Zoek in de site...

7-2

jaargang 7 nummer 2: Vertrouwen

1. We worden bijna een normaal land!

door Rob Verhofstad

Manager International Office NSM

Docent Politicologie

“Weliswaar zijn de meeste mensen tevreden over hun leefsituatie, maar velen maken zich in toenemende mate zorgen over de samenleving. Het vertrouwen in de overheid is gedaald. Dit laat de regering niet onberoerd.”

(troonrede, 20 september 2005)

Wat is er toch aan de hand in Nederland? Rapport na rapport verschijnt over het afnemende burgervertrouwen in de politiek en de overheid. Zaterdagbijlagen van kranten worden erover volgeschreven en het is een populair onderwerp voor discussieprogramma’s op televisie. Wat is er nu precies aan de hand? Hoe kan het worden verklaard? En welke oplossingen zijn er…

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft in september 2005 een rapport gepubliceerd (De sociale staat van Nederland 2005) waarin onder meer uit de doeken wordt gedaan hoe het staat met het burgervertrouwen in de regering en overheid.

In een periode van 10 jaar is dit vertrouwen flink gekelderd. In 1995 was nog 76% tevreden over de regering, in 1998 zelfs 80%. In 2004 is dat percentage gedaald naar 48%. Met vertrouwen in de overheid is het nog droeviger gesteld. In 1995 vindt nog 56% dat de overheid goed functioneert. Dit percentage loopt op tot 65% in1998. In 2004 is er nog slechts een percentage van 35% over.

De tevredenheidpercentages in 2004 zijn in vergelijking met die van veel andere landen niet opmerkelijk. Wel opmerkelijk is de snelle daling van het vertrouwen in overheid en regering.

Wat zit er achter deze cijfers? Is de regering nu zoveel slechter geworden, en de overheid ook? Zorgen andere (inter-)nationale omstandigheden voor een omwenteling? Of zijn de burgers opeens veranderd in hun opvattingen? Er zijn verklaringen te vinden binnen alledrie die factoren.

Een andere overheid, een andere regering

Wanneer het vertrouwen in een regering zo snel en abrupt daalt, is het logisch kritisch te kijken naar die regering. De daling in vertrouwen valt samen met het aantreden van het eerste kabinet Balkenende en de daling zet door tijdens het kabinet Balkenende-II. Het SCP onderzoek laat zien dat de tevredenheid onder links georiënteerde respondenten nog harder is gedaald dan die van de gemiddelde respondent (15 procentpunten lager dan het steekproefpercentage). Dat is natuurlijk geen vreemde uitkomst als je in beschouwing neemt dat een centrum-rechtse coalitie een centrum-linkse coalitie heeft afgelost. Toch is deze eenvoudige partijpolitieke verklaring niet afdoende. Ook veel respondenten die destijds op partijen uit de huidige coalitie hebben gestemd geven nu aan ontevreden te zijn over de regering.

De regering zelf probeert ook een verklaring te vinden voor het afnemende vertrouwen. Balkenende gooit het op de harde ingrepen die zijn gedaan om de Nederlandse economie er weer bovenop te helpen en de vele stelselwijzigingen die daarvoor nodig waren (AOW, pensionering, VUT, zorgverzekering, kinderopvang). Veel burgers zijn ook geschrokken van de bijkomende onzekerheden. Zo werd de PC-privé regeling abrupt afgeschaft, net als het ‘grijze kenteken’ voor particulieren. Ook het onaantastbaar gewaande prepensioen werd niet met rust gelaten. Burgers sidderen als ze denken aan de toekomst van de spaarloonregeling en hypotheekrente aftrek….

Kabinet Balkenende probeert het vertrouwen terug te winnen door na het ‘zuur’ uit de eerste jaren van deze kabinetsperiode nu het ‘zoet’ aan bod te laten komen door lastenverlichtingen. In de peilingen is de werking hiervan echter nog niet terug te zien.

Andere omstandigheden, andere tijden

Het rijtje is wel bekend: de aanslag in september 2001 in de Verenigde Staten, de moord op Fortuyn, de economische neergang, en de moord op van Gogh. Het zijn gebeurtenissen die in aanvulling op elkaar effect hebben gehad op de wijze waarop burgers tegen de regering en de overheid aankijken.

Een overheid die niet in staat is om haar burgers tegen een nieuwe vijand (het internationale terrorisme) te beschermen (New York, Madrid, Londen) maar wel vrijheden beperkt in naam van terrorismebestrijding. Een overheid die gefaald heeft bij de beveiliging van een opruiende opinieleider en vervolgens de regie kwijt was bij de politieke onrust die erop volgde. Het lijstje kan zonder moeite worden uitgebreid met incidenten als de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, de brand in het detentiecentrum bij Schiphol en ga zo maar door.

Een andere burger

Het is helemaal niet gezegd dat de overheid tot 10 jaar geleden beter was toegerust voor de problemen die ik hier noem. Het is wel duidelijk dat de burger andere dingen van de overheid en haar regering verwacht.

Het SCP onderzoek laat een interessante ontwikkeling zien bij de reactie op de stelling dat we minder wetten nodig hebben maar meer onvermoeibare sterke leiders. In 1992 was nog maar 32% het eens met deze stelling terwijl in 2004 maarliefst 61% hiermee instemt.

Deze verandering moet misschien in het licht worden gezien van de afkeer van het ‘paarse gepolder’ zoals dat in de verkiezingsstrijd van 2002 door Pim Fortuyn naar voren werd gebracht. Het sluit ook aan bij de nieuwe flinkheid die sindsdien intrede heeft gedaan. Dingen moeten recht voor zijn raap gezegd kunnen worden. ‘Politieke correctheid’ is dan ook een vies woord geworden. Het zijn wellicht verklaringen voor het ontspruiten van zoveel politieke nieuwkomers (na Fortuyn kwamen nog Nawijn, Wilders en de Vries).

Ik geloof dat het vertrouwen dat wordt gesteld in deze nieuwkomers gemakkelijk tot een deceptie kan leiden. De soms wat modelmatige, en simpele voorstelling van problemen en hun oplossingen leiden tot een korte hevige vertrouwensimpuls (“stemmen op die man! Wilders for President!”) maar het lijkt erop dat na een succesvolle verkiezing de politieke praktijk stugger is en de glans er vervolgens snel weer af is. Zo kan ik me niet voorstellen dat het politieke vertrouwen bij de LPF-stemmers na 2002 is toegenomen door de reeks van schandalen en toestanden binnen de LPF-fractie en het LPF smaldeel in het kabinet.

Oplossingen

Je kunt de huidige stand van zaken negatief en positief benaderen. In pessimistische visie kun je vaststellen dat het Balkenende en zijn ploeg niet lukt om de juiste toon te vinden om met haar burgers ‘on speaking terms’ te komen. Met een zekere regelmaat worden we vermanend toegesproken door premier Balkenende of minister Donner, ons de les lezend over de media en de houding van burgers (satire brengt de monarchie in gevaar, aanhoudende kritiek over brand in detentiecentrum Schiphol ondermijnt het politieke gezag…). Aan de andere kant probeert het kabinet de burger aan zich te binden door een discussie over normen en waarden die maar niet echt wil vlotten.

Ondertussen is het kabinet al lang haar meerderheid kwijt in de peilingen (63 zetels bij de Politieke Barometer peiling van 11 november).

Er is ook een positievere benadering. Je zou kunnen stellen dat de revolte van 2002 nodig was om het land op te schudden, om ervoor te zorgen dat er hier en daar wat achterstallig onderhoud werd verricht aan de stijl van politiek voeren. Ondanks de ontzuiling in de jaren zestig had de Nederlandse politiek nog altijd veel weg van de pacificatiepolitiek van voor die tijd. Dit hield in dat verschillende meningen werden toegedekt en dat de politieke discussie vooral niet moest oplaaien. Een stijl van politiekvoeren waarbij politieke correctheid hoog in het vaandel stond en afwijkende meningen tot taboe werden verklaard (door ze bijvoorbeeld als extreem rechts te kwalificeren). Je zou kunnen zeggen dat de revolutie van 2002 zijn werk heeft gedaan. De toedekkende deken is van het politieke spel afgehaald, en de strijd wordt nu ongepolijst in al zijn hardheid en openheid gevoerd. Precies de manier waarop in veel omringende landen al jarenlang politiek wordt gevoerd.

Je zou kunnen zeggen dat er niets nieuws onder zon is. We, zowel de regering als de burgers, moeten er alleen nog wat aan wennen. Hoewel de snelle afname in politiek vertrouwen opmerkelijk is, het uiteindelijke niveau van politiek vertrouwen is dat niet. In vergelijking met veel andere Europese landen valt het hier nog best mee met het burgervertrouwen. We moeten ons er misschien gewoon bij neerleggen dat we net een normaal land zijn geworden…

2. Vertrouwen op en in God

Door Theo Koster o.p.

Vertrouwen kun je niet aan iemand geven. Het is al aanwezig in ieder mens, maar vaak sluimert het. Geven is dus niet het juiste woord, maar wekken, wakker maken. Ook kan het in jou aanwezige vertrouwen verstoord zijn. Ook dan is geven of opnieuw geven niet het juiste woord, maar herstellen. Waar vertrouwen verstoord is hebben mensen elkaar nodig om het te repareren. Waar vertrouwen sluimert of slaapt, wordt dit eveneens wakker gemaakt door mensen en de avonturen die je met hen meemaakt. En dan kunnen je de ogen opengaan voor God.

God was in mijn kinderjaren vanzelfsprekend aanwezig in mijn leven. Vele rituelen zoals de dagelijkse kerkgang, bidden aan tafel, het gezamenlijk bidden van de rozenkrans voor het slapen gaan, het dienen van de mis als misdienaar, voorkwamen dat ik hem vergat. Zoals een kind in sinterklaas gelooft, zo geloofde ik in God: een diep, onwankelbaar maar nog naïef vertrouwen.

In mijn middelbare school jaren en de eerste jaren als student theologie veranderde mijn kinderlijk vertrouwen in een zekerheid. Opnieuw was god vanzelfsprekend aanwezig in mijn leven, maar geborgen voelde ik me niet bij hem. God was het grote oog dat alles zag. Zijn bestaan was verzekerd in de vele ge- en verboden die de kerk mij voorhield. Afwijken of me niet houden aan de geboden zou worden bestraft. Voor deze almachtige was ik bang. Toch schroomde ik niet nu en dan met deze angst, met de geboden, te spelen. Toen ik voor het eerst een keer op zondag niet naar de kerk ging verwachtte ik, dat hij zou ingrijpen, maar er gebeurde niets. Dat luchtte op en stelde mij tegelijk teleur.

Zowel mijn theologiestudie als mijn bezig zijn met bijbelteksten in een groep van jonge mensen, die tweewekelijks een jongerenviering voorbereidde, hadden invloed op mijn geloof in God. Het bezig zijn met de tekst van het verloren schaap dat gezocht werd gaf mij een nieuw zicht op God. Zo verliet ik eens de groep van negenennegentig schapen onder wie ik mij altijd geschaard had en probeerde mij te verplaatsen in het verloren schaap. Het besef, dat wellicht ook naar mij gezocht werd, gaf een warm gevoel. Of het verhaal van de verloren zoon, naar wie zijn vader elke dag uitzag. Zou het grote oog dat alles ziet dit vaderlijke oog zijn, ging ik mij afvragen. Door dit soort nieuwe inzichten verloor de almachtige zijn grimmigheid, en mijn angst veranderde in vrees.

De zelfdoding van een goede bekende, eveneens student, zette mijn vertrouwde en min of meer vanzelfsprekende wereld volledig op zijn kop. Ik noch anderen die regelmatig met hem optrokken hadden zijn zelfdoding zien aankomen; dan hadden we het voorkomen. En hij had niet door hoezeer wij bij hem betrokken waren, want dan had hij dit zeker niet gedaan. Wat heeft leven voor zin als je op momenten waarop je elkaar nodig hebt totaal aan elkaar voorbij gaat? Alle zekerheden vielen me uit handen, en ik heb overwogen zelf mijn leven te beëindigen. Wat me weerhield? Enkel en alleen het feit, dat je niet zomaar door een fatale gebeurtenis stopt met wat je zolang min of meer vanzelfsprekend hebt gedaan. Eén, twee weken leefde ik niet, maar vegeteerde ik, als een plant. En god? Die was verdwenen in dezelfde flits waarin ik door al mijn zekerheden zakte. De almachtige was ineens weg, toen, op dat moment en voorgoed; nooit is hij meer teruggekomen. Hij greep niet in en ik had gelukkig niets in handen dat ik kon duiden in de richting van een god die ingrijpt en zich zo aanwezig stelt. ‘Gelukkig’, schrijf ik, want dit dwong me diep te gaan; er was niets meer om mij aan vast te klampen. De crisis was heftig en bracht me tot de bodem van mijn bestaan.

Eenmaal gevallen in dit diepe gat gingen me de ogen open. Ik vond geen nieuwe grond onder mijn voeten, geen nieuwe zekerheden en merkte dat ik dit ook niet nodig had. Ik voelde nu dat ik gedragen werd, dat iemand mij droeg. Nieuw was dit niet; ik werd al bij voortduring gedragen, maar dat was me tot nu toe ontgaan. Ik heb me opgericht, maar de draad van het leven dat ik tot dan toe geleid had niet opnieuw opgepakt. Ik kan niet meer met mijn hoofd in de wolken leven. Ook sta ik niet meer ‘op mijn kop’. Eindelijk op mijn benen terechtgekomen ga ik zo de wereld tegemoet.

Discussies over het al of niet bestaan van God boeien me niet, ervaar ik als tijdverspilling. Dat ik zelf besta houdt mij bezig, is elke dag opnieuw een verrassing voor mij die verwondering oproept en tot dankbaarheid stemt. Dat om mij heen zo veel mensen aanwezig zijn, elk zo verrassend anders, prikkelt me en brengt me letterlijk in beweging. Niet aan god, maar aan hen heb ik een boodschap en zij aan mij, zo laten zij mij blijken. Ben ik dan los van God? Nee. Ik ben ontsnapt aan de wurgende greep van de maakbaarheid en (zelf)controle, waarin ik met mijn leven terecht was gekomen, en heb Haar ontdekt. Niet als oorzaak op mijn waarom-vragen, niet als aanvulling van mijn niet-begrijpen en van mijn onvermogen. God is de Aanwezige, op elk moment van mijn leven in mijn buurt en door mij aan te spreken. Mijn geloven is niet meer naïef, noch een zekerheid, maar een werkwoord geworden, dat ik liever weergeef met het woord vertrouwen. Dit woord roept niet de misverstanden op, die het woord geloof kunnen oproepen, en geeft beter dan het woord geloven weer, dat het door en door relationeel van aard is. Vertrouwen is niet iets van mensen, maar iets wat tussen mensen hangt, en tussen mensen en God. Het is niet los verkrijgbaar; je moet je er voor openen, zodat het in je kan opborrelen, en niet langzaam gesmoord wordt.

Ik kan God aanspreken, en Hij spreekt mij aan en doet regelmatig een appèl op mij. Ik ben ervan overtuigd, dat vele malen Haar appèl op mij me ontgaat. Ik ben Jezus niet. Ik koester een geweldige bewondering voor Jezus, juist omdat deze voortdurend open stond voor Gods aanwezigheid. Mensen merkten dat aan hem, zochten hem graag op. Zijn vertrouwen werkte op hen aanstekelijk: hun ogen gingen open, ze kwamen weer in beweging, voelden aan den lijve hoezeer ook zij alle moeite waard zijn.

Moet je eerst iets ernstigs meemaken, door een crisis gaan, om God te ontdekken? Mensen die zo vastgeroest zitten in hun geloven als ik zat, hebben wellicht een opdonder nodig, maar garanties op het wakker worden van jouw vertrouwen biedt dit niet. Iets ernstigs kan je ook cynisch maken, fanatiek, of doen reageren als een medestudent, betrokken bij dezelfde gebeurtenis. Deze viel volledig van zijn geloof af en stopte met de theologiestudie. Wil dit zeggen, dat deze los is geraakt van God? Gezien de wijze waarop deze nadien tot op de dag van vandaag zich inzet voor en omgaat met mensen betwijfel ik dit. Ook spreek ik studenten die niet (streng) gelovig zijn opgevoed, niet door leed werden overvallen en die toch de ogen opengingen voor een werkelijkheid die ik met ‘God’ aanduid. Daaraan vooraf ging, voor zover ik kan overzien, altijd wel een crisis: de diep indringende ervaring, dat het leven van alledag niet vanzelfsprekend is noch naar jouw of andermans hand te zetten. Dat dwingt je te kiezen: houd ik vast aan mijn zekerheden of laat ik los, met het risico nergens meer te zijn? Het nabij laten van anderen in je leven, het zelf nabij zijn bij anderen, brengt je vanzelf in deze crisis. Of je wat je dan ontdekt God noemt, vind ik minder belangrijk dan het steeds weer deze crisis in je toelaten. Voor mij is God de bron van een diep vertrouwen geworden dat me de moed geeft en zonodig prikkelt om steeds opnieuw deze crisis, die ik nu een avontuur noem, aan te gaan.

3. Vertrouwen is een kwestie van perspectief

Door Huub ter Haar

communicatiestrateeg en theoloog

Er is volgens peilingen nog niet eerder zo weinig vertrouwen geweest onder de burgers in de huidige regering en de politiek in het algemeen. Dit kabinet zou een beleid voeren dat wantrouwen voedt. Volgens onderzoek van de Universiteit van Tilburg geeft 65% van de Nederlanders voor de betrouwbaarheid van het huidige parlement weinig. Zelfs de Nederlandse Bank organiseerde recent een symposium onder de titel ‘Vertrouwen, cement van de samenleving en aanjager van een gezonde economie’.

Vertrouwen kan volgens mij goed gedijen als er een perspectief en een zekere voorspelbaarheid worden geboden. Dit zijn voor mij de criteria op basis waarvan mensen vertrouwen uitspreken in de ander, iemands leiderschap of een product. Mensen geven vertrouwen als ze het gevoel hebben dat ze kunnen rekenen op de belofte die ze herkennen en waarderen en waarvan ze de realisatie in de nabije toekomst inderdaad kunnen ervaren. Communicatie kan de beleving en overtuiging rond de belofte van een leider, een dienst of een product hoogstens cultiveren en versterken. Communicatie en marketing denken in dit geval na over en geven uitvoering aan de verschijning, het gedrag en de boodschap. Is die consistent en herkenbaar vorm gegeven?

In de uitbouw van een merk zijn perspectief en voorspelbaarheid belangrijke aandachtspunten. Merken bieden een belofte die zij voortdurend zullen moeten waarmaken, willen zij voldoende binding (lees: vertrouwen) en afzet blijven behouden onder klanten. In de overvolle markten is er een voortdurende strijd om het brein gaande. Het brein zit vol met beelden, indrukken en prikkels. Het brein handhaaft zich door simplificatie van de werkelijkheid. Het haat verwarring, is onzeker en traag. Merken helpen om die beperkingen te overkomen door de werkelijkheid simpel te houden en tot eenvoud te reduceren.

Op emotioneel niveau proberen merken vertrouwen op te roepen en zorgen ze voor een bevestiging en verrijking van je identiteit (bijvoorbeeld schoonheidsproducten die eeuwige jeugdigheid voorspiegelen: L’Oreal). Merken proberen te staan voor waarden. Ze zijn voortdurend op zoek naar diepere drijfveren die bepalend zijn voor de houding en het gedrag van mensen.

Godsdiensten en ideologieën hebben daar tientallen eeuwen invulling aan gegeven en doen dat nog steeds. In het Westen hebben deze leefconcepten voor heel veel mensen echter hun waarde verloren. Zij verkeren in de paradox van een groot zelfsturend vermogen (autonomie) temidden van een chaotische context (afhankelijkheid ten opzichte van de inrichting van de samenleving). Om die paradox te kunnen hanteren ontwikkelen mensen een eigen systeem van zingeving.

Merken haken graag aan bij de zoektocht van mensen naar een eigen systeem van zingeving. Merken proberen volgens sommige reclamedeskundigen de ideologieën van de 21ste eeuw te worden. Zij ambiëren een perspectief. Zij bieden een systeem van ideeën en zingeving dat het gedrag en de houding van mensen stuurt. Merken sturen de keuzes van mensen door zich uitgesproken te positioneren. Sommige merken onderscheiden zich op basis van hun prijs (Aldi en andere prijsvechters), vormgeving (Apple), zekerheid (KLM), een mentaliteit (Canon wil groeien in harmonie met de omgeving), een missie (de NS houdt de boel draaiende), visie (Unilever staat voor ‘vitaliteit met voeding’) of leiderschap (ABN Amro zegt dé bank te zijn).

Dit merkdenken verschaft wellicht een ander licht op het vermogen van Nederlandse politici om een eenduidig perspectief te bieden en consistentie en voorspelbaarheid in hun gedrag te vertonen. De waan van de dag, de incidentjes, de volgende verkiezingen en de persoonlijke populariteit gelden echter vaak als belangrijkste richtsnoer van het politieke handelen. Als politici groter vertrouwen willen genieten onder hun kiezers zullen zij een belofte centraal moeten stellen en daar op een consequente wijze naar moeten spreken en handelen. Een blauwdruk, een droom, een enerverende en energie-opwekkende visie, daar zitten burgers op te wachten. De inrichting van de ideale samenleving is uiteraard van een andere orde dan de verkoop van een dienst of een product. Niettemin behoort het tot de taak van politici om een duidelijk en geloofwaardig perspectief te bieden dat voor de middellange termijn de keuzes en het gedrag van de burgers bepaalt en waar de burgers met de verwachting van een zekere voorspelbaarheid zich in kunnen herkennen en dat zij ook van harte willen ondersteunen. Dan verdienen politici het vertrouwen dat ze nu zo kwijt zijn.

4. Vertrouwen binnen 4 muren

Een interview met Riekje Stuut, Vertrouwenspersoon van de RU

Door Wouter Grijm en Steven Teerenstra

Riekje Stuut is enkele jaren geleden gevraagd binnen de universiteit in deeltijd de functie van vertrouwenspersoon te vervullen. Hoewel je bij haar studie geschiedenis niet direct denkt aan de juiste vooropleiding voor het uitoefenen van deze functie, heeft de menselijke geschiedenis en de interactie tussen personen altijd haar interesse gehad. Net zo als de taken van een bedrijfshulpverlener te leren zijn door training en opleiding is het mogelijk om binnen een organisatie de taken van vertrouwenspersoon te leren. Veel aandacht is er voor het voeren van gesprekken, het goed kunnen luisteren zonder vooroordelen, voor juridische kennis en natuurlijk worden er veel praktijkvoorbeelden behandeld. Universiteiten zijn wettelijk verplicht deze dienst aan te bieden. Er wordt onderscheid gemaakt in de vertrouwenspersonen voor studenten en voor medewerkers van de universiteit zelf.

Wanneer stappen studenten nu op een vertrouwenspersoon af?

“Er zijn zeer veel verschillende redenen waarom een student bij ons aanklopt. Dat varieert van discriminatie, van gestolen e-mail tot seksuele intimidatie. Gepest worden door medestudenten of gemangeld worden door een docent, groep of afdeling komt ook voor als aanleiding voor een gesprek.” Op de vraag of de studenten de drempel om de eerste stap te zetten voor een gesprek als hoog ervaren is geen eenduidig antwoord te geven. “Veel mensen twijfelen nog na het zetten van die eerste stap over de drempel of het niet voor een groot deel hun eigen schuld is geweest dat ze dit probleem nu hebben. En er zijn ook veel mensen die eerst hun probleem per e-mail aan mij voorleggen. Het hoeft niet direct in een persoonlijk gesprek. En meestal is de inhoud van de e-mail duidelijk genoeg om het óf per e-mail af te handelen óf ze direct voor een gesprek uit te nodigen. En meestal is daardoor de drempel weggehaald.”

Hoeveel gesprekken met de vertrouwens-persoon worden er gemiddeld gevoerd?

“Voor het aantal gesprekken is eigenlijk geen goed gemiddelde te geven. In enkele gevallen is het probleem na één gesprek voor de betreffende persoon afgehandeld, voor een andere persoon blijkt dat doorverwijzing naar een studentenpsycholoog een betere optie is om adequaat te worden geholpen. In tijd gezien duurt het gemiddeld enkele maanden voordat een persoon in staat is om het probleem te kunnen afronden. Het is vooral tijd die nodig is om na te denken over wat je precies met het probleem wilt en welke oplossingsrichting je verkiest, inclusief de daarbij behorende consequenties”.

Want elke oplossingsrichting heeft bepaalde gevolgen voor zowel degene met het probleem als de mogelijke veroorzaker(s). In veel gevallen wordt het probleem door de student uit de doeken gedaan en is de veroorzaker bekend, maar er is tot dan toe nog geen direct contact geweest tussen de dader en het slachtoffer. In sommige gevallen is de veroorzaker zich geheel niet bewust van het effect, dat zijn of haar gedrag heeft gehad op de student. Maar omdat Riekje vertrouwenspersoon is, kan zij natuurlijk niet zomaar contact met deze veroorzaker opnemen om het een en ander op te helderen. Alles wat de student vertelt wordt in vertrouwen behandeld. Voor alle acties die de vertrouwenspersoon wil ondernemen wordt eerst toestemming gevraagd aan de student. Zelfs het bespreken van een bepaalde situatie met een andere vertrouwenspersoon gebeurt pas na toestemming van de betrokkene. De rol van vertrouwenspersoon vereist absolute discretie.

Is het huidige aantal gesprekken het topje van de ijsberg?

“Ik hoop van harte van niet, maar mijn eigen vermoeden zegt me dat er toch wel meer gevallen zijn van ongewenst gedrag dan het aantal personen, waarmee wij gesprekken voeren. Ongewenst gedrag wordt gedefinieerd als gedrag dat je zo hinderlijk vindt, dat je er last van hebt tijdens je studie. Doordat wij meer aandacht besteden aan dit onderwerp merken we ook dat er een groter aantal studenten langs komt voor een afspraak. Bij veel studenten speelt desondanks de gedachte een rol dat zij deels zelf schuld zijn aan de ontstane situatie. Een typisch voorbeeld hiervan is het zelfverwijt dat hij of zij ‘zelf ook niet zo aardig had moeten doen’, terwijl dit in de meeste gevallen absoluut niet aan de orde is”.

Van het aantal studenten dat een afspraak heeft gemaakt met een vertrouwenspersoon ligt de verhouding tussen meisjes en jongens op 75%-25%. Hieruit mag worden geconcludeerd dat meisjes vaker slachtoffer zijn van ongewenst gedrag dan jongens of dat meisjes hierover eerder een afspraak willen maken dan jongens.

Op welke manier kun je zelf invulling geven aan de rol van vertrouwenspersoon?

“De enige manier waarop je je rol kunt vervullen is om alles in vertrouwen te doen. Je hebt de taak om de student te helpen voor zichzelf te bepalen wat hij of zij normaal vindt en in welke gevallen bepaald gedrag van derden dusdanig hinderlijk is dat je daar structureel last van wordt ondervonden. Het uitgangspunt voor mij is dat alles wat de student vertelt waar is. In een enkel geval is mij wel eens gevraagd om de rol van bemiddelaar te vervullen en dus als mediator op te treden. En in een bepaald geval heeft dit geweldig geholpen en was het probleem daarna meteen uit de lucht, vooral omdat de betrokkene zich totaal niet bewust was van de situatie.Toch wordt dit eerder bij hoge uitzondering gedaan, omdat deze twee rollen wezenlijk van elkaar verschillen en eigenlijk niet te verenigen zijn”. Als je als gedupeerde een gesprek wilt aangaan met de veroorzaker, waar op verzoek de vertrouwenspersoon bij aanwezig is, is de kans zeer groot dat je door de veroorzaker als ‘behorende bij te tegenpartij’ wordt gezien. Dat is per definitie niet bevorderlijk voor de vertrouwensrol die de vertrouwenspersoon moet behouden. Een bemiddelaar of mediator zou beter een ander persoon kunnen zijn, die slechts bemiddelt met goedkeuring van beide partijen.

Wat gebeurt er als een student een echte klacht wil indienen?

“In dat geval is het onder meer mijn taak om degene duidelijk te maken wat er allemaal bij deze procedure komt kijken om zeker te zijn dat dit is wat hij of zij wil. Immers het risico bestaat dat ‘de kwestie’ op straat komt te liggen en de gevolgen daarvan kunnen zeer ingrijpend zijn”. Het is niet per definitie een manier om de negatieve ervaring te verwerken. De klachtencommissie kijkt puur naar de schuldvraag en beoordeelt of de klager in zijn of haar gelijk staat. Gelukkig zijn er zeer weinig officiële klachtenprocedures gestart, want het is geen sinecure om dit door te zetten. Het is een uiterste middel naar een gevoel van boetedoening. Dit middel kent juridisch misschien een winnaar, maar emotioneel zijn er vaak twee verliezers. Een volledige beschrijving van deze procedure is trouwens te vinden op de website van de Universiteit.

De Dienst Studentenzaken heeft een folder uitgebracht over ongewenst gedrag op en rond je studie, waarbij vooral informatie wordt gegeven over de rol van de vertrouwenspersoon. Met deze folder willen ze het belang onderstrepen van het nemen van actie in geval van ongewenst gedrag en je informeren over de mogelijkheden er iets aan te doen. Daarmee wordt hopelijk voorkomen dat de situatie tot een probleem verwordt waar je niet meer uitkomt en dat leidt tot stress en psychische of lichamelijke klachten. Vertrouwen is hier meer dan hopen met zekerheid, zoals Kramers woordenboek het vertaalt, vertrouwen is hier een garantie. Alles wat binnen de vier muren wordt besproken komt de kamer niet uit.

De vertrouwenspersonen van de Dienst Studentenzaken zijn zowel telefonisch als per e-mail te bereiken.

( 024-3612228 of r.stuut@dsz.ru.nl of haar mannelijke collega a.buiks@dsz.ru.nl.

5. Don’t worry, be happy

Door Pieter

student psychologie

volledige naam bekend bij de redactie

Af en toe voelt het alsof ik door een aantrekkingskracht meegezogen word de diepte in, ver weg van alle leven; het is de uitbeelding van de negatieve spiraal. Reddeloos en radeloos val ik dan naar beneden, tot er niets anders lijkt te resten dan de dood. Onderweg grijp ik mij vast aan elke strohalm, vertegenwoordigd door een leuke gebeurtenis of een vriendelijke opmerking. Positief denken is de remedie tegen deze val in negativiteit. Maar daar zit ook juist het probleem.

Positief denken impliceert dat je vertrouwen hebt: vertrouwen in het goede in jezelf, in de wereld en in de toekomst. En dat vertrouwen ontbreekt.

Vertrouwen is essentieel om te kunnen leven, want als je geen reden hebt om aan te nemen dat het wel ergens goed voor is en dat alles goed zal komen, waarom zou je dan nog doorleven?

Omdat vertrouwen zoiets elementairs is, beseffen de meeste mensen denk ik niet waar het vandaan komt en dat ze het hebben. Ik denk dat je ermee geboren wordt. Als je als kleine hulpeloze baby ter wereld komt, ben je geheel afhankelijk van anderen om in leven te blijven. Dan moet je er dus wel vanuit gaan dat dat goed gaat. Dit basisvertrouwen neem je mee als je ouder wordt. Het is een gerechtvaardigd vertrouwen, want als het onterecht zou zijn, zou je logischerwijs niet meer leven. Natuurlijk kan het vertrouwen wel groot of minder groot zijn.

Persoonlijk heb ik weinig vertrouwen, want mijn somberheid houdt al jaren aan en ik verwacht niet meer dat het over zal gaan. Lekker destructief gedacht dus. Keer op keer vraag ik mijzelf af: waar doe ik het allemaal voor? Moet ik echt mijn hele leven zo gaan worstelen? Wat moet er gebeuren voordat ik erop durf te vertrouwen dat het leven ook leuk kan zijn? Ik probeer leuke ervaringen zo lang mogelijk vast te houden; ik buit ze uit, om daarop te teren. Steeds als er iets plezierigs gebeurt, zeg ik tegen mijzelf: “kijk, het leven is niet alleen vervelend, nu heb je toch plezier. Dat kun je veel vaker hebben.” In theorie klonk dit idee om meer aandacht te besteden aan de positieve dingen heel aardig, maar in praktijk heb je er vrij weinig aan. Doordat je op de positieve dingen gaat letten, let je ook op de negatieve. En die laatste blijven beter hangen in je geheugen…

Een methode die in ieder geval tijdelijk beter werkt, is die van er niet meer bij stil staan. Gewoon doen en er vanuit gaan dat het wel goed komt, ook al weet je nog niet hoe en wanneer. Door dat te denken herstel je eigenlijk al een stuk van het verloren vertrouwen. Natuurlijk moet er dan op den duur wel iets veranderen.

Wat ook erg belangrijk is om positiever te denken, is vertrouwen hebben in jezelf en anderen. Het is erg belangrijk om mensen in je omgeving te hebben, waar je terechtkunt met kleine en grote dingen. Psychologen hebben boeken vol geschreven over dit thema. Ook schrijven ze over hoe kinderen gehecht zijn aan hun ouders en wat de rol van de opvoeding en persoonlijkheid daarin is. De manier waarop een kind zich hecht aan zijn ouders, zegt iets over het vertrouwen dat hij erin heeft. Je kunt veilig gehecht zijn, dan heb je er vertrouwen in dat je ouders je zullen helpen als het echt nodig is. Maar je kunt ook onveilig gehecht zijn: dan vertrouw je er dus niet op dat ze je helpen in nood. Dan kun je je of enorm vastklampen aan je ouders of je doet net alsof je hen niet nodig hebt en het je onverschillig laat of ze er zijn of niet. Ik ben erg blij dat ik in ieder geval een paar mensen heb, waarvan ik weet dat ik daar terecht kan en die vertrouwen hebben in mij.

Weer een andere manier om positiever te denken is om steeds vrolijk te blijven doen. Het is een beetje dat idee van: als je maar steeds lacht, komt er vanzelf endorfine vrij in je hersenen en ga je je beter voelen. Er bestaat ook lachtherapie. Dan moeten mensen voor de spiegel gaan staan en naar zichzelf lachen. Dat heb ik nog nooit uitgeprobeerd, maar het idee is wel grappig, niet? Op zich werkt deze methode wel, want mensen in je omgeving denken dat je vrolijk bent en reageren dus ook een stuk vrolijker dan wanneer ze een somber, gesloten persoon voor zich hebben. Een ander voordeel is dat humor echt helpt om dingen te relativeren. Probeer maar eens met een big smile op je gezicht te vertellen dat het niet goed met je gaat. En daarna hetzelfde zeggen met een heel verdrietige houding. Wedden dat je je in het eerste geval toch beter voelt. Het enige nadeel van de lach-methode is dat je wel ergens je gevoelens kwijt moet kunnen.

Ja, je gaat toch wat uitproberen om vrolijk te worden. De vraag die ik mij daarbij overigens gesteld heb, is of ik wel positief wil worden. Wat levert het mij op en wat moet ik inleveren? Voor velen klinkt dit waarschijnlijk als een flauwekulvraag in de oren, maar als je er goed over nadenkt zijn er altijd redenen waarom je een bepaald gedrag blijft volhouden. Economisch gezien is dat ook logisch: als iets je niets dan narigheid oplevert, ga je er niet mee door. En aangezien je er wel mee door gaat, zal er wel een voordeel aan zitten of goede reden voor zijn. In de psychologie heet dit: secundaire ziektewinst. Ik ben bijvoorbeeld bang dat mensen te hoge verwachtingen van mij krijgen, die ik niet waar kan maken. En als ik somber ben, is er ook altijd een reden om liefde en aandacht van mensen te krijgen. Ik zou dus eigenlijk eerst moeten inzien dat mensen ook van mij houden als ik vrolijk ben. Het vreemde is: ik kan me geen wereld voorstellen met een vrolijke Pieter erin. Eentje met zelfvertrouwen, die vertrouwen heeft in andere mensen en die goed met tegenslagen om kan gaan. Hoe zou hij denken en doen? Hoe zouden mensen op hem reageren? Ik heb werkelijk geen idee.

Ik zou nog uren door kunnen schrijven over allerlei clichémethoden om vertrouwen te krijgen in het leven. Maar deze worden al genoeg gepropageerd in boeken, die geschreven zijn door auteurs, die van het schrijven in ieder geval zelf gelukkig zijn geworden. En net als die schrijvers, die rustig doorgaan om dé theorie om gelukkig te worden op papier te zetten, blijf ik blijf stug doorgaan om mijn eigen theorie daarover in de praktijk om te zetten. Ik ben het ook verplicht aan mijn ouders, die enkele vriend en mijzelf om te blijven proberen om minder negatief te gaan denken. Misschien heb ik ook wel nog de hoop, of het vertrouwen, het is maar net hoe je hebt wilt noemen, dat het goed komt. Iedere morgen als de zon opkomt, kijk ik naar de lucht. Het is zo mooi om te zien dat de hele wereld lichter wordt en eventjes in vuur en vlam staat. Wat er ook gebeurt: je kunt erop vertrouwen dat de zon iedere dag opkomt. Hoe donker de wereld ook is, daarin zie ik wel echt een lichtpuntje. Bovendien: als zoveel andere mensen een leuk leven kunnen hebben, waarom ik dan niet? Ja, nu ik er zo over nadenk, heb ik misschien toch nog wel een beetje vertrouwen in mijn eigen kunnen. Ideeën heb ik genoeg… Luctor et emergo.

6. Werken in de Studentenkerk: een kwestie van vertrouwen geven – en van vertrouwen vinden…

door John Hacking

In deze bijdrage bespreek ik de vraag waarom studenten kunnen vertrouwen op de Studentenkerk en wat dit vertrouwen hen kan opleveren. Vervolgens hoe je als studentenpastor dit vertrouwen kan winnen en behouden. Eerst echter sta ik stil bij het begrip vertrouwen en werk dat uit op basis van enkele overwegingen. Tenslotte sta ik stil bij wat dit alles kan betekenen voor een basaal religieus vertrouwen van de kant van de student en de studentenpastor.

1. Vertrouwen en trouw

Op vertrouwen en trouw is de wereld gegrondvest. Zonder vertrouwen vaar je níet wel want een leven gekleurd door argwaan is ‘zwaar’ (en) vermoeiend en niet te harden. Dit basisgegeven ligt eigenlijk aan de oorsprong van ons beleven van de dagelijkse werkelijkheid. Misschien staan we er niet zo vaak bij stil en hebben we niet echt in de gaten dat vertrouwen de vaste grond onder onze voeten is. Maar hoe zou je anders kunnen genieten van wat de dag je brengt als je telkens bedacht moet zijn op bedreigingen, op tegenslag en op ongeluk? Kortom de wereld draait door, omdat mensen “grosso modo” ervan uitgaan dat morgen niet anders zal zijn dan vandaag, en dat de acties die vandaag worden ondernomen zin hebben voor de dag van morgen en overmorgen. Maar is dat werkelijk zo? Je eigen leven kan door een plotseling noodlot, een ongeluk, een lichamelijke klacht opeens afgelopen zijn. Garanties heb je niet. Toch leven we meestal niet met de voortdurende angst voor dergelijke gevaren. Uitzonderingen natuurlijk daargelaten.

Vertrouwen is ook een andere vertaling van het begrip “geloven”. “Pisteuo”, Grieks voor geloven, betekent eerst en vooral vertrouwen op, durven te vertrouwen op iets dat groter is dan jij. Geloven in God is dus eigenlijk vertrouwen (op God) dat het (uiteindelijk) goed komt. Deze grondbetekenis van het woord geloven, in tegenstelling tot de betekenis van geloven in iets als “waarheid”, als “waar gegeven”, komt in discussies over de betekenis van geloof veel minder aan de orde. In geloven gaat het allereerst om vertrouwen. Daarna pas komen de inhoud van dat geloof en de vormgeving aan de orde. Maar meestal beginnen de discussies over zin en onzin van geloven met de vorm en de inhoud. Stel nou dat je een discussie, ook met niet religieuze mensen, zou voeren over de garanties en zekerheden die je in je leven denkt te hebben vanuit je levensinstelling, je hoop en je verwachtingen en de uiteindelijke zinvolheid van de dingen die je onderneemt, dan zul je waarschijnlijk merken dat er niet zoveel tegenstellingen zijn als je op het eerste gezicht zou vermoeden. Dat laatste is natuurlijk mijn persoonlijke (maar ook stellige) overtuiging. Als je over de dingen praat ‘die er toe doen’, dan is er niet zoveel verschil tussen mensen.

Datzelfde ervaren we ook in ons werk in de Studentenkerk. Studenten, gelovig en ongelovig, twijfelend en zoekend, komen met allerlei vragen en twijfels, allerlei onzekerheden en zijn soms op zoek naar vaste grond. Natuurlijk hebben wij de wijsheid en de waarheid niet in pacht. Ook hebben we meestal niet de antwoorden. Maar wat we wel kunnen doen is luisteren en meekijken, meeleven met de richting waarin gedacht en gevraagd wordt. Aldus soms even een pas op de plaats maken, even een adempauze, kijken welke richtingwijzers, welke handvatten je hebt om de situatie goed in te schatten.

Vanuit de Studentenkerk vinden wij het een belangrijke opdracht om trouw te zijn aan deze “missie” om studenten die bij ons aankloppen serieus te nemen en met hen in gesprek te gaan over de thema’s die hen bezig houden. Natuurlijk bewaken wij daarbij onze grenzen, dat wil zeggen dat het soms voorkomt dat studenten meer gebaat zijn bij een gesprek bij de Dienst Studentenzaken. Dan verwijzen we hen door, dat gebeurt soms. Omgekeerd komt het ook voor dat studenten naar ons worden doorgestuurd om met één van ons te praten over zingevingsvragen, religieuze vragen of andere thema’s die hun leven betreffen (o.a. rouw en verdriet, omdat we twee keer per jaar een gespreksgroep voor studenten i.s.m. een psycholoog van de RU organiseren rond deze thematiek).

2. Vertrouwen in de Studentenkerk

Waarom kunnen studenten vertrouwen op de Studentenkerk? Het begrip Studentenkerk wil ik in dit verband versmallen tot de studentenpastores die hier werkzaam zijn omdat zij het zijn die de gesprekken voeren met studenten.

Integriteit en betrokkenheid staan bij ons hoog in het vaandel. Integer vooral ook in ons gedrag naar studenten toe. We hebben het niet over cliënten, niet over patiënten, we hebben het niet over onderdelen van de student (armen, benen, hoofden, zoals vaak in de medische wereld), als we met studenten in gesprek raken. De hele persoon staat centraal, zoals hij of zij voor ons zit, met zijn of haar hele hebben en houden en de wijze waarop de persoon zelf betekenis geeft aan zijn leven en aan zijn ervaringen. Die betekenis gaan we niet afkeuren, niet corrigeren, niet aanpassen aan onze eigen waarden en normen. We laten haar staan voor wat ze is want het is de betekenis van de persoon zelf. Pas als de persoon in kwestie zelf vraagtekens zet bij zijn leven en de betekenissen die gegeven worden en een van ons uitnodigt om kritisch mee te kijken kun je indringende vragen stellen. Maar nogmaals, pas als we daartoe worden uitgenodigd om met de persoon ‘in gesprek te gaan’.

En dan nog is het makkelijk praten vanaf de zijlijn. Adviezen zijn snel gegeven maar of ze werkelijk zin hebben? Advies is een gevaarlijke gift, zei een van de elfen al in de boeken van Tolkien “In de ban van de ring”. Gift zowel als gave en als vergift. Ieder mens staat in zijn eigen schoenen en die plek is niet verwisselbaar. Dat is een belangrijk uitgangspunt voor gesprek.

Daarnaast zijn we betrokken op de persoon en wel in zoverre we dat kunnen waarmaken vanuit onze professionaliteit. Zoals gezegd kun je voor studenten de echte problemen niet oplossen, dat moeten ze zelf leren doen, maar je kunt hen wel begeleiden, ‘coachen’ om deze hippe term maar eens te gebruiken, en bevragen. Betrokkenheid wil hier ook zeggen dat wij het als een van onze kernopdrachten beschouwen om mensen vanuit ons hele hebben en houden aan te spreken, met alle kwaliteiten en mogelijkheden die we zelf in huis hebben, leunend op onze eigen ervaringen en leermomenten uit ons leven.

We hoeven dus niet te schromen om af en toe persoonlijk opgedane ervaring in te brengen in het gesprek. Zelfs niet onze twijfels en onze eigen vragen. We zitten hier niet als deskundigen die op alles een antwoord hebben en die even zullen vertellen hoe het zou moeten. Zelf ervaren en bewust beleefde onzekerheden en twijfels spelen net zo goed een rol. Want ook voor ons geldt vaak genoeg dat leven ook soms een kwestie is van vallen en opstaan.

Tenslotte houden wij alles wat onder vier ogen en in vertrouwen wordt gezegd binnenskamers. Noem het maar ‘biechtgeheim’ of beroepseed, centraal staat dat je als student vrank en vrij bij ons kunt praten over wat je bezighoudt en waar je graag over in gesprek gaat. En als je dat van tevoren weet geeft dat een gevoel van veiligheid. Als studentenpastores kunnen wij ons onafhankelijk opstellen, want we zijn niet in dienst van Studentenzaken. We gaan niet over slagingspercentages, het behalen van diploma’s in een zo kort mogelijke tijd, het aangaan van een lening, het verlenen van een bindend studieadvies en noem maar op. Met ons kun je praten over wat je bezighoudt zonder repercussies voor de beoordeling van je studieresultaten. Ook dat bevordert de vrijheid en openheid in een gesprek.

3. Het vertrouwen winnen van studenten

Hoe winnen we het vertrouwen van studenten? Waarom zouden ze bij ons aankloppen, meedoen aan een activiteit, ons bevragen op onze mogelijkheden, ons raadplegen voor een gesprek? Dat is eigenlijk heel eenvoudig. Door open en transparant te zijn in ons optreden, geen verborgen agenda’s, geen zieltjes winnen voor een godsdienst, duidelijk communiceren waar we voor zijn en waar we voor staan. Ons gaat het welzijn van studenten ter harte, daarvoor zijn we aangesteld. Daarvoor zetten we ons in. We doen dat vanuit een christelijke (religieuze) inspiratie, waarbij voor mij persoonlijk geldt dat het christendom zeker niet de enige maatstaf is. Andere religies en opvattingen hebben ook veel te bieden aan inspiratie en waardevolle gedachten en praktijken.

Wil je met ons praten over geloof, prima, wil je dat niet, ook goed. Wij bepalen niet de agenda van het gesprek. Wel bieden wij in onze bezinnings- en verdiepingsactiviteiten ook specifiek gekleurde christelijke onderdelen aan, dat is ook logisch, maar dat wil niet zeggen dat deze exclusief zijn en dat enkel gelovige studenten bij ons welkom zijn.

We hebben in de beeldvorming veel last van (voor)oordelen waar het onze naamgeving betreft, omdat wij ons expliciet Studentenkerk noemen. We willen niet onder stoelen of banken steken dat wij ook ‘kerk” zijn, maar voor ons is dat begrip niet gelijk aan geslotenheid, ouderwets, bekrompenheid, kortzichtigheid en intolerantie. De predikaten die ik hier heb opgenoemd voor het begrip kerk hoor je wel eens bij studenten die van mening zijn dat wij hen als Studentenkerk helemaal niets te bieden hebben op basis van deze kwalificaties. Alleen is het dan ook jammer dat deze studenten nooit de stap durven te zetten om de drempel te overschrijden en eens binnen te kijken naar wat we werkelijk te bieden hebben.

Om het vertrouwen van studenten te winnen zijn we niet bang om op studenten af te stappen en het gesprek aan te gaan. Dat geldt zowel voor individuele studenten als verenigingen van studenten. Thema’s die wij de moeite waard vinden en die volgens ons ook onder studenten leven brengen we ter sprake. Zo is het thema identiteit, de beleving van identiteit en de gestalte-geving van identiteit een thema dat breed leeft. Dat horen we voortdurend terug in gesprekken. Wie ben ik, wat wil ik, wat vind ik nou echt belangrijk, durf ik te zijn wie ik wil zijn, of conformeer ik me nog steeds teveel aan opvattingen van belangrijke anderen zoals vrienden, partners, ouders, familie, medestudenten?

Het vertrouwen win je ook door een open houding. Als studenten het gevoel hebben dat ze serieus worden genomen, dat er echt naar hen wordt geluisterd, is er al heel veel gewonnen. Kennismaking met de Studentenkerk via activiteiten, via bijeenkomsten en onderlinge gesprekken levert meestal positieve effecten op. Ons valt op dat vooral studenten die niet bang zijn, de drempel durven te nemen om eens binnen te kijken wat we te bieden hebben. En als zij daar eenmaal van hebben geproefd volgen er vaak meerdere activiteiten waar ze aan deel willen nemen. De pretentieloosheid, het niet hoeven te presteren in de Studentenkerk, het jezelf mogen zijn binnen onze muren en activiteiten, dat zijn belangrijke ontdekkingen. Even een rustmoment, een pas op de plaats, even aandacht voor jou als persoon, in combinatie met aandacht voor anderen binnen een groepsactiviteit of helemaal voor jezelf in een persoonlijk gesprek, dat kan ontzettend goed doen. Als je dat eenmaal hebt meegemaakt is het niet zo moeilijk om van vertrouwen te spreken en om dat vertrouwen vast te houden. Het zijn tenslotte de studenten zelf die bepalen of ze de inbreng van onze kant als zinvol en waardevol ervaren of dat ze geen behoefte hebben aan voortzetting en hernieuwd contact.

Wij zijn ons ook heel goed bewust dat veel contact incidenteel is, van voorbijgaande aard. Vier jaar studeren en dan weer op zoek naar een baan is een korte tijd. Veel studenten zetten hun eerste stappen binnen de Studentenkerk pas rond het afstuderen of als ze al een aantal jaren op de campus rondlopen. Helaas, zeggen wij dan, want we zijn overtuigd dat wij velen wat te bieden hebben.

4. Basaal religieus vertrouwen

Als je spreekt over het begrip vertrouwen en de werkelijkheid die hieraan ten grondslag ligt heb je het over een houding, een houding die kan uitgroeien tot een bewuste levenshouding. Hoe sta je in het leven? Wat is je basis, je grondhouding? Is dat er een van vertrouwen?

Als je spreekt over grondhouding mag je dat ook een vorm van religie noemen. Die vrijheid permitteer ik mij omdat ik religie en religieus verlangen basiskenmerken vind van het menszijn. Ik begrijp dat niet iedereen dat zo zal definiëren, maar ik neem die vrijheid. Godsdienst is voor mij een gekleurde vorm van religie, een verdere invulling waarin expliciet een “God” wordt beleden en riten en praktijken worden beoefend in het kader hiervan. Religie vind ik een breed en omvattend begrip. Religie zou ik willen definiëren als “het aanbrengen van een verbinding tussen het hier en nu en de uiteindelijke betekenissen die je aan je leven (en dat van je medemensen en deze wereld) zou willen geven.” Religie geeft dus op de een of andere wijze een antwoord op de vraag waarom je leeft en wat de zin van jouw leven is, hoe je die ervaart. Negatieve inkleuringen, atheïsme, het afzetten tegen vormen van godsdienst, het ontkennen van elke vorm van spiritualiteit en de zin ervan zouden ook wel eens heel religieus kunnen zijn omdat exact in het afzetten een missie wordt gevonden. En elke vorm van missie is een wijze van betekenisgeven en dus in mijn definitie een vorm van religiositeit. Ik vermoed dat de mens door en door religieus is, maar dan mag je dat begrip niet ‘eng-godsdienstig’ opvatten.

Als jij als mens het gevoel hebt dat jouw leven een bepaalde zinvolheid heeft en dat het loont om daarover na te denken, ben je in mijn ogen religieus en durf ik te spreken van een religieus en basaal vertrouwen. Vertrouwen is niet gelijk aan zeker weten, zekerheid hebben, of geen vragen meer hebben. Vertrouwen en een houding van vertrouwen wil niet zeggen dat er geen twijfels zijn of dat deze niet geoorloofd zijn.

Studenten die op zoek zijn naar vastere grond onder hun voeten verlangen vaak naar dit basale religieuze vertrouwen dat hun leven kan kleuren. Als ze ontdekken dat hun leven zinvol is, voor henzelf en voor anderen, gebeurt er iets. Opeens dagen er nieuwe perspectieven en is de horizon van zinbeleving anders gekleurd. Als ze ontdekken dat er wel degelijk vastere grond te vinden is, grond waarop ze kunnen staan en hun leven kunnen bouwen, dan durven ze ook op weg te gaan, stappen te zetten op hun levensweg, al is het op onbekend terrein. Wij maken dat mee met studenten die niet weten waarom ze leven, wat ze moeten ondernemen, welke keuzes ze moeten maken. Daaronder zit heel vaak een gevoel van “er niet mogen zijn, zoals je bent”, gevoed door ervaringen in het gezin en in de kennissen- en vriendenkring. De houding die dan wordt aangeleerd is er een van aanpassen om te overleven. Maar dat houd je niet een leven lang vol. In de Zelfconfrontatiemethode die wij vanuit de Studentenkerk aanbieden blijkt dat soms heel pregnant. “Hoe lang wil je nog doorgaan met constant concessies doen aan je omgeving en jezelf wegcijferen?”. Dat laatste is eigenlijk een vorm van jezelf niet serieus nemen, niet goed voor jezelf zorgen en dus is dat uiteindelijk geen goede strategie. Moet je daar een leven mee doorgaan? Wat is de prijs die je gaat betalen hiervoor? Zelfvervreemding? Kortom elke bezinning start bij de vraag wie ben ik en wie mag ik zijn van mezelf, voor mezelf. Wie ben ik en waarop baseer ik dat, wat is de basis, de bodem onder mijn bestaan. Jezelf accepteren is het allereerste begin. De rest volgt daaruit. Ik noem dat laatste basaal religieus vertrouwen.

Als pastores proberen wij dat ook zelf uit te stralen. Wij hoeven niet perfect te zijn, niet foutloos, geen supermens, geen supergelovige. Vaak hoor je dat wel, dat men er soms vanuit gaat dat wij ook op het terrein van geloven een voorbeeld moeten geven en dat men van mening is dat ons geloof boven iedere twijfel verheven zou zijn alsof het hier abstracta betreft. Niets is minder waar. Voor mij persoonlijk geldt dat twijfel net zo waardevol is als vertrouwen (en geloven als vertrouwen). Want twijfel behoedt je voor overhaaste conclusies en valse zekerheden. Het leven kent veel te veel valstrikken en teleurstellingen om er zomaar van uit te gaan dat twijfel overbodig zou zijn. Twijfel is bij mij echter geen argwaan, maar eerder een gezonde pas op de plaats, een stuk relativering en gezond mensenverstand. Niemand heeft ooit beweerd dat je je verstand moet thuislaten als je je inlaat met religie, met religieuze geschriften en godsdienstige praktijken. Ook binnen de geloven lopen veel idioten rond met absurde mensonvriendelijke ideeën. En die moet je zeker niet hun gang laten gaan. Want dergelijke mensen kunnen het voor veel anderen verpesten en daartoe hebben zij zeker niet het recht.

Als studentenpastor mag je je eigen gezicht laten zien zoals dat gekleurd is door je ervaringen en je verleden. Daarin oprecht zijn, trouw ook aan jezelf, je zwakke en sterke kanten goed zichtbaar, je mogelijkheden en onmogelijkheden bespreken en laten zien. Waarom niet, want wat heb je te verliezen? Met valse voorstellingen en foutieve verwachtingen kom je nergens. Zeker niet op het gebied waar dingen er echt toe doen zoals de serieuze vragen des levens. Daarom aan het slot hier geen moraal, maar een aansporing om niet bang te zijn, om te blijven zoeken, te hopen en te vertrouwen want je bent het zelf die dat vooral in de hand heeft en die daarin de stappen kan zetten die nodig zijn. Wij van onze kant zullen onze best doen om je vertrouwen in ons niet te beschamen. Nou heb ik dan toch nog een kleine “eigenwijze geloofsbelijdenis” uitgesproken, want ik ben van mening dat het hierop aankomt in alle menselijke relaties.

En mocht je met mij in gesprek of zo je wilt in discussie willen gaan over deze bijdrage, aarzel dan niet. Mijn deur staat open. En die van mijn collega’s evenzeer.

7. Vertrouwen in… jezelf?!

Door Cobi van Vugt

Info vooraf

Enige tijd geleden ben ik gestart met mijn eigen praktijk voor coaching en counseling. In mijn praktijk richt ik me onder andere op studenten. Naast mijn werk als zelfstandig coach/counsellor geef ik ook al enkele jaren trainingen/begeleiding aan studenten via Dienst Studentenzaken van de Radboud Universiteit. Mijn vooropleiding is psychologie (in Nijmegen) en ik heb daarna een opleiding gevolgd tot coach/counsellor. Bij counselling ga je in eerste instantie meer in op de gevoelens en gedachten die je hebt, coaching is meer gericht op de praktische kanten van het proces: hoe ga je het aanpakken en wat kom je daarbij tegen?

“ik vind het moeilijk om te wennen aan mijn nieuwe leven als student”

“ik ben nu bijna afgestudeerd, maar wat vind ik eigenlijk belangrijk in mijn leven? Waar ga ik voor, en wat voor keuzes maak ik?”

“het lukt steeds maar niet met mijn studie”

“eigenlijk voel ik me vaak heel alleen”

“ik durf op mijn stage vaak niet te zeggen wat ik vind en daar baal ik van”

Zomaar wat vragen, problemen, gevoelens of situaties waarmee je terecht kunt bij een coach/counsellor. Waar je ook mee komt, je wilt als cliënt graag het gevoel hebben dat je serieus genomen wordt en dat er naar je geluisterd wordt. Om welke situatie of vraag het ook gaat: meestal spelen wensen, verlangens, twijfels of onzekerheden een rol. Om verder te komen is het van belang dat je die ook naar voren durft te brengen, dat je het gevoel hebt dat je niet belachelijk gevonden wordt of veroordeeld zult worden. Dat is een vorm van vertrouwen die naar mijn idee heel belangrijk is voor het slagen van de samenwerking tussen cliënt en coach/counsellor.

Maar hoe ontstaat dit vertrouwen? Ik denk dat verschillende dingen een rol spelen, één daarvan is vertrouwen in de professionaliteit en deskundigheid van de coach/counsellor. Dan gaat het om meer formele dingen als wat voor achtergrond (opleiding, ervaring) heeft iemand? Hoe gaat hij/zij te werk? Is de coach/counsellor lid van een beroepsvereniging? Dit soort vragen kunnen een rol spelen als het gaat om het uitzoeken van iemand die jou gaat begeleiden.

Maar dan: je hebt je keus gemaakt, je hebt een afspraak gemaakt en zit tegenover je wellicht toekomstige coach/counsellor. Dan is denk ik een belangrijk ingrediënt voor vertrouwen of er een bepaalde ‘klik’ is tussen cliënt en coach/counsellor: voel ik me op mijn gemak bij deze persoon? Zou ik hier wel mijn verhaal willen vertellen? Me kwetsbaar op durven stellen? Om mensen de gelegenheid te geven dit voor zichzelf te bepalen, houd ik altijd eerst een kennismakingsgesprek. In zo’n gesprek kun je iets meer vertellen over waar je mee komt en wat je wilt en ik vertel over mijn werkwijze en de mogelijkheden. Je krijgt een indruk van mij en van wat je kunt verwachten. Na dit eerste gesprek kun je besluiten of je wilt starten met de begeleiding.

Tot zover het vertrouwen als gevoelskwestie. Eerder noemde ik ook al andere dingen waar je op kunt letten bij het kiezen van een coach/counsellor, bijvoorbeeld of iemand lid is van een beroepsvereniging. Er zijn verschillende beroepsverenigingen waar je bij aangesloten kunt zijn. Ik ben aangesloten bij het NIP (Nederlands Instituut van Psychologen) en Stichting Counselling. Dat lidmaatschap houdt onder andere in dat ik me verbind aan een beroepscode. De beroepscode van het NIP is gebaseerd op de principes integriteit, respect, verantwoordelijkheid en deskundigheid en gaat bijvoorbeeld over hoe je je cliënten tegemoet moet treden, hoe je met vertrouwelijke informatie omgaat en dat je ervoor moet zorgen dat je je deskundigheid op peil houdt. Een beroepsvereniging dient dus onder andere als een extra bescherming voor de cliënt: er zijn toelatingseisen en cliënten of collega's kunnen een klacht indienen wanneer zij menen dat een lid niet volgens de beroepsethische code heeft gehandeld.

Het vertrouwen van de cliënt in de coach/counsellor is mijns inziens dus heel belangrijk voor het slagen van de onderneming. Maar wat ook erg belangrijk is: het vertrouwen dat de coach/counsellor heeft in jou als cliënt! Daar bedoel ik mee dat je er vanuit moet gaan dat in wezen iedereen de verantwoordelijkheid heeft voor z’n eigen leven en ook de kracht heeft om dingen anders aan te gaan pakken. Je moet, met andere woorden, je cliënten niet de touwtjes uit handen nemen. Soms zou het natuurlijk wel fijn zijn, even iemand die zegt hoe het moet. Maar uiteindelijk schiet je daar weinig mee op: in een volgende situatie waarin zich een probleem voordoet kun je dan geen gebruik maken van je ervaring en zul je weer tegen dezelfde dingen aanlopen. Ik probeer dan ook in mijn werk zoveel mogelijk jou als cliënt uit te dagen en te ondersteunen bij het vinden van eigen oplossingen. Die werken ook vaak het beste omdat ze ‘kloppen’.

Het mooiste is natuurlijk wanneer je als cliënt uiteindelijk zo op weg bent geholpen dat je zelf verder kunt, dat je in nieuwe lastige situaties gebruik kunt maken van de opgedane (levens-) ervaring en dat je (weer) vertrouwen in jezelf hebt!

8. Stream of consciousness

door Elisabeth

Stream of consciousness (Engels voor 'stroom van bewustzijn') is een literaire techniek die aan het eind van de 19e eeuw opkwam in Frankrijk.

In de stream-of-consciousnesstechniek wordt de gedachtegang van een persoon beschreven. Gezien de vele associaties en gedachtesprongen die zich daarbij voordoen, leidt dit in de geschreven taal tot een vaak fragmentarische zinsbouw. Het bekendste voorbeeld komt voor in Ulysses van James Joyce, die de techniek in het laatste deel van het boek zo ver doorvoert dat zelfs de interpunctie grotendeels ontbreekt. Uit: Wikipedia – de vrije encyclopedie

Een mens kan zichzelf niet vertrouwen. Ik als psychologiestudente ben gefascineerd door de geniale mechaniekjes waarmee het brein zijn eigenaar bedriegt. Tegelijkertijd maakt het mij soms verward en treurig. Wat is de zin van het leven als je niet eens jezelf kunt vertrouwen? Wie zegt mij dat een spirituele ervaring niet veroorzaakt wordt door één of ander hormoontje? Bestaat er überhaupt zoiets als vrije wil? Als je jezelf al niet kunt vertrouwen, kun je een ander al helemaal niet vertrouwen. Hoewel dat natuurlijk afhangt van de definitie van 'vertrouwen'. Als je dat definieert als: 'die persoon zegt altijd de waarheid tegen mij, en zal nooit iets doen in mijn nadeel' dan is vertrouwen onmogelijk. Die ander kan zelf niet altijd de waarheid weten, soms is het beter de waarheid te verzwijgen, en die ander heeft natuurlijk ook eigen belangen, die vanzelfsprekend bestaansrecht hebben. En mensen zijn nu eenmaal niet in staat om altijd het goede te doen. Mensen weten immers niet altijd wat het goede is; het is niet gezond om altijd aan anderen te denken. Elke keer opnieuw moet je als mens een afweging maken tussen egoïsme en altruïsme. Zo'n afweging van een ander kan in je nadeel uitvallen, en zo kun je de ander 'onbetrouwbaar' noemen.

Maar als de definitie van vertrouwen is, dat je ervan uitgaat dat de ander rekening houdt met jouw belangen, ook als die tegenstrijdig zijn met de zijne, en dan naar zijn of haar hart luistert en een keuze maakt die voor hem of haar voelt als een goed iets, dan zijn er opeens heel wat mensen die je kunt vertrouwen. Ook als er sprake is van tegenstrijdige belangen. Ook als iemand anders denkt over 'goed' en 'kwaad' dan jijzelf. Ook als het voor die ander wel eens beter is voor zijn of haar (geestelijke of fysieke) gezondheid om aan zichzelf te denken. Ook als die ander eens chagrijnig is, en zich niet in staat voelt te voorkomen dat hij zijn gevoelens van irritatie op jouw afreageert. Ook als die ander een grove fout maakt, omdat hij of zij nog te weinig ervaring heeft om te weten wat in een bepaalde situatie het juiste is.

Sommige mensen bepalen wat goed en kwaad is op grond van wat anderen hierover zeggen, andere mensen proberen alles uit, ook wat als 'zondig' wordt gezien, en luisteren dan naar hun hart om erachter te komen wat 'goed'

is. Of een beetje van beide natuurlijk. Helemaal leren zullen we het waarschijnlijk nooit. Een mens blijft onwetend, maar 'onwetend' is niet synoniem aan 'onbetrouwbaar'. Met deze gedachten kun je ook jezelf vertrouwen. Ik heb in mijn leven al heel wat fouten gemaakt, en zelfdestructief gehandeld. Stel nou dat ik op die momenten op grond van levenservaring en kennis een betere afweging had kunnen maken, en daardoor een betere beslissing had kunnen nemen. Dan had ik die fout niet gemaakt. Als ik mijzelf zo'n fout verwijt, dan verwijt ik mijzelf onwetendheid. Dat is zoiets als een kind van twee jaar verwijten dat het nog niet kan lezen.

Als ik 'betrouwbaarheid' definieer als 'altijd het goede doen', dan ben ik 'onbetrouwbaar'. Maar als ik 'betrouwbaarheid' definieer als 'proberen om, met de mogelijkheidheden en kennis die je hebt, het goede te doen' dan vertrouw ik mijzelf volkomen. Ondanks dat ik fouten maak.

Natuurlijk is het niet verstandig om zomaar iedereen blind te vertrouwen, in bepaalde situaties is naïviteit zelfs levensbedreigend. En ook in dagelijkse situaties kan het voor komen dat je iemand maar beter niet kunt vertrouwen, al kom je daar meestal te laat achter. Preventief wantrouwen kan schade voorkomen. Naïviteit betekent overigens niet dat je iedereen vertrouwt. Soms moet je niet de ander maar jezelf vertrouwen, wanneer je 'Zesde zintuig' aangeeft dat iets niet pluis is. Zo komt ook wantrouwen uit op vertrouwen. Waar veel mensen niet aan denken, is dat preventief wantrouwen ook schade veroorzaakt, en leuke dingen voorkomt.

Mijn levensvisie op het gebied van vertrouwen is dat je beter wat kunt doorslaan naar de naïeve kant dan naar de wantrouwende kant. Want als ik terugkijk op de momenten in mijn leven dat ik iemand al dan niet terecht wantrouwde, dan blijkt dat ik veel vaker iemand onterecht dan terecht wantrouwde, en dat ik mensen vaak minder vertrouwde dan ik had kunnen doen. De momenten dat je iemand wantrouwt zijn als vergif voor je eigen ziel, ze maken dat je wakker ligt, dat je hart sneller slaat, dat je boos wordt om iets dat waarschijnlijk nooit gebeurt… weegt dat op tegen eens af en toe wat geld teveel te betalen, of tegen de eenzaamheid die ontstaat doordat je niemand je gedachten en gevoelens toevertrouwt? En heb je wel eens in de ogen gekeken van iemand die geen enkel vertrouwen verwacht, maar dat dan toch krijgt? Of het gevoel van verbondenheid ervaren dat je voelt als je een 'geheim' met iemand deelt? Of gewoon het plezier van een vriendschap die op wederzijds vertrouwen is gebaseerd, en de rust en veiligheid die zo'n vriendschap biedt? Volgens mij is een naïeve versus wantrouwende levensstijl grotendeels een keuze. Een keuze maak je door voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Mijn keuze is snel gemaakt.

Elisabeth

9. Studenten over het thema

Aan wie zou jij een koffertje met 1 miljoen euro toevertrouwen?

Zonder één seconde van twijfel zou ik een koffertje met een miljoen euro toevertrouwen aan mijn moeder. Ze is namelijk niet zo materialistisch en ik heb er alle vertrouwen in dat zij mij belangrijker vindt dan geld. En waar zou ze heen moeten gaan met dat koffertje? De familie zou haar heel raar aankijken, als dievegge van haar eigen dochter. En misschien zou ik de politie inschakelen enzovoort. Lijkt me niks voor mijn mamsie, om als crimineel te moeten vluchten. Overigens zijn er nog heel wat meer mensen aan wie ik zo'n koffertje zou toevertrouwen.

Elisabeth

Bismillahi arrahmani arrahim

Bij het woord vertrouwen denk ik het eerst aan de relatie die ik heb met mijn Schepper. Ik geloof dat God ons geschapen heeft en dat het onze taak is te leven volgens de weg die hij voor ons verkozen heeft en ons kenbaar gemaakt heeft via de Profeten en de heilige Boeken. Twijfel is inherent aan het geloof. Ondanks je sterke geloof zijn er levensvragen die zelfs God niet voor je beantwoordt en die je erg in de war kunnen maken. Op dat soort momenten is het belangrijk dat ik blind kan vertrouwen op mijn Schepper en ervan uit kan gaan dat het Pad dat hij voor ons gekozen heeft, het beste Pad is en naar hem leidt. Ik vertrouw erop dat ik mijn lot in Zijn handen kan leggen en Hij het beste wil voor mij.

Pieter

Wat betekent vertrouwen voor jou?

Vertrouwen betekent voor mij loslaten van controle en van angst, je kwetsbaar op durven stellen. Een vorm van overgave.

Waarmee kan iemand in een keer jouw vertrouwen winnen?

Ik vraag me af in hoeverre vertrouwen actief gewonnen kan worden, het lijkt me iets wat alleen maar gegeven kan worden. Of niet natuurlijk. Dat heeft bij mij bijna uitsluitend te maken met een intuïtief gevoel dat ik bij iemand heb. Wel weet ik van mezelf dat wanneer iemand me vertrouwen schenkt en zich kwetsbaar opstelt ten opzichte van mij, ik dat ook eerder andersom doe.

Heb je wel eens het risico genomen iemand blindelings te vertrouwen?

Natuurlijk kan je intuïtie je vooral wat vertellen als je je in een situatie bevindt die je een beetje bekend is en als je bij mensen tussen de regels door kunt lezen. Ik heb tijdens reizen gemerkt hoe moeilijk het soms is te vertrouwen als je totaal geen overzicht hebt over een situatie, en je dus werkelijk blindelings op iemand anders aangewezen bent. Veel mensen voelen zich overgeleverd, ze hebben geen controle meer, maar ze vertrouwen de ander op wie ze aangewezen zijn ook niet. Die ander voelt natuurlijk dat hij niet vertrouwd wordt en het resultaat is een gespannen en allesbehalve prettige situatie. Ik herinner me goed een moment dat ik in een zeer krakkemikkig busje zat, niet zeker wist of de chauffeur begrepen had waarheen ik wilde, hij ternauwernood een motorfiets ontweek die tussen drie naast elkaar rijdende auto’s op een tweebaansweg slalomde, en bij mezelf dacht: en nu achterover leunen, ogen dicht, je ziet wel hoe het afloopt, het komt op de een of andere manier wel goed. Dat was een belangrijke les, het scheelde me veel energie en maakte het contact tussen de chauffeur en mij wel zo plezierig.

Annemarie

Wie zou je ermee toevertrouwen om voor jou op een koffertje met 10 miljoen euro te passen? Waarop baseer je dit vertrouwen?

Dit zou ongetwijfeld mijn zusje zijn. Van alle mensen op de wereld, vertrouw ik haar het meest.

Heb je wel eens het risico genomen iemand blindelings te vertrouwen? Zo ja, hoe is dat afgelopen?

In 2002 moest ik een hele ingrijpende operatie ondergaan. Ik had toen blindelings vertrouwen in de chirurgen die die operatie moesten uitvoeren. Gelukkig is het allemaal goed gekomen.

Zijn er andere mensen die je meer vertrouwt dan jezelf?

Er zijn zeker mensen die ik meer vertrouw dan mijzelf. Vooral op het gebied van werk, ben ik vrij onzeker. Aan de andere kant, als ik er dan echt alleen voor sta, doe ik het toch wel goed.

Anneclaire

Het zogenoemde ‘liefdeshormoon’ oxytocine zorgt voor het gevoel van vertrouwen. Dit hormoon komt vrij in de bloedbaan wanneer er een band wordt geschapen tussen twee, of misschien wel meerdere mensen.

Ik vertrouw op de mensen zoals ze zijn, zonder erbij stil te staan dat dit wordt veroorzaakt door een klein stofje van negen aminozuren. Meestal is goed in te schatten hoe iemand met mijn informatie of bezittingen omgaat en daarbij maakt het mij niet eens zoveel uit of mijn voorspellingen kloppen. Immers een mens is wispelturig en weet zelf ook niet vaak waarom het iets doet. Waarom zou ik mijn vertrouwen in iemand laten schaden, omdat iemand een mens is?

Hienke

Wat betekent vertrouwen voor jou?

Vertrouwen bevindt zich voor mij in een band die je met iemand hebt. Een persoon waarbij je het gevoel hebt dat deze je respecteert en je jezelf mag zijn. Je weet dat de band die je hebt door 'dik en dun' is en dat iemand je niet zomaar laat vallen, maar je steunt in goede en slechte tijden. Dit klinkt misschien wat cliché, maar ik denk dat je er dankbaar voor mag zijn als je zo'n persoon ontmoet.

Waarmee kan iemand in en keer jouw vertrouwen winnen?

Vertrouwen is bij mij niet in één keer te winnen, maar voor mij is er een goed begin gemaakt van vertrouwen, wanneer je merkt dat iemand zijn of haar best voor je doet en eerlijk is, zodat je weet waar je aan toe bent. Wat ik daarbij van belang vind is dat iemand je niet veroordeelt maar je in je waarde laat.

Ilse

10. Passage

You owe me nothing for giving the love that I give

You owe me nothing for caring the way that I have

I give you thanks for receiving it’s my privilege

And you owe me nothing in return

Rond de Passage-tafel zitten dit keer 4 personen; twee studentes, één student en ikzelf, anderhalve generatie ouder. We lezen de teksten die we hebben meegebracht: twee sonnetten van Hans Andreus, een kort gedichtje geplukt van een website en een songtekst gekozen door Leon, waaruit het refrein hiernaast is afgedrukt. Omdat de tekstmassa me op het eerste gezicht overweldigt (het begint met: I’ll give you countless amounts of outright acceptance if you want it) vraag ik of hij het voor ons kan zingen. Het levert een vrij eentonig vocaal beeld op.

Wie is, vraag ik me hardop af, de You tot wie deze Alanis Morissette, een jonge zangeres (28 was ze toen deze CD uitkwam), dit credo van onvoorwaardelijke liefde en vertrouwen richtte? Ik denk aan een algemeen iemand, maar de anderen zien er eerder een persoonlijke geliefde in. Tekstschrijvers/sters zijn tegenwoordig eerder subjectief, en komen niet met boodschappen over hoe het hoort. Wie wil kan zich in de tekst herkennen, meer niet. De gedichten van Hans Andreus hadden betrekking op hemzelf, en op zijn relatie met God; deze lyric (4 strofen van telkens 4 lange zinnen en de refreinen) van Alanis, is een ik-jij tekst, spreekt over gevoelens van vertrouwen in een liefdesrelatie. Maar die gevoelens lijken voorlopig van één kant te komen.

You can ask to live by yourself or love someone else and I’ll support it

Gaat ze niet erg ver, is mijn vraag. Is dit niet een lied zoals mannen dat graag van een vrouw willen horen: alles mag (Als hij maar gelukkig is)? Is ze zo sterk, of zijn er schaduwzones in dit ideaalbeeld?

We zijn het er over eens dat je niet iedereen zo kunt vertrouwen, en ik opper, als advocaat van de duivel in dit proces van heiligverklaring, dat het makkelijk is om al deze dingen te beloven als je wéét dat de ander er geen misbruik van zal maken... Anneclaire ziet er ook iets moederlijks in, en daar kan ik mee instemmen. Voor Karin en Leon verwoordt het wel hun eigen idee over het klimaat waarin liefde kan gedijen.

This is the only kind of love as I understand it that there really is.

Later, als ik de cd beluister, hoor ik een ietwat hese stem, tegen een achtergrond van belletjes: het lied is inderdaad nogal monotoon en het gaat duidelijk meer om de boodschap dan om de muziek.

Terug naar Hans Andreus. Het eerste gedicht, uit de bundel De sonnetten van de kleine waanzin, (1956) bracht ik mee omdat het over een vertrouwensbreuk in een intieme relatie gaat: de bundel is ontstaan tijdens een zeer kritieke periode in het leven van de toen jonge dichter. Elk sonnet (39 in totaal) doet de worsteling voelen om door middel van de taal heelheid te herstellen: Ik loop waar ik val en mij op moet rapen. Het stuklopen van de relatie tast zijn totale levensgevoel, zijn identiteit aan.

Het tweede sonnet dat ik uitkoos schreef Andreus vlak voordat hij in 1977 overleed. Het is het sluitstuk van de kleine bundel: Laatste Gedichten, en zo heet het ook.

Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf

nu het met mijn leven bijna is gedaan,

de scheppingsdrift me ook wat is vergaan

met letterlijk de kanker in mijn lijf,

en, Heer(ik spreek je toch maar weer zo aan,

ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,

maar ik praat liever tegen iemand aan

dan in de ruimte, en zo is dit wel

de makkelijkste manier om wat te zeggen), -

hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht

van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in

het onverhoeds onnoemelijke begint?

Of is het dat jíj me er een onverdicht

woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt?

Ik las het jaren geleden in een nummer van Bres, vlak na de dood van mijn broer die, net als Andreus en net zo jong als hij, aan kanker was overleden. Het heeft, los van de aangrijpende persoonlijke inhoud en de troostrijke retorische vraag aan het einde, alles wat een goed eigentijds sonnet kenmerkt: prachtige enjambementen, spreektaal en vorm tegelijk en een onverwacht einde. Een einde waarin het vertouwen besloten ligt dat het goed komt met onze liefdes, ook over de dood heen.

Alanis Morisette; het geciteerde lied is You owe me nothing in return van de cd Under rug swept. Meer is te vinden op haar website www.alanis.com

Hans Andreus: De sonnetten van de kleine Waanzin (div.drukken) en Laatste Gedichten Utigeverij Holland Haarlem, 1977

Gemma Pappot m.m.v. Karin vd Bosch, Leon Groenewegen en Anneclaire Cramer

10 van 1 met Daniëlla Martina

Daniëlla Martina (29) deed de opleiding agogisch werk (mbo), de conservatorium-vooropleiding en trok een jaar de wereld rond met Up with People, een organisatie ontstaan als tegenbeweging in de Vietnamoorlog om iets goeds in de wereld te brengen. Vrijwilligerswerk in en ontmoeting met andere culturen met muziek als internationale taal stonden daarbij centraal. Tijdens de hbo-opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening en het werk die volgden, miste ze verdieping en levensbeschouwing. Om hier verandering in te brengen combineert zij nu de studie Levensbeschouwing en Theologie met parttime werk als begeleider/trainer van zwakbegaafde jong volwassenen die zelfstandig willen wonen.

1 Kun je een film, een boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?
De film Gandhi. Wat enorme indruk op me heeft gemaakt is zijn innerlijke drijfveer om vanuit het goede de mens tegenover zich te benaderen: hij behandelt die met zo’n respect dat degenen die hem wat aan willen doen zich geen houding weten te geven en het moeilijk voor ze wordt om hem niet met hetzelfde respect te behandelen.. Ook vind ik zijn groeiproces naar deze houding toe heel hoopgevend.

2 In welk vakgebied zou je je nog verder willen verdiepen?Vakken als mystiek, gnostiek, religies, maar ook ethiek en geschiedenis. Het zijn vakken waarin ik me al in verdiep maar ik kan er werkelijk geen genoeg van krijgen.

3 In welke omgeving kom je het beste tot je recht? Daar waar mensen respect hebben en betrokken zijn op elkaar. Waar iedereen kan zijn in haar/ zijn vol-ledig-heid. Ikzelf ervaar dat wanneer ik in Taizé aankom: het is een soort thuiskomen voor mij.

4Kun je de volgende zin afmaken: mijn leven heeft een wending genomen toen …ik het inzicht kreeg dat je eigen gedrag invloed heeft op hoe anderen naar je kijken. Andersom gezegd: je hebt een eigen aandeel in hoe anderen op je reageren. Door je een andere houding eigen te maken kun je oude vastgeroeste patronen doorbreken.

5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt? Wees eerlijk tegen jezelf. In jezelf ligt het antwoord op elke vraag. Door eerlijk te zijn tegen je zelf kun je het antwoord beter verstaan.

6 Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU? Over de universiteit kan ik niet oordelen, maar het HBO (SPH) vond ik te breed en te vaag: ik miste verdieping en levensbeschouwing. Daarnaast vind ik dat de opleiding qua niveau dicht bij de MBO opleiding ligt die ik vroeger al gevolgd heb.

7 Wat heeft het ideale HBO, dat de HAN niet heeft? Wat ik op het HBO mis, zijn docenten die veel over hun vak weten en daarmee inspiratie weten over te brengen. Zij kiezen helaas vaak voor de universiteit.

8 Gelovig, atheïst of iets anders? Geloof is voor mij heel belangrijk. Ik heb van oorsprong r.k.-roots. Daarin sta ik heel open en nieuwsgierig naar andere religies toe. Ik geloof dat het belangrijk is om open te staan voor elkaar en te zoeken naar die essentiële zaken in het geloof waarin we gelijk zijn. Zo kunnen we een brug vormen naar elkaar toe in plaats elkaar het leven zuur maken. Naar mijn idee ligt er in de veelheid een eenheid verborgen.

9 Zou je de volgende zin willen afmaken: De kerk… is voor mij een gebouw, een plek waar ik rust en inspiratie kan vinden. Als een instituut met regels staat zij naar mijn mening echter niet genoeg open voor bijvoorbeeld homoseksuelen en vrouwen die graag in het ambt zouden willen werken. Ook als gebouw zou een kerk naar mijn idee altijd open moeten zijn zodat je naar binnen kunt lopen.

10 Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema “Vertrouwen”? Een basis waarop je verder kunt bouwen. Mooi wanneer je de onbekende ander altijd in vertrouwen kunt benaderen. Ik probeer in eerste ontmoetingen altijd iemand vanuit vertrouwen tegemoet te komen.

daniella1