Zoek in de site...

5-2

jaargang 5 nummer 2: spiritualiteit

1. Een op niets gefundeerd vertrouwen - Interview met Kees Waaijman, Karmeliet - Thijs Caspers & Wouter Grijm

“Ik ben Karmeliet”. Zo begint ons interview met Kees Waaijman, nadat we hem gevraagd hebben in het kort te vertellen wie hij is en wat hij doet. Het is een donderdagmiddag, we kijken vanaf de dertiende verdieping uit het raam van zijn werkkamer en vallen bijna stil van het magnifieke uitzicht. Bijna, want we moeten het interview eigenlijk nog beginnen. Kees Waaijman is hoogleraar Spiritualiteit en is verbonden aan het Titus Brandsma Instituut vanuit de Orde van Karmelieten. Hij doceert aan de universiteit de leergang Master of Spirituality. Als kleine jongen groeit hij op in een klein dorp in de Haarlemmermeer, ruim zestig jaar geleden. Het is vooral het onbelemmerde uitzicht in de polder, dat hij zich zeer sterk herinnert uit zijn jeugd. Ruimte en vergezichten zijn in de één of andere vorm altijd aanwezig in zijn leven. Het uitzicht vanaf zijn werkkamer is voor hem dan ook bijzonder waardevol. Als zoon van een scheepswerker gaat hij naar het gymnasium in Zenderen, dat wordt geleid door de Karmelieten. In het bijzonder het lezen van poëzie en het analyseren van teksten zijn zijn favoriete vakken op school. Het terugdenken aan allerlei vormen van poëzie roept herinneringen op, die vergezeld gaan van een zoete smaak. Het smaken en proeven van teksten, het overdenken en herlezen van de passages was een boeiende activiteit. Zelfs in het Latijn, een vak dat zeven uur per week werd gedoceerd, ook op de zaterdagen. “Dat ik Karmeliet ben geworden is eigenlijk te vergelijken met het maken van een kaars. Je begint met een stukje koord dat elke keer opnieuw in het kaarsvet wordt gedompeld en eruit wordt gehaald totdat de gewenste omvang is bereikt. De beleving van het Karmeliet zijn vind ik ook niet goed te benoemen, het is niet identificeerbaar aan de hand van ringen of kruizen die je draagt. Het is een overtuiging van het geloof in een God”.

Zijn eerste persoonlijke crisis, zonder daar veel gewicht aan toe te kennen, was de tegenstelling tussen doen en denken. Zijn vader was een vakbekwaam handwerksman in de scheepsbouw, zijn buurman was timmerman en in deze manueel ingestelde omgeving is hij opgegroeid. Het ouderlijk huis niet werd gekenmerkt door boekenwijsheid, maar eerder door een sociale wijsheid. Er was veel sociale kennis aanwezig. Toch voelde hij zich tot de kennis van de theorieën en filosofieën aangetrokken en heeft hij zich daarin verder bekwaamd. Zijn liefde voor handvaardigheid heeft hij bijvoorbeeld gebruikt om met behulp van een maquette vorm te geven aan de wijze waarop de ruimte van het Titus Brandsma Instituut vorm gegeven moest worden. Door nauw samen te werken met de architect heeft het kerkgebouw zijn eigen stilte gekregen.

Het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen herbergt meerdere karmelieten. In feite stelt de Orde der Karmelieten enkele broeders vrij voor het Instituut en wordt via het Instituut een bijdrage geleverd aan de interpretatie en vertaling van de geschriften. Kees Waaijman verblijft in het Titus Brandsma Memorial met enkele andere broeders in een woongemeenschap, die hij ziet als een oefening in samen-leven, een oefening in ‘andersheid’, zoals onze interraciale samenleving in feite een continue oefening voor de mensen is. Alleen willen we het eigenlijk niet zo zien. “De individuen maken de groep zo bijzonder en juist de onderlinge verschillen zijn tekenend voor de groep. Het is voor mij een grote ontdekking geweest dat ik de geborgenheid juist niet moest zoeken in het samenzijn van de groep. Er wordt gezamenlijk gerecreëerd, men drinkt een pilsje of water, lacht en waardeert elkaars verschillen. Er wordt gezamenlijk gebeden, maar het is juist bij het betreden van de gebedsruimte dat ik voel dat er al zoveel gebeden is. Door alle mensen op de wereld, overal. Want er is zoveel lijden”. Het is ook daarom dat hij met andere mensen wil meebidden. En niet dat mensen naar hem toekomen met de vraag of zij met hem mogen bidden.

We vragen hem of hij in zijn vrije tijd ook spiritueel is. Hij antwoordt lachend “dat iemand die veel van spiritualiteit weet, niet spiritueel hoeft te zijn, noch in zijn werk noch in zijn vrije tijd”. Spiritualiteit vraagt een grote scherpzinnigheid. Als hij dat heeft gezegd valt er een kleine stilte. “Spiritualiteit is zeer scherpzinnig. Ik ervaar spiritualiteit bijvoorbeeld als ik gitaar speel. Bij het bespelen van de snaren, die klanken met een zeer korte bestaansduur produceren, is het de flo w die de muziek maakt. Het geheel van afzonderlijke noten maakt de muziek. Ik speel vooral Renaissancemuziek vanuit improvisatie. Als mensen vragen of ze een kopie van het muziekstuk mogen hebben, zeg ik altijd ja, maar dan moeten ze het wel zelf op papier zetten”. Vooral de combinatie van dwarsfluit en gitaar is van een bijzondere schoonheid. Zijn muziekpartner heeft zich de kunst van het improviseren ook eigen gemaakt. Om te kunnen improviseren moet je los kunnen laten wat je daarvoor geleerd hebt. Techniek, ritme, vastomlijnde muziekstukken, dat concept moet men kunnen laten varen om vanuit het loslaten te komen tot een herboren worden van muziek. Dat is een kunst op zich.

Op de vraag of spiritualiteit ook aanwezig is binnen het rijk der dieren verschijnt er een frons op zijn gezicht. “Het is erg moeilijk om de randen van spiritualiteit aan te geven. Buitendijk heeft geschreven over de dierenpsychologie en het is zeker niet onwaarschijnlijk dat spiritualiteit zich uitstrekt tot aan of binnen het dierenrijk. De term ‘ecosofie’ ( spiritualiteit die oog en hart heeft voor het milieu, red. ) handelt over de grenzen tussen het humane en het niet-humane. In al wat is, is spiritualiteit aanwezig, dus waarom niet in de dierenwereld. Je ziet ook dat zich altijd weer een nieuw evenwicht in de natuur instelt, hoe hopeloos de situatie er ook heeft uitgezien”. Hij ziet de hokjesgeest van de mens als een probleem. Mensen willen delen van het geheel uitknippen en als afzonderlijk deel bekijken en proberen te begrijpen. Maar het is juist het geheel der delen dat onze samenleving maakt. En alles heeft enkel waarde ten opzichte van de rest. “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan”. Meer is er op dat moment ook niet, maar de mens wil dat vaak niet accepteren.

Kees Waaijman heeft inmiddels de respectabele leeftijd van 62 jaar bereikt en hem resten nog enkele jaren voordat het begrip pensioen actueel wordt. Hij verwacht tot ver na zijn pensioen met spiritualiteit bezig te blijven. In ieder geval hoopt hij meer tijd te kunnen vrijmaken voor het gitaarspelen. Kees Waaijman haalt een citaat aan van Meister Eckhart: “mijn ziel is iedere dag jonger”. En dat sluit zeer goed aan bij zijn eigen beleving. “Ik voel me ook jonger dan vroeger. Het is alsof er een soort voltooiing komt naarmate de jaren vorderen, een soort rijping van wie je bent. Psalmen hebben mijn fascinatie, vooral psalm 71. Daarmee wil ik mij zeker bezig blijven houden. Door dingen los te laten ontstaat er weer ruimte voor andere dingen. Dezelfde ruimte ontstaat ook door meer toe te geven dat je eigenlijk maar weinig weet. Door dit toe te geven komt er iets vrij, waardoor ik het gevoel heb dichter bij het ontstaan, bij de oorspronkelijkheid uit te komen”.

Aan een oordeel over de waarde van het menselijk leven waagt hij zich niet. Dat laat hij over aan de Baas, die toeziet op het functioneren van het grote geheel. Hij heeft daarbij een ongefundeerd vert rouw en in de zin van het leven zoals het is, met al zijn positieve en negatieve aspecten. Ook heeft hij een groot vert rouw en in studenten, dat alles zijn weg vindt zoals die gevonden moet worden. Kinderen komen in het koninkrijk, zei Jezus ooit. En zij zijn nodig om vervolg te geven aan het leven zoals het is.

Bij U, Heer, wil ik geborgen zijn,

laat mij niet beschaamd staan

Voor altijd.

Weest voor mij een vesting, een rots,

waar ik steeds kan komen.

Gij hebt bevolen mij te bevrijden.

Ja, Gij zijt mijn rots,

mijn burcht zijt Gij!

Ja, Gij zijt mijn hoop, mijn Meester,

Gij, Heer, zijt mijn geborgenheid

vanaf mijn jeugd.

Aan U houd ik mij vast

vanaf mijn geboorte,

van de oederschoot af

zijt Gij mijn verlosser!

In U zing ik altijd mijn lofzang!

Verwerp mij niet,

als de ouderdom komt;

als mijn krachten bezwijken,

verlaat mij niet!

Ik kom verkondigen de heldendaden

van mijn Meester en Heer,

opdat alleen gedenken,

dat Gij het waar maakt,

Gij alleen!

Gij liet het mij ervaren, God,

van mijn jeugd af;

en ook nu nog roem ik uw wonderdaden

En dan, als ik oud en grijs geworden ben,

o God, verlaat mij niet!

Laat mij de kracht van uw arm roemen

bij dit geslacht,

uw heldendaden aan al wie nog komt:

dat Gij het waar maakt, o God

hemelhoog

dat Gij grote dingen doet!

(gedeelte Psalm 71)

2. Master of Spirituality - Toine van den Hoogen

Wat alle spirituele tradities gemeen hebben, is dat zij de kern van het menselijke bestaan raken. Dat is de openingszin in de site[i] van de theologische faculteit van de KUN waar ‘spiritualiteitsstudies’ te vinden is. Deze overweging is een belangrijke reden waarom in 1999 de theologische faculteit van de KUN heeft besloten een masters-opleiding in te richten onder de (verkorte) naam ‘spiritualiteitsstudies’. Het zou oneerlijk zijn om te ontkennen dat we bij de faculteit ook hoopten en hopen op een duidelijk aanwas van de studentenaantallen. Maar onze inzichten in de veranderende rollen van religiositeit in onze moderne samenleving bevestigden ook dat een klassiek woord van de Franse filosoof Jacques Maritain waarheid wordt, namelijk:de 21e eeuw zal religieus zijn of ze zal niet zijn.

Deze opleiding maakt deel uit van het Instituut der Religiestudies dat aan deze faculteit verbonden is. In dat instituut wordt studie verricht - op een vergelijkende wijze - naar tal van verschijnselen in de grote religieuze tradities die in onze samenleving een rol vervullen. Je moet daarbij denken aan de tradities van het jodendom, het christendom en van de islam maar ook aan tradities van hindoeïsme boeddhisme en daoïsme, aan tradities van schriftloze culturen en die van moderne, westerse niet-godsdienstige levensbeschouwingen, zoals humanisme en new age. Het Instituut der Religiestudies bestaat omdat zulke religieuze tradities een grote waarde hebben, niet alleen vanuit het verleden van onze samenleving (dat geldt voor sommige tradities) maar ook en vooral voor de toekomst ervan. Willen we in de toekomst wegen vinden om in vrede met elkaar te kunnen leven, is de rol van religieuze tradities van onschatbare waarde. Van de mogelijkheden van een goed verstaan van elkaar en sterker nog: van een gesprek met elkaar hoe we in vrede en op een menselijke manier kunnen leven, hangt onze toekomst af. De officiële naam van de nieuwe studierichting luidt dan ook: interreligieuze en interculturele spiritualiteitsstudies.

Eén van de (meest fascinerende) verschijnselen in deze religieuze tradities is hun spiritualiteit. Daarom staat de masteropleiding spiritualiteitsstudies binnen het Instituut der Religiestudies. Naast bijvoorbeeld rituele tradities tref je in godsdiensten ook leer-tradities aan. Zo zijn er ook spirituele tradities. Het gaat bij spiritualiteit om hun ervaring en opvatting, praktijk en reflectie over de wegen waarlangs mensen het Heilige in ons bestaan en in hun wereld kunnen zoeken en benaderen, in een diep verlangen om daaraan deel te hebben en om hun leven te laten bepalen door een weg daarheen. Indiase wegen van het boeddhisme vertonen grote verschillen met de wegen die in de Arabische wereld van de Islam worden beproefd om de godheid van God te zoeken. Ook zijn Westerse wegen die ontstaan bij de lekenspiritualiteit van het ‘gemene leven’ weer heel anders dan Latijns-amerikaanse wegen die voortkomen uit de strijd tegen sociaal-economische onderdrukking. Toch laten mensen op deze wegen zich allen vervoeren door hun verlangen de liefde van de god te verstaan als hun liefde tot anderen en tot het andere om hen heen.

Zijn deze spirituele wegen in de grond van de zaak eigenlijk op hetzelfde uit? Als er één ding duidelijk wordt in een dergelijke studie is het wel dat religieuze wegen helemaal geen variaties op één thema zijn en dat godsdiensten zeker geen antwoorden geven op levensvragen die wij als mensen toch eigenlijk allemaal op dezelfde manier in ons leven tegen komen. Dit soort ‘gemeenplaatsen’ verhinderen vooral dat je in eerste instantie werkelijk kennis zou maken met de eigen en diepe religieuze redenen die mensen op zoveel verrassend verschillende wegen brengen in hun zoektocht naar ‘wat ons werkelijk aangaat’ (Tillich) in ‘het experiment van onze existentie’ (Kierkegaard). Spiritualiteitsstudies biedt de mogelijkheid om te ontdekken hoe rijk en inspirerend het is om te verstaan waarom er verschillen zijn in al die wegen, waarom er ‘punten’ zijn waar deze wegen elkaar nooit zullen ontmoeten. Ze raken allemaal de kern van menselijk bestaan. Maar als deze kern op zoveel uiteenlopende wijzen geraakt kan worden, dienen we ons dan niet af te vragen of dat beeld van ons, zoiets als een kern in alle variaties, een kern van het bestaan, of wel op zijn plaats is? Dien je die voorstelling van zaken die wij in onze cultuur zo vanzelfsprekend achten, niet opnieuw met frisse achterdocht te onderzoeken? Dien je deze opvatting niet kritisch te benaderen, juist vanuit een gedrevenheid om in onze samenleving wegen naar onderlinge vrede te vinden?

Wanneer je begint aan een studie ‘spiritualiteitsstudies’, dan heb je een zestigtal medestudenten: 60 % v rouw en en 40% mannen, met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. Ze komen uit alle hoeken van het land en uit allerlei beroepsgroepen. Aan het begin van de studie wordt je verteld dat het geen opleiding tot goeroe is en dat ze niet wordt verzorgd door goeroes. Het is een wetenschappelijke studie die je veel ‘in de boeken’ brengt. Het is een studie op het niveau van master-opleidingen. Je dient dus een vooropleiding te hebben gehad op het niveau van bachelor religiestudies. Als je een WO bachelor of HBO bachelor hebt die inhoudelijk niet (of niet voldoende)aan de bachelor religiestudies beantwoordt, dien je een instroomprogramma te volgen van één tot anderhalf jaar. Omdat de master spiritualiteitsstudies op voltijdbasis één jaar studie vergt, zal je hele route op voltijdbasis twee tot twee en half jaar vergen. Nagenoeg alle studenten studeren echter in deeltijd. Ze hebben een ander vak, een ander beroep, andere verplichtingen en verkiezen daarom voor de deeltijdvariant. De studieduur wordt dan anderhalf keer zo lang.

Zoals vermeld, spiritualiteitsstudies is een studie die je in de boeken brengt. Er is ook een mogelijkheid geschapen om daarnaast met een kleinere groep medestudenten elders binnen de universiteit, bij het Han Fortmann Centrum, op een vrije en tegelijk begeleide wijze na te denken en bezig te zijn met je eigen doorleefde spiritualiteit. Zo gaan studieprogramma en doorleving niet langs elkaar heen . Een soortgelijke mogelijkheid wordt in samenwerking met medewerkers van de Hogeschool Utrecht ook geboden voor wie mee geïnteresseerd is in de raakvlakken tussen deze studie en de eigen beroepspraktijk.

Het woord ‘spiritualiteit’ is dus uit zijn kloosterlijke sluimer opgestaan. Dat is niet door de inspanningen van de faculteit gebeurd. Dat is gebeurd door veranderingen bij steeds meer mensen in onze cultuur die opnieuw zichzelf afvragen binnen welke horizonten hun leven, hun relaties, hun beroep, hun eros en verwachtingen zin kunnen krijgen. Steeds meer mensen herontdekken de waarden van soms eeuwenoude religieuze tradities die in het gesprek daarover een soms onverwacht vernieuwende bijdrage leveren, een troost of een uitdaging die eraan bijdragen dat wij de anderen in onze samenleving beter kunnen verstaan en dus ook onszelf.

Prof. Dr. Toine van den Hoogen is coördinator van de Master Spiritualiteitsstudie.

[i] De site van Spiritualiteitsstudies is te vinden via www.ru.nl > faculteit theologie > spiritualiteitsstudies.

3. ENGEL VAN MIJ - Meike Oosterwijk

Vroeger, ’s avonds voor het slapengaan, zong mijn moeder voor mij. Zij vroeg mijn engel over mij te waken, dag en nacht, vroeg en laat “totdat ik met u naar de hemel toe ga”. Zij kuste mij goede nacht en liep zachtjes mijn kamertje uit. Het was dan muisstil in huis, zo stil dat ik mijn oren spitste bij ieder geluid dat ik hoorde of dacht te horen. De trap kraakte, of ik dacht dat de trap kraakte. Ik luisterde terwijl ik mijzelf kon horen ademen. Stappen op de trap. Treden die kraakten.

“Mamma…! Mamma!”

Stappen op de trap. Treden die kraakten. Mijn moeder kwam boven.

“Wat is er?”

“Er loopt iemand op de trap…”

Mijn moeder kwam op de rand van mijn bed zitten.

“Welnee, dat denk je maar. Ga nu maar lekker slapen.”

Gerustgesteld draaide ik mij om, om in slaap te vallen. Nog even vroeg ik mij af, hoe het mogelijk was dat ik geluiden hoorde, terwijl er niemand was die geluiden maakte, behalve ikzelf dan misschien. Dat is toch gek.

Later sloop ik tegen het ochtendgloren diezelfde trap op, nadat ik, zoals gewoonlijk, tot sluitingstijd in de kroeg was blijven hangen, zonder de treden te laten kraken, om mijn moeder niet wakker te maken. Nuchter was ik niet. Ik ging in bed liggen, maar kon de slaap niet vatten; het bed draaide. Daar heb ik altijd last van als ik teveel heb gedronken. Zolang ik mijn ogen open houd, gaat het wel, maar als ik ze sluit, is het net alsof ik in zo’n schip zit, waar men in een pretpark voor z’n plezier in gaat.

Het leek alsof iemand op mijn bed was komen zitten. Hij sprak niet, maar keek enkel. Ik was bang. Ik ervoer een enorme inbreuk op mijn privacy. Dat ‘spoken’ bestaan is best, maar ze moeten niet midden in de nacht aan de rand van mijn bed komen zitten, zeker niet als ik daar niet om gevraagd heb. Maar misschien had ik wel gevraagd. Misschien doolde ik en dwaalde ik, net als hij. Misschien kon ik hem zien, omdat ik er net zo aan toe was als hij; los van God, dolend in de duisternis.

“Engel van mij, waak over mij…” fluisterde ik zomaar en hij verdween.

“Dag en nacht, vroeg en laat, totdat ik met u naar de hemel toe ga…”

Ik legde mijn hoofd op mijn kussen en trok de deken over mij heen, maar was niet meer alleen. Onder een grote veilige vleugel viel ik in slaap.

Meike Oosterwijk studeert wijsbegeerte en is schrijfster/dichteres in wording.

4. Anumodana bun -- ik verheug me in je goedheid! Spiritualiteit in Boeddhistisch Thailand - Sander Oudenampsen

Het leek erop dat de Thaise mensen nog niet eens zo veel verschilden van westerlingen, maar nu staat Jack Collins toch wel versteld. Als enige Amerikaan op een Thaise begrafenis voelt hij zich als een vreemde eend in de Thaise bijt. Gisteren nodigde zijn collega op het kantoor hem uit voor de crematie van zijn overleden moeder. Toen de monniken gingen chanten, was Collins nog niet eens zo verbaasd. Maar wat hem vooral opviel was dat geen van de gasten verdrietig leek. Hij had zich erop voorbereid in een eindeloze rij te staan van zwartgeklede gasten met rode ogen en diep weggezakte wenkbrauwen om zijn collega te condoleren. Maar terwijl de informeel en lichtgeklede vrienden en familie rommelig door elkaar lopen en zitten, komt Collins collega breed lachend naar hem toe gewandeld en vraagt hem: ‘You okay? Like it here?’

Jack Collins is niet de enige westerling die zich verbaast heeft over de Thaise ‘uitvaartdienst’. Voor de Thai betekent de dood nu eenmaal niet hetzelfde als bij ons westerlingen. Een Thai ziet het huidige leven als een schakel in de cyclus van wedergeboorte, waar alle levende wezens continu sterven en herboren worden. Wat heeft het voor nut te treuren over onze dierbaren die zijn heengegaan, als we ze ook onze beste wensen kunnen geven voor hun volgende bestaan?

Thai houden er niet van in de put te zitten, zich eindeloos zorgen te maken. ‘Mai bpen rai’ is een veelgehoorde frase in Thailand, wat zoiets betekent als ‘maak je er geen zorgen over’. Wanneer je je excuses aanbiedt. Wanneer je verdrietig bent. Wanneer je je suf piekert. Mai bpen rai!, want je moet goed zorgen voor je geest.

Geestelijk welzijn en geestelijke zuiverheid zijn zowel het middel als het doel in het Thaise Boeddhisme. Zachtheid, vriendelijkheid en vrijgevigheid zijn kwaliteiten die in Thailand alom aanwezig zijn. Je hoeft maar om je heen te kijken en er gaat een wereld voor je open.

En die wereld is gegrondvest in het Boeddhisme, dat al eeuwenlang een onlosmakelijk deel is van de Thaise cultuur en samenleving. Een religie die werd gesticht door Siddhatta Gautama in de zesde eeuw voor Christus in India. In zijn leringen, ook wel de Dhamma geheten, onderwees de Boeddha dat de mens zijn geest dient te ontwikkelen, door morele zelfdiscipline, door te geven en te mediteren. Door deze goede karma (daden) te doen, brengt de Boeddhist vooruitgang in zijn leven, en zuiverheid in zijn innerlijk.

De Boeddha en de Dhamma vormen samen met de Sangha ‘het drievoudig juweel’, waartoe de Boeddhist zijn toevlucht neemt. De Sangha is de monastieke gemeenschap, waar veel Thai wekelijks, zo niet dagelijks mee in contact komen. De Boeddhistische monnik kan alleen leven van het eten dat hem gegeven is, en is dus afhankelijk van de giften aan de tempel. In ruil voor de giften van de tempelbezoeker geeft de monnik vanuit zijn spirituele ervaring zijn wijsheid, en beantwoordt de vragen van de leek. De leek geeft de monnik zijn eten, en de monnik geeft de leek uit zijn hart. Deze oneindige uitwisseling is de basis voor het spirituele leven in Thailand. Wanneer de Thai problemen heeft in zijn familie of naar inspiratie op zoek is, zoekt hij de monnik op en geeft hem eten. De monnik, die geen geld kan geven voor het eten, reflecteert op zijn beurt dat het eten alleen aan hem is gegeven, opdat hij zich oefent in het Boeddhistisch pad van zelfdiscipline meditatie en wijsheid.

Boeddhistische tempels flo reren in Thailand, omdat welgestelde zakenlui het principe van gul geven aan de Sangha beoefenen en de tempel zo onderhouden. De schijnbare tegenstelling tussen een zakenleven met grote inkomsten en een spiritueel en geïnspireerd leven, is in Thailand niet aan de orde. De Boeddha sprak vaak over de voordelen van het verwerven van rijkdom, en sprak zijn leerlingen toe zich in te spannen zich verre van armoede te verwijderen en een financiële draagkracht te verwerven waarmee men zichzelf en anderen gemakkelijk van dienst kan zijn. Bovendien maken niet zelden de drukke zakenmannen en -v rouw en die de Thaise tempels ondersteunen, toch dagelijks tijd vrij voor meditatie en het bestuderen van de Boeddhistische leer.

Het Boeddhisme biedt inspiratie en wijsheid aan velen in Thailand. Toch kent het Thaise Boeddhisme ook zijn tegenslagen. Nu Thailand steeds meer veramerikaniseert, lijkt het erop dat de Boeddhistische tempel steeds meer aan populariteit inboet. Meditatie en morele zelfdiscipline worden door jongeren afgedaan als fossielen van een vroegere tijd, en men gaat liever naar één van de vele enorme winkelcentra dan naar de tempel om zich te verdiepen. Veel monniken spreken een taal met oude religieuze archaïsmen die de jongeren weinig zeggen.

Maar een van oudsher religieus land als Thailand heeft nog troeven achter de hand. Er is een kentering waarneembaar. Sommige tempels vinden nieuwe oplossingen om de nieuwe generaties aan te spreken. Ze verwijzen naar een universele techniek die het Boeddhisme biedt om de geest te temmen en te ontwikkelen: meditatie. Recentelijk verscheen een artikel in Times Magazine over meditatie, waarin stond dat steeds meer westerlingen meditatie beoefenen. Dit soort ontwikkelingen doet de Thai beseffen dat ze misschien iets over het hoofd zien in hun eigen roots.

En zo kan het zijn dat een 25-jarige afgestudeerde Thai, zonder dat zijn moeder het begrijpt zijn weg ‘terugvindt’ naar de Thaise tempel. Daar herontdekt hij de vreugde van het Thais-Boeddhistische leven, waar hij met anderen gezamenlijk goede daden doet, onder het motto: Anumodana bun! (Ik verheug me in je goedheid!) Het is deze vreugdevolle, vrijgevige en vredige levenshouding die tot op de dag van vandaag praktiserende Boeddhisten in Thailand kenmerkt. Een houding die veel van de beste meditatiemeesters ter wereld heeft voortgebracht. Een houding die soms een westerling als Jack Collins verrast en doet verwonderen. Een houding die aan de basis ligt van de wonderlijke, verbazingwekkende en onvergetelijke Thaise cultuur.

Drs. Sander Oudenampsen is afgestudeerd A & O psycholoog en werkt een half jaar als vrijwilliger in het Dhammakaya klooster in Thailand.

5. Een spannende zoektocht en het laatste rondje met de hond - Mario Kieft

Well I been out in the dessert,

Was doin’ my time

Searching through the dust

Looking for a sign

If there’s a light up ahead

Well, buddy, I don’t know

But I got this fever

Burning in my soul

So let’s take the good times as they come

And I’ll meet you further on up the road

(Further up on the road - Bruce Springsteen)

Dingen die ertoe doen

Ook deze herfst weer loop ik regelmatig met mijn v rouw en hondje door de bossen. De lucht van stervende bladeren, het gezicht van miljoenen gele, rode en bruine bladeren tegen een met wolken bedekte hemel. Hiervan gaan mijn zintuigen tintelen. Ik krijg er werkelijk een intens gelukkig gevoel van. Een gevoel van te leven, deel uit te maken van iets groots. Op zulke momenten heb ik sterk het gevoel dat ik er toe doe, dat mijn handelen ertoe doet.

Eenzelfde gevoel doet zich ook voor bij het maken van muziek. Ik speel gitaar en probeer mijn eigen nummers te schrijven. Uren priegelen en frotten met die gitaar en opeens ….dat loopje dat mij al het andere in mijn omgeving doet vergeten. Een intense bevrediging vind ik dat. Zo zou ik uren…...dagen met een gitaar op schoot kunnen zitten.

Ook in mijn werk ervaar ik regelmatig bijzondere momenten, momenten waarop ik voel dat mijn handelen ertoe doet, belangrijk is…

Vooral aan de hand van mijn werkende leven wil ik In dit artikel stilstaan bij de rol van spiritualiteit in mijn leven en proberen te beschrijven hoe ik “be”-leef.

Werk en energie

Na de studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de KUN te hebben afgerond, ben ik sinds zeven jaar aan het werk en inmiddels bezig aan mijn vierde baan. De naam “job hopper” is dus wel van toepassing. Regelmatig wordt gevraagd hoe dit komt. Mijn antwoord is steevast: ‘ik ben toe aan een nieuwe uitdaging’. Toch is dit geen volledig antwoord. Want waaruit bestaat die uitdaging dan en waarom is die er niet meer in de andere baan? Ik beschrijf kort de weg die ik bewandeld heb.

Na een eerste baan als junior marktonderzoeker besloot ik te gaan voor het grote geld. Ik wilde een grote auto, een mooi huis en veel geld. Samen met honderd andere strebers kwam ik terecht in een groot assessment van twee dagen, hetgeen uiteindelijk uitliep op een baan als accountmanager in een commercieel bedrijf. Alles was ingericht op ‘scoren’ en ik vond dat prachtig. Een mooi voorbeeld dat me is bijgebleven: er was een driedaagse training georganiseerd voor alle nieuwe medewerkers. De locatie was, zoals dat hoort, een sjiek landgoed ergens in de Achterhoek. De hele dag stond in het teken van het beter zijn dan de ander. Scoren ten opzichte van die ander. Er werd gesproken over het EBO-principe: “in deze organisatie moet je leren je Eigen Broek Op te houden, mensen!” Maar het meest bizarre was wel een oefening waarbij iedereen aan één kant van een ruimte moest staan, zo snel mogelijk moest leren om drie ballen in de lucht te houden (de kunst van het loslaten), en als dit dan was gelukt, snel naar de overkant moest rennen waar hij een T-shirt kreeg met “go for gold” erop. Diegenen die na een kwartier nog aan de andere kant stonden, waren zoals je je kunt voorstellen, de “losers”.

Terugkijkend begrijp ik nog steeds niet hoe ik in dat bedrijf terecht ben gekomen. Mijn v rouw zegt over die periode, dat ik ook in mijn privé-leven steeds harder en egoïstischer werd.

Al snel kwam ik gelukkig tot het inzicht dat het leven niet bedoeld is om anderen geld uit de zak te kloppen. Het werd zo onbevredigend, dat ik met tegenzin naar mijn werk ging en tegen mijn klanten zei dat ze ergens anders eigenlijk goedkoper uit waren. Ik herinner me nog van deze periode dat mijn energie sterk terugliep. Op dat moment kwam ik erachter hoe belangrijk de plaats van werken in mijn leven is. Want behalve op het werk, ging het ook bergafwaarts met het gevoelsleven. Ik kon bijvoorbeeld geen muziek meer schrijven, had geen zin meer om met mijn vrienden muziek te maken en ook mijn religieuze ervaringen werden minder. Het leek er gewoon op alsof er sprake was van ontzieling in plaats van bezieling. De balans in mijn leven was helemaal weg.

Op het moment dat ik het echt niet meer zag zitten in die baan en op punt stond mijn ontslag in te dienen, kwam ik tijdens een feestje de onderwijsdirecteur van de faculteit der Managementwetenschappen tegen. We raakten aan de praat en binnen de kortst mogelijke tijd was het geregeld en werd ik aangenomen als docent. Eindelijk een baan waar ook een maatschappelijk doel mee verbonden is. Direct merkte ik hoe het werk mijn privé-leven positief beïnvloedde: weer zin in musiceren, ik las veel meer en voelde gewoon veel meer rust in mijn hoofd.

Achteraf terugkijkend denk ik dat het meest bepalende is dat docent zijn een beroep is waarbij je echt met mensen bezig bent. Contacten met studenten en het geven van onderwijs vind ik verreweg het leukste deel van mijn werk. Vooral voor grote groepen staan is erg uitdagend. De dynamiek van 250 individuen, die toch ook weer als groep opereren, is onvoorstelbaar. De sfeer kan opeens omslaan van rustig en aandachtig luisterend, tot totale ADHD-verschijnselen. Het is de kunst om die dynamiek te sturen door op het juiste moment een grapje te maken, studenten actief te betrekken. Heel nadrukkelijk voel ik de drive om mensen iets te willen bijbrengen. Als een college goed loopt, krijg ik daar een enorme hoeveelheid energie van en heb ik vaak zo’n gevoel van wauw.. …..ik ben echt met iets zinvols bezig.

Toch kreeg ik na verloop van tijd het gevoel dat ik nog niet alles uit mezelf gehaald had. Er miste iets. Ik ben gaan rondneuzen en heb gesproken met verschillende werkgevers, totdat ik stuitte op een baan in de gezondheidszorg met de focus op de beleidsgerichte kant. Het is me gelukt om naast het werk op de universiteit, een part time baan als adviseur te krijgen op het terrein van wonen, zorg en welzijn. In deze baan ontwikkel en realiseer ik concepten om (met name de sociaal zwakkere) senioren zo lang mogelijk in hun vert rouw de omgeving te kunnen laten wonen en tegelijkertijd wel de zorg en dienstverlening te garanderen die noodzakelijk is en waar ze recht op hebben. Dit werk heeft absolute meerwaarde omdat ik zie dat het ergens toe leidt, dat mensen er beter van worden en dat voelt goed.

Op zoek naar balans

Mijn levensovertuiging is dat ik de ‘plicht’ heb om de talenten die ik heb gekregen, zo goed mogelijk te benutten. Ze moeten in ieder geval gebruikt worden en niet verdorren. Waarschijnlijk heeft deze overtuiging directe samenhang met een protestants christelijke opvoeding, maar ik zie bij mijzelf telkens deze drijfveer terug.

Iedere dag probeer ik stil te staan bij wat er die dag is gebeurd, hoe ik het beleefd heb en wat ik mogelijk anders (beter) zou kunnen doen. Het lukt niet altijd, maar vooral het laatste rondje met de hond door de verlaten straten, is een mooi moment om over zaken na te denken.

Centraal staat in mijn leven, denk ik, de zoektocht naar waar ik goed in ben en hoe ik mijn sterke punten zo goed mogelijk kan gebruiken en verder verbeteren. Dit is een gecompliceerd proces, want ik moet mezelf de vraag stellen, of ik datgene waar ik goed in ben, ook werkelijk leuk en nuttig vind om te doen. Deze vraag leidt tot een dieper probleem, namelijk: moet ik mijn hart volgen, of mijn verstand, dat zegt dat ik ergens goed in ben?

Zoals wel blijkt uit mijn verhaal, word ik om de zoveel tijd heen en weer geslingerd tussen het hart, dat soms zegt: ‘ blijf gewoon lekker onderwijs geven, of wordt muzikant”, terwijl mijn verstand me af en toe zegt dat ik met mijn analytisch vermogen en andere vaardigheden meer uit mezelf moet halen en moet blijven zoeken naar posities en functies waarin ik meer kan bereiken en betekenen voor anderen en mezelf. Het interessante gegeven is nu dat bij wijze van spreken mijn hart en mijn verstand het soms met elkaar eens en soms oneens zijn. Zo vind ik een tijd lang veel bevrediging in mijn werk, waarna opeens het gevoel opduikt dat er wat mist.

Mijn leven beschouw ik als een spannende zoektocht [1] naar een ideale combinatie van hart en verstand, naar datgene wat ik leuk vind en waar ik goed in ben. In die zin Further up on the road. Tijdens deze zoektocht is het niet zo dat ik alleen de regie in handen heb. Juist de mensen om me heen en mijn geloof helpen bij het krijgen van inzicht. Zij laten nieuwe mogelijkheden zien en ondersteunen. Zoals iemand het zo mooi zei: “ongeacht of je dit God noemt of op een andere manier duidt, het leven laat zich niet vangen in individualiteit. Naast momenten van zoeken en vinden ervaar ik soms momenten van gezocht worden en gevonden zijn.”

Ik geloof dat de zoektocht uiteindelijk naar een punt leidt waarbij beide volledig in balans zullen raken. Daarom blijf ik in beweging en probeer de zoektocht naar het ideaal voort te zetten en me te openen voor allerlei externe invloeden. Soms leidt dit idee van ideaal tegenover de realiteit tot spanningen, maar uiteindelijk hebben de veranderingen in mijn leven en werk voor mijn gevoel tot verbetering geleid.

Het bereiken van die balans heeft voor mij te maken met geestelijke groei en hierin zit het bezig zijn met spiritualiteit. Ik probeer naar mezelf te luisteren en alles om me heen bewust te ervaren, me te verwonderen over wat ik zie, in vervoering te raken van wat ik hoor, energie te krijgen van vrienden en collega’s en kracht te putten uit mijn religie.

Het lukt niet altijd, soms kost het me energie, maar vaak levert bewust “be”leven veel energie op. Die speciale momenten waarop ik echt ervaar, zie en besef, dat zijn de momenten waar ik het allemaal voor doe. Het leven is een spannende zoektocht.

Mario Kieft is universiteit docent aan de leerstoelgroep Methoden

[1]zoals ook mijn favoriete zanger Bruce Springsteen zijn zoektocht bezingt in het nummer Further up on the road. Zie het citaat)

6. Spiritualiteit en verlatenheid - Leonie Wiering

Vanuit mijn Katholieke achtergrond gingen we, mijn familie en ik, elke zondag naar een kapel in Driebergen om daar een mis bij te wonen. Als kind begreep ik nooit zoveel van de preken, maar vond het wel een hele eer om deel te mogen nemen aan het tafelritueel, het eten van brood en het drinken van wijn. Soms mocht ik zelfs de voorbede doen, in een microfoon mijn gebed voorlezen voor de gehele gemeenschap, waarbij ik samen met de priester en andere gelovigen rond het altaar stond. Een onderdeel van het tafelritueel was het ‘Onze Vader’ bidden terwijl je de hand van een medegelovige vasthield. Tijdens zo’n ritueel opende ik een keer mijn ogen, iets wat ik normaal gesproken nooit deed, en keek eens goed rond. Het altaar was enkele treden hoger dan de rest van de kapel, waardoor ik een goed overzicht had over alle mensen. Ik zag iedereen bidden terwijl ik zelf geen enkele aanwezigheid van God ervoer. En plotseling vroeg ik me af waarom we dit aan het doen waren. Ik zag niets, voelde niets, hoorde niets. Wie was die God waarvoor wij allen aan het bidden waren? Waarom zouden we iets of iemand volgen die schittert door afwezigheid? Op dat moment voelde ik me verlaten, omdat God voor mij niet bestond. Ik voelde me eenzaam en begreep nog minder van het geloof. Ik was toen 12 jaar.

Jaren speelde God geen rol in mijn leven totdat ik de cursus wereldgodsdiensten volgde in de studentenkerk. Tijdens een Christelijke kerkdienst en de discussie naderhand begreep ik dat ik me alleen in de steek gelaten kan voelen als er ook werkelijk iets of iemand is die me verlaat. Toch vind ik het moeilijk om te geloven in een God, wellicht omdat ik, als aankomend wetenschapper, te weinig bewijs heb voor zijn bestaan. Ik weet niet of er meer is tussen hemel en aarde. Ik weet niet of de mens in staat is wat een schepper gemaakt zou kunnen hebben te begrijpen. Hoe kunnen wij alles wat een God bedoeld heeft bevatten? Wel weet ik dat ik niet alles begrijp en dat ook de wetenschap onvoldoende bewijs kan leveren om alles te verklaren. Tevens weet ik dat ik, net als alle mensen, onvermogend ben om alles te begrijpen, hoewel ik er wel constant naar zal streven. Spiritualiteit is voor mij niet zozeer het zoeken naar een hogere werkelijkheid, maar jezelf leren open te stellen voor de wereld in al zijn facetten, of dit nu met of zonder God is.

Leonie Wiering, studente Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie

7. Zen en zingeving - Jeroen de Bruin

1998 – in dat jaar ging ik me, overvallen door onbestemdheid en wanhoop, meer en meer afvragen wat de zin van ‘alles’ is of zou kunnen zijn. Daarmee begon voor mij een grote en vooral innerlijke zoektocht. Ik ervoer het bestaan en wat daarin besloten ligt in toenemende mate als leeg, zelfs zinloos.

Maar ,het werd me in die zoektocht stapje voor stapje duidelijker dat het de mens zelf is die zin aan zijn bestaan dient te geven, of beter: kán geven. Maar hoe doe ik dat dan, vroeg ik mij af. Kan ik dat wel? En alleen? Op zoek naar meer helderheid en met een ontvankelijke houding kwam ik tenslotte uit op het zenboeddhisme – op zen. Wat een openbaring!

Zen houdt zich vooral bezig met de vraag: wat is je ware natuur, en: wat is de ware aard van de werkelijkheid? Zen is een meditatieve, ‘ingekeerde’ leefwijze. Daarin neem je weloverwogen de verantwoordelijkheid voor je eigen leven. Je leert aandachtig en met toewijding in het hier en nu te staan, te handelen, te leven.

Door middel van zit- en loopmeditatie beoefen je het ‘gewaarzijn’ (wat een mooi maar vooral diepzinnig woord). Je leert helder, onbevangen naar de dingen te kijken, naar de feitelijke werkelijkheid in en om je heen. Zen is de werkelijkheid ten volle ervaren en beleven; de realiteit zoals die ís zonder vooropgezette of toegevoegde ideeën. Het is hét en jé leven – letterlijk en figuurlijk – terugbrengen tot zijn oorspronkelijke eenvoud; en daarmee tot zijn essentie: tot de kern, het oerbegin.

Hoe moeilijk is dit voor de mens – en daarmee voor mij – om hier open voor te staan. Ik doe hier dagelijks mijn best voor, oefen en oefen; ik ben onderweg! En juist daarin ervaar ik ten diepste: levensvreugde en een glimp van het Hier-En–Nu.

Zingeving is volgens zen verankerd in het hier en nu. Het dagelijkse handelen – het dóen – is er onlosmakelijk mee verbonden. Dát geeft dan een diepere betekenis aan je leven; het is immers aan de mens gegeven om zich te ontplooien tot een ‘vol-ledig’ mens-zijn.

Zin geven aan het leven ervaar ik zelf als een onbekommerd doen om het doen, zijn om het zijn. Het ligt denk ik niet in ‘het waarom’ maar meer in ‘de manier waarop’. Een vogel zingt zijn lied, zingt al zingende, volgt daarin zijn wezen. Een vogel kent geen waarom. De natuur weerspiegelt op wondere wijze de eenvoud die we zo snel en gemakkelijk uit het oog verliezen.

Een ander belangrijk aspect van zen is – in het bijzonder voor mij – het ontwikkelen van wat wel genoemd wordt ‘het zel flo ze zelf’. Het (zen)boeddhisme gaat er vanuit dat geen enkel ding een permanent zelf bezit, maar alleen in onderlinge afhankelijkheid van andere dingen kan bestaan. Hier valt de mens niet buiten: dat wat wij als zelf beschouwen kunnen we niet grijpen of (mentaal) be-grijpen, en is in relatie tot de omgeving voortdurend in verandering.

Wanneer we ons handelen minder laten bepalen door het najagen van begeerten en belangen (en daarmee meer gaan handelen vanuit belangeloze aandacht), kan er een grotere openheid naar het leven zelf ontstaan. Ontdek je jezelf in het Hier-En-Nu: Een niet-weten waarbij we met een open houding het leven ‘zomaar’ op ons af kunnen laten komen. Het mysterie – dat we het wonder van het leven noemen – kán zich dan ontvouwen. En vooral in deze ervaring kunnen we in mijn ogen, in relatie tot onze dierbaren, onze diepere zin vinden of hervinden.

Jeroen de Bruin, student Muziek therapie

8. Spiritualiteit: een stukje goeds in ons allemaal - Joost Spiertz

Spiritus is Latijn voor ‘geest’. Wat moet je nu met zo een begrip? Het gaat niet om geestverschijningen naar mijn idee, maar om een volheid van geest die alomtegenwoordig is. Dit is ook het begrip zoals dat in de oudheid bekend was bij de Romeinen. Een soort van vurige, energierijke adem, die alles adem inblaast en kracht geeft. Hangt dit samen met een verinnerlijkt godsbegrip?

Ik kan daar geen algemeen geldend antwoord op geven, maar ik zou er wel graag in willen geloven: een goede kracht die in ieder mens, wezen en zelfs in ieder voorwerp aanwezig is. Een goede kracht die blijkt uit daden en die ons voedt.

In andere culturen weten mensen –althans bepaalde denkers- soms een staat te bereiken, waarin zij een dergelijke geesteskracht ontmoeten en er door gevoed worden en met geen tot weinig voedsel in leven kunnen blijven of in ieder geval een voor mijn gevoel bovenmenselijke prestatie kunnen leveren.

Dit is erg fascinerend maar wat doe je er in de praktijk mee? Als je studeert kom je veel uitdagingen tegen, wat zijn je kansen, waar liggen ‘gevaren’, hoe maak je keuzes? Soms kan een leidend beginsel dan wel handig zijn, maar heeft iedereen dat zomaar? Weet iemand op zijn 18e of op zijn 23e jaar al precies waar hij over 10-15 jaar wil zijn, wat geluk is, wat goed is voor de ontplooiing van zijn eigen persoon? Het kan bij al dat soort levensvragen fijn zijn je te bedenken dat er in beginsel in alles om je heen een goede geest heerst. Dat kan je zelfvert rouw en doen groeien en je zelfverzekerder maken in de dingen die je doet. Het blijft dan alleen lastig om tegenslagen te begrijpen. Tenminste: ik vind het vreemd dat er in alles iets goeds zit, terwijl er toch veel fout gaat. Het lijkt me niet dat je dan moet zeggen dat iets ‘zo moet zijn’, of dat dat tot ‘het enige goede’ leidt. Vriendschappen die uit elkaar groeien en pijn opleveren kun je niet begrijpen, gevoelens van haat en nijd, een veelbelovende jongvolwassene die overlijdt: het past allemaal niet in het idee van een goede geest die rondwaart. Veel vragen blijven dus, waaronder ook de vraag waarvandaan die ‘spiritus’ dan komt. Die kan ik niet verklaren. Wel is het denk ik van groot belang je te realiseren dat ieder die alleen maar goede omstandigheden kent, het geluk niet kan (her-)kennen. Daarvoor is kennis van ongeluk en het ‘ongoede’ nodig.

Hoe kun je nu dan toch op ‘spiritus’ vert rouw en? Ik weet het niet, maar iets in mij zegt dat ik er ontvankelijk voor moet zijn. Op de één of andere manier ben ik dat ook, ondanks vragen en dat geeft toch wel rust: ‘het komt wel goed’ en ‘meer dan je best kun je niet doen’, zijn dan ook twee mij welbekende spreuken. Die goede geest die rondwaart moet het ook wel met mij goed voorhebben. Dat is misschien een naïeve gedachte, maar zo ben je er in ieder geval ontvankelijk voor. Als je er niet voor open wil staan, denk ik dat je ook niet zo snel het goede om je heen kunt zien. Ik wil hier niet mee zeggen dat mensen die niet het goede in de dingen om zich heen zien ongelukkige dreumesen zijn, maar het is voor mijn gevoel wel makkelijker om je blij te kunnen voelen met de dingen die zich in je drukke omgeving voordoen. Ook wil ik er niet mee zeggen dat er categorieën ongelukkige en gelukkige mensen zijn. Iedereen heeft afwisselende momenten van geluk en pech (ongeluk). Het is geen voortdurende staat van zijn.

Een nevengedachte is t rouw ens ook dat je je niet teveel van het geluk van anderen moet aantrekken; ieder krijgt zijn deel en als iemand vaker ongeluk –het niet goede- treft dan een ander, dan is die persoon niet verdorven, hoeft hij zich geen verwijten te maken dat hij zich niet voor de ‘spiritus’ open stelt, maar heeft die persoon gewoon flinke pech.

Door mensen met een zo grote pech beseffen anderen het geluk en het goede dat ze mogen ervaren. Die door het geluk getroffenen moeten op hun beurt het ‘ongeluk’ opmerken en goed voor de pechhebbers zijn, zodat het goede wel doorgegeven wordt. De wereld maken we samen, en door er voor elkaar te zijn kunnen we mensen op ongelukkige momenten voorzien van geluk. Het is een balans: de goede geest waart rond en brengt goeds, maar wordt pas ‘goed’ als je het niet-goede kent. Echter, mensen die het niet-goede treft moet je er over heen helpen en je moet je gelukkige momenten delen met hen. Dat is dan het goede dat hen treft; deels hebben we dus zelf in de hand wat er met de ‘spiritus’ gebeurt.

Joost Spiertz is vierdejaars student Rechten

9. The Game

If life ‘s but a game, for whom we are to play?

Can we choose the rules, does it matter what we say?

The Game Overall Director, is he our referee?

Will he score the points we make, fulfil our destiny?

Tell you I don’t feel the same, as once I felt for you

Is it me who’s is to blame, or is this part of this game too

I want to die, I want to live, why do I feel this way?

Please tell me master of the game, should I stay and play?

20 people murdered at once, a fool who’s lost his mind

Was it a dice, or destiny? …..Who plays this mastermind?

It’s huge the thing we’re into, we just can’t understand

Please let me be the audience, to watch begin till end

No, I’d like to be the referee, decide on what is right

But would I intervene with God, and leave him out of sight?

Mario Kieft

10. De zelfkonfrontatiemethode als opstap én als instrument voor zelfreflectie over het eigen leven en het religieus beleven - John Hacking

Enkele jaren geleden heette de toepassing van de Zelfkonfrontatiemethode (afgekort ZKM) in de Studentenkerk nog spiritualiteitsonderzoek. Studenten kregen de kans om met behulp van de methodiek van de ZKM helderheid te krijgen over hun eigen spiritualiteit.

In de ZKM wordt de student uitgenodigd om aan de hand van ontlokkende vragen te vertellen over zijn leven en over wat hij of zij belangrijk vindt. In het toenmalige spiritualiteitsonderzoek betrof dat vooral alles wat met spiritualiteit te maken had. In het huidige onderzoek kan spiritualiteit wel ter sprake komen maar wordt het niet zo genoemd. De keuze voor een ZKM onderzoek dat niet focust op het thema spiritualiteit komt voort uit het feit dat het begrip spiritualiteit erg vaag is. Als er thema’s zijn rond spiritualiteit, die voor de student belangrijk zijn, dan komen ze vanzelf ter sprake en worden ze in het onderzoek verder uitgediept. Ik breng het thema van de spiritualiteit liever onder bij het begrip religieuze ervaring waarin beleving én verwoording ervan (betekenisgeving) centraal staan. In het huidige ZKM onderzoek heb ik daarom ook een aantal nieuwe ontlokkende vragen ingevoegd. Een voorbeeld van een nieuwe ontlokkende vraag luidt:

Zingeving

Hoe ervaar je de zin van je leven? Is er iets in jouw leven waarin je gelooft? Je kunt zo breed mogelijk kijken: geloof in jezelf, mensen, wereld, kosmos, God. Waarom is dit voor jou belangrijk?

Daarnaast heb ik in het onderzoek nog enkele andere ontlokkende vragen toegevoegd die de student kunnen stimuleren om andere ervaringen boven te laten komen rond de beleving van tijd, ruimte, een imaginaire figuur eventueel in samenhang met het religieuze beleven. Deze vragen luiden:

Ruimte

Is er een ruimte uit je verleden, je heden, waar je bepaalde herinneringen aan hebt, die je nu bijzonder opvalt of die je graag zou wensen in de toekomst. Beschrijf die ruimte eens en vertel waarom deze voor jou belangrijk is. Is er een ruimte waarin je jezelf bijzonder thuis voelt of waar je goede herinneringen aan hebt. Is er een ruimte waarin je jezelf helemaal niet thuis voelt of waar je slechte herinneringen aan hebt. Is er iets in deze ruimte dat voor jou van bijzondere betekenis is, je mag zo breed mogelijk kijken, je kunt denken aan voorwerpen, symbolen, gebeurtenissen, dromen, verhalen, mensen, God.

Tijd

Is er een tijd uit je verleden, je heden, waar je bepaalde herinneringen aan hebt, die nu voor jou bijzonder is of die je graag zou wensen in de toekomst. Beschrijf die tijd eens en vertel waarom deze voor jou belangrijk is.Is er een tijd waaraan je goede herinneringen hebt en is er een tijd waaraan je slechte herinneringen hebt.Is er iets in deze tijd dat voor jou van bijzondere betekenis is, je mag zo breed mogelijk kijken, je kunt denken aan voorwerpen, symbolen, gebeurtenissen, dromen, verhalen, mensen, God.

Imaginaire figuur

Is er iemand in je leven die bijzonder belangrijk voor je is - welke rol speelt deze figuur en is het misschien iemand die je bewondert, waar je mee praat, een adviseur, een geestelijk leidsman, een vijand, een monster, een mens in dierengestalte (totem), iemand die tot je spreekt over de toekomst, een denkbeeldige geliefde, een beeld dat tot leven komt, een dode persoon die nog aanwezig is?’

Het ZKM onderzoek is opgezet om de student te helpen bij de zelfreflectie over zijn eigen leven. Kortweg uitgedrukt: over alles wat hij of zij belangrijk vindt. Als al deze belangrijke gebeurtenissen zijn verzameld (op kaartjes in de vorm van korte beschrijvingen, die we in het onderzoek waardegebieden noemen) wordt de student uitgenodigd om daarbij gevoelens in te vullen. Na een computerbewerking van de gegevens en analyse volgt er een nagesprek waarin de student zelf onderzoekt hoe de gegevens samenhangen. In dit nagesprek blijkt welke aspecten uit het leven op bijzondere wijze met elkaar verbonden zijn. Ook wordt veelal duidelijk waar de student mee zit, ‘waar de schoen wringt’ en welke wegen er mogelijk zijn om hiermee om te gaan.

Aan het begin van elk onderzoek wordt de student uitgenodigd om een belangrijke vraag of probleem te formuleren waar dan in het onderzoek aandacht aan kan worden besteed. In het nagesprek wordt duidelijk met welke facetten van het leven deze vraag samenhangt. Het nagesprek is heeft dus vooral een diagnostische functie aan de hand van de problematiek of de vraag die de student heeft geformuleerd. Het ZKM onderzoek bestaat dus kortweg uit de volgende stappen:

1. vooraf: ‘wat wil je uitzoeken’

2. het eerste gesprek: ‘wat vind je belangrijk’ aan de hand van ontlokkende vragen

3. daarna: welk gevoel heb je daarbij en in welke mate

4. het tweede gesprek: het naast elkaar leggen van de gegevens, het maken van een diagnose

5. en tenslotte: het trekken van een conclusie en stappen voor een vervolg (aandacht geven)

Kenmerkend voor het ZKM onderzoek zijn de rollen van de begeleider en de student: de begeleider is gespreksgenoot en deskundig op het gebied van de methode. De student is deskundig op het gebied van zijn eigen leven. En beiden hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor het slagen van het onderzoek. De begeleider werkt niet als een therapeut maar nodigt de student uit om zelf zijn gegevens te analyseren en daar conclusies uit te trekken. Dit maakt het onderzoek ook zeer geschikt om de betekenissen die door de student aan ervaringen en gebeurtenissen worden gegeven, samen te bekijken. Het onderzoekt nodigt als het ware uit tot verdere reflectie en tot handelen als er gedrag naar voren komt waar de student niet mee tevreden is.

Een voorbeeld van een vaak voorkomende conclusie uit het onderzoek luidt: “ik kijk eerst altijd wat anderen willen, en plaats mezelf daardoor op de achtergrond, zodat ik niet luister naar mijn eigen gevoel.” De student wordt dan uitgenodigd om zelf na te gaan hoe vaak, wanneer en waar dit voorkomt, en wat dat oproept. Door aandacht te geven aan deze concrete gebeurtenissen kan langzaam het bewustzijn groeien dat het ook anders kan.

Als je met het ZKM onderzoek specifiek de religieuze beleving van studenten wilt onderzoeken moet je als onderzoeker je eerst afvragen wat je hiermee wilt. Uit ouder onderzoek dat onder de noemer spiritualiteitsonderzoek plaatsvond kwam naar voren dat studenten de behoefte hebben om alle aspecten uit hun leven, die voor hen belangrijk zijn, te noemen, niet alleen het religieuze.

Interessant is om te ontdekken waarin voor hen samenhang bestaat tussen het religieuze beleven en andere aspecten van het leven. Vormt de religieuze beleving een soort basis voor andere ervaringen en de betekenisgeving daarvan of is het een niet gethematiseerd gebied (men is er niet mee bezig).

De student kan in het onderzoek altijd worden uitgenodigd om meer te vertellen en concrete voorbeelden te geven van zijn ervaringen. In de analyse van de gegevens uit het nagesprek blijkt dan hoe belangrijk dit voor hem of haar is. Of de ervaring bijvoorbeeld geïsoleerd staat in het hele verhaal, of dat ze samenhang vertoont met meer aspecten uit het leven.

Voorbeelden van waardegebieden uit onderzoek die op het thema zingeving en religieus beleven betrekking hebben luidden:

Soms leidt mijn agnosticisme tot gevoelens van wat doe ik hier, of waar ben ik mee bezig (is dat nu de essentie van mijn studie en mijn leven)?

Waarvoor leef ik en wat wil ik met mijn leven?

Meditatie is voor mij een vorm om dichter bij jezelf te komen, in evenwicht te geraken en rust in mezelf, met name in mijn hoofd, te vinden

Mijn huisgenoot heeft veel impact op mij gehad door zijn grote kennis van de esoterie, hij wist bijv. precies te omschrijven wat ik voelde

Ik vraag me af of God bestaat

Mede vanwege het feit dat ik in reïncarnatie geloof, probeer ik dingen onder ogen te zien en op te lossen. Want als je wegloopt kom je het vanzelf weer tegen

Ik ben als een pijl omhooggeschoten en vergeten het een plek te geven in mijn dagelijks leven. De integratie van het spirituele in het dagelijkse zie ik wel bij mijn zus.

Natuur: gevoel verwijderd te zijn van natuur. Ik weet niet welk pad ik moet bewandelen. “ik tast in het duister”. Ik weet niet wat ik met mijn leven aan moet.

In x heb ik eindelijk iemand gevonden die ook in (een) God gelooft. X combineert het met het dagelijks leven.

Ik bid, praat veel met God en vraag: “Waarom gebeurt dat nu eigenlijk?”

Mijn geloof is voor mij belangrijk, ik wil Gods wil doen. Als Hij mij leidt in het dagelijks leven is dat goed.

Ik kan nergens in geloven, niet in het idee van God

Ik hoop van harte dat er een God is, dat de dood niet het absolute einde is, dat dan echt alles is afgelopen.

Deze uitspraken van studenten vormen slechts een klein deel van een groter geheel waarin andere aspecten van het leven centraal staan. Mijn ervaring van de afgelopen drie jaar is dat er vooral studenten deelnemen aan een ZKM onderzoek die iets willen uitzoeken over zichzelf. Religie en religieus beleven spelen daarbij niet altijd de belangrijkste rol. Vaak komt geloven helemaal niet ter sprake. In het ZKM onderzoek starten wij bij de ervaringen van de student. Hij of zij staat centraal en geeft aan wat voor hem of haar belangrijk is. Deze extra service die wij vanuit de Studentenkerk bieden is uniek in Nederland. Daarbij is het voor studenten gratis.

Studenten kunnen in een ZKM onderzoek ook specifiek uitzoeken welk impact religieuze ervaringen op hun leven hebben. Daartoe biedt de methode voldoende instrumenten. In specifieke gevallen bestaat zelfs de mogelijkheid om andere ontlokkende vragen te gebruiken waarbij het religieuze expliciet centraal staat. Hans Schilderman heeft een set van ontlokkers ontworpen die hiernaar vragen.[1] Tot nu toe heb ik deze variant van de ZKM nog niet toegepast omdat alle studenten hebben gekozen voor de wat ik noem biografische variant van de ZKM.

Bij de Studentenkerk liggen folders voor studenten die geïnteresseerd zijn in een ZKM onderzoek. Ook op de website is deze info te vinden.

In een mondeling gesprek wordt vooraf gesproken over hoe het onderzoek verloopt en hoe lang het kan duren. Het doen van een ZKM onderzoek is een investering in jezelf. Het kost wel wat tijd, maar dan heb je ook iets wat niet met geld is uit te drukken: een stukje inzicht in jezelf. Wie weet wat er nog allemaal mogelijk is?

John Hacking is studentenpastor.

[1] Deze methode is een door Dr. J. Schilderman ontwikkelde toepassing van de zelfkonfrontatiemethode (ZKM) uit de waarderingstheorie van H.J.M. Hermans (Persoonlijkheid en waardering. deel I: Organisatie en ontwikkeling der waarderingen. Zwets en Zeitlinger, Lisse 1981. 14-17; H.J.M. Hermans and E. Hermans-Jansen. Self Narratives. The Construction of Meaning in Psychotherapy. The Guilford Press, New York , London 1995. 35-38; 275-276).

11. De tien van een met Thijs Caspers

Thijs Caspers (23) heeft aan de HAN de studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening gevolgd. Dit jaar doet hij een verdiepend studiejaar in de theologie, mogelijk gemaakt door een Radboudbeurs.

1. Kun je een film, boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?

De filmtrilogie “The Lord of the Rings”. Het zijn niet alleen heel mooie films, er zit ook diepgang in. Onder de oppervlakte is een mooi beeld te zien van onze eigen cultuurhistorie. Het zijn films die elementen uit mythen, bijbel en talen op een spannende manier bij elkaar brengen en nog steeds talloze mensen weten te boeien. Een tijdloos fenomeen.

2. In welk vakgebied zou je willen promoveren?

Theologie, omdat ik het een zeer interessante studie vind. Het transcendente en de relatie van de mens met het goddelijke fascineren me. Dit Radboudjaar biedt me de kans om me met fundamentele vragen bezig te houden: “Wat is mijn plek op de wereld?”, “Wat is mijn relatie tot het goddelijke?” Het is een spannend spel tussen hart en hoofd, wat beiden aanscherpt.

3. In welke omgeving kom je het beste tot je recht?

Daar waar mensen op een eerlijke manier met elkaar omgaan, met respect voor ieders eigenheid. En waar naast een serieus gesprek ruimte is voor humor.

4. Maak de volgende zin af: mijn leven heeft een wending genomen toen …

mijn ouders scheidden. Dat heeft me bewuster gemaakt van de betrekkelijke waarde van materiële dingen en me bewuster in het leven doen staan. Vragen als “Waar kies ik voor in mijn leven”, “Hoe geef ik negatieve en positieve dingen in mijn leven een plaats”, begonnen mijn levenshouding te vormen.

5. Wat is de beste raad die je ooit hebt gekregen?

“Niet alleen bezig zijn met je hoofd, maar ook luisteren naar je hart, je intuïtie”

6. Wat doen we met de katholieke identiteit van de KUN?

De katholieke identiteit moet blijven, maar wel met een progressief karakter: meegaan en meedenken met de tijd, met behoud van eigen identiteit en oorsprong. In deze tijd is men erg geneigd om alle religieuze tintjes in onze maatschappij weg te halen. Een soort van allergie, dit vind ik jammer. Maar ’t trekt wel weer bij.

7. Wat heeft de ideale universiteit dat de KUN niet heeft?

Ik weet niet of ik het mag zeggen: veel professoren hebben een fenomenale hoeveelheid kennis en inzicht, maar het ontbreekt hun aan een goede manier om die op een begrijpbare, systematische en overzichtelijke manier over te brengen. Op mijn ideale universiteit zou daar veel aandacht aan besteed worden en zou iedere docent de kans of verplichting hebben gehad didactische vaardigheden te ontwikkelen.

8. Gelovig, atheïst of iets anders?

Gelovig, zeer zeker. Maar geen verstard geloof. Het is belangrijk in dialoog te gaan met andere geloven om zo tolerantie en inzicht in elkaar te vergroten. Geloof uit zich naar mijn idee in de manier waarop je tegen dingen aankijkt en naar andere mensen toe handelt.

9. Maak de volgende zin af: de kerk … draagt een hoop goeds in zich, maar moet de verandering aan durven gaan met behoud van eigen identiteit en oorsprong.

10. Wat is het eerste wat bij je opkomt bij het thema “spiritualiteit”?

Een term die onduidelijk is voor velen en moeilijk uit te leggen is. Daardoor wordt ze ook misbruikt: iedere halve zool kan zijn activiteiten onder de noemer “spiritualiteit” kwijt. Daardoor devalueert het begrip ten onrechte.

12. Activiteit: Petit pelgrimage - Thijs Caspers

thijskl

7.17 uur, de trein vertrekt op deze zaterdagochtend uit het nog slapende Nijmegen richting Limburg, waar wij een weekend samen op stap tegemoet gaan. Al in de trein blijkt, ondanks dit vroege uur, dat het een gezellige kliek mensen bij elkaar is. We reizen af naar het zuiden van Limburg om daar twee bekende bedevaartsoorden te bezoeken, en om daarnaast een tweetal zeer bijzondere Romaanse kerkjes te bewonderen. Door het vroege vertrek uit Nijmegen komen we op tijd aan in het Limburgse Heerlen. Voor John, de studentenpastor is dit weekendje ook een teruggaan naar zijn ‘roots’ en met gemak loodst hij ons dan ook door het Limburgse landschap. Een mooi landschap, waarbij je je niet in Nederland waant. Het stijgen en dalen en de al anders wordende huizenbouw geven je het gevoel de grens al gepasseerd te zijn.

Aangekomen in Lemiers, stoppen we voor een oud kerkje. Niet veel later komt de gids en vertelt ons dat dit het oudste zaalkerkje van Nederland is. Het zou een jachtkapel van Karel de Grote kunnen zijn geweest, aldus de gids. Het van buitenogende traditionele kerkje blijkt een verassing voor ons in petto te hebben. Vele monden vallen open bij het aanschouwen van de compleet in cobrastijl geschilderde binnenkant van de kerk. De kunstenaar Hans Truijen, heeft voor deze kunstexpressie gezorgd, die niet direct bij iedereen in de smaak valt. Na uitleg echter, blijkt er wel degelijk een goed verhaal achter te zitten en velen weten het bij vertrek toch wel te waarderen.

Lemiers verlatend trekken wij verder naar het nabijgelegen Holset, waar wij een kaarsje kunnen opsteken bij de heilige Genoveva, een heilige die vooral bij onze oosterburen populair is. De heilige Genoveva zou mensen genezen met allerlei oogkwalen. Na het verlaten van het kerkje beginnen bij velen de benen al behoorlijk zwaar te worden. Niet geheel onterecht, want door een iets te grove schatting van onze John, zijn we toch al langer onderweg dan verwacht. Deels uitgeblust, bereiken wij uiteindelijk rond de klok van vijf, onze overnachtingsplek bij de zusters van Arnold Jansen. De hele dag in de buitenlucht en de flinke wandeling zorgen ervoor dat wij allen al om negen uur in bed liggen, dat voor een zaterdag! De Duitse degelijkheid straalt af van dit Nederlandse klooster, waar wij overigens goed worden verzorgd. Zondagochtend beginnen wij met twee (!) eucharistievieringen. De eerste maken wij nog mee bij de zusters, de tweede echter in een indrukwekkender ambiance. Niet ver van de zusters ligt namelijk het volgende te bezoeken kerkje, in het plaatsje Wahlwiller. Wederom een kerkje met onverwacht bijzondere muurschilderingen van dit keer de kunstenaar Aad de Haas. De groene muren en het rozepaars-achtig plafond creëren een rustige mysterieuze omgeving. De ideale plek voor onze volgende eucharistie. Overigens goed te doen, twee eucharistievieringen, omdat ze hier in Limburg blijkbaar klaar kunnen zijn in precies drie kwartier. Kort en bondig, zeg maar. Dit kerkje is vlak na de oorlog geschilderd, en naast de binnenzijde van de kerk, heeft de kunstenaar ook een ‘omstreden’ kruisweg geschilderd voor het kerkje. Een lijdensverhaal waarin de schilder de mensen van binnenuit schilderde. Dit monde uit in een kruisweg met allemaal dierachtige personen, met als enige echte mens, Jezus. Blijkbaar zo controversieel dat zij na landelijke bekendheid, op last van het Vaticaan werd verwijderd. Echter bij restauratie van het kerkje, in de jaren zeventig weer gedoogd.

De laatst te bezoeken plek is het redemptoristenklooster van Wittem. Dit is de plek waar mensen van heinde en verre naar toe komen om een kaarsje op te steken en te bidden tot de heilige Gerardus. Iedere mens, kan zijn ballast zo neerleggen bij deze zo jong gestorven (29 jaar) heilige. Bij aankomst worden wij opgevangen door een pastor van het klooster die ons een rondleiding geeft. Wij bezoeken een grafkelder onder het klooster en een zeer indrukwekkende bibliotheek. Bij het binnentreden van deze bibliotheek waande ik mij in een film, grote draaiende houten trappen die hun weg vonden naar een twee verdiepingen hoge opeenstapeling van boekenkasten. Prachtig, dit zo ongewone uitzicht! Een plek om dagen rond te snuffelen, ware het niet dat ons de tijd niet gegund is. De eveneens indrukwekkende boekenhandel die het klooster herbergt, moet ook nog bezocht worden en de tijd dringt voor de busreis naar Maastricht. Met het verlaten van het klooster begint er een einde te komen aan ons samenzijn, want de terugweg naar huis wordt aangevangen. Ook op de terugweg is de stemming opperbest, want van slaapgebrek is geen sprake. Het afscheid is op het station in Nijmegen, waar ieder zijn eigen beslommeringen weer oppakt, maar met hernieuwde energie en vol van alle dingen die wij dit weekend samen hebben gezien. Zeker voor herhaling vatbaar!

Thijs Caspers