Zoek in de site...

8-3

Jrg 8 nr. 3: Ratio april 2007

Redactioneel

Ratio

In het eerste artikel dat ik ooit voor Proviand schreef, had ik het over de toekomst van het blad. Ik hoopte op drie dingen: een beter uiterlijk, meer studentlezers en meer structuur. Ondertussen heb ik twee jaar de tijd gehad om dit te verwezenlijken. Wat heeft dit opgeleverd?

Het uiterlijk is inderdaad een stuk beter geworden. Maar mijn verdienste is het eigenlijk niet. We hebben gewoon het geluk gehad dat vaardige en enthousiaste personen ermee aan de slag wilden. De mooie kaften, prachtige citaten van de straat en talloze details die het blad af maken, zijn dan ook niet aan mij te danken.

Van het aantal lezers hoef ik het ook niet te hebben. Ja, we zijn van 925 naar 1000 nummers gegaan; maar als je mijn persoonlijke kennissen eraf trekt en de groei van het studentenaantal meeneemt, blijft er niet veel over. De structuur is dan mijn laatste kans.

Mijn toegevoegde ‘rode lijn’ blijkt echter niet het thema zelf te zijn, maar mijn bemoeienissen. In dit nummer bijvoorbeeld heb ik naast het redactioneel ook de stream of conciousness geschreven en aan 10 van 1 en passage meegewerkt. Ook mijn vakgebied is sterk vertegenwoordigd: een natuurkundige praat over ratio in wetenschap, en een wiskundige over de grondslagen van ratio. Tenslotte hebben twee van mijn vrienden een stuk geschreven over ratio en regels. De vraag bij elk artikel lijkt dan ook niet “Wat heeft dit met het thema te maken?” maar “Wat heeft dit met Leon te maken?”

En de andere artikelen dan? Ja hoor, die gaan ook allemaal over ratio. Over ratio in Azië, over ratio in liefde en over de balans tussen ratio en gevoel. Erg gestructureerd lijkt deze verzameling echter niet.

Conclusie: ik heb de doelen die ik me twee jaar geleden stelde niet gehaald. Ik heb gefaald.

Maar zo voelt het niet. Als ik kijk naar de nummers die we de afgelopen twee jaar gemaakt hebben, ben ik wel degelijk trots. Kan het beter? Natuurlijk, altijd, en daar blijven we ook aan werken. Maar tot die tijd wil ik je uitnodigen om te genieten van al het moois dat we nu al maken; te beginnen met dit nummer.

Leon Groenewegen

Wetenschap: rationeel bij uitstek?

door Michiel Seevinck

Michiel werkt op het moment aan zijn proefschrift over de grondslagen van de natuurkunde

Ik houd mij bijna dagelijks bloedserieus met de ratio bezig. Het is immers mijn vak. Als wetenschappelijk onderzoeker op het raakvlak van theoretische natuurkunde en filosofie is de ratio één van de krachtigste hulpbronnen bij mijn onderzoek. Zij helpt me antwoord te vinden op vragen als: welke aanspraak op de werkelijkheid doet een (fysische) theorie; wat moeten we aannemen in deze theorie en wat is de precieze wiskundige structuur ervan? Maar ook: volgt een conclusie inderdaad uit de gestelde premissen? En: kan ik deze stelling bewijzen?

Het mooie van een dergelijk leven in de wetenschap en filosofie is dat je de ratio door en door kunt leren kennen. Daardoor is het mogelijk de ratio op de juiste wijze te waarderen en zo de juiste plaats te geven in de wetenschap en in het leven. Maar dat laatste gaat niet vanzelf. Daarvoor is denk ik toch wel een juiste instelling vereist, die lang niet alle wetenschappers zich eigen gemaakt hebben. Deze instelling zou ik willen typeren als radicaal waarheidslievend. Eentje dus waarbij de ‘Amor veritas’, de liefde voor de waarheid, het hoogste goed is. Het is deze levenshouding die mijns inziens een goede en oprechte wetenschapper typeert en alleen zo kan de ratio door en door gekend worden. Lukt het je, dan sta je in zekere zin boven het rationele.

Zo af en toe lukt het me mij deze juiste levenshouding aan te meten, echter nog niet zo vaak als ik zou willen. In deze bijdrage deel ik graag mijn eigen persoonlijke bevindingen en het kleine beetje inzicht dat mij gegund is met betrekking tot de vraag hoe de ratio te waarderen, en in het verlengde daarvan de vraag hoe de wetenschap te waarderen.

Over wat het doel van wetenschap is verschillen de meningen. Volgens de een moet zij slechts falsifieerbare uitspraken leveren, volgens de ander moet zij de werkelijke werkelijkheid blootleggen middels theorievorming. Maar allen zijn het er hoe dan ook over eens dat primair de stem van de ratio er moet spreken, en niet de stem van de emotie, het gevoel of de opinie. Deze stem van de ratio spreekt in principe voor iedereen hetzelfde; ze is onpersoonlijk, reproduceerbaar en mededeelzaam.

Toch is er diversiteit in de wetenschap: het is mogelijk een eigen stijl van wetenschapsuitoefening te hebben, wetenschappers kunnen op rationele gronden van mening verschillen en de ratio staat soms rivaliserende theorieën toe. Deze simpele constatering leert ons al iets wezenlijks, namelijk dat dergelijke diversiteit alleen maar mogelijk is als er naast de ratio nog andere (deels persoonlijke) zaken een rol spelen in de wetenschap. Niet-rationele zaken dus.

Een tweede constatering die ons verder op weg helpt, is dat alles wat de ratio ons brengt, ook in de wetenschap, ergens vandaan komt. Dit klinkt als een open deur, maar is het niet, want het helpt ons te beseffen dat het resultaat van de ratio, het rationele, slechts mensenwerk is. De verhalen over de werkelijkheid, of die nu rationeel zijn of niet, zijn ònze verhalen en geven ònze kijk op de werkelijkheid weer. De ratio dwingt dan ook geen enkel verhaal af, maar maakt het wel mogelijk een wetenschappelijk verhaal te construeren. Deze twee constateringen laten zien dat de ratio uit zichzelf niets kan, zelfs niet binnen de wetenschap. De ratio is afhankelijk van iets van buitenaf. Ze geeft weliswaar analysemethoden en verbindt zo consequenties aan uitgangspunten, hypothesen en postulaten; maar de ratio zelf geeft geen startpunt, geen richting waarin het denken zich moet ontvouwen. Het startpunt moet namelijk een vorm van creativiteit zijn, zoals een inzicht, een idee, gissing of vermoeden. Vervolgens proberen we in de wetenschap een rationele weg terug te vinden naar het oorspronkelijke creatieve inzicht. Als dat lukt wordt nagegaan wat er eigenlijk allemaal opgesloten zit in dit inzicht: de ratio verkent de reikwijdte van het startpunt.

Elke wetenschap is dus gedwongen eerder genoemde niet-rationele zaken een primaire rol te laten spelen. Ze moet aannames maken, postulaten opstellen en axioma’s poneren. Ja, zelfs elke theorie moet dat. De ratio helpt het creatieve moment om zich wetenschappelijk uit te drukken, net zoals het beeldend vermogen de creativiteit tot de schilderkunst aanzet. Maar daarbij is en blijft zij slechts hulpmiddel. Wie de taal beheerst is nog geen dichter. Wie de ratio beheerst is nog geen wetenschapper.

We zijn zo gaandeweg op enkele grenzen van de wetenschap en grenzen van de ratio gestuit (alhoewel zij nog verder verkend kunnen worden). Maar omdat we deze van binnenuit blootgelegd hebben, maakt dat het mogelijk aan de vermeende dwanggreep van deze grenzen te ontsnappen. Het van buitenaf bekritiseren van de ratio, wat helaas maar al te vaak gebeurt, zorgt er daarentegen alleen maar voor dat je tegenover deze grenzen blijft staan, en niet zoals hier geprobeerd is, dat je er als het ware boven komt te staan. Ik ben ervan overtuigd dat wie de grenzen van zowel de ratio als van de wetenschap van binnenuit kent, deze als een verrijking meeneemt en niet als een beperking ervaart.

Een klein voorbeeld hiervan, maar iets waar ik hier niet verder op in kan gaan, is mijn verwondering over de waarheidsaanspraak van de ratio, ondanks dat het rationele slechts mensenwerk is. Hoe kan dat? Trouwens, nog verwonderlijker, hoe kan er überhaupt waarheidsaanspraak zijn?

Terug naar de vraag hoe de ratio te waarderen, en in het verlengde daarvan de vraag hoe de wetenschap te waarderen. Een vaak gehoorde opvatting is dat wetenschap beperkt en beperkend is en ook de ratio zou een beperkte en beperkende visie op de wereld geven. Maar in het licht van bovenstaande kunnen we toch wel stellen dat het niet de ratio zelf is, maar onze omgang ermee die beperkend en problematisch kan zijn.

Dit is te vergelijken met iets dat we allemaal kennen, namelijk dat je wel of niet op de juiste wijze met je emoties om kunt gaan. Je kunt je emoties de baas laten spelen, of je kunt, doordat je jezelf kent, je emoties laten zijn en kijken wat je ermee aan moet. Zo zal blijken dat elke emotie ergens door opgeroepen is en ergens vandaan komt. En besef je dat laatste, dan zijn je emoties niet langer beperkend, maar eerder verrijkend. Zo is het ook met de ratio en de wetenschap. De veelgevoelde angst voor de ratio, die zich uit in de angst voor de wetenschap, is dan ook ongegrond. Onbekend maakt immers onbemind.

Ik wil tot slot nog eenmaal terugkeren naar de stem van de ratio: ik hoop aannemelijk te hebben gemaakt dat wie de stem van de ratio waardeert en op de juiste wijze beheerst, er een stem bij heeft. Om jezelf te doorgronden, je ervaringen uit te drukken en je over de wereld om je heen te verwonderen. Ik nodig iedereen dan ook van harte uit zich aan de ratio over te geven. Het is mijn geloof dat het je zal verrijken.

Ratio in Azië?

door Paul van der Velde

docent Godsdienstwetenschappen aan de RU

Bij de grote religies van Azië wordt meestal niet in de eerste plaats gedacht aan ratio. Rond Hindoeïsme en Boeddhisme bestaat vaak een beeld van de mediterende eenzame monnik of asceet die de eenzaamheid van een grot of berghelling verkiest boven een verblijf in de wereld van de mensen met al haar drukte.

De mediterende persoon wordt ook vaak beschouwd als iemand die geheel intuïtief in de wereld zou staan, onbevangen en niet geconditioneerd door vooroordelen of wat dan ook. De gewone bevolking zou leven met talloze irrationele mythen en eer betonen aan beelden en op deze wijze een soort spel spelen dat dan wel weer zo serieus wordt genomen dat het de werkelijkheid wordt. Toch gaat het hier om een soort van populaire beeldvorming die vaak buiten Azië te vinden is, maar in feite in weinig overeenkomt met wat we in Azië werkelijk aantreffen. Veel van deze beeldvorming rond de Aziatische religies en filosofieën stamt uit een tijd dat men in het ‘westen’, wat dat dan ook precies moge zijn, een alternatief zocht voor starre rationaliteit en wetenschappelijkheid, die als ‘westers’ werden beschouwd, en men meende dat vaak aan te treffen in het gedachtegoed

van Azië. Met name eind 19e eeuw is te zien dat er heel wat bewegingen ontstaan in Europa en Amerika die Azië verheerlijken om haar ‘irrationaliteit’ en het westen verafschuwen om reden van vermeende afwezigheid van het ‘irrationele’, van het ‘intuïtieve’. Het ‘westen’ zou zich van Azië onderscheiden door een koele analyse die bijna vivisectie zou plegen op het mooie gedachtegoed, of misschien liever ‘gevoelte-goed’ dat in Azië behouden zou zijn. Wat dit betreft is er heel duidelijk sprake van een eenzijdige beeldvorming betreffende Azië. Er zijn heel wat mediterende monniken en contemplerende asceten, maar zowel Hindoeïsme als ook Boeddhisme kennen beide zo hun tradities op het terrein van rationele analyse.

Het is in feite betrekkelijk vreemd dat men in het westen bij het zien van mediterende Boeddhistische monniken vaak aan intuïtie denkt, terwijl juist binnen de meditatie analyse en het terugbrengen van impressies en emoties tot wat ze in Boeddhistische ogen ‘werkelijk’ zijn essentieel onderdeel is van het pad van meditatie.

De weg van kennis

Binnen het Hindoeïsme zijn heel wat stromingen te vinden waarbinnen de ratio wordt gezien als een van de zintuigen. Zintuigen zijn erop uit de wereld te verkennen en precies zo werkt het met de Buddhi, een term die dicht komt bij ‘intelligentie’, ‘inzicht’ of ‘ratio’. Vertalen van de termen is in deze vaak een probleem. De westerse termen dekken veelal niet geheel de Aziatische bewoordingen. Naast de wegen van het uitvoeren van de juiste handelingen (karma marga) en de juiste devotie (bhakti marga) is er binnen het Hindoeïsme een grote beweging te vinden die zich jnana marga noemt, de weg van kennis (jnana). Binnen de stromingen die hierbij horen is te vinden dat ‘onderscheid’, ‘kennen’, vaak puur cognitieve, rationele kennis, tot bevrijding leidt. Het ideale inzicht wordt vergeleken met een scherp zwaard dat dwars door alle onwetendheid heen slaat en dan tot het verhelderende en verkoelende inzicht leidt. Niets in deze denkrichtingen vertoont een voorkeur voor het ‘irrationele’ of voor het ‘intuïtieve’. Ratio, intuïtie en emotie worden ook vaak beschouwd als modificaties van elkaar waarmee de menselijke geest gekleurd raakt en de werkelijkheid onderzoekt op een onderscheid tussen waarheid en illusie. Er zijn echter ook richtingen die intuïtie en emotie ronduit afwijzen en alleen vertrouwen op het onderscheid dat ratio kan aanbrengen. Emotie en intuïtie worden dan juist vaak gezien als illusies. Binnen de devotionele stromingen van de Bhakti bijvoorbeeld zijn echter ook weer stromingen te zien die juist passie prefereren boven rationele reflectie. Bij hen is de asceet een laag soort rolmodel juist omdat ratio binnen de ascese zou overheersen en niet de overgave. Bij deze richtingen van de Bhakti is het vaak de verliefde vrouw die als rolmodel wordt geprefereerd. Zij geeft alles op in haar overgave aan haar minnaar, zeker als het een buitenechtelijke liefde betreft. Er zijn zelfs speciale liederen waarin een persoon die het standpunt van de ratio verwoordt in discussie gaat met mensen die juist de emotionele overgave zoeken.

Kennis die dwars door illusies heengaat

Bij het horen van het woord ‘Boeddhisme’ zijn we direct geneigd te denken aan beoefenaars van meditatie die vol overgave contempleren en de dagen doorbrengen met mededogen naar alle wezens toe.

Dit zijn beide inderdaad belangrijke bezigheden in het Boeddhisme, maar vaak wordt vergeten dat het Boeddhisme ook vele andere tradities kent. De meditatiepraktijk gaat vaak zeer analytisch te werk en onderzoekt de existentie van de wezens, het opkomen en vergaan van de ‘configuraties van de dhamma’s (elementen) ieder naar hun eigen aard’. Hierbij is een vast idee dat de fenomenen voortkomen uit drie factoren die in feite op één factor terug te brengen zijn: illusie of onwetendheid. Deze onwetendheid uit zich in voorkeur: lust, of afkeer: haat. Beide zijn echter modificaties van illusie. Ratio controleert dit proces en benoemt de dingen tot wat ze zijn. Deze zelfde ratio conditioneert in veel gevallen hetgeen wat in latere stadia het ‘intuïtief weten’ wordt genoemd. Er zijn op dit gebied echter vele opvattingen en naast de meditatie bestaat nog een zeer uitvoerige teksttraditie, die vaak wordt bestudeerd door mensen die nooit mediteren...

Een criterium voor kennis in het Boeddhisme is vaak dat deze dwars door de wolken van illusies heengaat als een bliksemflits of als een scherp zwaard. Sommige Boeddha’s of Bodhisattva’s dragen dan ook dit soort wapenen in de handen. De Bodhisattva Manjushri draagt een scherp zwaard dat de illusies in stukken splijt, en een boek, de Prajnaparamita Sutra, waarin de perfectie van de wijsheid wordt verwoord. Ware wijsheid zet aan tot mededogen, mededogen getuigt van wijsheid; de twee zijn toetsstenen van elkaar. Wijsheid wordt hierbij gezien als passief en er is in de wereld uiteraard heel wat dat men kan weten. Kennis verandert echter in ware wijsheid op het moment dat deze zich vertaalt in actie, en dat is mededogen. Aan de andere kant is het juist de actie van mededogen die getuigt van innerlijke wijsheid.

Uiteindelijk moeten al deze paden leiden tot de ultieme ervaring van Nirvana, van Moksha, van verlichting, van het worden van een ‘eiland in de stroming van een rivier’, tot het gevoel van de ‘koele grot’. Maar om daar te komen… dat is een heel lang pad…

Gedicht

Tranen met droge ogen,

Schijnbaar onbewogen

voortbewogen.

Diep van binnen

Huilt het hart,

Maar van buiten

Regeert de ratio,

Koel en kil,

Want het lichaam

Doet alleen

Wat het hoofd wil.

Judith

Het continuüm van ratio en gevoel

door Judith Soons

OIO Sociale Demografie

Mensen denken vaak onterecht dat gevoel in het hart zit en ratio in je hoofd. Die metafoor impliceert dat het twee te onderscheiden dingen zijn. Maar ratio en gevoel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Gevoel en gedachte vloeien naadloos in elkaar over. Aristoteles zei al: "Er is niets in het verstand, dat niet eerst in de zinnen is geweest." Ik zou hieraan willen toevoegen dat ook maar weinig in de zinnen komt, waar niet eerst een gedachte aan is gewijd.

Je ratio is tegelijkertijd je beste vriend en je grootste vijand. In veel situaties kun je blij zijn met een goed functionerend logisch denkvermogen. Bijvoorbeeld als je op een avond uitgaat met een stel vrienden, terwijl je vriendin thuis zit. Aan het einde van de avond komt een mooie meid verleidelijk op je af dansen…. Wat doe je? Volg je je gevoel, in dit geval een lichamelijke impuls, of denk je na over de vervelende consequenties voor je relatie en zie je ervan af? Als je een langdurige, eerlijke relatie wilt opbouwen, lijkt me de tweede optie beter; dit soort verleidingen zullen wel vaker voorkomen. Je weegt in dit geval je gevoel van dit moment af tegen het gevoel dat je in een hypothetische situatie zult hebben op lange termijn. Je kunt je ratio dus gebruiken om keuzes te maken, waarbij je de mogelijkheden en consequenties tegen elkaar afweegt om zo je handelingen te kiezen. Dit soort keuzes zijn aan de orde van de dag: patat of broodje gezond? Uitslapen of college bijwonen? En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te bedenken. Naast keuzes maken, kun je je ratio ook gebruiken om in het sociale verkeer goed voor de dag te komen. Bijvoorbeeld om ruzies bij te leggen. Of om beleefd te doen tegen een oude vriend, waar je ruzie mee hebt gehad, als je elkaar tegen komt op een feestje. Je kiest er dan voor om je aan de sociale gedragscode te houden in plaats van je gevoel te volgen. Sociale spelregels stroken nu eenmaal niet altijd met je gevoel. Dit sociaal gedrag is de olie voor de maatschappij.

Een andere belangrijke functie van je denkvermogen is het genereren van positieve gedachten. Hierbij gaat het niet om objectieve feiten en overwegingen, maar om een subjectieve uitleg van bepaalde feiten. Je kunt jezelf moed inspreken als iets niet lukt en alle mogelijkheden bedenken om het te laten lukken. Hiermee kun je problemen oplossen en doorzetten in lastige situaties. Sporters hebben ongetwijfeld veel baat hiervan; net als mensen die proberen af te vallen of te stoppen met roken. Gedachten kunnen je gelukkig maken en houden, als je in je gedachten vooral de positieve zaken benadrukt. Het is mogelijk om pijn en teleurstelling te verminderen, in elk geval tijdelijk. Een mogelijkheid hiervoor is aan gevoelens andere oorzaken toekennen, die minder vervelend zijn. Bijvoorbeeld als je studie je boven het hoofd groeit en je raakt gestresst, kun je denken dat het na het volgende tentamen weer rustiger wordt. Ondanks dat het lang niet altijd rustiger wordt na een tentamen, kun je toch nog even doorzetten. Met dit soort positieve gedachten kun je je langer staande houden in een slechtlopende relatie of een vervelende werksituatie.

Behalve een vriend kan ditzelfde redelijk vermogen echter een vijand gaan worden, als je daardoor de weg naar je gevoel kwijtraakt, als je over je eigen gevoel heen walst met grof mentaal geschut. Je gevoel geeft aan waar je grens ligt en als je hier maar overheen blijft gaan, kan dit nare gevolgen hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval bij mensen die burn-out zijn: jarenlang hebben ze teveel dingen willen doen en teveel stress gehad. Op een gegeven moment zijn ze gewoon uitgeput en dan kost het weer heel wat tijd om te herstellen. Je gevoel heb je nodig om op tijd de juiste beslissingen te nemen; je moet niet té veel naar je ratio luisteren. Een juiste mengeling van gevoel en ratio is dus nodig om goed te functioneren. Mijns inziens heeft Freud dit al beseft toen hij het onderscheid maakte tussen verschillende mechanismen die onze handelingen aansturen: het id, het ego en het superego. Vrij vertaald vertegenwoordigt het id onze driften, onze impulsen. Het superego is het streng controlerende mechanisme, dat vanuit de ratio regeert en geen rekening houdt met de driften en de wil van het id. Het ego is het mechanisme dat deze twee aan elkaar moet lijmen, dus dat rekening moet houden met de wensen van zowel het id als het superego. Een voorbeeld: stel, je id geeft je de impuls om flink te gaan stappen met daarbij de nodige alcoholconsumptie, terwijl je superego zegt dat je niets zou moeten drinken, omdat je morgen tentamen hebt. Eigenlijk zou je helemaal niet uit moeten gaan, maar vroeg naar bed moeten gaan. Het ego zou id en superego in balans gebracht hebben als je maar één biertje drinkt en dan naar huis gaat, of als je vanavond thuis blijft en morgenavond pas gaat stappen, of door te besluiten dat je het tentamen in de herkansing gaat maken, omdat je toch niet genoeg geleerd hebt.

Uit dit voorbeeld blijkt al dat er veel verschillende manieren zijn om een balans te vinden tussen gevoel en ratio, waarbij de ene manier meer tegemoet komt aan je gevoel en de andere manier meer aan je ratio. Bovendien zit er blijkbaar een grens tussen wanneer je aan je gevoel zou moeten toegeven en wanneer je aan verstandelijke overwegingen voorrang zou moeten geven. Maar waar ligt die grens? Moet je die aanvoelen of moet je die aan de hand van logische argumenten bepalen?

Het is niet gemakkelijk aan te geven waar die grens ligt. Het is überhaupt al lastig om aan te geven waar je gevoel begint en waar je ratio. Wat je denkt bepaalt wat je voelt. Maar wat je voelt, bepaalt ook wat je denkt. Dat blijkt bijvoorbeeld als we liefdesperikelen eens onder de loep nemen. Liefde is bij uitstek een gevoelskwestie, maar met een sterke rationele component. De ratio kan een vlam aanwakkeren of afzwakken, afhankelijk van je interpretatie. Bij verliefdheid hoort onzekerheid: je beseft dat je iemand leuk vindt en bepaalde verwachtingen van de ander hebt. Dit maakt je kwetsbaar, omdat je teleurgesteld kan worden door de ander.

Je gebruikt je ratio om te beoordelen welke signalen de door jou aanbedene naar jou uitzendt. Als je je gevoel wilt aanwakkeren duid je een bepaalde lange blik als een teken van zijn interesse in jou. Door hier verder over te denken, geraak je snel in een algehele staat van verliefdheid. Als je je gevoel wilt afzwakken, bijvoorbeeld omdat je de nodige voorzichtigheid in acht wilt nemen om teleurstellingen te voorkomen, kun je over diezelfde blik denken dat hij gewoon niet begrepen heeft wat je bedoelde. En weg zijn je kriebels. Tja, en als je niet vraagt hoe de ander over je denkt en wat hij bedoelde met die blik, of hij er überhaupt iets mee bedoelde, dan kun je gemakkelijk beide kanten op redeneren. Dit gebruik van je ratio, om signalen op een manier te interpreteren die past bij je eerdere ideeën, kun je natuurlijk in bijna alle sociale situaties toepassen.

Nu kun je je afvragen of deze interpretaties van gedrag wel rationeel zijn, ondanks dat het allemaal gedachten zijn. Bij ratio zou je eerder aan objectieve afwegingen kunnen denken, gebaseerd op feiten, dan aan subjectieve interpretaties, gebaseerd op je gevoel ten opzichte van iets. Is ratio hetzelfde als rationeel? Wij gebruiken onze ratio, ons denkvermogen, om logische verbanden te leggen tussen feiten. Maar zoals uit het voorbeeld van het lange oogcontact al blijkt, is dit lang niet altijd mogelijk. Zou het juist geen rationele reactie zijn als je in zo'n ambivalente situatie de conclusie trekt dat je geen informatie hebt over hoe de ander over je denkt en dat je dus maar stopt bij die constatering? Volgens deze redenering zouden deze subjectieve interpretaties dus niet rationeel zijn, maar irrationeel.

Mijns inziens zijn dit soort irrationele gedachten bij uitstek gedachten die door het gevoel gestuurd worden. Op een continuüm van gevoel en ratio zouden ze in het midden liggen. Mensen denken vaak objectief en rationeel te handelen en te denken. Maar uit allerlei psychologische studies blijkt dat mensen vaak helemaal niet doorhebben waarom ze dingen doen. Een bekend psychologisch experiment dient als voorbeeld. [ Dutton, D., & Aron, A. P. (1974). Some evidence for heightened sexual attraction under conditions of high anxiety. Journal of Personality and Social Psychology, 23, 510-517.]

In dit experiment lieten ze mannen over een brug naar de overkant van een ravijn lopen. Aan de overkant stond een vrouw. Als ze over een smalle, wiebelende brug liepen, beoordeelden ze deze vrouw als aantrekkelijker dan wanneer ze over een stevige brug liepen. De reden hiervoor was dat de wiebelende brug enger was en er dus meer adrenaline vrij kwam. Maar in plaats van dat de deelnemers deze adrenalinestoot aan de brug toewezen, dachten ze dat het door de vrouw werd veroorzaakt! Dit is maar een klein voorbeeld uit een hoop onderzoeken, waaruit blijkt dat mensen lang niet altijd beseffen wat de drijfveren zijn van hun gedachten én gevoelens. Je gebruikt je denkvermogen om je gevoelens te duiden, maar dat wil niet zeggen dat de conclusies die je trekt ook kloppen.

Ondanks de mogelijke onjuistheid zijn irrationele gedachten wel degelijk zinvol in de liefde, bijvoorbeeld om liefde aan te wakkeren. Een relatie loopt nou eenmaal beter als je het gedrag van je partner positief interpreteert. Als je vriend of vriendin je een ontbijtje op bed brengt kun je maar beter denken dat hij of zij van je houdt, dan dat je denkt dat de ander iets goed te maken heeft. Rationele gedachten kunnen juist belangrijk zijn als het wat minder lekker loopt of als je je onzeker voelt over een relatie. Dan kan het helpen om erboven te gaan staan en met een objectieve blik naar de situatie te kijken. Stel dat je vriend niets zegt en direct in slaap valt als jij met een verleidelijk lingeriesetje bij hem aan in bed kruipt. Toch vervelend. Dat kan een aanleiding zijn om te denken dat hij je niet aantrekkelijk vindt en daarover kun je de hele nacht liggen piekeren. Je zou in zo’n geval ook de rationele weg kunnen kiezen en je afvragen: waaruit heb ik nu afgeleid dat hij mij niet aantrekkelijk vindt en is dat terecht? Heeft hij meer signalen afgegeven dat hij me niet aantrekkelijk vindt? Als je die niet kunt bedenken, kun je net zo goed ophouden met piekeren: kennelijk is er geen reden waarom hij je niet aantrekkelijk zou vinden. Je kunt het hem ook vragen. Met een beetje geluk krijg je een eerlijk antwoord. Meestal zal dat zijn dat hij je aantrekkelijk vindt, want als hij je heel onaantrekkelijk had gevonden, zou hij niets met je begonnen zijn. Misschien had hij gewoon andere dingen aan zijn hoofd. Dit is natuurlijk een hele rationele oplossing, omdat je je gevoel (onzekerheid) er niet bij betrekt. Toch is het geen verkeerde methode om in dit soort situaties je eigen gedachten onder de loep te nemen en te kijken of ze rationeel of irrationeel zijn. De veel gebruikte cognitieve gedragstherapieën zijn hierop gebaseerd. Bij het gebruik hiervan moet je alleen niet je gevoel willen onderdrukken: als je je onzeker voelt, voel je je onzeker. Als iemand je teleurstelt, pijn doet, boos maakt of blij maakt, voel je je verdrietig, boos of blij. Het wegrukken van die gevoelens heeft meestal geen zin op de lange termijn. Je kunt jezelf alleen afvragen waar je gevoel vandaan komt en of het gevoel terecht is. Vervolgens kun je bepalen of je iets met dat gevoel gaat doen en wat dat dan is.

Door op deze manier om te gaan met situaties doe je recht aan zowel je gevoel als je ratio en volgens mij maak je dan van beide optimaal gebruik. Je hebt je gevoel nodig om jezelf de richting te geven die jou geluk oplevert. Daarnaast heb je je ratio nodig om situaties te overzien op korte en lange termijn. Toch blijft het complexe materie. Het is onduidelijk waar precies gevoel begint en ratio eindigt. Duidelijk is in ieder geval dat we allebei nodig hebben om goed te kunnen functioneren. Ratio en gevoel: het is een wisselstroom.

Over ratio, rede en redelijkheid

door Wim Veldman

Docent wiskunde aan de RU

Het woord “ratio”, waar het vandaan komt en wat het allemaal kan betekenen.

“Ratio” is een sleutelwoord. Het geeft uitdrukking aan een overtuiging en een ideaal: het geloof in de mogelijkheid iets van elkaar en van de wereld te begrijpen. In het Latijn heeft het een overstelpende veelheid aan betekenissen. Die betekenissen lopen wel uiteen maar vertonen toch een diepe samenhang: berekening, verhouding, vermoeden, wezen, rede, ...

Het werkwoord “reor” dat met “ratio” te maken heeft, betekent: berekenen, menen, ...

Sommige betekenissen van het woord “ratio" komen overeen met die van het Griekse woord λογος (logos): rekening, rekenschap, maar ook: verhaal, woord, gesprek, ...

Het daarachter liggende werkwoord λεγω (lego) kan weergegeven worden met: opsommen, vertellen, verhalen, spreken, ...

Langzamerhand is men het woord “ratio” ook gaan gebruiken voor het menselijk vermogen redelijk te denken, te spreken en te handelen, dat is: zó spreken, denken en handelen dat je er rekenschap over af kunt leggen.

De Nederlandse woorden “rede” en “reden” zijn beide te vertalen met “ratio”. “Rede” willen we in het vervolg vooral opvatten als: “verstand, vermogen te denken”, en “reden” als: “drijfveer, grond”.

“Rationalisme” is de overtuiging dat we de wereld, voor zover we haar begrijpen, met ons verstand begrijpen, en de hoopvolle verwachting dat we met onze rede de redenen voor de dingen kunnen vinden. Het is ook de naam van het op die overtuiging en die verwachting gebaseerde streven onze gezamenlijke verstandelijke kennis steeds uit te breiden. Dit streven heeft de mensen ertoe gebracht universiteiten op te richten.

De volmaakte verstandhouding der wiskundigen

Het feit dat we iets kunnen begrijpen heeft veel te maken met het feit dat we elkaar kunnen verstaan, en het met elkaar eens kunnen worden.

Wie het berekenen en het redeneren in zijn zuiverste vorm beoefend wil zien, moet zich wenden tot de wiskunde. De zekerheid van de wiskundige uitspraken is spreekwoordelijk. Over niets hebben we minder verschil van mening met onszelf of met anderen dan over: 2+2=4, of over: er zijn oneindig veel priemgetallen. De helderheid van de wiskundige feiten fascineert en ontroert en zet ons ertoe aan op andere gebieden eenzelfde soort van zekerheid na te streven.

De stelling dat er oneindig veel priemgetallen zijn vinden we al bij Euclides (300 voor Christus) en wordt als volgt bewezen:

de rij van de natuurlijke getallen 0,1,2,3,... kennen we van nature als een rij zonder einde. Sommige van deze getallen, te weten 2,3,5,7,11,13,..., zijn priemgetallen. Dat zijn getallen die je niet kunt krijgen als product van kleinere getallen. 4 is geen priemgetal want 4=2∙2, 6 is geen priemgetal want 6=2∙3, 8 is geen priemgetal want 8=2∙4, 9 is geen priemgetal want 9=3∙3, ... Bij elk rijtje priemgetallen, zoals 2,3,5,7 kun je een priemgetal maken dat niet in het rijtje voorkomt, als volgt:

vorm het product van alle getallen in het rijtje, dus, in het voorbeeld, 2∙3∙5∙7=210. Tel bij de uitkomst 1 op, dus, in het voorbeeld: 211. Bepaal van het nu verkregen getal de kleinste deler die groter is dan 1. Dit moet een priemgetal zijn dat niet in het oorspronkelijke rijtje voorkomt.

In het voorbeeld is dat 211 zelf.

Een wiskundig bewijs als dit heeft een verpletterende overtuigingskracht: je kunt er niet omheen. Zo laat de wiskunde ons de mogelijkheid zien van het heldere, gezamenlijk gedeelde inzicht, de mogelijkheid van rationaliteit.

De verklaarbaarheid van de wereld

Het is een groot wonder dat de wiskunde, die zich ontwikkelt als een vrij gedachtenspel, toegepast kan worden op de wereld waarin we leven. We kunnen er betrouwbare voorspellingen op baseren. De natuur blijkt vatbaar voor rationale verklaringen.

Grote natuurkundigen als Einstein hebben bekend dat ze hier erg verbaasd over zijn, en dat ze eigenlijk geen verklaring hebben voor de verklaarbaarheid van de dingen.

Een van de meest gedurfde beschouwingen hierover is van kardinaal Nicolaas Cusanus (1453) die een grote rol heeft gespeeld bij de opkomst van de moderne natuurwetenschap. Hij zegt: het verstand van de mens lijkt op het verstand van God. De mens is zelf een tweede God, en heeft, net als God, een scheppend vermogen. Alleen: God maakt de dingen zelf, en de mens maakt wiskunde. Omdat het verstand van de mens lijkt op het verstand van God, is het niet helemaal zo’n wonder dat de wiskunde lijkt op de dingen die God maakt, en dat je met behulp van wiskunde de dingen die God maakt kunt begrijpen.

De gedachte dat God redelijk is en dus, enigszins, met ons verstand te begrijpen, is ook door Paus Benedictus XVI naar voren gebracht in zijn rede in Regensburg, op 12 september 2006. In het citaat dat zoveel ophef heeft veroorzaakt brengt Keizer Manuel II Paleologos in 1391 tegen zijn Perzische gesprekspartner naar voren dat God geen dingen doet of goedkeurt die niet συν λόγω (sun logo) zijn, dingen die niet in overeenstemming zijn met het menselijk verstand, zoals het geloof verbreiden met het zwaard. Wie tegen zijn verstand in handelt, handelt tegen de wil van God.

Moet een mens altijd redelijk zijn?

Ja, een mens moet altijd redelijk zijn, want het behoort tot het wezen van de mens dat hij redelijk (= met rede begaafd) is, en het is daarom zijn plicht zo redelijk mogelijk te zijn. Dat is tenminste de mening van Thomas van Aquino (1215-1273):

de deugd komt voort uit het goede dat de rede teweegbrengt. De hoofddeugd die uit de rede voortvloeit is de voorzichtigheid/omzichtigheid, de prudentie. Toegepast op handelingen, leidt prudentie tot rechtvaardigheid. Toegepast op wat er in ons omgaat, leidt prudentie tot gematigdheid, of, in andere omstandigheden, tot moed.

De gedachte dat we met onze rede de juiste verhoudingen en het juiste evenwicht tot stand kunnen, en dus ook moeten, brengen, zowel in onze eigen ziel als in de samenleving, vinden we ook bij Plato.

Is redelijkheid bekrompen of saai?

Achter in zijn roman Bouvard et Pécuchet (1881) heeft Gustave Flaubert een lijstje opgenomen van gemeenplaatsen waarmee je in conversaties goed voor de dag kan komen. Een ervan is:

Mathématiques. Dessèchent le coeur.

(Wiskunde. Droogt het hart uit.)

Zulke gemeenplaatsen vormen het behang van een gemakzuchtige geest. De wiskunde biedt, voor wie er in doordringt, een meeslepend visioen aan schoonheid en waarheid.

Zo is het ook met rationaliteit in het algemeen. Het zoeken naar inzicht, redelijkheid en evenwicht is niet droog en dor, boekhouderachtig redeneren, waarbij dingen die je echt aan het hart gaan over het hoofd worden gezien. Het is een hartstochtelijk zoeken, de zin van ons bestaan.

Onredelijke getallen

De woorden ratio en λογος worden ook gebruikt voor het wiskundige begrip verhouding. De breuken, die je op school hebt leren kennen, zoals 1/2, 2/3, 715/273, worden in de wiskunde rationale getallen genoemd. “Rationaal” is misschien een germanisme, en je zou ze net zo goed “rationele”, “redelijke” of “verhoudingsgetallen” kunnen noemen. 1/2 drukt de verhouding uit van 1 tot 2, 1 staat tot 2; 2/3 drukt de verhouding uit van 2 tot 3, 2 staat tot 3; 715/273 drukt de verhouding uit van 715 tot 273, 715 staat tot 273, 715:273.

De Griekse wiskunde is in een crisis geraakt door de ontdekking van verhoudingen die niet door natuurlijke getallen kunnen worden uitgedrukt, zogenaamde “irrationale” of “onredelijke” verhoudingen.

Een voorbeeld van zo’n verhouding is de verhouding van de diagonaal van het vierkant tot de zijde van het vierkant. Een ander voorbeeld is de verhouding van de diagonaal van de regelmatige vijfhoek tot de zijde van de regelmatige vijfhoek.

In de grote vijfhoek met diagonaal d en zijde z zie je een kleinere vijfhoek met diagonaal d' en zijde z'. Door goed naar de figuur te kijken kun je zien: d'=d-z en z'=z-(d-z)=2z-d (voor het gemak zijn met dubbele en driedubbele streepjes een aantal lijnstukken aangegeven waarvan je kunt zien dat ze even lang zijn). Neem nu aan dat de verhouding van de diagonaal en de zijde van de vijfhoek wél door natuurlijke getallen kan worden uitgedrukt, bijv. z/d = 8/5. Dan kunnen we een klein lijnstukje maken, het zogenaamde metende lijnstukje, zeg e, dat 8 keer kan worden afgepast op de diagonaal en 5 keer op de zijde. Maar dan kunnen ook d' en z' in een geheel aantal stukjes ter grootte van het metende lijnstukje worden verdeeld: d' in 3 (8-5) en z' in 2 (2 x 5 - 8). Als we nu binnen de kleine vijfhoek opnieuw een kleinere vijfhoek maken, en dit steeds blijven doen, vinden we op den duur een vijfhoekje waarvan de zijde en de diagonaal kleiner zijn dan het metende lijnstukje e. En dat kan niet!

Het verhaal gaat dat degene die het bestaan van deze onuitdrukbare verhoudingen buiten de kring van het Pythagoreïsche broederschap bekend maakte, toen hij eens aan boord van een schip was, door zijn medebroeders in zee werd geworpen.

06-vijfhoek

Rationele regels?

door Crispijn Jansen en Daan Speth

Crispijn is student natuurkunde aan de RU en voorzitter van de USR

Daan is student biologie aan de RU en oud-USRlid

Regels zijn vaak bijzonder belangrijk, maar maken het leven niet altijd makkelijker. Ze zijn er vaak om situaties in evenwicht te houden: de verhouding tussen een gevangene in Guantanamo Bay en zijn bewakers is extreem scheef en juist die scheve machtsverhouding maakt regels noodzakelijk. De Duitse film ‘Das Experiment’ beschrijft een dergelijke situatie door een experiment te doen met twee groepen proefpersonen die via de krant zijn geworven. De helft van hen speelt in het experiment gevangene, de andere helft bewaker. Anders dan in Guantanamo zijn deze deelnemers zich ervan bewust dat het een experiment is en ze weten ook dat de gevangenen niets misdaan hebben, maar toch gaat het fout en maken de bewakers meer en meer misbruik van hun positie. Het loopt uit op fysieke straffen, de ‘gevangenen’ moeten wc’s met hun blote handen schoonmaken en ze worden seksueel vernederd.

Een andere extreme situatie is ook te vinden in de militaire context. Als recent voorbeeld kan weer Guantanamo aangehaald worden, waar de gevangenen onmenselijk behandeld worden en martelpraktijken niet onbekend zijn. Wanneer de betrokken militairen gevraagd wordt naar de drive om dergelijke gruweldaden te begaan komt steevast het antwoord ‘ik volgde slechts orders op’. Een ander, nog gruwelijker voorbeeld zijn de processen tegen de militairen die in de Tweede Wereldoorlog in Auschwitz gestationeerd waren. Geen van de militairen die zijn berecht heeft ontkend dat zij betrokken waren bij het systematisch vermoorden van twee miljoen mensen, maar voor hen was dit op dat moment minder absurd dan het negeren van een order. Wanneer het opvolgen van orders of andere regels ertoe leidt dat een eigen rationele afweging niet meer aan de orde is, wordt de bescherming die regels bieden met een veel te hoge prijs betaald.

Waar de regels falen stort het systeem in. Een ander psychologisch schrijnend voorbeeld wordt uitgewerkt in de oorlogssatire ‘Catch 22’. Een afgelegen luchtmachtbasis in Italië kent een bizarre cyclus: de militairen op de basis zijn aangesteld voor het vliegen van een beperkt aantal bombardementsmissies. Zodra dit aantal missies bijna is gehaald, wordt het aantal door de commandant van de basis verhoogd.

Hoofdpersoon Captain John Yossarian wil de levensbedreigende situatie ontvluchten en zoekt ontslag van de luchtbasis. De dokter legt hem uit hoe hij weg kan komen:

Je moet gek verklaard worden, dan word je naar huis gestuurd. Je kunt echter alleen gek verklaard worden als je erom komt vragen. En als je gezond bij je verstand bent zeg je dat je gek bent, want wie wil er nu levensgevaarlijke missies vliegen? Dus als je vraagt om gek verklaard te worden ben je gezond en moet je vliegen. Zo werkt Catch 22, besluit de dokter. Yossarian is onder de indruk:

"That's some catch, that Catch-22," Yossarian observed.

"It's the best there is," Doc Daneeka agreed.

Er bestaat een groot spanningsveld tussen rationeel denken/handelen en regelgeving. In extreme situaties levert dit ernstige situaties op, zoals in de situaties rond Guantanamo en ‘The Stanford prison experiment’, waar ‘Das Experiment’ op is gebaseerd. In de meer dagelijkse praktijk zijn regels er voor vergelijkbare, doch minder heftige doeleinden. Er is weinig rationeel aan het vrijspreken van een verdachte tijdens een rechtszaak, puur op basis van een vormfout. De goede gang van zaken zou gewaarborgd moeten worden door dergelijke regels, maar de consequenties zijn bijzonder onwenselijk. Op die manier hebben we allemaal regelmatig te maken met bureaucratisch ‘geneuzel’.

Zo ook aan de wonderschone Radboud Universiteit. Zo vraagt de Universitaire Studentenraad het College van Bestuur aandacht voor een veiligere verkeerssituatie op de campus. Natuurlijk onderkent het college de ernst van de situatie en er moet dus zeker iets aan gedaan worden. Snel handelen betekent dat de kans op ongelukken wordt beperkt, maar helaas zal het niemand verbazen dat er jaren voorbijgaan en er nog steeds onduidelijkheid is over de uitvoering van de herstructurering. Toch is er afgelopen zomer weer een ongeluk gebeurd; misschien heb je de oranje omtrek op het wegdek wel gezien. De mensen in Brussel helaas niet, maar gelukkig kwam onze nieuwe burgemeester wel de campus bekijken. Nu hij de grote misstanden heeft gezien zal er vast binnen een week, of twee, iets veranderen.

De werkwijze van een Opleidingscommissie (OLC) is ook al zo verrassend logisch. Het doel van de opleidingscommissie is het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs. Zodra zich dan een echt probleem voordoet wordt echter vaak gezegd dat het niet de taak van de OLC is om dit probleem op te lossen. De commissie is immers slechts een adviesorgaan. Dat is volgens de regels natuurlijk wel zo, maar als een probleem relatief makkelijk op te lossen is, wordt er dan iemand slechter van als je dat als 'adviesorgaan' zelf even opknapt? Gezond verstand en strak geregeld beleid gaan hier veelal niet hand in hand en daar komt nog bij dat opleidingscultuur bepaalt wanneer dat wel goed gaat. Vaak is het bij kleinschalige opleidingen makkelijker er ‘gewoon’ even over te praten.

Studenten die gebonden zijn aan regels: het lijkt er op dat dit voor universiteiten soms een droom is, maar voor veel studenten is het eerder een nachtmerrie. Een typische regel luistert naar de beruchte naam p-in-2. Deze regel moet voorkomen dat studenten al te zeer uitlopen in hun studieloopbaan, omdat wanneer binnen twee jaar de propedeuse niet is behaald de studiepunten vervallen. Onlangs kwam de bètafaculteit in actie toen ook daar sprake was van invoering van deze regeling. Voorstel van de medezeggenschap aldaar was het invoeren van een zachte regel: studenten mogen geen geavanceerde vakken volgen, voordat ze eerst voldoende basisvakken gehaald hebben. Op die manier kan een student niet anders dan het volgen van zijn studie in een redelijk gestructureerde volgorde, maar worden stijve situaties uit de p-in-2-wereld uitgesloten. Wie zit er nu op te wachten dat een investering van twee jaar in een student verloren gaat, omdat deze niet precies zijn propedeuse heeft gehaald? Natuurlijk kent de p-in-2 regeling een hardheidsclausule (ruimte voor uitzonderingen), maar dat geeft precies de kern van het probleem aan: studievoortgang is niet iets om harde regels voor op te stellen! Natuurlijk is het een goedkope maatregel, maar dit is nu juist een kans om onze ratio aan te wenden om bureaucratie te voorkomen.

Waar zijn regels noodzakelijk en wanneer is het veel beter om de gang van zaken over te laten aan de ratio van het individu? Het eerstgenoemde kan de benodigde structuur garanderen, maar waar mogelijk kan ons verstand ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk vrijheid kennen. Het is vooralsnog vrij overtuigend bewezen dat een gevangenis geen plaats is waar ratio overheerst. Helaas is dat in de politiek ook niet altijd het geval en soms kan dat ook niet, omdat er nu eenmaal verschillende belangen zijn. Het laatste bastion waar de ratio de overhand zou moeten hebben is de universiteit en het is dan ook onze verantwoordelijkheid daar invulling aan te geven. Hopelijk denkt men nog even goed na voordat men academische geesten ketent met reglementen en papierwerk. Wie weet blijft de bèta-faculteit dan ook nog het laatste bastion zonder p-in-2. Een rustplaats voor de vrije en weldenkende mens, een hemeltje op aarde.

Ratio, liefde en trouw

Door Lenny van Bon en Dirk Geurts

Lenny is student geneeskunde aan de RU en loopt co-schappen

Dirk heeft een masterstitel filosofie aan de RU behaald en loopt ook co-schappen

Om in het kort iets te zeggen over ratio en liefde is een grote uitdaging. Om de uitdaging aan te gaan beschrijven we hieronder kort twee fragmenten. Deze fragmenten zijn onderdelen van de gedachtestromen van twee studenten die binnenkort met elkaar gaan trouwen.

Dirk, de belofte en redelijkheid

Er is een belangrijk onderscheid tussen ‘wat is’ en ‘wat behoort te zijn’. Een voorbeeld kan dat verduidelijken: zou een alles overziend superwezen alle feitelijkheden van het hele universum in een boek opschrijven, dan staat in dat boek alles wat er is. Echter in het hele boek zou geen enkele uitspraak staan over wat goed is, wat waardevol is of wat nastrevenswaardig is.

Bovendien zou dit ook niet uit dat boek af te leiden zijn. Er staan wellicht een aantal moorden in beschreven, maar de beschrijving hiervan zegt niets over het goed dan wel slecht zijn van moorden. Het moorden staat in het boek op eenzelfde niveau als bijvoorbeeld het vallen van een appel van de boom. Uit wat er feitelijk aan de hand is, kan niet afgeleid worden of dit goed of slecht is en dientengevolge of deze situatie zo behoort te zijn. Er is een kwalitatief verschil tussen wat is en wat behoort te zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de redelijkheid waarmee wij de feitelijkheid benaderen van een hele andere orde is dan die waarmee wij ethische kwesties benaderen.

De huwelijksbelofte, die ik naar ik hoop komende zomer in ga lossen, lijkt een absurde belofte. In deze belofte, die gevolgen heeft voor de rest van mijn leven, beloof ik trouw te blijven ongeacht wat er gebeurt. Dat ontrouw ook een mogelijke gebeurtenis is, lijkt een spitsvondigheid om te laten zien dat de belofte een paradox behelst. Neem nu het jaar 2005, waarin 69493 huwelijken plaatsvonden tegenover 31905 echtscheidingen. Daaruit blijkt dat ontrouw niet alleen een spitsvondigheid is, maar ook reëel roet in het eten gooit: de ongeacht-alles-belofte kan geen stand houden. Toch wil ik deze belofte dolgraag doen en sta ik er geheel achter.

Ik kan dit voor mijzelf niet goedpraten en dat is ook de essentie van het probleem. Ik kan de belofte niet zo formuleren dat hij wel klopt zonder af te doen aan de kracht van de belofte. Ik kan wel zeggen dat ik bij Lenny blijf, tenzij het anders loopt. Dat is een waarheid als een koe, maar niet wat ik wil zeggen. Ik wil echt zeggen dat ik ongeacht alles bij Lenny blijf. Maar eigenlijk praat ik dan dus talige onzin.

Toch is het in het kader van de liefde die ik ervaar voor Lenny wel goed te voelen. Die liefde is zo echt, zo mooi, zo goed en allesomvattend, dat het van een totaal andere orde is dan vrijwel alle andere dingen die ik in mijn leven ben tegengekomen. Het is van een dusdanig andere orde dat de manier waarop wij normaal uitdrukking geven aan gevoelens of gedachten niet meer volstaat. De redelijkheid, gevangen in taal, heeft daar haar grens gevonden. Juist een talige belofte die verder gaat dan wat wij eigenlijk kunnen zeggen, is hier op zijn plaats. Net zoals er een andere redelijkheid vereist is om wat is te analyseren, dan om te doorgronden wat behoort te zijn, zo is er ook een andere redelijkheid nodig om uitdrukkingen van de feitelijkheden van alledag te lijf te gaan dan die waarmee we uitdrukkingen zoals de trouwbelofte beoordelen. ‘Ik wil ongeacht alles met je trouwen’ is daarom alleszins redelijk in de ogen van iemand die dit als uitdrukking gebruikt voor een allesoverstijgende ervaring.

Lenny, liefde en overwegingen

Om het juiste antwoord te geven op de vraag die Dirk mij vorig jaar stelde: “Wil je met me trouwen?”, zag ik mijzelf genoodzaakt onze liefde te rationaliseren en de strekking van de vraag in een breder perspectief te zien dan alleen mijn gevoel. Mijn primaire reactie was natuurlijk “ja, dat wil ik”. En de eindconclusie na wat langere overwegingen was hetzelfde, maar ik denk zelf dat het ja-woord dat ik uiteindelijk ga geven juist meer waarde heeft doordat ik het geef met alles wat ik in me heb, samengevat in gevoel en ratio.

Elkaar onvoorwaardelijk trouw beloven betekent meer dan tegen iemand zeggen dat je veel van hem houdt. Het betekent tegen iemand zeggen dat je de rest van je leven met hem wilt delen en ook de rest van jouw leven in het zijne wil zijn. Het betekent gelukkig worden van het geluk van de ander. Het betekent bij een bestaande kinderwens dat hij de vader van je kinderen gaat worden en dat je samen die kinderen gaat opvoeden. Het betekent iemand bij een burn-out of een depressie steunen en daarmee soms een stukje van je eigen leven inleveren om dat van de ander mooier te maken. Wil je dit aan iemand beloven, dan moet je overtuigd zijn dat jullie levens in elkaar passen, dat de persoon met wie je oud wordt een dermate mooi, goed en toevoegend persoon is.

Ik heb voor mezelf bedacht welke eigenschappen iemand zou moeten hebben, wil ik er oud mee worden. Dirk voldoet aan die eigenschappen en aan de allerbelangrijkste voorwaarde: dat ik onvoorstelbaar veel van hem houd. De slotconclusie van mijn overwegingen was dan ook: om elkaar onvoorwaardelijk trouw te beloven is liefde de enige noodzakelijke voorwaarde; de aanwezigheid van andere meer rationele pluspunten aan een relatie maken het vooral makkelijk om de CBS-cijfers te ontlopen. Het klinkt als een contradictie, een voorwaarde aan een onvoorwaardelijke belofte, maar dat is het niet. Om elkaar die trouw te beloven, om die stap te nemen, is liefde nodig. Om je daarna aan die belofte te houden, de rest van je leven, is liefde handig maar niet noodzakelijk. De keuze om je aan die belofte te houden ligt bij jezelf, bij je eigen overtuiging dat die belofte een meerwaarde heeft. Het is in die zin je ratio dat je, wanneer de liefde in een dal zit en dreigt uit te doven, je bedenkt en je realiseert dat je deze persoon hebt uitgekozen om oud mee te worden en dat je daar nog steeds reden toe hebt, al is het alleen al het feit dat je het beloofd hebt.

Helemaal los van elkaar kun je het echter nooit zien. Ik denk dat Dirk en ik onder andere ook zoveel van elkaar houden omdat we in elkaar een persoon zien die dezelfde waarde deelt. We voelen elkaar aan, zitten op één lijn, het is maar net hoe je het wilt zeggen. In ieder geval kan ik met mijn gezonde verstand bedenken dat we daarmee grote kans maken om samen van onze liefde te genieten, tot de dood ons beiden scheidt.

Citaat van de straat

Ratio vind ik heerlijk en toch ook een beetje een gevangenis. Het is zo sterk ontwikkeld, dat het een soort filter is geworden, waar alles doorheen moet.

Student Psycholinguïstiek, 23 jaar

Ratio komt soms in conflict met wat je gevoel zegt en dan moet je een keuze maken.

Student psychologie, 21 jaar

Ratio is de god van deze tijd, die wordt aanbeden.

Student ontwikkelingsstudies, 24 jaar

Bij ratio denk ik voornamelijk aan wiskunde, en dat ik niet zozeer wiskundig/redelijk nadenk maar eerder emotioneel.

Student psychologie, 22 jaar

Ratio associeer ik met hersenarbeid, studeren. Ik vind het een moeilijk woord; het heeft geen vaste betekenis voor mij.

Student Culturele Antropologie, 22 jaar

Bij ratio denk ik aan mijn scriptie over redeneren en beslissen.

Student orthopedagogiek, 25 jaar

Geloof en redelijkheid zijn twee werelden. Geloven is iets emotioneels. Nadenken over het geloof staat er dus in eerste instantie los van.

Student HAN, 26 jaar

10 van 1 met Christa Vogel

10-christa

Christa Vogel (40) studeerde Arabisch en Algemene Literatuurwetenschappen aan deze universiteit. Ze werkt sinds 1998 bij de RU, op dit moment bij de Faculteit der Letteren. Samen met islamitische studenten bracht ze de Studentenkerk op het idee om contact tussen moslims en niet-moslims te bevorderen door regelmatig samen te eten, wat leidde tot de activiteit “Hutspot of Couscous”. Van 2004 tot 2006 was Christa lid van de beleidsraad van de Studentenkerk, en momenteel is ze als adviseur betrokken bij de bouw van de nieuwe Studentenkerk.

1 Welk boek, muziekstuk of film zou je iedereen aanraden om te lezen, horen of zien?

Muziek van Philip Glass raakt voor mij aan de kern van het bestaan. In een van zijn vioolconcerten wordt steeds hetzelfde thema herhaald, maar iedere keer net iets anders. Als in het leven: je doet dingen die iedereen doet, en toch voelt het uniek. Ik heb dat heel sterk bij mijn

zoon. Ik heb het meest banale gedaan wat er is: leven doorgeven. Toch ervaar ik een grote uniciteit: hoe je voortdurend opnieuw de liefde uitvindt. Het is een mysterie om dat elke dag als nieuw te ervaren zonder dat het afslijt.

2 Waarin zou je je nog verder willen verdiepen?

Het Arabisch. Ik houd veel van moderne Arabische poëzie, maar ik heb te weinig tijd om me erin te verdiepen, terwijl de klank en melodie van de woorden me nog altijd enorm diep kunnen raken.

3 In welke omgeving kom je het beste tot je recht?

De natuur is heel belangrijk voor me. Het liefst ga ik de zee op. Op een zeilschip ben je volstrekt overgeleverd aan de elementen, en komt het leven weer tot zijn ware proporties.

4 Mijn leven heeft een wending genomen toen …

... mijn vader stierf. Ik geloof dat ik me meer kan verzoenen met de dood, nu ik hem heb “weggegeven”. En tegelijkertijd is het onverzoenlijk dat hij er niet meer is. Dat ervaren, overgave en diep gemis, heeft in mij iets wezenlijks veranderd.

5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?

Ik ben meer iemand die raad geeft, vaak zijn mensen daar blij mee, maar het wordt me zeker niet altijd in dank afgenomen. Als ik raad krijg is dat vaak bij het invullen van aspecten van mezelf die ik niet zie of aanvoel, zoals de inrichting van mijn huis of mijn kleding.

6 Wat doen we met de katholieke identiteit van de RU?

Ik vind dat de universiteit vanuit haar religieuze identiteit een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. Dat kan al heel simpel door bijvoorbeeld medewerkers een goed doel laten kiezen in plaats van een kerstpakket.

7 Wat heeft de ideale universiteit dat de RU niet heeft.

Het feit dat ik hier al zolang rondloop, betekent dat ik me erg thuis voel. Wat me op dit moment wel tegenstaat, is de lijn die nu in het strategisch plan gekozen wordt: de beste willen zijn. Dat zegt mij niets. Willen we iets bijdragen aan een leefbare wereld en een bloeiende maatschappij? Of zijn we een bedrijf dat een topranking wil?

8 Gelovig, atheïst of iets anders?

Gelovig, maar niet kerks: met alleen de bijbel kom ik een heel eind.

9 De kerk …

… als machtsinstituut kan enorm verstikkend werken. Als gemeenschap, als plek om verder te komen in geloof, bezinningsmoment, vind ik de kerk een waardevol element in het christelijk geloof.

10 Wat is het eerste wat bij je opkomt bij het thema “ratio”?

Wat ik interessant vind is dat veel rationeel denkende mensen het geloof in God afwijzen. Ze blijven steken bij: “Er is geen bewijs vóór, dus is het er niet”, terwijl er ook geen bewijs tégen is! Je kunt dit punt ook achter je laten en zelf onderzoeken wat geloof voor je kan betekenen.

Passage

Jabberwocky

'Twas brillig and the slithy toves

Did gyre and gimble in the wabe ;

All mimsy were the borogoves

And the mome raths outgrabe.

" Beware the Jabberwock, my son!

The jaws that bite, the claws that catch!

Beware the Jubjub bird, and shun

The frumious Bandersnatch!"

He took his vorpal sword in hand:

Long time the manxome foe he sought-

So rested he by the Tumtum tree,

And stood awhile in thought.

And as in uffish thought he stood,

The Jabberwock, with eyes of flame,

Came whiffling through the tulgey wood,

And burbled as it came !

One, two ! One, two ! And through and through

The vorpal blade went snicker-snack !

He left it dead and with its head

He went galumphing back.

"And hast thou slain the Jabberwock ?

Come to my arms my beamisch boy !

O frabjous day ! Callooh! Callay !"

He chortled in his joy.

'Twas brillig and the slithy toves

Did gyre and gimble in the wabe;

All mimsy were the borogoves,

And the mome raths outbrabe.

In de warme julimaand van het jaar 1862 maken twee eerbiedwaardige heren een tochtje op de rivier de Thames bij Christchurch. In het bootje zitten ook 3 dochtertjes van de plaatselijke dominee: Lorina, Edith en Alice Pleasance, 13, 8 en 10 jaar oud. De meisjes vinden het roeien nogal saai en vragen Charles, de huisvriend van hun ouders, om een verhaaltje te vertellen. Zo ontstaat het begin van Alice’s Adventures Under Ground. Drie jaar later, in 1865, verschijnen Alice’s Adventures in Wonderland in boekvorm, geïllustreerd met tekeningen van Sir John Tenniel. Charles Lutwidge Dodgson heeft inmiddels van zijn naam een pseudoniem afgeleid: Lewis Carroll, de naam waaronder hij en twee van zijn creaties wereldberoemd zullen worden. Na het succes van Alice’s Adventures in Wonderland komt in 1871 het vervolg: Through the Looking-glass. In het eerste hoofdstuk van dit boek staat een gedicht, dat een begrip geworden is: het Jabberwocky.

Groot-Brittannië en Ierland zijn rijk aan oude en hedendaagse mythen en sprookjes. Of het nu gaat om de Keltische mythen van koning Arthur en Merlijn, om de hobbits, monsters en tovenaars uit In deBan van de Ring of de avonturen van Harry Potter; daar waar op het vasteland van Europa de bronnen van de fantasie uitgedroogd lijken, zijn ze op de eilanden aan de overzijde van het Kanaal schijnbaar onuitputtelijk. Het lijken misschien vertellingen op de grens van de kinderkamer en de puberteit, maar ook volwassenen zijn er gek op.

De afbeelding van de Jabberwock die in bovenstaand heldendicht verslagen wordt, kan misschien doen denken aan de monsters uit Tolkiens meesterwerk, maar dit kleine epos is van humor doortrokken. Feitelijk wordt de rationele grondslag van de taal geen geweld aangedaan; er blijft een verhaal overeind dankzij het behoud van de basisstructuur: onderwerp, gezegde, (lijdend) voorwerp. Ook gaat het om een vertrouwde klassieke dichtvorm met rijm en ritme (jambe). De fantasie leeft zich uit in een flink aantal woorden en uitroepen. De spellingscontrole slaat op tilt in vers 4 en in het slotvers met zelfs 3 onbekenden: mome, raths, outbrabe. Hier geeft het scherm de suggestie om de gehele passage te reviseren…

Het Jabberwocky is geleidelijk aan een begrip en een inspiratiebron geworden voor zelfverzonnen taal en fantasiewerelden. Ongeveer sinds de jaren 50 zijn het hele gedicht, de uitzonderlijke creaturen en sommige woorden eruit, een onuitputtelijke bron van creativiteit gebleken. Strips en spellen (vooral op de computer) ontlenen er de namen voor monsters en wapens aan. De bandersnatch en het vorpal blade vinden nog regelmatig nieuwe toepassingen. Maar er zijn ook in real-life Jabberwock kanotochten te maken… (zie het Net en vooral Wikipedia). En het Jabberwocky is inmiddels in meer dan twintig talen vertaald!

Carroll was een begaafd wiskundige en logicus, en in de avonturen van Alice in de twee genoemde boeken vinden we iets terug van die talenten. Hij is een meester in het verzinnen van ongerijmdheden die de grens van het unheimische net niet overschrijden. De titel van het eerste boek lees ik meer als Verwonderland dan als het Sprookjesland; het Engelse I wonder betekent immers ook: ik vraag me af… Die houding kenmerkt Alice meer dan menige heldin uit sprookjesboeken. Het door-de-spiegel-gaan van het tweede boek is bijna een soort metafysica… In de boeken van Carroll word je voortdurend op een ander been gezet. De vondsten zijn witty, en zitten vol milde ironie en (eigen)wijsheid.

In hoofdstuk 6 van Through the Looking-glass komt Alice het eivormige mannetje Humpty-Dumpty tegen, bekend uit Nursery-rimes. Alice, die het raadsel van de Jabberwock uit hoofdstuk 1 nog niet vergeten is, merkt zijn speciale gave op om de betekenis van woorden te verklaren en vraagt hem:

“Would you kindly tell me the meaning of the poem called ‘Jabberwocky’?”

“Lets’hear it,” said Humpty-Dumpty. “I can explain all the poems that were ever invented – and a good many that haven’t been invented just yet.”

That sounded very hopeful, so Alice repeated the first verse [...]

“That’s enough to begin with,” Humpty-Dumpty interrupted. “There are plenty of hard words there. ‘Brillig’ means four o’clock in the afternoon – the time when you begin broiling things for dinner”.

Hoe de close-reading van alleen al deze strofe verder verloopt voert te ver om hier te citeren. Het is ook niet bij de uitleg van Humpty-Dumpty gebleven. De neiging om betekenissen toe te kennen aan iets dat op woorden lijkt zit ons als (ir)rationele wezens schijnbaar ingebakken. De woorden die Carroll verzon zijn een eigen leven gaan leiden; talrijke speculatieve en fantasierijke betekenissen werden toegevoegd aan wat hij er zelf over heeft gezegd of geschreven. Ik heb maar één vermelding gevonden van een meer praktische toepassing: een uitgestorven vogelsoort op Hawaï kreeg de naam Hemignathus vorpalis, omdat hij groter was dan zijn soortgenoten. Familie, natuurlijk, van de dodo.

Gemma Pappot

m.m.v. Leon Groenewegen

Stream of conciousness

Een van de eeuwige frustraties bij het maken van Proviand is dat we nooit alles in het blad krijgen. Hoe we ook ons best doen, altijd blijven er interessante ‘draadjes’ over. Maar wat is nu een betere plek om de interessantste draadjes uit drie maanden brainstormen, kletsen en knutselen bij elkaar te brengen dan deze gedachtestroom? Toegegeven, het zijn op deze manier niet allemaal mijn gedachten, maar daarmee zijn ze niet minder interessant. En bovendien, gezien de bizarre sprongen die mijn eigen geest kan maken, komen jullie er toch nooit achter welke ideeën van mij zijn en welke niet.

Met zo’n bizarre sprong kom ik al meteen via een film en een nooit uitgewerkte opzet voor een artikel terecht bij de vraag hoe mensen hun ratio vast kunnen houden in extreme situaties. Hoe kan je in een concentratiekamp of in een oorlog je rationele leven bij elkaar houden?

Ons mechanisme om krankzinnigheid te voorkomen, lijkt te zijn om je aannames – de condities waarbinnen je logica geldt – aan te passen. In een concentratiekamp besluit je dat je enige mogelijkheid is te doen wat je gevangenisbewaarders willen. Daar denk je niet meer over na. En zo kan een man doodstil blijven staan als hij geëxecuteerd gaat worden. In een oorlog besluit je dat de vijand nou eenmaal ‘de vijand’ is en dus bevochten moet worden, en zo blijf je bij je verstand als je mensen doodschiet. “Niet nadenken over de dingen waar het echt om gaat” lijkt het devies.

In de film “Unser täglich Brot” krijgen we een kijkje achter de schermen van de bio-industrie. We zien hoe kuikentjes aan de lopende band van hun snavel ontdaan worden, en hoe de mannetjes na het seksen naar de versnipperaar of de gaskamer gaan. De medewerkers vinden het totaal normaal wat ze doen. “Maar natuurlijk moeten de mannetjes weg, ze leggen immers geen eieren... wat moeten we er anders mee?” Als een van de werknemers een kuikentje laat vallen pakt ze het op en gooit ze het terug op de band alsof ze een stuk plastic heeft laten vallen.

Dit alles is niet in het geheim opgenomen. Integendeel, de baas van het bedrijf nodigde de cameraploeg enthousiast uit, omdat hij er trots op was hoe efficiënt en verantwoord alles bij hem geregeld was.

Ik geloof echter niet dat de mensen die hier werken vreselijk wreed zijn; volgens mij hebben zij precies dezelfde stap gemaakt als een gevangene of soldaat. Ze kunnen daar alleen werken als ze het basisprobleem van zich afzetten. Hun nieuwe rationele kader geeft aan dat er toch altijd bio-industrie is, dat deze wreedheid onvermijdelijk is. En binnen dat kader is wat ze doen prima, want ze maken het niet erger dan het, volgens hun nieuwe logica, onvermijdelijk is. En dan is de enthousiaste baas van het bedrijf te begrijpen, want ik geloof hem meteen als hij zegt dat – als je dan toch bio-industrie moet hebben – dit de meest humane manier is.

Maar als onze ratio zo bizar werkt, wat wil ik dan? Wil ik bijvoorbeeld New Age? Nee, alsjeblieft niet zeg, wat een onzin! Net zo’n onzin als alternatieve geneeswijzen. Dat wil zeggen, op het bijkomende placebo-effect na dan. Een effect dat ervoor zorgt dat mensen genezen. Een effect dat alleen goed werkt omdat zowel doktor als patiënt heilig in het middel geloven… hmm. Die onzin dan van monniken die hun lichaamstemperatuur en hartslag kunnen regelen met hun gedachten? Nee, verdorie, dat hebben ze ondertussen ook met hersenscans onderbouwd. Maar als dat soort ‘onzin’ ondertussen onderbouwd is, hoe weet ik dan dat er niet ook iets zit in al die new age-verhalen?

Prima, dan geloof ik niet in God! Heb ik eindelijk een voorbeeld waar ik wat mee kan. Betekent dat dan dat ik er zeker van ben dat God niet bestaat? Nee, maar ik ga ervan uit dat hij er niet is, tot het tegendeel aangetoond wordt, want ik heb geen enkele goede reden om aan te nemen dat hij er is. Of om het mooier te zeggen, “Probeer mij niet met teksten of verhalen te overtuigen; als ik verlichting vind, dan moet ik die ontdekken, voor mezelf.” En dat vond ik heel mooi en flexibel en zo van mezelf, tot ik me realiseerde dat ook ik zo aan één criterium vasthoud: de rationele bewijslast. Waarom? Omdat dit altijd goed gewerkt heeft, omdat met ditzelfde systeem prachtige dingen gemaakt zijn, omdat… wat ik echter ook noem, het zijn steeds zelf ook weer rationele argumenten.

Dus zal ik, nu ik mezelf zodanig klemgepraat heb, dan mijn ratio maar opgeven? Nee, toch niet. Mijn gevoel en rationele vermogen spannen hier samen en vertellen mij allebei dat ik dit beter niet kan doen. En waar anders wil ik mijn beslissingen op baseren? Ratio van een absoluut voetstuk afhalen is goed, maar voor mij niet genoeg om het vertrouwen erin dan maar op te zeggen. Het is zeker goed als iedereen zich realiseert dat ratio op fundamentele gronden niet altijd juist hoeft te zijn, maar na dit gegeven moet je verder. Ik doe dat door te kijken waar ik – ondanks dat het niet absoluut zeker is – toch maar vanuit wil, of moet, gaan. En ratio is voor mij al vrij snel een vereiste. Niet omdat ik zeker weet dat deze klopt, maar omdat ik deze nodig heb.

Maar hoe ben ik dan anders dan die mensen in de bio-industrie of die soldaat, die een kader accepteren, puur omdat dat de enige manier is hoe zij verder kunnen gaan?

Ik ben anders omdat ik het kan relativeren. Ik kan reflecteren. Ik heb de mogelijkheid om van mijn aanname af te stappen. Ook ben ik geen logisch geprogrammeerde robot, of puntorige Vulcan, die de beperkingen van zijn ratio niet inziet. Die wellicht het rationele “De behoeften van velen gaan voor de behoeften van weinigen” aanhoudt, maar niet inziet dat ‘behoeften’ ongrijpbaar en oneindig complex zijn. Dat het meer is dan alleen levens tellen, maar ook gaat om talloze dingen die niet in cijfers te vangen zijn: vertrouwen, geluk, hoop, en ja, ook geloof.

Ik relativeer, niet omdat ratio “fout” of “kapot” is, maar omdat wij (rationeel!) kunnen inzien dat zij haar beperkingen heeft. Beperkingen door ons gebrek aan creativiteit, analytisch vermogen, rekenkracht, tijd of simpelweg de regels van de natuur. Chaos, kwantumeffecten, exponentiële complexiteit en al dat soort leuks, waarvan wij weten dat het roet in het eten gooit.

Maar toch. Ook al blijf ik roepen dat ik ook naar alternatieven kijk, ik merk maar al te vaak dat ik die andere mogelijkheden uit het oog verlies. Dat ik stiekem ergens diep van binnen denk dat ik het toch wel beter weet. Me verdiepen in het geloof komt dan niet verder dan een keertje een bijbel lezen. En hoe interessant ik Oosterse wijsheden ook meen te vinden, ik ga eerst voor mijn tentamen kwantummechanica leren.

Hier zou dan mijn geniale conclusie moeten komen, waarin ik dit alles samenvat tot een prachtige levenswijsheid. Die heb ik niet.

Maar ik heb je tenminste wat te denken gegeven.

Leon

Wij geloven niet dat jij een mening hebt

Bewijs het dus maar!

(Door ons te vertellen wat jij denkt van Proviand)

Wat spreekt je aan in het blad en wat niet?

Wat mis je?

Hoe kan het beter?

Vertel het ons persoonlijk, of stuur een berichtje naar proviand@gmail.com

Het is een kleine moeite en je helpt niet alleen ons, maar ook je meer dan duizend medelezers.

Alvast bedankt!