7-3
Proviand jrg. 7, nr. 3 april 2006 : Loslaten en binden
- 1. Wanneer word je als jongvolwassene je bewust dat je moet loslaten? - door Cornelis F.M. van Lieshout
- 2. Luisteren tussen de regels door - Interview met Janine Kallen, pastor door Steven Teerenstra en Leon Groenewegen
- 3. Sterven: loslaten en losgelaten worden- door Caroline Verdonk
- 4. De druppel en de oceaan- Door Arno Vroom
- 5. “Glücklich ist wer vergisst, was nicht zu ändern ist„
- 6. Loslaten is van moment tot moment leven- Interview met Jeroen Veenenbos, student Muziektherapie en zen-boeddhist door Steven Teerenstra
- 7. Tien van één: Patricia Veldhuis
- 8. Stream of consciousness– door Crispijn
- 9. Passage- Door Gemma Pappot m.m.v Karin vd Bosch
1. Wanneer word je als jongvolwassene je bewust dat je moet loslaten?
door Cornelis F.M. van Lieshout
ontwikkelingspsycholoog
Het thema van dit nummer is loslaten; in enkele bijdragen wordt de term binding als tegenpool van loslaten opgevat. Voor een ontwikkelingspsycholoog zijn de termen loslaten en binding elementen uit twee ´families´ van begrippen die gedurende de hele levensloop tegenover elkaar staan. Binding vormt onderdeel van het meer globale begrip groei of winst; loslaten maakt deel uit van het thema verlies of afbraak. In ieder mensenleven is er vanaf de conceptie tot de dood steeds tegelijk zowel sprake van winst als van verlies. Op heel jonge leeftijd overweegt winst omdat de ontwikkelingskansen vrijwel onbegrensd zijn. Maar vanaf de conceptie blijven kansen ook steeds onbenut en dat zijn de eerste vormen van verlies of van ‘loslaten’. Aan het einde van de levensloop overweegt verlies, maar er blijft steeds ook winst, al is dat weinig, zolang een mens zich nog aanpast aan nieuwe eisen die aan hem of haar gesteld worden. Ontwikkeling wordt wel voorgesteld als een bal die van een berg afrolt. Steeds als de bal naar links rolt en links ‘bindingen’ aangaat, worden de mogelijkheden van rechts ‘losgelaten’.
Loslaten is niet alleen een kwestie van persoonlijke keuzes. In de levensloop ontstaan winst en verlies uit dezelfde drie bronnen. De eerste bron is biologisch van aard en bestaat uit biologische rijping, respectievelijk aftakeling; denk aan de seksuele rijping tijdens de puberteit of aan het optreden van een ongeneeslijke ziekte. De tweede bron betreft maatschappelijke kansen en plichten; denk aan de kans om in de moderne westerse samenleving een schoolloopbaan te kunnen doorlopen, wat tevens een plicht is. De derde bron wordt gevormd door persoonlijk engagement of het aangaan van binding, respectievelijk het accepteren van beperkingen of het loslaten van kansen. Gewoonlijk vullen de drie bronnen elkaar op vanzelfsprekende wijze aan. Bijvoorbeeld een kind is biologisch rijp om naar school te gaan; maatschappelijk geldt de leerplicht en de meeste kinderen zien de school als een uitdaging waarin ze zich graag engageren. De drie bronnen kunnen echter ook strijdig zijn; strijdigheid is gemakkelijk aanleiding tot aanpassingsproblemen. Bijvoorbeeld een 14-jarige wordt zwanger; maatschappelijk is er weinig ruimte voor tienermoeders, en de aanstaande moeder had zich haar leven wellicht anders voorgesteld.
De genoemde voorbeelden worden door ontwikkelingspsychologen aangeduid als ‘ontwikkelingstaken’. Na hun ontstaan bestrijken ze meestal perioden van jaren en soms zelfs de verdere levensloop; denk bijvoorbeeld aan een partnerrelatie of ouderschap. Ontwikkelingstaken presenteren zich in de vorm van een reeks onderling samenhangende ‘opgaven’ of probleemsituaties, die elk als enigszins nieuw ervaren worden. In eerdere fases van de levensloop hebben ze zich niet of niet op dezelfde wijze voorgedaan. Het karakter van nieuwheid maakt het tot uitdagende of bedreigende probleemsituaties die iemand moet aanpakken. Daarvoor moet een persoon al zijn psychologische capaciteiten van ‘voelen’, ‘denken’, ‘doen’ en ‘willen’ inzetten. In eerste instantie ervaart iemand in zulke situaties uitdagende of bedreigende emoties; dan overdenkt iemand wat hem of haar overkomt, passeren alternatieve oplossingen de revue, maakt iemand een keuze voor een bepaalde oplossing en voert die uit. De gemaakte keuze is vaak in lijn met iemands levensoriëntatie. De aanpak van zulke probleemsituaties is onontkoombaar; ontwikkeling is niet te vermijden. De aanpak resulteert in een geleidelijke reorganisatie van het gevoelsleven, denken, gedrag en de intentionele gerichtheid, die typerend is voor verdere ontwikkeling. De vaardigheden die iemand daarbij al dan niet verwerft bepalen mede de uitvoering van latere ontwikkelingstaken; de kwaliteit van de uitvoering van eerdere ontwikkelingstaken is richtinggevend voor de aanpak van latere. Bijvoorbeeld de wijze waarop iemand zijn moedertaal verwerft is indicatief voor de wijze waarop hij kan leren lezen en schrijven; de vroege gehechtheidstijl van een kind aan ouders prediceert de aard van latere relaties. Verder is ontwikkeling onomkeerbaar; je kunt je verdere ontwikkeling wel bijstellen, maar je kunt het niet overdoen.
Ontwikkelingspsychologen hebben getracht om de onderlinge afbakening van ontwikkelingstaken in de levenslopen van mensen in beeld te brengen of daarvoor een soort taxonomie te ontwikkelen. Dat is niet eenvoudig. Globaal worden er drie soorten ontwikkelingstaken onderscheiden. De eerste groep betreft normatief aan de levensloop gebonden taken. Ze zijn het meest ingrijpend voor de vormgeving van levenslopen maar ook het minst opvallend, omdat vrijwel iedereen ze op ongeveer hetzelfde moment in de levensloop ervaart, zoals het aangaan van een gehechtheidsrelatie met je ouder, verwerving van je moedertaal, seksuele rijping of het krijgen van kinderen. De tweede groep is ook normatief aan de levensloop gebonden, maar de taken zijn beperkt tot de levensloop van mensen van een bepaald cohort in een bepaalde historisch-culturele context. Bijvoorbeeld het doorlopen van een schoolloopbaan is een ontwikkelingstaak voor vrijwel iedereen in moderne samenlevingen, maar het was geen normatieve ontwikkelingstaak voor de Nederlanders van twee eeuwen geleden en hij ziet er anders uit voor de huidige jeugdigen dan voor hun grootouders. De derde groep wordt gevormd door de niet-normatieve ontwikkelingstaken: Ze treffen niet iedereen en ook niet iedereen op hetzelfde moment in de levensloop. Voorbeelden zijn de echtscheiding van je ouders of het verlies van je partner.
De volgende drie normatieve ontwikkelingstaken worden typerend geacht voor jongvolwassenen in de moderne samenleving, namelijk het aangaan en instandhouden van een partnerrelatie, tot stand brengen en instandhouden van een beroepsloopbaan en het krijgen en opvoeden van kinderen. Dit lijstje maakt al duidelijk dat deze ontwikkelingstaken tegenwoordig een stuk minder ‘normatief’ zijn dan enkele vroegere normatieve ontwikkelingstaken zoals het verwerven van je moedertaal of seksuele rijping. Naarmate levenslopen vorderen worden ze meer geïndividualiseerd en minder universeel geldend. Deze drie ontwikkelingstaken gaan veelal gepaard met de belangrijke overgang van de relatief beschermde en vertrouwde sociale context van de opleiding, die je dus min of meer moet loslaten, naar de nog tamelijk onbekende omgeving van de ‘huisje-boompje-beestje’-maatschappij, waar ook meer autonomie en verantwoordelijkheid van iemand verwacht wordt bij het aangaan van nieuwe bindingen. Daardoor kan het aangaan van deze ontwikkelingstaken voor sommigen meer bedreigend dan uitdagend zijn en wellicht ook meer bedreigend dan in vroeger tijden waarin een partnerrelatie, beroepsloopbaan en opvoeden van kinderen vanzelfsprekend plaats vonden in de vanouds vertrouwde omgeving met de daarin aanwezige relationele steun.
Soms kunnen ontwikkelingstaken zoveel aanpassing van een persoon vergen, dat het nauwelijks alleen op te brengen is. Meer in het algemeen geldt, dat vrijwel niemand nieuwe ontwikkelingstaken volledig in zijn eentje aanpakt; diverse ontwikkelingstaken zijn zelfs inherent gekoppeld aan specifieke relaties met een ander persoon, zoals een partner-, ouder-kind- of vriendschapsrelatie. Bij de aanpak van probleemsituaties in ontwikkelingstaken ervaren mensen relationele steun. Ze ervaren relationele steun in interacties met anderen. Aansluitend bij de psychologische processen van denken, doen, voelen en willen, is er in elke interactie sprake van uitwisseling van informatie, uitwisseling van gevoelens, regulering van gedrag en afstemming van intenties. Uitwisseling van informatie kan een persoon helpen om de aard van een probleem en alternatieven voor de aanpak scherper in beeld te krijgen, uitwisseling van emoties kan iemand een gevoel van veiligheid bieden, gedragsregulering kan bestaan uit het bieden van een balans tussen respect voor iemands autonomie en het stellen van grenzen, en afwegen van intenties kan leiden tot scherpere keuzes. De belangrijkste interacties van mensen zijn ingebed in relaties. Relaties kunnen echter in kwaliteit variëren. In relaties van slechte kwaliteit kunnen interacties de aanpak van ontwikkelingstaken juist hinderen. Bijvoorbeeld wanneer de geboden informatie misleidend is, intentionele afstemming steeds leidt tot destructieve belangenconflicten, gedragsregulering uitsluitend gericht is op het inperken van de grenzen van de ander en emotionele uitwisseling een dreigend of vijandig karakter heeft.
Tenslotte komen we bij de vraag ‘Wanneer word je als jongvolwassene je bewust dat je moet loslaten?’ Het antwoord hangt af van de definitie van bewustzijn. Als we bewustzijn gelijkstellen met differentiatieprocessen, vergelijkbaar met de bal die van de berg afrolt en die we in een heel jong organisme kunnen waarnemen, dan geldt ‘bewustzijn’ vrijwel vanaf de conceptie.
Maar je zou bewustwording ook gelijk kunnen stellen met het vermogen om binding en loslaten verbaal te formuleren. Dat gebeurt vanaf het ontstaan van taal. Een 2-jarige kan de vraag stellen: “Opa, jij hebt een piemel, he? Jij bent een jongen!” Opa: “Ja, dat klopt. Ben jij ook een jongen?” “Nee, ik ben een meisje”. Het meisje is actief bezig om zich bewust te worden van het feit dat er jongens en meisjes zijn en te bepalen wie tot welke categorie hoort. Op dat moment formuleert zij het bewustzijn van de tweedeling tussen mensen, maar alle consequenties van die tweedeling voor haar verdere levensloop zijn nog ver van de hand. In de adolescentie beschikken jongeren over veel grotere cognitieve vaardigheden om alternatieven tegen elkaar af te wegen; maar ook die afweging is nog heel wat anders dan het zelf doorleven van die alternatieven. Sommige mystici, tenslotte, achten het hoogst bereikbare in het menselijk bestaan, dat je je bewust volledig onthecht of losmaakt van het aardse ter voorbereiding op je bestaan in een volgend leven; maar ook die vorm van bewustzijn lijkt pas ten volle bereikt te worden, als je die tot het eind van je leven doorleefd hebt.
2. Luisteren tussen de regels door
Interview met Janine Kallen, pastor
Door Steven Teerenstra en Leon Groenewegen
Janine Kallen studeerde biologie aan de KUN en werkte daarna 17 jaar als wetenschappelijk medewerker op het Zoölogisch Laboratorium terzelfder instelling. Sinds 1997 werkt ze als pastor in Elst.
Hoe kwam u ertoe om uw wetenschappelijke loopbaan voor het pastoraat te verruilen?
Sinds vroeger was het al mijn wens om me in theologie te verdiepen, maar in mijn tijd (we spreken over de 70’er jaren) was het moeilijk om als vrouw in de kerk een functie te vervullen. Bovendien was ik toen nog erg verlegen en bedeesd en had niet de moed om me in het mannenbolwerk, wat het toen was, in te vechten. Maar ik zou hoe dan ook een keer met theologie begonnen zijn.
Lag de keus om in eerste instantie biologie te studeren dan niet ver van theologie af?
Nee, voor mij niet: biologie houdt zich bezig met de schepping en theologie met de Schepper.
Wat is het eerste wat u te binnenvalt bij het woord “loslaten”?
Voor mijzelf is loslaten heel moeilijk. Als ik een tijd ergens gewerkt heb, dan raak ik aan die plek gehecht, bijvoorbeeld toen ik afscheid nam van het Lab. Zo heb ik ook moeite met het afscheid nemen van mensen en sowieso met verandering. Toch heb ik bij iedere verandering na een tijdje ervaren dat er iets nieuws begon, waar ik me weer aan kon binden.
Is er ondanks alle veranderingen een rode draad?
Ja: er zijn dingen die je nooit loslaat en altijd met je meedraagt: herinneringen die je leven hebben gevormd. Dat zijn de mooie dingen maar ook gebeurtenissen, personen waar je afscheid van hebt moeten nemen: littekens in je leven die je dierbaar zijn, omdat ze je hebben gevormd tot wie je bent.
Maar zulke herinneringen kun je ook kwijtraken …
Klopt. Menselijk is ook om de herinnering bij te kleuren, aan te passen aan je eigen voorstellingen. Maar als je wezenlijke herinneringen kwijtraakt, dingen die je hebben gevormd, verlies je jezelf. Je ziet dat heel schrijnend bij dementerende mensen.
Men zegt wel eens: “Als je moeite hebt met loslaten, heb je ook moeite met binden.” Wat denkt u daarvan?
Voor mijzelf geldt dat niet, ik ben wel selectief in waaraan ik me bindt. Wat ik wel zie in mijn werk, zijn mensen die zó teleurgesteld zijn in relaties, omdat ze zich helemaal hebben toevertrouwd aan hun partner, dat ze na de breuk zo beschadigd zijn dat ze zich niet meer willen binden.
Er zit een risico aan binden, want je kunt teleurgesteld raken …
Er is een zin uit een lied van Rowwen Heze die neerkomt op: “Als je iets verliest, dan heb je verdriet; maar het is nog erger als je dat verdriet niet zou hebben gehad”. Dat verdriet betekent namelijk dat je iets heel kostbaars hebt verloren. Ik probeer mensen die treuren te laten zien dat het verdriet dat ze hebben een teken is van liefde. Dat neemt het verdriet niet weg, maar kan wel troost bieden.
Zie je verschil tussen hoe jongeren en ouderen omgaan met loslaten?
Jongeren staan vaak opener in het leven: ze zijn nieuwsgieriger, minder bevooroordeeld en nog volop bezig hun weg te zoeken. Ouderen hebben soms een bepaalde starheid: verliezen nieuwsgierigheid naar hun omgeving, raken verbitterd door verminderde zelfstandigheid en vitaliteit, voelen zich door hun omgeving in de steek gelaten en verzinken in zichzelf, met eenzaamheid tot gevolg. Het is mijn ervaring dat het heel moeilijk is om hen daaruit los te maken; ze nemen het je zelfs kwalijk als je dat probeert.
De kunst is om “jong van hart” te blijven: mensen die zo belangstelling voor het leven en hun omgeving kunnen houden, hebben een mentale ongebondenheid.
Is die mentale ongebondenheid aangeboren of kun je die ontwikkelen?
Ik denk dat het voor een deel je aard is en voor een deel te leren is. Je moet attent zijn dat je blijft openstaan voor je omgeving. Als je merkt dat je oploopt tegen innerlijke barrières, moet je daartegen in verzet komen. Bijvoorbeeld bij conflicten: soms valt het zwaar om de persoon los te zien van de zaak. Jezus formuleert dat als “Je moet de zonde veroordelen, maar niet de zondaar”. Je moet een conflict duidelijk uitspreken en de zaak “uitvechten”, maar daarbij altijd voor ogen houden dat je samen bezig bent om iets beter te maken.
Wat is uw ervaring met mensen die gedwongen moeten loslaten, bijvoorbeeld in een crisis?
Crisis is altijd een kans om verder te komen. Zelden heb ik gezien dat mensen daarin blijven steken en ongelukkig of in zichzelf gekeerd raken. Soms kunnen mensen jarenlang in een crisis zitten van angst, woede, verdriet en die negatieve emoties kunnen behoorlijk aan mensen vreten. Bijvoorbeeld mensen die kanker krijgen en meer en meer moeten loslaten. Toch zie je juist daar juweeltjes van mensen uit ontstaan, die veel belangstelling voor hun omgeving hebben. In de kern van ieder mens zit toch iets dat ongebroken blijft, wat steeds weer opbloeit.
Wat heb je als pastor te bieden aan zulke mensen?
Tijdens mijn stage gaf mijn begeleider mij als motto mee: als pastor heb je de taak om van de geschiedenis van mensen heilsgeschiedenis te maken. Je moet groeien in dit vak en vooral in het begin voelde ik me in zulke situaties heel onhandig en wist niet wat ik moest zeggen. Je leert gaandeweg dat het gaat om luisteren naar mensen. Luisteren wat mensen tussen de regels door zeggen en daaruit halen wat betekenis voor hen heeft.
Dat geef je dan aan hen terug, waardoor zij kunnen gaan inzien dat ze eigenlijk op een heel krachtige manier met hun situatie omgaan.
Wanneer word je je bewust dat je dingen moet loslaten?
Het eerste moment voor mij was eigenlijk toen ik als 10-jarige zag dat volwassenen niet allemaal hetzelfde tegen zaken aankijken: bijvoorbeeld dat de ene ouder tegen zijn kind zegt: als je een duw krijgt, dan duw je terug; terwijl de ander zei: als je een duw krijgt, probeer het dan in vrede op te lossen. Ik vroeg me af: Hoe kan dat nu? Het was heel anders dan ik op school en thuis had geleerd en dat deed me wel verdriet. Nog weer later merk je dat je zelf anders tegen dingen aankijkt dan je ouders, en weer later ga je de verschillen boeiend vinden en zie je de rijkdom ervan. En die ontwikkeling gaat altijd door: je bent nooit klaar met hoe het leven in elkaar steekt.
Zijn er dingen die je nooit loslaat?
Voor mijzelf sprekend: ik ben trouw aan de dingen waar ik me aan gebonden heb; ik kan me bijvoorbeeld niet voorstellen dat ik uit mijn huwelijk zou scheiden. Maar je kunt je wel vergissen. Je moet dan toegeven dat je je vergist hebt, maar dat laat onverlet dat sommige beloftes wezenlijk zijn in je leven. Dat je in sommige situaties een ideaal niet meer kunt volgen, maakt het ideaal zelf niet minder betekenisvol.
Maakt u wel eens mee dat je ook je idealen moet loslaten?
Een enkele keer merk ik in gesprek dat iemand een bepaald godsbeeld heeft en daar heel lang gelukkig in is geweest, maar op een gegeven moment heeft zo’n beeld zijn grenzen bereikt, bijvoorbeeld als het iets vraagt wat je in gewetensnood brengt. Zo kwam eens een vrouw bij mij die incest ervaringen had, maar die daar niets mee had gedaan vanwege het gebod “Eert uw vader en uw moeder”. Ze worstelde hiermee, maar was niet in opstand gekomen: kinderen blijven vaak heel loyaal naar hun ouders, zelfs bij misbruik. In de gesprekken met haar kwam ik erachter dat dit met haar beeld van God te maken had: ze dacht dat God dit wilde. Het loslaten van een godsbeeld kan echter heel ingrijpend zijn, omdat een heel geloofsleven eraan vast hangt. Bij die vrouw lukte het, omdat zij kon inzien dat haar godsbeeld (haar ideaal) niet klopte.
Biedt religie een houvast?
Religie heeft verschillende aspecten. Vanuit een biologische optiek heeft religiositeit een functie bij het ontwikkelen van sociale verbanden. Het biedt structuur aan een samenleving. Zo zijn de 10 geboden geen regels, maar idealen, waartoe je je dient te verhouden opdat samenleven meer gestructureerd verloopt. Vanuit de biologie zeg je dan dat een samenleving veiliger wordt door deze religieuze kaders en dat helpt individuen (en daarmee de soort) om te overleven.
Vanuit de betekenis voor een mensenleven zie ik religie als de grond onder je voeten, waardoor je heel veel dingen die een mysterie blijven in je bestaan aankunt. Tevens prikkelt het je om het beste uit jezelf te halen.
Kun je ook zonder dit houvast?
Mijn zwager is een voorbeeld: hij is agnost, humanist en vindt dat religie een vals houvast biedt, dat sommigen nodig hebben. Hij vindt als je ontdekt dat je het los kunt laten, dat je dan pas echt vrij bent.
Ik denk, als je religie in alle vrijheid mag beoefenen in je leven, dan geeft dat veel vrijheid en ruimte om in vertrouwen los te laten. Omdat je diep van binnen weet dat wat jou dierbaar is, niet zonder betekenis is.
Mijn zwager heeft geen houvast aan religie, maar hij heeft alle vertrouwen in dit leven en vindt daarin houvast.
Zijn dan “vertrouwen in het leven,” “goedheid” of “God” alleen maar andere termen voor hetzelfde?
Voor mij niet: ik vertrouw erop, geloof, dat God handelend aanwezig is, door mensen. En dat er meer is dan wat zichtbaar en meetbaar is.
Wat zou u als advies aan studenten willen meegeven?
Blijf altijd nieuwsgierig. Als je iets tegenkomt, vraag je dan af of het iets is dat je eigen leven rijker kan maken. Ik kan iedereen aanraden om de vraag naar God in zijn of haar leven te stellen. Het kan zijn dat het helemaal niets voor je betekent, maar gun jezelf in ieder geval daarnaar op zoek te gaan.
3. Sterven: loslaten en losgelaten worden
door Caroline Verdonk
filosoof en (voormalig) uitvaartbegeleider
“Iemands sterven is meer een zaak van de overlevenden dan van de stervende zelf.” Dit citaat van Thomas Mann raakt aan de kern van waar het in dit artikel over gaat. Sterven is niet iets wat alleen de stervende aangaat; het raakt ook en vooral diegenen die na dit sterven achterblijven. Je zou – enigszins cru – kunnen zeggen: degene die dood is, gaat het niet meer aan: hij merkt er immers niets meer van. De nabestaanden echter moeten verder; hen raakt dit sterven des te meer.
In mijn werk als uitvaartbegeleider heb ik, wanneer ik bij een familie kwam om een uitvaart te regelen, veel verhalen gehoord over hoe de overledene was gestorven en geen verhaal was hetzelfde. Toch was er iets dat me in veel verhalen heeft getroffen, namelijk hoe vaak het was dat het sterven plaatsvond in afwezigheid van anderen. Velen vertelden dat hun dierbare juist overleed toen ze bijvoorbeeld net even een kopje koffie waren gaan halen of naar het toilet gingen. Alsof hij erop gewacht had even alleen te zijn. Zo ook mijn eigen oma. Ze was al enige tijd ernstig ziek en er werd bij haar gewaakt. Op een vroege zondagmorgen zat mijn opa bij haar, toen ze om wat water vroeg. Opa nam haar in zijn armen, gaf haar een slokje water en zei: ga maar slapen, je bent zo moe. Met oma nog in zijn armen draaide hij zich om en zette hij het glas weg. Toen hij zich weer naar haar omdraaide, was ze gestorven – juist in dat ene moment dat hij zich even van haar had afgewend.
Sterven: loslaten van het leven
Zelf ben ik ervan overtuigd dat mijn oma dit moment bewust heeft gekozen. Niet alleen omdat ze altijd voordat ze ergens heen ging nog even een slokje water nam, maar ook omdat sterven iets heel persoonlijks, heel intiems is. Sterven is iets dat je niet met een ander kunt delen. Iemand kan bij jouw sterven aanwezig zijn, maar je moet het uiteindelijk toch zelf doen. Niemand anders dan jij zelf kan je eigen leven loslaten, ook al is het iets waartegen je je wellicht tot het uiterste toe verzet, of wat je uiteindelijk niet (meer) bewust doet.
Het loslaten van het leven is iets wat niet gemakkelijk is en wat we in het algemeen zo lang mogelijk uitstellen. Niet alleen met de zich steeds verder ontwikkelende geneeskunde, maar ook ieder voor zich. Hoe vaak is het immers niet zo dat iemand die in de laatste fase van zijn leven is, zich erop toelegt om toch nog die ene bijzondere dag (verjaardag, kerstmis, trouwdag) te halen? Toch is het niet alleen zo dat we onszelf tegenhouden om het leven los te laten, ook de dierbaren om ons heen kunnen ons daarin tegenhouden.
Loslaten van een stervende
Met sterven gaat altijd een afscheid gepaard. Soms is daar uitgebreid gelegenheid voor, soms nog maar nauwelijks en soms zelfs gaat die gelegenheid aan ons voorbij. Sterven is niet zomaar afscheid nemen; het is afscheid nemen in de wetenschap dat je elkaar nooit meer zult zien. Een onomkeerbaar, definitief afscheid dat moeilijk is voor alle betrokkenen. Bij naasten van langdurig en terminaal zieken heb ik vaak een dubbelheid gemerkt in dit afscheid nemen. Enerzijds werd het de zieke gegund om niet langer te hoeven lijden en te mogen sterven, maar anderzijds was er ook altijd de wens om de zieke nog zo lang mogelijk bij zich te kunnen houden en een bepaalde onwil en onmacht, met de daarmee gepaard gaande emoties, om het onvermijdelijke te accepteren en de ander los te laten.
Een ander loslaten is eigenlijk een daad van onvoorwaardelijke liefde, in het vertrouwen dat de dingen gaan zoals ze moeten gaan. Het vraagt het loslaten van de eigen wensen en belangen, zonder dat daar iets tegenover staat. En dat is niet gemakkelijk wanneer je wordt geconfronteerd met een naderend en onherroepelijk afscheid van iemand die je dierbaar is. Deze strijd is niet alleen moeilijk voor degene in wie deze worsteling plaatsvindt; ook de zieke, stervende, van wie afscheid genomen moet gaan worden, kan eronder lijden. Hoe ontzettend troostrijk het ook kan zijn dat je dierbaren je niet kunnen missen, dit maakt het stervensproces er volgens mij niet altijd gemakkelijker op. Het kan appelleren aan een verantwoordelijkheidsgevoel, aan een schuldgevoel dat je je dierbaren in de steek laat en er niet meer voor ze kan zijn. En iedereen gaat hier op zijn of haar eigen manier mee om. De een kiest ervoor om elk moment dat hem nog gegeven is, door te brengen met zijn dierbaren om zoveel mogelijk samen te genieten en de ander straks achter te laten met zoveel mogelijk goede herinneringen; een ander kiest er bijvoorbeeld voor om alvast zijn uitvaart tot in de puntjes te regelen, zodat hij de achterblijvenden daar niet mee hoeft te belasten.
Ga maar, het is goed...
In een stervensproces voert iedereen zijn of haar eigen strijd rond vasthouden en loslaten. Deze worstelingen staan volgens mij niet los van elkaar, maar hebben een wisselwerking. Wanneer je als naaste merkt, dat de stervende zijn naderende dood accepteert of gaat accepteren, kan dit ervoor zorgen dat je dit feit zelf ook gemakkelijker kunt accepteren. Dat het ook andersom werkt, blijkt voor mij uit de vele verhalen die nabestaanden vertelden over hoe het overlijden van hun dierbare plaatsvond. Niet zelden kwam daarin een moment voor, waarop een naaste de stervende geruststelde en zei: ga maar, het is goed... en meestal liet het overlijden dan ook niet lang meer op zich wachten.
Het vereist moed, vertrouwen, liefde om je dierbare te kunnen zeggen: ga maar – in de wetenschap dat het gaat om een definitief gaan en niet meer terugkeren. Ga maar, en blijf niet vechten om mijnentwil, maar doe wat jij wilt of moet doen; ik laat je los. Dit laten gaan speelt vooral ook een bijzondere rol bij euthanasie, waarbij het loslaten van het leven en het loslaten van de stervende op een hele bewuste manier plaatsvindt.
"De dood is niet het volledige einde, we moeten nog sterven bij de anderen." – Alberto Guillen
De ander loslaten speelt niet alleen een rol in het stervensproces, maar ook in het rouwproces. Wat ik als uitvaartbegeleider heb gemerkt, is dat het rouwproces niet alleen per persoon verschilt, maar ook afhangt van hoe de ander is overleden.
Hoe meer gelegenheid iemand heeft gehad om te wennen aan het idee de ander te moeten loslaten, hoe minder worsteling dit nog geeft in het rouwproces. Het is vaak de abruptheid waarmee de ander uit je leven verdwijnt, die maakt dat je hem moeilijker kunt loslaten, ook al is hij al gestorven. En waar deze strijd in het stervensproces tot een gedwongen eind komt door het daadwerkelijk overlijden, is er binnen het rouwproces geen limiet en kan de worsteling om de ander los te laten zeer lang voortduren, hoewel deze strijd een heel ander karakter heeft. De strijd die nu nog plaatsvindt is er een die te maken heeft met de acceptatie van een voldongen feit. En hoezeer we onszelf soms ook vertellen dat het geen zin heeft om ons te verzetten tegen de acceptatie van het overlijden van onze dierbare, omdat we er toch niets meer aan kunnen veranderen, is het juist vaak die onherroepelijkheid waar we het moeilijk mee hebben. Het is ook een worsteling waarin geen sprake meer is van een wisselwerking tussen beide partijen. De ander is er immers niet meer, is overleden en al wat nog van hem of haar rest zijn herinneringen. De moeite met het loslaten van de ander in het rouwproces heeft volgens mij uiteindelijk te maken met de angst om – door hem los te laten – de ander te vergeten, wat die ander op een dieper niveau nogmaals doet sterven. In dit kader vind ik de volgende woorden van Lisa Williams dan ook bijzonder troostrijk: “Letting go is not forgetting, it’s remembering without fear.”
Door Arno Vroom
oud-redacteur van Proviand, op vrijwillige basis werkzaam bij Kaospilots Nederland.
De druppel en de oceaan
Er was eens een waterdruppel
Hangend aan de rand van een blad
Helder en zuiver, maar wachtend en ontwetend
Omdat hij te druk met zichzelf was
Boven de zon, beneden de rivier
De druppel er tussen in
‘Zal ik springen? Zal ik glijden? Zal ikgaan? Zal ik blijven?’
herhalend als een mantra – wachtend op wat?
‘Op het volmaakte moment
Dan ben ik helder van geest en volledig transparant
Pas dan laat ik los en ga op in de zee.’
Maar hij sprong niet en was bijna verdampt
De wind kwam voorbij en fluisterde door het riet
Er was geen houden meer aan
Naar de zee, naar het water, naar de grote oceaan
En opeens was het duidelijk in het grote geheel
Elke druppel is de zee
En hij zag zichzelf
In het andere weerspiegeld
En vond de reden van zijn bestaan
Bron: Happinez
Het was een stralende dag in juni 2005 toen ik dit indrukwekkende gedicht onder het genot van een kop koffie las. Het was midden op een doordeweekse dag want als werkzoekende heb je toch genoeg vrije tijd. Een van mijn vragen voor ik dit gedicht las was of het feit dat ik werkloos was niet kwam doordat ik me te veel vasthield. Moest ik niet loslaten? Het werk – wat dan ook – op me af laten komen en aanpakken? Geen eisen stellen? Kortom: druk met mezelf. Het gedicht over loslaten was voor mij het begin van een proces van loslaten…
Terug naar herfst 2004 – In oktober hadden we een congres gehad dat ik als vrijwilliger mee had helpen organiseren. Terwijl de bladeren van de bomen vielen werd er toen op dat congres besloten om een school op te richten. Een school waar jongeren zouden kunnen leren en ervaren hoe ze hun droom kunnen waarmaken in de praktijk. Een ambitieus doel.
Winter 2005 – Vanaf januari waren er maandelijkse bijeenkomsten die gingen over de vraag hoe je zo’n school kon opzetten. Geen makkelijke klus. We waren telkens met zo’n 20 mensen die allemaal een andere visie hadden. In mei gingen er vervolgens 7 mensen naar Aarhus om Kaospilots in Denemarken te bekijken. De 7 waren bij terugkomst erg gefascineerd en enthousiast om snel een school à la Kaospilots in Denemarken op te zetten.
Lente/Zomer 2005– Tot nu toe een stuk geschiedenis over onze ambitie; het opzetten van een school. Persoonlijk had ik sterk het gevoel vast te lopen in het proces van werkzoeken en ik had ook geen ‘puf’ meer om me te bemoeien met de school. Ik werd een beetje moe van de vele meningen en het werd weinig concreet.
Ik voelde me in die tijd erg gespannen en ben daarom een aantal keren op vakantie geweest. Zo ben ik een week naar Taizé in Frankrijk geweest en een week naar Paul Lowe in Duitsland. Ik merkte dat tijdens de vakanties de spanningen van me af vielen en ik besloot die zomer nog maar eens vaker op vakantie te gaan. Met mijn familie ben ik naar Zuid-Frankrijk geweest. Daarna ben ik met een vriend een paar dagen naar Zweden geweest en heb ik een vriendin in Denemarken opgezocht.
Door die vakanties voelde ik mij weer erg relaxed. Alsof er weer ruimte ontstond om dingen te ontvangen en meer open te staan voor de omgeving. Zo gebeurde het dat ik in Denemarken mijn mailbox checkte en een bericht van Peter Linde las. Peter Linde was een van de bestuursleden van Kaospilots Nederland, dat inmiddels een stichting was geworden. Hij mailde mij om me te vragen om weer in te stappen, maar nu in één van de projecten van Kaospilots Nederland. Ik had het gevoel dat de school nu concretere vormen aannam. Iets wat mij genoegen deed en wat ik eerder miste. Ik melde mij aan om een mee te doen aan een project.
Zomer 2005 – Thuis aangekomen kon ik meteen meehelpen met verven op de boerderij. Tijdens het verven liet ik het één en ander nog eens bezinken. Na Denemarken had ik besloten om relevante werkervaring op te doen. Ik had tevens ontdekt dat het tot de mogelijkheden behoorde om een stage te lopen met behoud van een uitkering. Ineens vielen de puzzelstukjes in elkaar en kreeg ik het schitterende idee om stage te lopen bij Kaospilots Nederland met behoud van een uitkering. Bij Kaospilots zaten ze te springen om mensen die mee wilden doen aan het avontuur.
Terug naar het gedicht dat ik las op die stralende dag. Door in te stappen bij Kaospilots – het oprichten van een opleiding waar studenten leren te ondernemen vanuit hun passie - heb ik me toch laten vallen. Een val in de onzekerheid. Een onzekere kans op succes van het initiatief en een onzekere financiële toekomst, maar een ‘bruisende’ organisatie.
Ik ben gevallen en heb losgelaten, maar zonder er bewust voor te kiezen. Tussen het moment dat ik twijfelde en er aan dacht om los te laten zaten vele stappen die de val inleidden en ik liet het gewoon gebeuren…
5. “Glücklich ist wer vergisst, was nicht zu ändern ist„
Naam bij de redactie bekend.
Onderzoeker in Opleiding Sociologie
Dit citaat komt oorspronkelijk uit 'Die Fledermaus' van Johann Strauß (1874), maar een oude vriend schreef dit eens aan zijn klasgenoten in hun eindexamenboek. Hij wilde hiermee aangeven, dat mensen gelukkig zijn als ze alle nare dingen uit het verleden zouden vergeten, want het verleden is immers toch niet meer te veranderen. Wee degenen die zich steeds maar alles wat ze hebben meegemaakt blijven herinneren. Zij kunnen niet loslaten en hun nare ervaringen blijven hen achtervolgen tot in lengte van dagen. Gezegend zouden de armen van geest zijn, want zij hebben dit probleem niet. Het is een extreme vorm van loslaten.
Zo uitgelegd vond ik het een tamelijk negatieve gedachte. Vergeten om maar gelukkig te worden? Dat kan toch niet? Zoals het goede bestaat door het slechte, zo heb je ook het verleden nodig om het heden te kunnen begrijpen en te kunnen waarderen. Stel je voor dat je een dierbare verloren hebt en je vergeet die persoon simpelweg, dan vergeet je dus ook alle mooie momenten die je met iemand hebt gedeeld. Wat zou er zwaarder wegen? De pijn van het verlies of het geluk van die momenten?
Nadat ik dit gelezen had, nu zo'n zes jaar geleden, ben ik me af blijven vragen welke rol je je verleden moet laten spelen in het heden. Zeker toen er situaties op mijn pad kwamen die ik best emotioneel ingrijpend vond. Ik vind het niet gemakkelijk om iets of iemand los te laten. Loslaten impliceert dat je iets laat gaan, dat je beseft dat het voorbij is en dat het nooit meer terug komt. Het is beseffen dat je een bepaalde weg bent ingeslagen in je leven, en dat daardoor andere wegen afgesloten zijn. Vaak kan ik de beslissing die ik heb genomen, echter niet accepteren. Achteraf blijf ik me afvragen of het de juiste beslissing was. Natuurlijk zou ik het gewoon moeten loslaten zodra ik een keuze gemaakt heb. De keuze is immers toch niet meer ongedaan te maken.
Bij veel mensen werkt dit ook zo. Na het maken van een keuze, gaan de meeste mensen achteraf hun keuze rechtvaardigen. Ze gaan extra letten op de voordelen van hetgeen ze gekozen hebben en benadrukken juist de nadelen van de mogelijkheid die ze hebben laten schieten. Zo zorgt men ervoor dat men tevreden is met zijn keus, en worden twijfel en spijt voorkomen.
Bij mij werkt het net even anders. Veel beslissingen zijn voor mij als een wetenschappelijk model, waarin alle relevante factoren gewogen en opgenomen moeten zijn. Een keuze is pas goed als het zoveel mogelijk aan álle voorwaarden die ik stel voldoet. Suboptimaal is niet goed genoeg. En achteraf rechtvaardigen is er niet bij, als het niet de beste mogelijke optie was. Ofschoon ik best analytisch ben aangelegd, kost het me enorm veel energie om bij bijna iedere beslissing alle mogelijkheden te onderzoeken en de voors en tegens nauwkeurig tegen elkaar af te wegen. Niet puur rationele argumenten, maar ook emoties betrek ik erbij. Ik moet niet alleen mijn doel bereiken, maar het moet ook op de beste en meer efficiënte manier. Dat biedt natuurlijk geen ruimte voor het maken van fouten. Geen trial en error. En dan heb ik het niet alleen over de grote beslissingen: baan, relatie, kamer. Maar ook over het kiezen van een gerecht in een restaurant, het uitzoeken van de goedkoopste treinroute, het meest efficiënt inpakken van mijn spullen voor een weekendje weg, de kleren die ik aantrek etc. Enfin, die dingen waar je eigenlijk nauwelijks tijd aan zou moeten besteden.
Vroeger was dit al zo. Ik kan me herinneren dat een vriend op de middelbare school mij eens voor de grap zei: "Jij kunt nog niet eens beslissen over de manier waarop je naar school fietst. Je vraagt je af: “Zal ik hier links of rechtsaf gaan? "”. Ik moest erom lachen, maar hij had wel gelijk. Absurd natuurlijk. Ik vind het daarom soms ook gemakkelijk als anderen mij beslissingen uit handen nemen. Vooral als ze in gedachten houden wat mijn overwegingen geweest zouden kunnen zijn. Dan heb ik me er maar bij neer te leggen en dat lukt dan ook wel. Maar wanneer ik zelf moet kiezen, heb ik ook zelf de verantwoordelijkheid voor het maken van de goede keuze. En dat is een grote verantwoordelijkheid, zeker als het gaat om levensveranderende beslissingen.
In het tijdschrift Psychologie (januari 2006) stond een artikel over het maken van keuzes. Onder andere werd daarin het onderscheid gemaakt tussen satisfizers en maximizers. De eerste groep mensen zoekt naar een mogelijkheid die voldoet aan hun eisen en zijn daar tevreden mee. Maximizers daarentegen pluizen alle mogelijkheden uit en gaan die dan vergelijken, totdat ze de meest optimale mogelijkheid hebben gevonden. Hun keus is meestal objectief gezien beter. Het opvallende is echter dat de maximizers meestal achteraf minder tevreden met hun keus zijn! Ik ben dus duidelijk een maximizer.
"Glücklich ist wer vergisst, was nicht zu ändern ist." Misschien is dit citaat toch niet zo negatief als dat ik aanvankelijk dacht. Gelukkig word je niet als je steeds maar blijft malen over gedane zaken. Je wordt veel gelukkiger als je afstand kunt nemen daarvan. Niet door het te vergeten, maar wel door je erbij neer te leggen; door te accepteren dat het verleden niet meer zal veranderen en dat je moet leren leven met de situatie die er nu is. Ook al heb je dingen verkeerd gedaan, je hebt er geen controle meer over. Waar je echter wel controle over hebt is over de manier waarop je omgaat met het feit dat het gebeurd is; hoe je de consequenties praktisch en emotioneel verwerkt.
Ik wil het voorbijgegane niet vergeten. Mijn herinneringen zijn waardevol voor mij. De dingen die ik heb meegemaakt hebben mij gevormd. Ik besta uit deze herinneringen. Ze zijn als een huis waarin ik woon en van waaruit ik de wereld bekijk. Maar dat ik in dat huis woon en dat ik het zelf gebouwd heb, wil niet zeggen dat ik iedere steen steeds opnieuw moet bekijken en oordelen of hij wel goed is ingemetseld. Het huis is goed zoals het is, omdat het mijn huis is. Mijn thuis is. Dat beeld wil ik vasthouden.
Door te accepteren dat ik het verleden niet kan terugdraaien en te stoppen spijt hiervan te hebben, laat ik ook het idee los dat ik alles onder controle moet houden en dat alles perfect moet zijn. Dat klinkt misschien vreemd op het eerste gezicht; ik heb immers wel controle over hoe ik reageer op het verleden en ik kan bewust proberen mijn toekomst te beïnvloeden. Met loslaten bedoel ik dan ook meer dat het geen zin heeft om achteraf na te denken over of iets wel een goede keuze is geweest, als er geen mogelijkheid meer is om het te veranderen. Het enige wat je kunt doen is constateren dat je een verkeerde beslissing hebt genomen, kijken waar het aan ligt en met jezelf afspreken het volgende keer anders te doen. Daarna rest er niets dan het laten rusten van de beslissing en het berusten in de gevolgen. Vragen als: had ik dat misschien toch niet moeten zeggen? Was het toch niet beter geweest als ik… Als, als, als… Ik wil stoppen met het stellen van dat soort vragen en in plaats daarvan tevreden zijn. Mijn moeder zegt wel eens: "Als je alles weet, ga je liggen voor je valt." Oftewel: als je alles voorziet, voorkom je fouten en problemen. Maar je kunt niet alles voorzien en overzien. En dat hoef je ook niet te proberen. Die gedachte vind ik erg geruststellend. Soms moet je gewoon de bal gooien en kijken hoe hij wordt opgevangen. En dan maar zien of en hoe hij teruggegooid wordt.
Dit is voor mij de kern van 'loslaten'. Door dingen los te laten, draait je dagelijkse leven niet meer steeds om alle dingen die je niet hebt, maar juist om de dingen die je wel hebt. Misschien klinkt dit voor velen als een cliché, iets waar ze niet eens bij stil staan en wat ze als vanzelf doen. Natuurlijk kende ik ook dit cliché, maar kénnen en wéten zijn twee verschillende dingen. Weten impliceert dat je er niet alleen kennis van hebt genomen, maar dat je ook de inhoud beséft en je je erbij neer kunt leggen. Pas als je iets weet, kun je er ook iets mee doen. En dat zal de volgende stap zijn op mijn levenspad. Het is nog een lange weg…
6. Loslaten is van moment tot moment leven
Interview met Jeroen Veenenbos, student Muziektherapie en zen-boeddhist
Door Steven Teerenstra
Wat doe je bij zen-meditatie?
(Lachend) In- en uitademen…
(Serieus) Zenmeditatie richt zich aan de ene kant op ontspanning van lichaam en geest, en aan de andere kant op helemaal aandachtig zijn in het moment. Dus als we in meditatie zitten, dan zijn we alleen bezig met zitten en nemen we helder waar wat zich voordoet.
Zen is een totale confrontatie met jezelf: waarnemen zonder voor- of afkeur. De moed hebben om het leven in al zijn aspecten onder ogen te zien. Alles toelaten wat zich voordoet, ook die kanten die je liever niet zou willen zien. Het gaat erom daar liefdevol naar te kijken. Je komt in al je veelzijdigheid aan bod: je gevoelens, gedachten, negatieve aspecten, maar ook (her)ontdek je positieve kanten van jezelf: je oorspronkelijke goedheid en creatieve potentie.
Helpt meditatie je om los te laten?
Door waar te nemen en je er niet mee te identificeren, geef je wat jou bezighoudt of bedrukt, ruimte om er te zijn, zodat het zijn natuurlijke ruimte kan innemen. En wanneer dat gebeurt, dan hoef je niet meer te spreken over loslaten en tegelijkertijd is dit het proces van loslaten.
Loslaten is niet dat iets zich niet meer voordoet. Het gaat erom dat je weet wat voor plaats het heeft in je leven en dat je daar goed mee omgaat.
Zolang je vasthoudt, onderscheid maakt tussen hebben en niet-hebben, zijn en niet-zijn, wil je dingen controleren en dat is precies het tegengestelde van loslaten.
Loslaten is van moment tot moment leven: ik ben nu hier thee met jou aan het drinken en ben er niet in gedachten mee bezig dat ik straks weer wegga en wat ik dan ga doen; straks fiets ik weer weg hier en dan is mijn aandacht bij het fietsen, niet bij het interview dat ik met je heb gehad.
Hoe leert meditatie je zo’n “denkhouding” dan?
In meditatie oefen je om met je aandacht in dit moment aanwezig te zijn. Alles wat zich aan je voordoet, gedachtes, fysieke sensaties: daar doe je bewust niets mee. Tijdens meditatie kan bijvoorbeeld de gedachte in je opkomen dat je nog boodschappen moet doen. Dan kun je twee dingen doen: in je hoofd alvast een boodschappenlijstje maken of je kunt opmerken: “Ik heb deze gedachte en keer nu met mijn aandacht terug naar mijn ademhaling”.
Maar in het dagelijks leven is dit moeilijker.
Hoezo?
Je doet allerlei ervaringen op en al die prikkels moeten verwerkt worden. We zijn daarbij sterk geconditioneerd om vast te houden en vooruit te kijken … om controle te houden op ons dagelijks leven en handelen. Je bent dan overal, behalve in het hier en nu … in beslag genomen door gedachten: dit wil ik wel, dat wil ik niet; dit doe ik nu, dat doe ik straks; als dit, dan dat, etc. Het innerlijke praten met jezelf gaat continu door.
In meditatie oefen je een andere conditionering, namelijk om je eigen conditioneringen te doorbreken; los te komen van de ideeën, de dingen waar je aan vasthoudt.
Levert meditatie je iets op? Heeft het een doel?
Er zijn allerlei doelen te verzinnen: dat je minder gaat piekeren, beter slaapt, makkelijker ontspant, lekker in je vel zit. Maar meditatie is een weg, geen einddoel. De weg is een doel op zichzelf en de weg gaat continu door. Je raakt zo gegrond in het moment dat je geen doel meer hebt.
Maar doelen zijn niet verkeerd: je hebt wel een richting nodig. Voor mij is dat nu bijv. afstuderen. Vanuit meditatie zeg je echter: het gaat ook om het studeren (= de weg) zelf.
Als doel van meditatie zou je misschien kunnen benoemen: alle doelen loslaten. En dat kan eng zijn, maar geeft een heel andere kwaliteit van leven terug, die je in je normale leven niet makkelijk tegenkomt.
En wat is de rol van stilte en verstilling tijdens meditatie?
Verstilling is belangrijk, maar niet een doel, het hoort erbij en op een gegeven moment vind je het ook. Ik heb gemerkt dat als je op tijd verstilling kunt opzoeken, je ook vrij bent in het zoeken naar afleiding en weer naar binnenkeren. Zodat je even vrij kunt bewegen in een omgeving met veel regels als in een omgeving waar “alles” kan. Meditatie bevordert het vrij kunnen bewegen in allerlei situaties. Waarbij “vrij” niet betekent “ik bepaal zelf alles”, maar ook dat je je kunt aanpassen en kunt worden aangesproken op je gedrag. Dat is levenskunst.
Kan het loslaten dat je leert tijdens meditatie doorslaan in onverschilligheid?
Ja, dit is een valkuil en dit is waarom we een leraar nodig hebben. Je kunt op een punt komen dat je heel helder, heel wakker bent en klinisch observeert. Maar er ontbreekt dan iets: medeleven. Je kunt bijv. naar het nieuws kijken en ervaren “zo is het”, maar daarmee is de kous niet af. Het kan ook anders, want als zij lijden, dan lijd jij ook. Omdat er geen essentieel verschil is tussen de ander en jij zelf.
Hoe verhelp je dit?
De boeddhistische leer kan je helpen, omdat je leert inzien dat alles weliswaar geen vaststaand zelf, geen identiteit heeft, maar dat dit niet betekent dat we lijden en liefde moeten ontkennen. Je leert leven vanuit het weten dat alles in verbinding staat: en dat betekent dat we moeten zorgen voor waar we mee in verbinding staan.
Kan meditatie leiden tot passiviteit?
Ook dit is een valkuil. De basis van zazen is zitten en niet handelen, niet ingrijpen. Maar betekent dit ook dat we geen mening of voorkeuren mogen hebben? Nee! Het is wat in je aard ligt: als je rustig bent, dan moet meditatie je “van je kussen trekken” zodat je in actie komt. Als je druk en actief bent, dan oefen je in meditatie om rust in handelen te vinden. Zitten is één manier om aandacht te oefenen, maar de hond uitlaten is dat net zozeer. Een Tibetaanse non zei eens: mensen denken dat we bij zitten in meditatie leren om alles te laten, geen mening te hebben. Fout! Het gaat erom je vanuit verstilling en inzicht in te zetten voor dat wat goed is: wat heb je anders aan al dat zitten?
Werkt meditatie door in je dagelijks leven?
Dat is zeker de bedoeling. Als je je erop wilt toeleggen, maak je van je dagelijks leven een meditatie. Ontspanning, helderheid en aandacht bij wat je doet en ervaart.
Je leeft minder vanuit denken, laat dingen meer op je pad komen en pakt aan wat gedaan moet worden.
(Als hulpmiddel daarbij is het goed steeds je voornemens te verinnerlijken. Zo heb ik een aanmoediging naast mijn spiegel staan die ik elke ochtends zie. Steeds weer een afspraak met jezelf maken en je afvragen: doe ik dit vanuit automatisme, met tegenzin, met voorkeur… ben ik er met mijn aandacht bij wat ik doe en ervaar?)
Is meditatie voor iedereen geschikt?
Als je er open voor staat, geïnteresseerd bent, en wilt ontdekken wat het is, dan is het zeker de moeite van het proberen waard. Maar om in zijn algemeenheid te zeggen dat het voor iedereen geschikt is: nee. Voor mensen die bijv. psychotisch zijn, heel veel denken, of teveel te verwerken hebben, is het niet aan te raden. Zo ben ik zelf eens een half jaar gestopt met meditatie omdat er teveel loskwam.
Wat zijn typische beginnersproblemen?
Vertrouwen krijgen in de beoefening: “Hoe ga ik de stilte aan? Hoe richt ik mijn aandacht? Wat doet meditatie met mij?” (Verder concrete problemen als wennen aan de houding en vragen als in welke houding moet je zitten, waarom buigen we, waarom staat er een Boeddha beeld? Mag ik denken?)
Wat is Tahara?
Sander Oudenampsen en mij viel het op dat we in meditatiegroepen steeds veruit de jongsten waren. Leeft meditatie ook onder andere jongeren, vroegen we ons daarom af. Ons hield het sterk bezig wat wezenlijk is en we vonden in Boeddhisme een mooie weg om daarmee bezig te zijn. Daarom hebben we Tahara opgericht: een meditatie groep voor en door jongeren. De naam betekent “Jongere op zoek naar de waarheid”.
Wat is de link van meditatie met Boeddhisme? Kan je mediteren zonder Boeddhist te worden?
Ook als je dagelijks mediteert, hoef je nog geen Boeddhist te worden. Als je je verbonden voelt met een gemeenschap, een levenswijze, dan kun je dat bevestigen door een wijding te ondergaan en geloftes af te leggen. Het scheelt dat je met mede-Boeddhisten termen met een bepaalde lading kunt gebruiken die je allebei begrijpt. Dat je eenzelfde soort levenswijze hebt en elkaar daarin kunt ontmoeten.
Uiteindelijk gaat het echter om een ontmoeting van hart tot hart. Boeddhisme is er niet om zoveel mogelijk boeddhisten te creëren, maar om mooie mensen te maken. En is daarin niet de enige weg (of voor iedereen de geschiktste weg). Dat trekt me ook aan in Boeddhisme.
Er is een spreuk: als je de Boeddha ziet, dood hem. Een uitspraak die het ultieme loslaten illustreert. Zelfs het Boeddhisme moet je loslaten om het te begrijpen. Uiteindelijk gaat het om wijsheid voorbij “ismen”, “hokjes”, kaders.
Over Tahara
Tahara komt elke eerste en derde maandag van de maand bijeen in de studentenkerk, vanaf 19:45 kun je binnenlopen; de meditatie begint om 20:00 uur. Meer informatie over Tahara kun je vinden op http://www.ru.nl/studentenkerk/activiteiten/bezinning_en/meditatie_tahara
8. 10 van een met Patricia Veldhuis
Patricia Veldhuis (36) studeerde geschiedenis aan de RU. Tijdens haar studie heeft ze in de redactie van ANS gewerkt. Ze is freelancer en redacteur bij KUnieuws geweest, heeft in 1998 Carp medeopgezet en kwam in 2002 als hoofdredacteur bij Vox terecht. Daarnaast heeft ze tijd gevonden voor het opvoeden van twee kinderen en het uitbrengen van een interviewboek over ouderschap en opvoeding getiteld Ouders van Nix.
1 Kun je een film boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien lezen of horen?
Is dit een mens van Primo Levi zou iedereen verplicht moeten lezen. Met het bijna zakelijk beschrijven van zijn vreselijke ervaringen in concentratiekamp Auswitchz probeert hij te ontdekken wat de essentie van menszijn is.
2In welk vakgebied zou je je nog verder willen verdiepen?
Ik wil altijd journalist/schrijver blijven. In schrijven zou ik nog veel beter willen worden, de ‘droom’ van elke journalist is volgens mij een heel goede schrijver worden.
3 In welke omgeving kom je het beste tot je recht?
Ik kom het beste tot mijn recht in de hectiek van een redactie. In die drukte bloei ik helemaal op. Maar thuis als moeder kom ik in een lagere versnelling ook heel goed tot mijn recht. Ik zou het allebei niet willen missen.
4 Kun je de volgende zin afmaken: mijn leven heeft een wending genomen toen…
op mijn 20ste mijn oudste broertje na een ongeluk in een zware coma terecht kwam. Ik realiseerde mij dat het leven niet maakbaar is en dat je maar één kans hebt om het goed te doen. Daardoor stapte ik ook uit een shitrelatie en vond kort daarop mijn grote liefde.
5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?
“Loat mer kuul’n ’t löp wa los.” Oftewel, maak je maar niet zo druk, het komt wel goed. Je moet soms ophouden met twijfelen en gewoon een keuze maken, want je kan niet alles doen.
6 Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU?
Het gemeenschapsgevoel benadrukken. Katholiek betekent vieren, gezelligheid en hechtheid, dat zouden we meer mogen uitdragen.
7 Wat heeft de ideale universiteit dat de RU niet heeft?
Meer geld voor Vox! Ook mogen we wel wat trotser zijn op Nijmegen en op onze universiteit. Het mag wel wat stoerder.
8Gelovig, atheïst of iets anders?
Ik weet het niet, maar ik hoop dat er ‘meer’ is. Heeft het leven zin? Vast wel, maar die zit volgens mij vooral in interactie met andere mensen.
9 Zou je de volgende zin af willen maken: De kerk…
heeft voor mij vooral te maken met nostalgie. Mijn katholieke opvoeding was geweldig, met vieringen, zingen, mooie bruidsjurkjes en prachtige verhalen.
10 Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema “loslaten”?
Wensen of ambities loslaten, je hebt geen drie levens, je moet niet alles willen. Je moet keuzes maken en daar dan ook echt voor gaan.
![]() |
Stream of consciousness (Engels voor 'stroom van bewustzijn') is een literaire techniek die aan het eind van de 19e eeuw opkwam in Frankrijk.
In de stream-of-consciousnesstechniek wordt de gedachtegang van een persoon beschreven. Gezien de vele associaties en gedachtesprongen die zich daarbij voordoen, leidt dit in de geschreven taal tot een vaak fragmentarische zinsbouw. Het bekendste voorbeeld komt voor in Ulysses van James Joyce, die de techniek in het laatste deel van het boek zo ver doorvoert dat zelfs de interpunctie grotendeels ontbreekt.
Uii: Wikipedia – de vrije encyclopedie
Voordat ik mijn vingers de vrijheid geef de sprongen van mijn gedachten vast te leggen wil ik graag een waarschuwing uiten. Het is niet uitgesloten dat deze uitgave van Proviand je aan het denken zet over ‘loslaten’. Doe alstublieft geen poging dit woord op zoveel mogelijk situaties in je leven te betrekken, want de lol is er snel af. Je loopt een aanzienlijk risico dat het een stopwoord wordt dat je te pas en te onpas afvuurt op jezelf en je omgeving. Geenszins probeer ik je af te raden na te denken over loslaten, maar realiseer je dan wel dat je na zult denken over alle aspecten van je leven.
Als je het mij vraagt is het de hoogste tijd voor een weekje vakantie. Leuk en aardig die voorjaarsvakantie, maar de volgende vakantie moet er echt eentje zijn om bij te komen. Een weekje om de dagelijkse drukte achter me te laten en alleen maar gedachteloos leuke dingen te doen. Lekker een boek lezen bijvoorbeeld. En daar dan helemaal in opgaan, zodat het leven van de hoofdpersoon belangrijker voelt dan mijn eigen leven. ’s Avonds in bed nog een hoofdstuk of twee en dan… Ja, dan is het toch wel tijd om te gaan slapen. Zo even nog reed ik paard door uitgestrekte vlakten, op het punt om de wereld te redden. Het is soms moeilijk een dergelijke dromerige fantasiewereld los te laten en de vaak minder romantische werkelijkheid ervoor in de plaats te krijgen. Wat dat betreft ben ik, wanneer ik daar de kans voor krijg, een behoorlijk dromerig type.
De reden dat ik alweer aan vakantie toe ben is eenvoudig. De week na de vakantie was er een vol vergaderen, colleges en dan dat grote feest. Het feest het 25-jarig huwelijk van mijn ouders. Samen met mijn zus organiseer ik het feest en het is geweldig om te doen. Dat was heel wat voor mijn moeder, de organisatie uit handen geven. Het laat zich wel raden dat mijn ouders heel wat verrassingen voor de kiezen zullen krijgen, en wel in het bijzijn van meer dan 150 vrienden en familieleden. Nu is mijn moeder nooit een ster geweest in dingen loslaten. Zij is zeker niet de enige die weken van tevoren wakker kan liggen om de kleinste dingen. Iets wat mij vreemd is, wakker liggen. Slapen doe je toch juist omdát je gedachten en ervaringen moet ordenen, zodat je ze los kan laten? Een meditatiecursus kan uitkomst bieden; ik heb dat ervaren als een heerlijke structurele manier om tot rust te komen. Tot rust komen op zijn beurt betekent vaak, je raadt het al, loslaten.
Alleen heel sterke emoties kunnen mij meer dan luttele minuten uit mijn slaap houden. Bijvoorbeeld het einde van de relatie met mijn vriendin. Zij maakte het een half jaar geleden uit na een relatie van 2,5 jaar. Als iemand weet dat ik goed ben in in slaap vallen dan is zij het. De sms’jes die ik haar na middernacht stuurde in de weken nadat ze het uit had gemaakt waren dan ook tekenend voor mijn verdriet. Velen zullen bij het thema ‘Loslaten’ onder andere denken aan het loslaten van relaties in het algemeen en liefdesrelaties in het bijzonder. Dat gold voor mij zeker, natuurlijk omdat ik nog in het verwerkingsproces zat toen ik bij de brainstormavond over dit onderwerp was. Tijdens die brainstorm hebben we met een groepje (ex-)studenten ideeën op papier gezet als basis voor deze Proviand. Ik voelde me daar meer dan voldoende op mijn gemak om een en ander te vertellen over mijn liefdesverdriet. Logischerwijs ontstond het idee dat ik een artikel over het loslaten van liefdesrelaties zou schrijven.
Echter, je bent nu een bredere stroom van mijn gedachten aan het lezen. Het bleek dat ik het verleden nog niet voldoende had losgelaten om er uitgebreid over te schrijven.
Een relatie beëindigen gaat vaak gepaard met het einde van een vriendschap. Optimistisch had mijn ex wel eens geroepen dat we toch zeker vrienden moesten blijven als er ooit een einde aan onze relatie zou komen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Een cliché met een zeker waarheidsgehalte is dat het makkelijker is je ex niet te zien wanneer je ‘over hem of haar heen moet komen’. Echter, voor mij was mijn ex niet alleen mijn vriendin in de verliefde zin van het woord, maar ook mijn beste vriendin. Haar helemaal loslaten zou betekenen naast onze liefdesrelatie ook een dierbare vriendschap te verliezen. Het zal je niet verbazen dat het op veel manieren moeilijk is als vrienden verder te gaan. Mijn liefde voor haar was een ‘love at first sight’ die, nadat ze me een paar maanden op enige afstand had gehouden, uitgroeide tot de diepste relatie die ik gehad heb. We hebben elkaar voorheen dus nooit als alleen maar vrienden gezien (ze wist al snel dat ik haar leuk vond, mijn enthousiasme liet weinig twijfel bestaan). Veel mensen hebben me gezegd of gevraagd of ik het mezelf niet moeilijk maak door haar te blijven zien. Ik denk het zeker wel; het is een stuk moeilijker om haar los te laten op deze manier. Alleen al haar ruiken roept emoties op die me doen verlangen naar ‘vroeger’.
Toch is het mijn keuze en de goede keuze. Met tijd, die misschien niet alle wonden heelt maar de pijn wel verdrijft, zijn we ondertussen goede vrienden. Beiden worden we nog wel geconfronteerd met wat we voor elkaar betekend hebben, maar we kunnen elkaar ook tot steun zijn en van goed advies voorzien. Bang dat ik niet meer zo verliefd word ben ik niet echt, maar de eerste maanden verlangde ik wel heel sterk naar de diepgang die een relatie biedt. Ik zou graag zo nu en dan mijn zorgen over iemand uitstorten die mij door en door kent. Die verlangens heb ik nu wel redelijk losgelaten, ik kan weer vrijgezel zijn zonder alleen maar terug te willen naar een relatie.
Iets wat mij niet los wil laten de laatste tijd is mijn toekomst. Mijn probleem is dat ik geen concrete plannen heb. Wijze mensen zeggen dat het goed is om van dag tot dag te leven, en gelijk hebben ze. Dat is zeker een kunst en het is wel de moeite waard. In mijn boek praat de hoofdpersoon met een wolf en die wolf maakt altijd van dat soort ‘vanzelfsprekende’ opmerkingen: ‘het is zonde om nu te denken aan doodgaan’. Voor hem is dat blijkbaar voldoende, maar dat valt mij toch niet mee. Zo denk ik ook over mijn toekomst; het lijkt me heerlijk om een doel voor ogen te hebben. De ambitie om specifiek iets te bereiken, een plan om me in een bepaalde richting te ontwikkelen. Misschien heb ik die behoefte nu ook wel meer dan toen ik een relatie had. Een relatie is echt een constante factor, net zoals je studie een constante factor kan zijn. Zo constant voelt mijn studie echter niet, omdat ik toch niet weet waar ik naartoe werk. Nu ik dit schrijf vraag ik me af of ik mijn toekomt los moet laten. Is het voldoende om nu leuke en leerzame dingen te doen? Ik zou vast harder studeren als ik wist welke master ik zou gaan doen, maar misschien zou ik dan wel andere levenslessen missen.
Meestal is het mentaal loslaten van iets vergelijkbaar met het fysiek loslaten van een voorwerp. Gewoon ontspannen. Natuurlijk niet de spieren van je hand of arm, maar je hersenen ontspannen. Echter, zoals fysiek sommige voorwerpen nogal blijven plakken, zo bestaat er ook een groot assortiment aan mentale lijmsoorten. Loslaten is een proces en het heeft tijd nodig. Die tijd heb je ook. Loslaten alleen is niet genoeg, zonder iets te verwerken houd je er weinig aan over. Een bord laat je immers ook pas los als het op de tafel staat. Zo ook zullen mijn studieplannen zich vanzelf vormen en zou het voldoende moeten zijn wanneer ik me vastklamp aan een kortere termijn planning. Naar bed gaan bijvoorbeeld en dan morgen weer fris opstaan.
Crispijn
Door Gemma Pappot m.m.v Karin vd Bosch
Sectie
In onze heupen de heupen
van de dochter, in onze ogen
de wildheid van haar blik.
In onze stem gaat haar stem
verscholen, haar handen
zijn door de onze omgroeid.
Wat een taak: het bekken
vrij te prepareren, het oog
uit te nemen. Een vaste hand
hebben we nodig, een helder
brein. Onverschrokken moeten we
de tong lossnijden, op zoek
gaan tussen pezen en vaten
naar de bleke stengels van
haar vingers in onze vingers.
Het is een groots werk, het neemt
al onze uren, het losmaken
van de dochter uit ons.
Dit is het slotgedicht van Anna Enquist uit de bundel Tussentijd.(AP 2004) Deze bundel bevat 38 gedichten en de opdracht In memoriam mijn dochter Margit (1974-2001).
Vanaf de titel tot de slotregel wordt dit gedicht bepaald door de beeldspraak van een pathologisch-anatomische praktijk: de snijtafel. Deze beeldspraak roept het pijnlijke rouwproces op, waar het hier ongetwijfeld om gaat, en houdt het tegelijkertijd op afstand door het in een koeler, wetenschappelijk licht te plaatsen. Dat zou het consequent gebruik van het meervoud “wij” kunnen verklaren. Maar dat meervoud schept ook, naast ander woordgebruik (helder brein, onverschrokken, vaste hand, groots werk) een gezwollen toon die er niet zou zijn als de dichteres eenvoudig ‘ik’ had geschreven. Bij alles wat er wordt losgesneden blijven de organen gespaard. Andere aspecten kunnen verwondering wekken: de stem bijvoorbeeld, die niet uit te snijden valt. De nadruk valt op de heupen en de handen: het metafoor van de bleke stengels roept nog het meest het beeld van de gestorven dochter op. Het deed me denken aan die vreemde tentoonstelling, Körperwelten, die ik enkele jaren geleden in Düsseldorf zag. Pathologische anatomie in rivaliteit met de eeuwigheid...
Als ik opnieuw de bundel opensla valt mij het eerste gedicht op, Een menigte geheten
De menigte
Verbaasd merkte de moeder
dat zij een menigte werd
Binnen enkele dagen was het
gebeurd, bleek zij uiteengevallen
in een waaier van vrouwen.
In elf korte strofen worden hier moeders opgeroepen die sterk verschillen in hoe zij omgaan met het verlies van een kind. Gelukkige herinneringen naast woede en verscheurend verdriet. Het meervoudige wij in het slotgedicht, hierboven, wordt me door het herlezen van dit gedicht duidelijker. Toch is uiteindelijk voor een koele, rationele benadering is gekozen. Het gedicht getuigt zo van een heroïsche poging om los te maken wat blijkbaar nog niet losgelaten kan worden.
Bij het zoeken naar gedichten bij het thema Loslaten, stuitte ik op een interessante passage in een introductie op een Theory into Poetry:
“The reception of poetry is largely characterized by either an empathetic identification of critics with the lyric persona or by exclusive interest in formal patterning.”
Ik zocht vervolgens twee gedichten die het thema “loslaten” op verschillende wijze zouden kunnen illustreren: het eerste, van Enquist, nodigt door eenvoudige taal en de sterk autobiografische invalshoek uit tot zo’n empathetic identification with the lyric persona. Anders gezegd: we leven ons in en leven mee met de gevoelens die de dichter ons in beelden voorhoudt: zijn lyrische persona. Daarnaast zocht ik naar een gedicht dat, bijvoorbeeld vanwege het taalgebruik zo’n empathische respons zou bemoeilijken, waardoor we scherper op de grammaticale structuur en taalkundige details zouden moeten letten. En ik kwam uit bij Kees Ouwens.
Kees Ouwens (1944-2004) staat niet bekend als een erg toegankelijke dichter. Het gedicht Voorproef komt uit de bundel Mythologieën. Het vraagt om gelezen en herlezen te worden. Bij Ouwens is het vaak de lezer die (in navolging van de dichter) iets moet loslaten: lees- of denkgewoonten. De twee benaderingen, de empathische en de meer taalkundige, hoeven elkaar naar mijn mening niet uit te sluiten. Maar een gedicht dat zich niet zo makkelijk blootgeeft en waar ik wat moeite voor moet doen geeft mij vaak meer voldoening...
Voorproef
nee, nergens, ook in geen eeuwigheid, ook in de jaartelling
niet, noch in Venus’laden, opengetrokken, leegbevonden; in
de slaap niet, in de droom in de slaap nergens, noch
in het zelfbewustzijn, of in de zelfopstanding- of doding; niet
in de onthechting, of het niets zelf, of de zielsverhuzing,
of de gelatenheid, de daad niet - het de dag op de been
helpen - of de afwachting - het gaan zien cultisch -
evenmin
of in de ene God, de persoonlijke, of in de vele God, het
onbestemde, of in de Vader, de dader, of in de moeder, het
dulden, of hun voortplanting waarheen ook, of de voorlanden
daaruit volgend, of de Natuur wie zij ook is, of de afdanking
- het zien van het geziene uit - of de vermanning
tot in de verstening...
toch, of altijd, vaker soms, is er de scheldemond, breskens’
haven, het westelijk zonlicht aan scherven, schitterend
gebroken
op vlissingens rede
en van een lieflijkheid die wij niet bereiken kunnen
Kees Ouwens
Drie lange strofen in vrije verzen, opsommingen van ontkenningen, staan tussen de titel: Voorproef en de wending van het gedicht, in de strofe die aanvangt met toch, of altijd, vaker soms.
Drie strofen die gaan over waar de voorproef niet te vinden is. Nergens, in geen eeuwigheid. De elementen van die opsomming verbergen verrassende beelden: Venus’laden, het de dag op de been helpen, de vermanning tot in de verstening. Het is een opsomming van voornamelijk mentale inhouden, grootse begrippen zoals God en zielsverhuizing. Opgeroepen om te worden losgelaten.
En dan, na het keerpunt, een stamelend aftasten van wat wél een voorproef is. Waarvan, dat blijft ongezegd, maar juist alles wat in de voorgaande strofen terzijde is geschoven wekt verwachtingen. Er volgt een concreet, aards beeld: westelijk zonlicht, niet nergens, maar bereikbaar: de scheldemond, breskens’ haven, vlissingens rede.
De laatste regels met het vele wit scheppen ruimte voor het woord dat het dichtst bij de verwachting komt van de titel: lieflijkheid. Maar er staat van een lieflijkheid. Onbepaald lidwoord dat om bepaling vraagt, maar niet te bepalen is: die wij niet bereiken kunnen. Er staat ook niet “schoonheid”: geen esthetisch gevoel wordt hier opgeroepen, maar het hart wordt geraakt.
Dat het niet meer dan een vòòrproef is, blijkt uit de laatste woorden. En in die paradox schuilt weer een belofte.
- Anna Enquist Tussentijd Arbeiderspers 2004
- Kees Ouwens Mythologieën Meulenhoff 2000
Door Gemma Pappot m.m.v Karin vd Bosch
In de volgende Proviand proberen we een antwoord te vinden op de vraag:
“Waar doe ik het voor?”
Waarom ga ik elke dag weer naar de universiteit of naar mijn werk?
Wat doe ik nu, dat over tien jaar nog steeds iets betekent, en maakt dat uit?
Besteed ik mijn tijd aan de dingen die echt belangrijk zijn?
Heb jij ideeën over deze vragen, een persoonlijk verhaal om bij te dragen of misschien zelfs antwoorden?
Schiet ons dan vooral een keertje aan of stuur een mailtje naar
Bij elk nummer van Proviand organiseren wij een brainstorm waar we met een groep van meestal drie tot acht een avond met elkaar praten over thema’s die leven onder studenten.
Ook is er bij elk nummer één avond gedichtenbespreking waar ‘Passage’ uit voortkomt.
Dus lijkt het je wel leuk om mee te denken, maar ben je niet zo vaardig met de pen, of wil je gewoon nergens aan vast zitten? Kom dan eens op zo’n avond langs!
Meer weten?