van zijn constante blijkt opmerkelijk. De nieuwe bewegingsleer is niet langer deterministisch maar statistisch van aard. Zij moet als een kanstheorie worden geïnterpreteerd. De kwantumtheorie blijkt ongekend succesvol. Ze beschrijft niet alleen de atomaire verschijnselen maar leidt ook tot de technologie van laser, elektronenmicroscoop en chip. Maar ze doet nog veel meer. Haar kwanten vertroebelen de kristallen bol.

De troebele bol

De statistische aard van de kwantumtheorie stelt onze gebruikelijke perceptie van de werkelijkheid ter discussie. Het opgeven van de ‘oorzakelijkheid’ of ‘causaliteit’ brengt mee dat we ervan moeten afzien atomaire processen te begrijpen door hiervan in gedachten beelden te vormen die met de realiteit overeenstemmen. Dit betekent dat het bestaan van de fundamentele objecten van de kwantumtheorie, zoals atomen en elektronen, afhankelijk is van de waarnemer en zijn waarneming. Het loslaten van de ‘oorzakelijkheid’ heeft dus enorme consequenties. Automatisch worden hierdoor de begrijpbaarheid en de realiteit van de geïntroduceerde begrippen ter discussie gesteld. Onbesmette klassieke begrippen als ‘golf’, ‘deeltje’, ‘positie’ en ‘hoeveelheid van beweging’ blijken nu beperkt houdbaar.

De kwantumtheorie stelt kortweg dat wij de wereld niet kunnen bekijken zonder haar te beïnvloeden, ofwel de subject-object relatie is problematisch geworden. Dat inzicht trekt zelfs de toekomst van de fysica in twijfel. Daarnaast benadrukt de kwantumtheorie het unieke. Bepaalde experimenten zijn niet reproduceerbaar. Bijgevolg verwijst zij het mechanisch-deterministische wereldbeeld van de negentiende eeuw naar de schroothoop. Immers, statistiek doet geen betrouwbare uitspraak over verleden en toekomst. Of in metaforische termen: “de kwanten maken de kristallen bol waardeloos vanwege de mist die zij leggen over verleden en toekomst.”

De meeste grondleggers van de kwantumtheorie hebben zich uitvoerig beziggehouden met de filosofische problemen die deze theorie opwierp. Zij zagen direct in dat het mechanisch-deterministische wereldbeeld onhoudbaar was in het licht van de kwantumtheorie. Wel verschilden zij onderling van mening over de richting waarin een oplossing moest worden gezocht. Kennelijk nemen nu de meeste fysici hun argumenten niet langer serieus, alhoewel er geen fundamenteel nieuwe theorie is geformuleerd. Waarom niet? Op die intrigerende vraag geven zijzelf antwoord. Volgens hen garandeert hun eigen ervaring met wetenschappelijk onderzoek de objectieve werkelijkheid van hun theorieën, dus ook van de kwantumtheorie. Kenleer of kritische reflectie zijn irrelevant voor hen. Natuurlijk zien zij in dat het beeld van de werkelijkheid moet worden bijgesteld aan de hand van nieuwe gegevens. Maar onverlet blijft hun geloof in de objectieve werkelijkheid van hun nieuwe theorieën. Deze vorm van fundamentalisme heet primitief realisme.

Heidegger

Volgens Heidegger kunnen natuurwetenschappers niet denken. Daarmee bedoelde hij niet calculerend maar bezinnend denken. Ik weet niet wat hij precies onder natuurwetenschappers verstond, maar voor de waarzeggers onder hen gaat die observatie wel op. Het Oerknalverhaal is geen feitelijk verslag van de geschiedenis van ons universum sinds de dagen van olim maar veeleer een mythe. Het bezinnende denken van de grondleggers van de kwantumtheorie leidt tot deze conclusie. Het statistisch karakter van deze theorie en haar nadruk op de uniciteit maken de zekerheid van dit verhaal tot een farce. In wezen zegt hun visie: “laat het leven op je afkomen, het is ten diepste onvoorspelbaar.” Wij kennen het feitelijke verhaal niet en we zullen het nooit kennen. Het mysterie van ons bestaan is en blijft onoplosbaar.

Natuurlijk zijn er voorspellingen mogelijk, maar die betreffen niet het totaal van de werkelijkheid wat dat ook moge betekenen. Natuurkunde biedt een beschrijving van een aantal verschijnselen en op grond daarvan zijn beperkte voorspellingen mogelijk. Zo kan de baan van de planeet Mercurius worden berekend, maar niet het tijdstip waarop de baan is begonnen of zal eindigen. Daarover kan alleen worden gespeculeerd. En dat is geen natuurkunde meer.

Ondanks de filosofische overpeinzingen van de grondleggers van de kwantumtheorie blijft het Oerknalverhaal mede toonaangevend in de levensbeschouwing van velen. Hoe komt dat? Volgens mij is de traditiemoord in onze cultuur hiervoor verantwoordelijk. Zie maar het universitaire onderwijs in de natuurwetenschap. Studenten leren daar voornamelijk rekenen en meten. Voor kennistheorie en reflectie is geen serieuze plaats ingeruimd. Alleen het onderwijs in de kwantummechanica spreekt al boekdelen. Dat vak wordt gepresenteerd als een rekenmethode zonder enige vorm van filosofische reflectie. Geen wonder, want filosofie staat allesbehalve in aanzien bij theoretisch fysici. Het verhaal blijft dus gaan. Voor hoe lang nog?

Prof. dr. Ger Vertogen is hoogleraar theoretische fysica aan de KUN.

3. De rivier

Wanneer het vakantie is, 's zomers, dan keer ik altijd weer, voor even, terug naar mijn ouderlijk huis. Het staat verstopt tussen het groen van de linden, achter een dijk. Die dijk beschermt het huis in de wintermaanden tegen hoog water van de rivier. Dan wordt er geschaatst op de uiterwaarden. Maar nu, op een avond in juli, kabbelt het water rustig voort. Tegen zonsondergang is het heerlijk om er te zwemmen, terwijl de krekels zingen en de muggen dansen. Ik sta tot aan mijn enkels in het water, zoals ik zo vaak doe. Het water stroomt en het licht van de ondergaande zon danst op het water. Twee keer in dezelfde rivier stappen is onmogelijk, maar ik sta er lekker toch maar weer. Alles verandert, ook ik ben niet dezelfde gebleven. Alles stroomt en alles gaat voorbij. Maar toch, zo op die zomeravonden lijkt hetzelfde weer te keren, aan alle verandering voorbij. Het is een geruststellende gedachte, dat het weer eens zo zal zijn, zo op een zomeravond in juli.

Want ze, de rivier, gedraagt zich heus niet altijd even liefelijk; ze grilt en ze gromt, ze spookt en verslindt. Zo gedraagt ze zich als het menselijk leven, dat ook zijn temperamenten kent. Soms kabbel je rustig voort op de stroom des levens, maar hoe vaak word je niet meegesleurd? Soms, zonder het zelf te weten, want juist op die momenten raakt men zichzelf kwijt, verlies je je in kolkend water, je heer en meester wanend op je eigen schip, om dan toch schipbreuk te lijden op de eerste de beste rots. Dan dobber je verder op een vlot van wrakhout; een paar overgebleven balken en een stukje zeil als vlag. Aan de gedachte, dat dan ook datzelfde weer kan keren, ga je snel voorbij. Maar keer op keer zijn dit de momenten die wederkeren, als leven, als les, in de stuurmanskunst. Keer op keer zijn dit de momenten om van te leren en totdat je leert zul je zien dat hetzelfde wederkeert.

Dobberend op mijn vlot, zo op een zomerse avond in juli, kabbelt het water weer rustig voort. Dromend over de dag van morgen, en geen rots die mij nu stoort. Wat de toekomst mij zal brengen, ach dat weet ik niet. Zolang ik maar kan sturen en niet vastloop in het riet. Wat de toekomst mij zal brengen? Dat weet ik niet. Maar dat is ook niet erg, zolang ik maar geniet.

Meike Oosterwijk

4. Interview Vitalis Nijmegen - Peter van Oostrum

Een interview met Angela Koning, coördinatrice van het Vitalis project

Toekomst. Kinderen hebben de toekomst. Maar om zich op die toekomst voor te bereiden hebben ze hulp nodig van volwassenen. Door met kinderen om te gaan voed je ze op en bereid je ze voor op de toekomst. In sommige gevallen lukt het echter niet om als ouders voldoende aandacht voor een kind op te brengen. Dat kan komen doordat de ouders zelf al hun energie kwijt zijn aan het één of andere probleem. Die problemen kunnen bestaan uit relationele problemen, schulden, ziekte of opvoedingsproblemen bij een broertje of zusje. Om te voorkomen dat zo´n kind bij gebrek aan aandacht een ondergeschoven kind wordt, zelf ook in de problemen komt en professionele hulp nodig gaat hebben is het nodig dat zo´n kind extra aandacht krijgt van een volwassene van buiten het gezin. Vitalis is een project dat precies dat probeert te realiseren door vrijwilligers te koppelen aan kinderen. Kort geleden is het project genomineerd voor de jaarlijkse prijs die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toekent aan een innovatief project ter verbetering van de kwaliteit in de publieke sector.

De vrijwilligers van Vitalis gaan samen met een kind een jaar lang elke week ongeveer vier uur lang iets leuks doen. Dat kan van alles zijn; een keertje naar de kinderboerderij, een bezoek aan een bibliotheek of museum of gewoon een potje voetballen of kaarten.

Angela Koning, de coördinatrice van Vitalis, heeft jarenlang in de jeugdhulpverlening gezeten, eerst als groepsleidster, daarna is ze gaan werken als speltherapeute in een behandelingsinstelling. Nadat ze les is gaan geven aan de post-HBO opleiding speltherapeute, heeft ze een eigen praktijk opgericht waarin de begeleiding van ouders en kinderen centraal staat. Op dit moment werkt ze naast Vitalis ook voor Bureau Jeugdzorg.

Wat is uw functie binnen de organisatie?

‘Ik ben de coördinator van het project. Mijn belangrijkste taak is vrijwilligers werven en ze aan de kinderen koppelen. Ik werk nieuwe vrijwilligers in en tijdens het jaar begeleid ik ze. Die begeleiding vindt plaats in de vorm van een maandelijkse groepsbegeleiding. Ideeën uitwisselen. Indien daar behoefte aan is vinden er ook individuele gesprekken plaats.

Daarnaast zorg ik voor de financiële kant en onderhoud ik contacten met de verwijzers, die de kinderen aanmelden.´

Hoe vindt die koppeling tussen vrijwilligers en kinderen plaats?

‘Op het aanmeldingsformulier staat per kind wat ze graag willen doen. Dat staat ook op het formulier van de vrijwilligers en dat wordt gematched. De formulieren van de kinderen worden ingevuld door de ouders samen met de verwijzers, Bureau Jeugdzorg, maatschappelijk werk, huisarts, de onderwijzer etc. Als er een match gemaakt is zie ik het kind zelf ook in de thuissituatie.’

Nieuwe vrijwilligers krijgen ook een korte cursus van drie dagdelen om goed op hun taak voorbereid te zijn. Verder vindt eens in de zoveel tijd een informatiebijeenkomst plaats waar aspirant-vrijwilligers worden geïnformeerd.

Vanwaar de naam Vitalis?

´´Vitalis´ komt uit het boek ´Alleen op de wereld´ waarin het kindje Remy gaat zwerven en dan in contact komt met een volwassen zwerver, Vitalis, en deze laat het kind de wereld zien.’

Wat vinden de ouders van het project?

´Voorwaarde voor deelname is dat de ouders akkoord gaan. Vaak zijn ze blij dat hun kind extra aandacht krijgt. Het wordt positief ervaren dat de begeleiding door normale mensen, dat wil zeggen, niet een professionele begeleider gedaan wordt. De ouders zien wel in dat ze zelf het kind niet de aandacht kunnen geven die het nodig heeft.

Voor de vrijwilligers moet het niet te moeilijk zijn, de kinderen hebben zelf geen professionele hulp nodig. Als het kind zelf ook problemen heeft mogen deze niet te ingewikkeld zijn. Het is juist de bedoeling deze kinderen tijdig te helpen zodat ze niet echt in de problemen komen. De vrijwilligers wordt ook aangeraden zich bewust afzijdig te houden van de problematiek van de ouders, het is namelijk de bedoeling de kinderen uit de druk van de problematische omgeving te halen en ze eens iets leuks te laten doen.

Er was bijvoorbeeld een jongen die moeilijk contact kon maken met leeftijdsgenootjes. Maar door positieve ervaringen met een vrijwilliger werd hij er vaardiger in en kreeg meer contacten met leeftijdsgenootjes en werd hij zelfs uitgenodigd voor verjaardagspartijtjes. Verder vond hij het op een gegeven moment vervelend om te moeten stoppen met buitenspelen om met de vrijwilliger mee te gaan. Ouders vinden het natuurlijk fantastisch om hun kind zo te zien opbloeien. Een ander voorbeeld is een Vietnamese vader die naar voorbeeld van de vrijwilliger zijn kind meenam naar het zwembad.

Er was ook een meisje dat licht verstandelijk gehandicapt was en door haar puberteit niets van haar ouders aannam. Nadat ze met een vrijwilliger mee was geweest bloeide ze helemaal op en die vrijwilliger wordt nu nog door de ouders betaald om het meisje te begeleiden vanuit haar persoonlijk budget.’

Hoe groot is het project?

‘Meestal zijn er ongeveer 25 vrijwilligers bezig kinderen te begeleiden. Maar nu in de vakantieperiode zijn het er wat minder. Er zijn momenteel te weinig vrijwilligers dus er is een wachtlijst. Als er een nieuwe vrijwilliger is wordt op de lijst gekeken naar het meest geschikte kind, het kind dat het beste bij de vrijwilliger past. Het blijkt vooral moeilijk te zijn mannelijke begeleiders te vinden voor jongens, van een jaar of twaalf, dertien. Deze komen veelal uit één-ouder gezinnen waarbij alleen de moeder over is en die een mannelijk rolmodel nodig hebben die met ze gaat voetballen en ravotten.

Voor allochtone meisjes wordt integratie in de samenleving gezocht terwijl voor de jongetjes vooral wordt gezocht naar afleiding zodat ze leren wat ze kunnen doen met hun vrije tijd.’

Wat voor een soort mensen doet dit soort vrijwilligers werk en wat motiveert ze?

‘De vrijwilligers zijn van een jaar of 20 tot 67 jaar oud, heel gevarieerd, veel studenten maar ook werkende mensen. Ongeveer tweederde van de vrijwilligers is vrouw. Ze moeten wel een verklaring van goed gedrag hebben. En verder moeten ze natuurlijk wel een beetje betrouwbaar zijn zodat ze het kind niet halverwege in de steek laten. Het zijn meestal erg actieve mensen die er graag op uit trekken.

Ongeveer de helft van de vrijwilligers is student. Zij gaan meestal één of twee jaar mee. De werkenden blijven nog langer. Het project loopt nu zes jaar, in het begin werd het gefinancierd door fondsen zoals dat van de kinderpostzegels, sinds een jaar krijgt Vitalis subsidie van de gemeente.

De vrijwilligers zijn mensen die het sowieso leuk vinden om met kinderen om te gaan. Ze beleven vooral veel plezier aan het begeleiden van de kinderen. Voor sommigen is het nuttig om praktijkervaring op te doen met het begeleiden van kinderen. Ze krijgen veel waardering van de kinderen die het leuk vinden dat ze aandacht krijgen van vrijwilligers. Dat een volwassene de moeite neemt om helemaal speciaal voor hen langs te komen geeft hun een enorm gevoel van eigenwaarde. Waardering van de ouders die erg blij zijn dat hun kind extra aandacht krijgt en natuurlijk van mij. Soms wordt het begeleiden in het weekend gedaan. Veel studenten begeleiden in het eerste paar jaar van hun studie en stoppen op het moment dat ze stage gaan lopen of moeten afstuderen. Vaak vindt de begeleiding ook ‘s avonds plaats. Voor studenten die een stageplek zoeken in jeugdbegeleiding is het goed voor hun kansen, het staat zogezegd goed op het CV. HBO studenten kunnen een kind begeleiden als stage. Maar ook voor andere studenten is het leuk voor de afwisseling en staat het soms ook goed op het CV.’

Geïnteresseerden kunnen aanvullende informatie en een aanmeldingsformulier aanvragen.

Bellen kan naar 024-3232751 of mailen naar RoetersKoning@mailbox.kun.nl

Peter van Oostrum is student Technische Natuurkunde aan de UT in Enschede en student Filosofie aan de KUN.

5. Een kerk van studenten - Theo Koster o.p.

Het Latijn heeft voor ons begrip ‘toekomst’ twee woorden: futurum en adventum. In de kerken is het tweede woord bewaard gebleven in de aanduiding van de periode voor Kerstmis, de advent, een tijd vol verwachting en uitzien naar wat op ons toekomt. Futurum is de toekomst zoals deze in onze agenda staat, het resultaat van onze planning. Kerken zijn verstrikt geraakt in hun agenda en futuristisch geworden in de zin dat zij eenzijdig de toekomst als futurum omarmen. Wat zou er gebeuren als zij oog krijgen voor wat op hen toekomt?

Dit jaar was de barbecue, een onderdeel van de mentorentraining (introductie) in de tuin achter ons gebouw aan de Erasmuslaan. Enige dagen later vertelde de verantwoordelijke voor de organisatie van deze barbecue me, dat menig mentor haar had verteld hoe gezellig het was geweest; dat dit kan in de Studentenkerk en een studentenpastor zomaar naast je op de grond komt zitten werd gewaardeerd en wekte verbazing. Of het hiermee samenhing weet ik niet, maar ondanks opnieuw een inkorting van de introductietijd kwam ruim 10% van de 2300 studenten die dit jaar aan de introductie meededen een uur naar de Studentenkerk voor een kennismakingsmeditatie. Deze voorbeelden kan ik met andere aanvullen. Dezelfde kerk die in de ervaring van talloze studenten volkomen buiten hun leefwereld staat blijkt hen tegelijk iets te bieden te hebben, waar zij in groten getale op af komen. Wat is hier aan de hand?

Als het klopt dat jongeren de toekomst van een instituut of organisatie zijn hebben de kerken nauwelijks toekomst. Slechts een gering percentage studenten noemt zich uitdrukkelijk christen en is in kerkelijk verband actief. In de kleine reformatorische kerken vind je hen en in verbanden als Ichtus, de Navigatoren, de Werkgroep Katholieke Jongeren of Emmanuel, verbanden die allen behoudend van karakter zijn. Deze verbanden kom je tegen in de wereld waarin jonge mensen vertoeven, op bijvoorbeeld manifestaties, maar het gros van de jongeren gaat eraan voorbij, omdat zij niet vinden wat zij zoeken in het aanbod van deze organisaties. De grote kerken komen zij in hun leefwereld niet tegen en zij zullen deze zelf niet opzoeken. Waar het om de future gaat hebben deze kerken afgedaan.

Studenten zijn erg met hun toekomst bezig. Deels hangt dit samen met hun leeftijd en status; zij zijn jong en zich aan het voorbereiden op een toekomstig werkveld. Hierin verschillen zij niet van studenten in vroeger eeuwen. Nieuw is, en dit delen zij met hen die in de huidige samenleving verantwoordelijkheid dragen, namelijk de generatie van hun ouders, dat onze samenleving beheersbaar is geworden. Waar dit maar kan worden risico’s uitgebannen en spelen we op safe; onthand zijn we als iets anders loopt dan gepland. Nog even en je wordt moreel verplicht een mobieltje bij je te hebben, zodat je tijdig kunt melden dat je later komt vanwege een treinvertraging of file. De werkelijkheid wordt in het verlengde van het denken ervaren. Niet zozeer met geven hebben moderne mensen problemen, want dat heb je zelf in de hand; veel lastiger is het ontvangen. Dit geldt zowel voor materiële zaken als voor complimenten en kritiek.

Jonge mensen zijn niet gek. Uit ervaring weten ze, wat op één van de eerste bladzijden van de bijbel al gezegd wordt: Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Een mens wiens leven totaal door het hoofd beheerst wordt is alleen en kent geen plezier of verdriet. Maar hoe zorg je, dat je niet in dit isolement komt en waar is er perspectief indien dit toch gebeurt? Ik zie op dit punt mogelijkheden en een belangrijke taak voor de kerken.

Zolang kerken hun agenda laten bepalen door de wil te overleven, door wijsheden als ‘wie de jeugd heeft heeft de toekomst’ en door de gedachte te koesteren dat het eigen bestaan vanzelfsprekend is, gedragen zij zich futuristisch en is er voor deze kerken weinig ruimte. Zij doen dan hetzelfde als vele anderen om hen heen die daarin vaak bedrevener zijn. Dit geldt ook voor de eerder genoemde behoudende kerken en organisaties, zij het dat het bij hen minder opvalt en voor de hand ligt. Zo zag ik op de markt waarmee de introductie begon op de ruggen van de aanwezige Navigatoren met grote letters gedrukt staan: cogito ergo credo. Geloof in het verlengde van het denken… Dit doorborduren op Descartes kan ik verstaan als nog meer van hetzelfde: een niet alleen zeker zijn van de nabije toekomst, maar zelfs van wat er zijn zal na de dood.

Kerken hebben studenten en niet-studenten iets te bieden op het vlak van toekomst als adventum. Wie belijdt dat God aan de oorsprong staat van zijn bestaan en meer nog, dat deze God jou gewild heeft met al jouw eigenaardigheden blijft zich verbazen over wat hij in zichzelf en in de mensen om hem heen aantreft. Voor wie gelooft in God wordt het leven hier en nu nooit vanzelfsprekend, dus ook niet de toekomst. Daarmee wil ik niet beweren, dat gelovigen er voortdurend rekening mee houden, dat God ingrijpt, integendeel. Persoonlijk zou ik denk ik van mijn geloof afvallen als de God in wie ik geloof rechtstreeks in mijn leven zou ingrijpen; dat doe je immers niet bij iemand van wie je houdt. Met ‘nooit vanzelfsprekend’ wil ik zeggen, dat gelovigen zichzelf niet wijs maken, dat zij hun eigen leven in de hand hebben, laat staan dat van een ander, laat staan wat komen zal. Zij weten, zoals ieder dit kan weten, dat leven grillig is, vol risico’s; voortdurend zijn zij bezig zich met dit weten te verhouden. Dat is een kunst. Deze kunst, levenskunst, is niet enkel aan gelovigen voorbehouden. Maar bij hen mag je verwachten, dat zij deze kunst beoefenen. Om die reden zijn kloosterlingen, in de ogen van veel jongeren gelovigen bij uitstek, voor hen intrigerend. Jongeren zijn niet gek, tikte ik zojuist; zij ervaren aan den lijve hoe onzeker en riskant hun eigen leven is, maar het ontbreekt hen aan plekken om dit te delen en zich in de omgang ermee te bekwamen. Veel studenten zijn op dit punt erg alleen. Enkel de bijzondere vriend(in) wordt in vertrouwen genomen en zelfs die mag niet altijd het achterste van deze tong zien; het alternatief is de eenzaamheid of de therapeut.

Geloven doe je niet alleen. God wordt zichtbaar in mensen die net als ik met vallen en opstaan ontdekken, dat zij door Deze gedragen worden. God draagt me, niet de kerk. Ik geloof dan ook niet in de kerk, maar leer te vertrouwen op God. De kerk kan me daarbij helpen. Ik vind er lotgenoten. Ik kan er de momenten vieren waarop ik blaak van vertrouwen en er de momenten delen waarop het me aan vertrouwen ontbreekt. Ik word er wakker geschud als ik te midden van mijn eigen zekerheden in slaap ben gevallen en kan bij een ander bij wie het vertrouwen is gaan sluimeren dit opnieuw wekken. Als dit alles klopt, waarom doen kerken het bij studenten dan zo slecht?

Laten we kijken naar de Studentenkerk om verheldering te krijgen. Studenten die regelmatig aan een activiteit van de Studentenkerk meedoen – hun aantal is het afgelopen seizoen opnieuw toegenomen - lopen hiermee niet te koop. Daar is ook geen zinnige reden voor. Vreemd wordt het pas, als studenten moeite doen om verborgen te houden aan hun medestudenten, dat ze bij de Studentenkerk betrokken zijn. Ik kan geen zinnige reden bedenken waarom je je zou schamen, als je in de Studentenkerk iets goeds ervaren hebt. Toch gebeurt dit; ik stel het met verbazing vast.

Zelf schaam ik me er niet voor maar erger ik me wel regelmatig aan de wijze waarop mijn kerk zich opstelt. Of het nu om het homohuwelijk gaat, condooms in Afrika of de vrouw in het ambt, om maar enkele items te noemen, steeds is de toon defensief en agressief, alsof men zich aangevallen voelt. Wat maakt Rome en mijn bisschoppen zo bang? Wat hebben zij te verdedigen? Of ontbreekt het hen aan dat vertrouwen in God, waar zij de mond zo van vol hebben? Als je vertrouwt hoef je toch niet bang te zijn voor wie op jou toekomt? En als je (nog) niet vertrouwt is de kans groot dat er een lotgenoot op je afkomt die net als jij zoekt naar levensgeluk, kun je van die ander wellicht iets leren en heb jij die ander iets te bieden.

Voor een aantal studenten is de Studentenkerk een plek, waar het goed toeven is; je hoeft er je niet groot en opgeblazen te voelen noch minderwaardig. Niet allereerst de professionals, de studentenpastores, scheppen deze ruimte. De beste bruggenbrouwers naar andere studenten en goede antennes voor wat op ons toekomt zijn studenten zelf. Dat hebben we het afgelopen seizoen gemerkt bij een aantal activiteiten, die door studenten zijn begonnen en werden gedragen; dit blad is hiervan een voorbeeld. Hoe we dit vruchtbaar kunnen uitbouwen heeft de hoogste prioriteit van het team en is onderwerp van mijn studieverlof, dat in december begint. Ik verwacht een spannende en boeiende toekomst voor een kerk op de campus, die werkelijk ook kerk van studenten is.

6. Visionair van de toekomst - Interview met Rudolf Das, een heer op leeftijd met een zeer duidelijke eigen visie op de toekomst - Wouter Grijm

Op dinsdagavond arriveer ik bij het huisadres van de heer Das en word warm onthaald door hem en zijn vrouw. Hoewel de heer Das de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd is, is hij nog steeds werkzaam als technisch illustrator, ontwerper en futuroloog en actief op verschillende gebieden. De gebroeders Das, Rudolf en Robbert, zijn een eeneiige tweeling en hebben al vanaf hun jeugd een talent voor techniek en tekenen. Met hun tekentalent, kennis van luchtvaart- en autotechniek en eigenwijsheid, die ze al als student ten toon spreiden, starten ze in 1952 een eigen merkenbureau. Veel tekeningen en schetsen die zij maken van voertuigen en civieltechnische constructies zoals bruggen, schepen en gebouwen, worden gepubliceerd zonder een vorm van copyright. Het motto “free to grab” wordt met passie uitgelegd als het gaat om het beschikbaar stellen van visies en ideeën aan de gemeenschap.

“Ons leven zien we als een opeenstapeling van gelukskansen. We worden geboren in een welvarend en rijk land, in een gelukkig gezin, we hebben bepaalde capaciteiten meegekregen en een enorme creativiteit die we kunnen ontwikkelen, en een aantal gebeurtenissen in ons leven leidt ertoe dat we wereldfaam krijgen als illustrators. Er zijn veel bedrijven geweest die al hun ideeën van patent hebben voorzien en erg veel energie en geld steken in beschermingsconstructies en advocaten, om met dat patent te verhinderen dat anderen met soortgelijke ideeën iets voor de samenleving kunnen doen. Terwijl het juist naar onze overtuiging de plicht is van een ieder om zijn of haar creativiteit in te zetten voor onze samenleving”.

De beide broers hebben in het verleden een ontmoeting gehad met Walt Disney, destijds al oud en niet meer actief werkzaam, maar wel nog als manager actief in de filmindustrie van de bekende tekenfilms. Zij hadden net hun tekenbureau opgericht met enkele medewekers in vaste dienst om de orderportefeuille nog te kunnen behappen. En zij dachten er zelfs aan om nog meer opdrachten te verwerven en nog meer medewerkers aan te stellen om zo nog meer te kunnen groeien. “No, don’t do that, don’t make that mistake!”, zei Walt. “Zelf ben ik enkel nog maar manager en mag niet eens meer tekeningen maken. Daar zijn nu andere mensen voor. Zorg ervoor dat je altijd zelf je creativiteit kunt uitleven”! Uiteindelijk hebben de broers hun medewerkers laten gaan naar opdrachtgevers of concurrerende bedrijven en zij ze voor zichzelf verder gegaan. “Een betere keus hadden we niet kunnen maken, maar destijds dachten we er heel anders over. Geluk zit hem in de kleine dingen, in het tevreden kunnen zijn met je omgeving en in waardering hebben voor andere mensen. Maar mensen, die zich enkel laten leiden door geld en hebzucht zullen nooit een echt gevoel van geluk kunnen ervaren, dat is mijn stellige overtuiging. Niet nu en niet in de toekomst.”

In het verleden hebben de gebroeders getracht een beeld te schetsen van de evolutie. Als de evolutie van het heelal tot en met heden als een periode van 1 jaar wordt geprojecteerd, dan is de zon pas in de maand september ontstaan. En de ontwikkeling van de mens in de afgelopen 2000 jaar zou dan kunnen worden weergegeven als laatste 4 seconden van de maand december. De technologische ontwikkelingen, de steeds efficiëntere werkwijzen en de vooruitgang spelen zich dus af in een relatief zeer korte tijdsperiode. Eencellige organismen hebben zich gedurende de evolutie ontwikkeld tot meercellige wezens, waarvan de mens er één is. In de evolutie geldt dat de meest sterke en efficiënte soort de heerser wordt. Maar dan rest de vraag wat de heerser doet? De effecten van de menselijke soort en haar activiteiten op Gaia, de planeet aarde, als zelfstandig organisme, nemen desastreuze vormen aan. Bepaalde planten en diersoorten verdwijnen door toedoen van de mens en dit proces is onomkeerbaar.

Nederland is een land waar veel problemen in de samenleving snel zichtbaar worden als gevolg van de beperkte ruimte. Dit dwingt ons ertoe om de derde dimensie, dus de hoogte of de diepte in, efficiënt te gaan gebruiken op een zodanig wijze dat meerdere toepassingen met elkaar worden gecombineerd. Als mensen hebben we meer vrije tijd tot onze beschikking en meer mogelijkheden om onze vrije tijd te benutten. Er rijdt meer blik rond, we willen meer dingen zien, meer reizen, recreëren, groter wonen en meer natuur in de directe omgeving. Maar als het hebben gaat overheersen worden we er niet gelukkiger op. Hoezeer we ons ook technologisch en materieel ontwikkelen. “Ik heb me niet kunnen voorstellen dat het leven zich zo zou ontwikkelen als het zich heeft ontwikkeld, maar ik heb wel altijd gedacht en gehoopt te kunnen doen wat ik tot nu toe heb gedaan. Vanaf het prille begin hebben we, mijn broer en ik, verkondigd dat we in Nederland onze bouwstijl en denkwijze moeten aanpassen aan de omstandigheden. Al jaren lang promoten we de heuvelbouw, waarbij in een piramidevorm woningen gestapeld worden, elk met vrij uitzicht, een balkontuin aan de buitenzijde en met faciliteiten als parkeerruimte, werkruimte, winkels, sociale voorzieningen en dergelijke in het binnenste van de piramide. En we zien het werkelijk als een kroon op ons werk als er één idee van ons werkelijkheid wordt. We creëren circa vier maal zoveel woningen per oppervlakte-eenheid als in de traditionele bouw. Maar kennelijk is de opzet van de saaie Vinex-locaties nog steeds in trek bij de projectontwikkelaars en gemeenten. Alhoewel, nu we in de gemeente Houten een dergelijk wooncomplex realiseren komen andere gemeente geïnteresseerd informeren. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.”

Wij mensen blijven kuddedieren en er zullen bijzondere leiders nodig zijn om ons soort mensen naar een hoopvolle toekomst te leiden. Er zal nog heel veel veranderen in de komende decennia. Maar gelovend in een universele orde en samenhang is er het vertrouwen dat de mens, al lerend en elkaar helpend, in staat is om haar bestaan in dienst van de toekomst te stellen. Gaia leeft en zal niet ondergaan. Dus er is hoop voor de toekomst. En voor de mens.

7. Blik op de toekomst - Judith Soons

Dit lijkt me een toepasselijk citaat om mee te beginnen: ‘Je ogen niet sluiten voor wat is geweest, maar de toekomst met open blik tegemoet treden’. Iemand schreef het aan mij, toen ik het nodig had. Hoewel iedereen de hele dag bezig is zijn toekomst te bepalen, wilde ik liever niet vooruit kijken in de angst dat ik redenen zou vinden waarom het niet goed zou gaan. Ik wist bijvoorbeeld niet welke studie ik moest gaan doen en in welk beroep ik terecht wilde komen. Naarmate mijn studie vorderde werd de druk om een beslissing te nemen steeds groter. Immers, hoe verder je vooruit gaat, hoe minder makkelijk je terug kunt als je merkt dat je op de verkeerde weg bent. Dat is het enge van de toekomst; iedere keuze die je maakt, sluit andere keuzes af. De weg van de toekomst is altijd vooruit en nooit terug.

Je kunt daarom je ogen niet sluiten voor wat is geweest. Wat je eenmaal geleefd hebt, heeft je gevormd en die vorming is niet meer ongedaan te maken. Het feit dat je op kamers bent gegaan, heeft je veranderd. Misschien ben je zelfstandiger geworden, kritischer, of eenzamer. Die ervaring zal je blijvend beïnvloeden. Als je bijvoorbeeld opnieuw bij je ouders zou gaan wonen, ben je niet meer dezelfde als op het moment dat je op kamers ging wonen en zal je het ook anders ervaren.

Wat je op het ene moment doet, bepaalt dus wat er op een volgende moment zal gebeuren. Daarom is het van belang om goede keuzes te maken. Echter, om een goede keuze te maken zou eigenlijk aan twee voorwaarden voldaan moeten worden. Ten eerste zou het erg handig zijn om in de toekomst te kunnen kijken, zodat je aan de hand van deze informatie kan kiezen. Aan deze voorwaarde kan - behalve in paranormale gevallen - natuurlijk niet worden voldaan. Je kunt een voorspelling doen op basis van allerlei statistische en/of intuïtieve gegevens, maar dit geeft geen volledige zekerheid. Levenspaden hebben soms onverwacht rare kronkels en daar kun je in je berekeningen niet altijd rekening mee houden. Dit te weten leert aan zekerheidszoekers zoals ik om meer open te staan voor wat komen gaat. Hoewel er geen andere mogelijkheid is dan gewoon te wachten op wat komen gaat, vind ik dat moeilijk en ik heb bewondering voor mensen die met zo’n open en misschien nieuwsgierige houding de toekomst tegemoet gaan.

Een tweede voorwaarde waaraan voldaan moet worden om een goede keuze te kunnen maken, is weten wat je met die keuze wil bereiken. Je moet dus weten wat je wilt; je moet het hoogste doel weten waar je naar toe wilt en daar andere beslissingen op afstemmen. Dat klinkt heel simpel, maar dat is eigenlijk heel ingewikkeld. Stel: je hoogste doel is gelukkig worden. Hoe word je gelukkig? Door later een leuke werkplek te hebben. Hoe kom je aan een leuke werkplek? Een leuke studie kiezen. Simpel. De moeilijkheid zit in de bepaling van wat leuk is. Hoe weet je nou of je gelukkiger wordt van geneeskunde, van civiele techniek of culturele antropologie? Om hierop een antwoord te krijgen, moet je je hart volgen. Dat is echter makkelijker bedacht dan gedaan, in ieder geval voor mensen die zoals ik wat rationeler zijn ingesteld. Mijn hart geeft geen antwoord als ik eraan vraag wat ik moet gaan studeren. Althans, het antwoordt niet op een manier die ik begrijp. En daar zit volgens mij de sleutel voor deze kwestie.

Als je jezelf en je eigen ‘taal van het hart’ begrijpt, weet je wat je wil. Een open blik voor de tekens die je hart je geeft is in dat proces onontbeerlijk. Op een gegeven moment weet of begrijp je hoe je reageert als je iets wel of niet leuk vindt, als je jezelf goed observeert. Daarnaast moet je er op vertrouwen dat het lot zich naar jouw wil zal schikken met of zonder jouw invloed. Vervolgens zul je automatisch keuzes maken die naar dat doel leiden, ongeacht de situaties die je in je leven tegenkomt. Dat kan via vreemde en onverwachte wegen gaan, maar uiteindelijk zul je komen waar je wilt zijn, omdat je steeds een beslissing neemt die je dichter bij je doel brengt. En dan word je steeds gelukkiger; je hebt immers een doel bereikt dat je écht wilde bereiken.

Judith Soons is afgestudeerd psychologe en student geschiedenis aan de KUN.

8. Lezers over het thema

De Liefde is altijd om ons heen

“Here we are on planet Earth – what are you going to do with yourself now? This is your life. How are you going to live it?”

Van 3-24 juli ben ik in Finkenwerderhof geweest. Finkenwerderhof is een plaatsje in Duitsland. In deze periode werden er workshops gegeven door Paul Lowe. Paul Lowe is een spirituele leraar, ook wel guru genoemd, die de hele wereld rondreist om ons te vertellen en uit te dagen hoe we meer potentieel uit ons leven kunnen halen. Bovenstaande citaat is een vraag en tegelijkertijd een uitnodiging naar ons toe. In de workshops is er ruimte om plezier te maken, maar vooral om jezelf beter te leren kennen. Hij vertelt, nodigt uit, stimuleert en geeft bovenal feedback. Wat de workshops precies inhouden is moeilijk uit te leggen. Iedereen zal het weer anders, op zijn eigen manier, beleven. Meer informatie over zijn werk is te verkrijgen op de website www.ineachmoment.com.

Zelf ben ik voor de tweede keer naar Paul Lowe geweest. Als ik terug kijk is het een goede tijd geweest. Een tijd waarin ik veel plezier heb gehad en veel heb gelachen. En daarmee bedoel ik echt gelachen; iets wat ik eigenlijk veel te weinig doe. Het was een tijd waarin ik naast ups ook downs heb gekend. Zowel goede als slechte eigenschappen werden zichtbaar. De kracht van de workshops is dat je hierover met elkaar, in totaal waren er 90 mensen, kunt praten. Over je eigenschappen en gevoelens praten betekent vaak een stukje kwetsbaarheid prijsgeven. Iets wat voor ons vaak moeilijk lijkt. Maar het mooie en bijna het paradoxale is, dat als je hierover praat je nadien sterker in je schoenen staat en meer positiviteit uitstraalt naar je omgeving toe!

Paul Lowe heeft ook gesproken over de toekomst. Omdat dat het thema is van dit blad wil ik jullie zijn toespraak niet onthouden.

‘Het is niet nodig het Leven te begrijpen,

Hogere niveaus openen zich;

oftewel: we komen eraan.

Het is al aan de gang;

we kunnen er niks aan doen.

Doe er niks aan!

Neem je humeur, je emoties en

je gedachten niet te serieus,

raak niet betrokken met ze.

Iets is aan het gebeuren; laat het gebeuren!

Het is niet nodig het te begrijpen;

sterker nog: je kunt het niet begrijpen.

Hetgene dat gebeurd is niet te begrijpen.

De Liefde is altijd om ons heen.

Het is er als we stoppen, luisteren en

ons beschikbaar stellen.’

Speech uitgesproken door Paul Lowe en overgenomen en bewerkt door Arno Vroom. A. Vroom is redacteur geweest van Proviand en afgestudeerd aan de opleiding Bedrijfswetenschappen van de KUN.

9. De tien van een met Sander Oudenampsen

Sander Oudenampsen (25) deed 2 jaar een kunstopleiding en studeerde Arbeids- en Organisatiepsychologie, waarna hij een half jaar als personeelsfunctionaris bij een stichting voor ouderenzorg werkte. Na een tijdelijke novice-wijding in Los Angelos (1998) besloot hij Boeddhist te worden. Dit najaar gaat hij 6 maanden in het Thaise Dhammakaya-klooster werken om te onderzoeken of hij Boeddhistisch monnik wil worden.

1. Kun je een film, boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?

De film Schindler’s List. Wat me fascineert in die film is hoe iemand in een wereld die hem daartoe geen enkele steun of voorbeeld geeft (Nazi-Polen), het goede blijft doen. Meer nog, hij weet de omgeving om hem heen te veranderen door zijn hartelijkheid, vrijgevigheid, dankbaarheid en mededogen.

2. Op welk onderwerp zou je willen promoveren?

Op de vraag hoe je de cultuur van een organisatie kunt veranderen, niet door training en inzicht, maar door het introduceren (niet opleggen) van rituelen, daden. Bijvoorbeeld: wat voor effect heeft het als mensen elkaar spontaan cadeautjes geven?

3. In welke omgeving kom je het best tot je recht?

Een Boeddhistische tempel: samen in aandacht leven, mediteren, goede dingen doen en de Boeddhistische idealen uitdragen.

4. Maak de volgende zin af: mijn leven heeft een wending genomen toen…

ik me af ging vragen wat ik wilde betekenen in dit leven en deze wereld.

5. Wat is de beste raad die je ooit hebt gekregen?

Het achtvoudige pad van de Boeddha, met name het inzicht dat hoe je van binnen in elkaar zit, iets is dat je kunt ontwikkelen door, bijvoorbeeld, meditatie.

6. Wat doen we met de ‘K’ van de KUN?

Houden! Studenten van nu hebben geen behoefte aan een commerciële universiteit, maar aan één die identiteit en idealisme uitdraagt. Een universiteit heeft een voorbeeldfunctie voor de rest van de maatschappij.

7. Wat heeft de ideale universiteit dat de KUN niet heeft?

Ik kan alleen oordelen over wat ik in mijn eigen studie heb meegemaakt, maar een universiteit die haar docenten beoordeelt op slagingspercentages, haalt haar niveau omlaag. Een universiteit is een vormend instituut dat zelf de norm stelt en haar studenten uitdaagt. Het kan niet zo zijn dat je alles kunt halen door een beetje je best te doen op multiple choice tentamens.

8. Gelovig, atheïst of iets anders?

Als Boeddhist geloof ik in Karma: als je goede dingen doet, trek je goede dingen aan; als je slechte dingen doet, trek je slechte dingen aan. Dat beseffend neem je je verantwoordelijkheid voor je leven en de omgeving om je heen.

9. Maak de volgende zin af: de kerk… houdt zichzelf teveel op de achtergrond. De vraag die ze zich als eerste moet stellen is : “Hoe zorgen wij dat een nieuwe generatie opgroeit die leeft vanuit christelijke waarden”.

10. Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema “toekomst”?

Me inzetten voor de Nederlandse maatschappij, of het nu vanuit mijn werk is of spiritualiteit.

jrg5-1sander