Zoek in de site...

Bewustzijn

9-3

jaargang 10, nummer 3: bewustzijn

1. Redactioneel: Bewustzijn

Het grote probleem bij het schrijven van elk redactioneel is inspiratie. Normaal omdat die er te weinig is, maar dit keer was het omgekeerde waar. Ik had zowaar te veel inspiratie.

Zo werd op de brainstorm al voorgesteld om een metaverhaal over bewustzijn te schrijven. In dit metaverhaal konden dan prachtige zinnen staan als: “Door dit nummer over bewustzijn wordt het bewustzijn van bewustzijn vergroot”.

Ook dacht ik erover te schrijven hoe het onbewuste steeds terugkomt. In het eerste artikel over bewustzijn in de wetenschap wordt het al aangehaald en ook Judith bespreekt het in haar artikel over onze waarneming. We hebben een artikel het slimme onderbewuste over het gelijknamige boek en de slotregel van Stream of Conciousness luidt zelfs: misschien had het onderwerp van deze Proviand niet ‘bewustzijn’, maar ‘het onbewuste’ moeten zijn.

Mijn volgende idee was om het te hebben over de lijn door dit nummer heen. Van abstracte wetenschappelijke teksten, via meditatie, naar de steeds meer persoonlijke en menselijke gewaarwording. Met de bijbehorende waarschuwing dat we zwaar beginnen, maar naar de meer behapbare kost toeschrijven. Zo dat je langzaam afdwalende bewustzijn het precies kan bijbenen als je pas ’s avonds gaat lezen.

Maar vooral wilde ik praten over de gigantische hoeveelheid mooie teksten die we dit keer op het laatste moment nog hebben verzameld. Het op tijd verwerken van al deze artikelen – met een deadline die echt niet verschoven kon worden – heeft mij naast stress namelijk een flinke dosis respect opgeleverd. Met zo veel redactiewerk in één week gepropt, merk je namelijk hoe veel tijd er eigenlijk in het maken van je blad gaat zitten (en hoe vermoeiend gebrek aan nachtrust door overwerk kan zijn). Een VOX-redactie die elke twee weken een blad uitbrengt moet het zwaar hebben en de stress bij een krant waar elke dag de deadline is, kan ik me haast niet voorstellen.

Wat mij in ieder geval geen stress meer op zal leveren is het kiezen van een thema voor mijn redactioneel, want dat is geworden: het kiezen van een thema voor mijn redactioneel. Over metaverhalen gesproken.

2. Bewustzijn en wetenschap: welk bewustzijn, welke wetenschap?

Door Luca Consoli

UD Wetenschap en Samenleving, FNWI en Senior Onderzoeker Natuurwetenschappen, Theologie en Religiewetenschappen

De term bewustzijn wordt op allerlei verschillende manieren gebruikt, het is een echt ‘containerbegrip’. Om de samenhang tussen bewustzijn en wetenschap kort te schetsen moe-ten we ons dus eerst afvragen welke invulling we aan het begrip willen geven, en dat impliceert ook dat verschillende wetenschappen een verschillende rol zullen gaan spelen.

Het eerste wat we kunnen vaststellen, is dat ‘bewustzijn’ vaak als ‘individueel begrip’ wordt gebruikt, d.w.z. de term bewustzijn heeft doorgaans betrekking op het individuele bewustzijn. Als we deze lijn willen volgen, zullen we in het vervolg opvattingen over ‘collectief bewustzijn’ (opgevat zowel als het samenkomen van verschillende individuele ‘bewustzijnen’ als het ‘emergeren’ van een gezamenlijk bewustzijn) onbelicht moeten laten, hoe interessant ze ook mogen zijn.

Dit individuele gebruik wordt ook vaak gekoppeld aan het mens-zijn, d.w.z. het hebben van een individueel bewustzijn is een definiërende eigenschap van de mens als soort en vormt tevens een (cruciaal) punt van onderscheid met andere dieren. Hier zien we op een indirecte wijze een duidelijke invulling van ‘bewustzijn’ naar voren komen: bewustzijn is niet alleen ‘gewaarwording’ – alle levende wezens zijn immers in meer of mindere mate in staat om indrukken en sensaties van de buitenwereld te ontvangen – maar heeft te maken met het “weten dat we in de wereld zijn” en met onder andere het besef van onze temporaliteit (en dus onze eindigheid) – we hebben een verleden en een toekomst – en het besef dat we in de wereld actieve actoren kunnen zijn. Of andere dieren een bewustzijn in deze betekenis van het woord hebben blijft een punt van discussie, ook wetenschappelijk gezien. Neurowetenschappelijke en vooral gedragsbiologische studies lijken aan te tonen dat hogere dieren (met name apen) zich bewust zijn van een ‘globale werkruimte’, waarbinnen hogere cognitieve processen zoals categorisatie, planning, gerichte aandacht en dergelijke mogelijk zouden zijn. Maar is dat hetzelfde als ‘bewustzijn’? Dat hangt weer van een preciezere betekenis van het begrip af.

Deze korte inleiding heeft de complexiteit van het begrip duidelijk gemaakt. We zullen ons in het vervolg daarom richten op twee heel verschillende betekenissen van ‘bewustzijn’, die wel allebei betrekking hebben op het individuele karakter: ‘geest’ (Engelstalige literatuur: mind) en ‘psychologisch bewustzijn’ (Engelstalige literatuur: consciousness). De overeenkomst in betekenis tussen het Nederlands en het Engels (zeker in de volksmond) is echter niet 100%; we zullen hier de binnen wetenschappelijke kringen aanvaarde betekenissen van de Engelstalige termen gebruiken.

‘Mind’ is ook een containerbegrip; we specificeren het hier als: “tweede-orde-bewustzijn”. Dat is het vermogen van een organisme om een tweede-orde-representatie van zijn eigen mentale toestanden te hebben (zelfbewustzijn). Deze eigenschap van “denken over denken” wordt meestal alleen aan de mens toegekend, en kent een lange intellectuele geschiedenis. Descartes heeft een beroemd argument opgezet waar de eigenschap van zelfbewustzijn het enige is waaraan we niet kunnen twijfelen, wat in zijn visie leidt tot zekerheid over ons eigen bestaan, een opvatting samengevat in de overbekende uitdrukking “Cogito, ergo sum” (ik denk, dus ik ben). Hij heeft tevens voor een intellectuele revolutie in het Westerse denken gezorgd met zijn algemene theorie over dualisme, de theorie dat geest en lichaam twee kwalitatief verschillende substanties zouden zijn. Beide genoemde punten hebben veel kritiek gekregen; we zullen ons hier concentreren op de wetenschappelijke bezwaren tegen een dualistische visie. Die bezwaren zijn afkomstig uit verschillende disciplines: natuurkunde, biologie, neurowetenschappen. Fysisch gezien lijkt het kwalitatieve onderscheid tussen lichaam en geest te impliceren dat een contact (en wisselwerking) tussen de twee een overtreding van de eerste wet van de thermodynamica zou veroorzaken (behoud van energie). Dit bezwaar wordt soms gepareerd door een appel op het onbepaaldheidskarakter van de kwantummechanica: de geest kan handelen door neurale gebeurtenissen te ‘sturen’ via een selectie van een bepaalde ‘kwantumuitslag’ boven een andere. De geldigheid van deze bezwaren is afhankelijk van wat men onder ‘kwantumgebeurtenis’ verstaat en hoe de onbepaaldheid wordt geïnterpreteerd.

Een beroemde neurofysioloog die in recente tijden een dualistische visie verdedigd heeft is Sir John Eccles. Hij presenteert (in zijn boek How the Self Controls Its Brain) een visie waarin bundels van neuronen samenkomen in structuren die hij ‘dendronen’ noemt. Hun werking garandeert de interactie tussen geest en hersenen en het behoud van energie. Het is interessant dat het hier om een neurofysioloog gaat, want juist uit de hoek van de levenswetenschappen komen de meeste bezwaren tegen dualisme. Biologisch gezien lijken menselijke evolutie en de ontwikkeling van de foetus een visie te ondersteunen waarin lichaam en geest een geheel zijn, een visie dus waar geen kwalitatief onderscheid aanwezig is. De kwestie van hoe geest en lichaam zich met elkaar verhouden binnen deze monistische visie kan op vele manieren beantwoord worden. Het is hier interessant te melden dat de ontwikkelingen in de neurowetenschappen ook vraagtekens lijken te plaatsen bij het idee dat de geest de eenheid van het individu bepaalt, dat zoiets als ‘self’ überhaupt een wetenschappelijk zinnige notie is. Onderzoek op dit gebied is in volle gang, en zoals vaak het geval is leent wetenschap zich voor verschillende filosofische interpretaties. Voor het laatste voorbeeld van hoe ingewikkeld het is om wetenschap te gebruiken om zulke complexe concepten als bewustzijn te doorgronden, kunnen we ons wenden tot Francis Collins, een van de leiders van het Human Genome Project, die beweert dat wat wetenschap heeft ontdekt over de werking van de hersenen een bewijs zou leveren voor het bestaan van een persoonlijke God! Zijn visie wordt overigens in wetenschappelijke kringen door weinigen gedeeld.

Als we nu de geest-hersenenproblematiek verlaten en we ons wenden tot de tweede betekenis die we uitgekozen hebben, het ‘psychologische bewustzijn’, wordt de verhouding met wetenschap bijna nog ingewikkelder. De vragen richten zich hier met name op de rol van het psychologische bewustzijn in het tot stand komen van ons gedrag en ons gevoelsleven. Een populair en hardnekkig beeld van wat deze vorm van bewustzijn zou zijn, is afkomstig uit de freudiaanse psychoanalyse, waar het concept van ‘onderbewustzijn’ (subconscious) een fundamentele rol speelt. Freud zelf stopte met het gebruik van deze term vanwege zijn ambiguïteit, maar het wordt nog steeds volop gebruikt in de volksmond. Er bestaan vele vormen van freudiaanse psychoanalyse, maar zeer in het algemeen kan gezegd worden dat met het woord ‘onderbewustzijn’ een niet-bewust deel van onze geest wordt geassocieerd, waarin traumatische herinneringen worden verdrongen, die vervolgens allerlei storingen veroorzaken. Therapie heeft als doel om die herinneringen weer naar boven te halen, en op die manier de storingen te verhelpen.

Psychoanalyse staat bloot aan veel wetenschappelijke kritiek. Een eerste bezwaar is dat de theorie überhaupt niet vatbaar is voor empirische validatie en/of falsificatie, en dus geen wetenschap is. Andere studies beweren dat de persoonlijkheidstypen die door Freud zijn onderscheiden (orale, anale, oedipale en genitale fase) niet te herleiden zijn tot de ontwikkeling van het kind, en dat de theorie dus niet alleen falsifieerbaar is, maar ook gefalsificeerd. Een grote strijd woedt juist om wat precies het ‘onderbewustzijn’ zou zijn, al wordt de term ‘onbewuste geest’ (unconscious mind) liever gebruikt. Ontwikkelingen in de neurowetenschappen zijn gebruikt om zowel te beweren dat deze discipline een biologische basis voor psychoanalyse heeft geleverd, als de tegengestelde claim dat ze het hele begrip irrelevant hebben gemaakt.

Deze korte analyse in vogelvlucht van enkele betekenissen van het begrip ‘bewustzijn’ toont aan hoe moeilijk het is om wetenschap te gebruiken in ‘metafysische oorlogsvoering’, maar leert ons tegelijkertijd dat het gebruikmaken van de best mogelijke wetenschappelijke kennis om te proberen de wereld te begrijpen wellicht de enige manier is om ons ‘echt bewust’ van diezelfde wereld te worden.

01-decartesdualiteitlichaamgeest

3. Bewustzijn biologisch bezien

Door Wim Thijssen

docent theoretische & filosofische grondslagen van biologie aan de RU

In zijn beroemde rede Über die grenzen des Naturerkennens (1872) spreekt de grondlegger van de elektrofysiologie Emile Du Bois-Reymond (1818–1896) resoluut het ignora-bimus uit (“we zullen het nooit weten”) over de mogelijkheid het bewustzijn te verklaren uit bouw en functioneren van de hersenen.

Dat zegt hij terwijl hij ervan overtuigd was dat er in de levende natuur geen andere fysische en chemische processen werkzaam zijn dan in de dode natuur: ook in de levende natuur berust alles op materie en beweging; in een organisme krijgen de materiedeeltjes niet opeens te maken met speciale ‘levenskrachten’. En toch zegt Du Bois-Reymond dan, dat een totale kennis van de fysisch-chemische processen die betrokken zijn bij de vorming van sensaties en gewaarwordingen ons geen inzicht zullen geven in het bewustzijn. Want volgens hem is en blijft het absoluut en voor altijd onbegrijpelijk hoe het samenspel van atomen en moleculen in het brein kan leiden tot het ervaren van pijn of angst of plezier of vreugde, het genieten van smaak, geur of kleur, en tot het ermee samengaande besef van een ‘ik’ dat die ervaring heeft. Het bewustzijn is volgens hem een fenomeen dat met de causaal-analytische methode van de natuurwetenschappen niet oplosbaar is: ignorabimus!

We zijn intussen dik 130 jaar verder en de kennis van de werking van het brein is enorm toegenomen. Met nieuwe onderzoektechnieken (CT, NMR, PET[1]) kunnen neurobiologen de hersenactiviteit nauwkeurig volgen. Men kan intussen ook sommige mentale storingen doeltreffend behandelen met psychofarmaca, elektrostimulatie of neurochirurgische ingrepen in de hersenen.

Maar ondanks alle vooruitgang die is geboekt, is het nog steeds een raadsel hoe bewustzijn in het brein ontstaat. De heersende opvatting is dat het bewustzijn het product is van de werking van de hersenen en dat er los van de hersenen geen bewustzijn of ‘geest’ bestaat. Voor die directe samenhang tussen hersenen en bewustzijn kunnen tal van gegevens aangevoerd worden (zoals de effecten van ziekten, hersenletsels, drugs, alcohol, farmaca enzovoorts). Maar hoe neurofysiologische processen kunnen resulteren in het bewustzijn van het subject is nog altijd onbegrepen. Men kan de hersenactiviteit die betrokken is bij bewuste processen registreren en manipuleren, maar dat levert geen kennis en verklaring van de inhoud van de ervaringen, belevingen en emoties van het subject. Men kan bijvoorbeeld wel vaststellen dat het tonen of laten horen van het woord ‘oma’ activiteit in bepaalde delen van de hersenen oproept, maar wat het subject daarbij aan beelden, associaties, gevoelens en gedachten heeft, wordt zo niet achterhaald.

Ignorabimus! dus? Vooraanstaande onderzoekers erkennen dat we ons er waarschijnlijk bij moeten neerleggen dat we nooit in staat zullen zijn het bewustzijn helemaal te doorgronden.[2]

Het bewustzijn functioneel benaderd

Ook al zullen we nooit begrijpen hoe het bewustzijn tot stand komt, via het onderzoek van de vraag waartoe het dient kunnen we er heel wat over aan de weet komen.

Het vermogen informatie over de eigen binnen- en buitenwereld te verwerven en verwerken is van vitaal belang voor alle vormen van leven. Maturana en Varela[3] stellen daarom kortweg “leven is kennen”, waarbij kennen staat voor het vermogen te discrimineren tussen prikkels en er adequaat op te reageren.

Bij de bacteriën, de eencelligen en de eenvoudigst ontwikkelde meercellige levensvormen zijn die mogelijkheden nog beperkt. Over

bewustzijn op dit niveau van organisch leven valt weinig te zeggen. De neurofysioloog Paul Chauchard[4] wist 50 jaar geleden heel stellig: “geen leven zonder psychisch leven.” Volgens hem manifesteert dit bewustzijn zich in zijn elementaire vorm al op het niveau van de eenvoudigste levensvormen in het streven naar zelfhandhaving. Daarom staat de amoebe ons volgens hem als levend wezen nader dan de vernuftigste robot. Wat ‘levend’ is en waarin het zich dan wezenlijk onderscheidt van de intelligente machines die de mens kan bouwen, is een nog altijd omstreden kwestie die hier buiten beschouwing blijft. In het volgende gaat het om de vraag of de ontwikkeling van enige vorm van bewustzijn een bestaansvoorwaarde is voor leven.

Zodra er meercellige organismen tot ontwikkeling komen, zien we ook taakverdeling en specialisatie tussen cellen optreden en voorzieningen voor de uitwisseling van informatie tussen de cellen tot stand komen. Bij de planten gebeurt dat door middel van signaalstoffen en hormonen, in dieren ontwikkelt zich daartoe een zenuwstelsel. Er ontstaan zintuig-, zenuw- en spiercellen die met elkaar een samenhangend netwerk vormen waarin de informatie over de interne en externe toestand uitgewisseld en verwerkt wordt tot een respons van het totale organisme.

In zijn eenvoudigste vorm heeft dat netwerk nog geen hersenen en zijn nog niet alle activiteiten centraal gecoördineerd. Maar in heel verschillende diergroepen (wormen, weekdieren, insecten, gewervelden) ontwikkelt het zenuwstelsel in de loop van de evolutie hersenen als centraal controle- en besturingsorgaan. Tussen waarneming en respons wordt een bewerkingsfase geschakeld waarin de informatie wordt gewogen en een passende respons wordt gevormd. Dat impliceert dat de hersenen sensorische informatie moeten integreren tot een ‘toestandsbeeld’, dat moeten vergelijken met een ‘referentiebeeld’ van de wenselijke toestand (men spreekt van een mental map of mentaal beeld) en op grond daarvan een passende respons in gang moeten zetten.

Het een en ander verlangt dat het dier een vorm van bewustzijn heeft van de toestand in het eigen lichaam, van zijn ‘buitenwereld’ en van de activiteit die de ‘eigen gewenste toestand’ zou moeten bewerken. Het dier moet dus een zeker cognitief vermogen hebben. De rijkdom daarvan is gerelateerd aan het ontwikkelingsniveau van het zenuwstelsel en kan uit het gedrag opgemaakt worden. Bij lagere diervormen is dat star en bestaat het voor een belangrijk deel uit voorgeprogrammeerde gedragswijzen die door een sleutelprikkel in gang gezet worden en bij alle exemplaren van de soort op dezelfde stereotype wijze aflopen. Maar naarmate de complexiteit van de hersenen toeneemt, wordt het gedrag plastischer. Het aandeel geheel voorgeprogrammeerde gedragingen neemt af en het vermogen het gedrag op basis van ervaringen bij te stellen groeit. De octopus, het weekdier met de best ontwikkelde hersenen, blijkt zich al zeer flexibel en intelligent te kunnen gedragen. Moet uit het verbluffende vermogen van dit dier zichzelf kleur en vorm te geven naar gelang de achtergrond waartegen het zich bevindt, opgemaakt worden dat het misschien zelfs een zeker zelfbewustzijn heeft?

Bij de gewervelden valt goed te vervolgen dat zij zich steeds flexibeler kunnen gedragen naarmate de hersenen – met name de hersenschors, het gebied waar de sensorische informatie samenkomt en geïnterpreteerd wordt – hoger ontwikkeld zijn. Bij vogels gaat stereotiep soortspecifiek gedrag al samen met behoorlijk wat geleerd gedrag. Er zijn soorten die een zekere intelligentie aan de dag leggen. Van kraaien in Japan wordt bijvoorbeeld gemeld dat zij geleerd hebben noten op het zebrapad te leggen en op groen licht te wachten om de door het verkeer geplette noten op te pikken. Kraaien blijken in de natuur en in het laboratorium slim genoeg om gereedschap te maken en te gebruiken om aan voer te komen.

Maar de kampioenen zijn de zoogdieren, die in de loop van hun evolutie over de hele lijn genomen een groter leervermogen en intelligenter gedrag zijn gaan vertonen. Dat hun cognitieve vermogens in de loop van hun evolutie sterk zijn toegenomen, valt af te lezen aan de ermee gepaard gaande sterke groei van hun associatieve hersenschors, het deel waarin de sensorische input verwerkt wordt tot een gedragsrespons.

Het zal duidelijk zijn dat het vermogen gedrag te leren een groter aanpassingsvermogen geeft. Men zou kunnen zeggen dat het cognitief bewustzijn zich ontwikkelt vanwege het adaptieve voordeel dat flexibel en mobiliseerbaar gedrag biedt boven een kant en klaar voorgeprogrammeerd maar star gedragsrepertoire.

Naarmate meer geleerde componenten in het gedrag ingebouwd worden, en eerdere ervaringen een grotere rol gaan spelen, wordt het gedrag individueler. Het wordt dan niet meer enkel door de genetische uitrusting bepaald, maar mede door de individuele geschiedenis waarin de opvoeding, het sociale veld en omgevingsomstandigheden een vormende invloed hebben. Bij de hogere zoogdieren zien we dat grote verschillen optreden tussen leden van dezelfde soort en zelfs dat er ‘cultuurverschillen’ ontstaan tussen groepen dieren van dezelfde soort. De anekdotische observaties over dieren (vanzelfsprekend vooral huisdieren: honden, katten, paarden, enz.) die geheel eigen karakters bezitten zijn talrijk. En de systematische gedragsstudies van ethologen aan hogere sociale levende dieren leiden tot dezelfde conclusies. Als zij hun studieobject nader leren kennen, schrijven ze het vrijwel altijd een individualiteit toe. De primatologen kunnen er helemaal niet meer aan voorbij hun dieren als personen te beschrijven. Frans de Waal stelt bij zijn chimpansees politieke machinaties, list en bedrog, misleiding en schuldbesef, enzovoort vast. En hij bedoelt dat letterlijk.

We kennen de hoogontwikkelde zoogdieren intussen zo goed dat we hen een zeker cognitief bewustzijn niet langer kunnen ontzeggen. De voorwaarden voor het ontstaan ervan zijn gegeven met hun sterk ontwikkelde associatieve hersenschors. Maar hebben zij nu ook een zelfbewust en reflectief ‘ik’-besef? De dolfijn, de olifant en de chimpansee herkennen zich in een spiegel. Wijst dat op een zelfbewustzijn? Wat zien ze eigenlijk? Zouden ze zichzelf waarderend bekijken? Het zou kunnen: wij weten het niet en zij kunnen het ons niet vertellen. Maar aangenomen dat bijvoorbeeld de chimpansee een zelfbewustzijn bezit, kan dat met het zelfbewustzijn van de mens op één lijn gesteld worden? Vast niet. Want zonder de fylogenetische continuïteit te negeren, moet erkend worden dat de evolutie in de mens unieke mentale kwaliteiten voortgebracht heeft. De mens is geen naakte aap, en als Frans de Waal vindt dat “mensen eigenlijk net apen zijn” miskent hij toch, net als al die bio-sociologen en bio-psychologen met hun reductionistische “niet-meer-dan” verhalen, dat de mens wezenlijk anders in het leven staat dan het dier.

Het bijzondere van de mens

Wat de mens zo anders maakt is dat zijn denken, over zichzelf en over zijn wereld, zijn gedrag bepaalt. Hij handelt naar de resultaten van zijn denken.

Dat denken is altijd historisch, sociaal, cultureel gevormd. Een mens kan enkel begrepen worden uit zijn biografie. Bij zijn geboorte is hij bijna niets dan mogelijkheid. Hij kan niet, zoals het dier, beschikken over een groot repertoire aan voorgeprogrammeerde gedragingen die hem door het leven loodsen. Hij moet vooral leren leven. Die openheid is de essentie van de menselijke bestaanswijze: het is niet zozeer zijn biologische uitrusting, maar de opvoeding, de socialisatie, de traditie en cultuur die bepalen wie hij wordt. Zijn waarnemen wordt het geven van betekenis, waarbij altijd de historische, sociale en culturele geschiedenis van de waarnemer meespeelt. Voor zijn reageren geldt hetzelfde: het wordt bepaald door de persoonlijke geschiedenis.

Daarmee wordt het bestaan van genetische predisposities niet ontkend. De mens kent bepaalde gevoeligheden, neigingen en aandriften. Maar wat de mens daarmee doet is sterker door de socio-culturele context dan door de aanleg bepaald. Dat valt te illustreren aan het gegeven dat de verschillende manieren waarop zijn biologisch gegeven aandriften – eten, bewegen, seksualiteit, sociaal verkeer – altijd een door de cultuur bepaalde vorm krijgen. Zelfs de sterkste natuurlijke aandriften – honger, dorst, seksualiteit – staan onder controle van het bewustzijn dat uiteindelijk bepaald of en hoe gehandeld wordt. De mens is geen slaaf van zijn aanleg en zijn hormonen, eerder van zijn socialisatie die gesuperponeerd is op die aanleg en die zijn driftleven kanaliseert. Dat betekent dat de mens niet vastligt aan de ketenen van zijn biologische aanleg. Hij heeft de mogelijkheid verworven zichzelf vorm te geven. Nu moet hij leren daarmee om te gaan

4. Het slimme onbewuste

Een samenvattende bewerking naar het boek van Ap Dijksterhuis

Door Leon Groenewegen

Het menselijke bewustzijn wordt systematisch overschat, terwijl het onbewuste juist zwaar onderschat wordt. Het onbewuste is niet alleen veel 'krachtiger', maar blijkt in de praktijk ook verantwoordelijk voor bijna al onze informatieverwerking, (voor)oordelen, creativiteit en besluitvorming.

Dat mensen slimme en veelzijdige dieren zijn, staat buiten kijf. Maar is ons bewustzijn de oorzaak hiervan, en datgene wat ons onderscheidt van andere dieren? Dit veronderstelt dat bewustzijn belangrijker zou zijn dan alle andere verschillen. Maar als we de mogelijkheden van onze hersenen op een rijtje zetten, blijkt het bewustzijn erg beperkt ten opzichte van andere ongelofelijke mogelijkheden van de menselijke geest.

Zo kan ons bewustzijn maar één ding tegelijk. Wat het bijvoorbeeld haast onmogelijk maakt om twee gesprekken tegelijk te volgen. Het onbewuste daarentegen, kan als je naar je werk fietst zonder problemen tegelijkertijd de informatie van je vijf zintuigen verwerken en zorgen dat je op de fiets blijft zitten, doortrapt en zonder nadenken de juiste route volgt. En dat zijn alleen nog maar de onbewuste processen waar we ons bewust van zijn.

Ook de capaciteit van je bewuste is beroerd. Kijk bijvoorbeeld eens een paar seconden naar het volgende getal van tien cijfers en probeer het daarna hardop te reproduceren:

2618453901

Als dit je niet gelukt is, hoef je je niet te schamen. Van de meeste mensen kan het bewuste simpelweg niet meer dan 9 cijfers tegelijk aan.

Tenslotte is de snelheid van ons bewustzijn ook niet om over naar huis te schrijven. Het lezen van deze tekst gaat slechts met enkele woorden per seconde, en als je de letters in een regel probeert te tellen, kom je zelfs niet verder dan 4 tekens per seconde. Het onbewuste doet het net een tikje beter, met ruim 11 miljoen bewerkingen per seconde en vrijwel onbeperkte capaciteit.

Weet wat je niet weet

Ons onbewuste heeft niet alleen veel rekenkracht, maar kan die ook razendsnel inzetten. Zo blijkt dat we uit filmfragmenten van enkele seconden kunnen inschatten hoe extravert iemand is, of het een goede docent is en wat zijn of haar seksuele geaardheid is. Zonder dat we snappen hoe, maken we deze inschatting net zo goed als mensen die een hele collegereeks van deze persoon hebben gevolgd.

En zelfs aan onze ‘bewuste’ gedachten komt vaak aardig wat onbewust werk te pas. Zo werd mensen eens gevraagd om van een woord naar een hoger abstractieniveau te gaan (op vogel was bijvoorbeeld een antwoord dier) en te beschrijven hoe zij bij hun antwoord kwamen. De antwoorden waren ongeveer als volgt:

- Ik hoor het eerste woord, en zie iets voor me (bijvoorbeeld een gans in een grasveld)

- Ik neem de abstractie-instructie op en begrijp vanuit eerdere voorbeelden wat hiermee bedoeld wordt.

- Ik weet het antwoord (dier) en noem dit.

Maar hoe ze van de instructie naar het antwoord kwamen, konden deze mensen niet onder woorden brengen. “Het is er opeens” werd meestal gezegd. De meeste mensen zullen zeggen dat het vinden van dit antwoord de belangrijkste denkstap is, maar dat is nou juist de enige stap die we niet bewust kunnen omschrijven.

Maar hoe doet het onbewuste dit dan? Gaat het gewoon al je kennis af en bedenkt het spontaan en willekeurig antwoorden?

Hoewel we het niet merken, blijkt dat je een onbewust ‘pad’ aflegt als je iets probeert te bedenken. Zo is proefpersonen eens gevraagd uit beschrijvende woorden een beschreven woord te vinden (schaal, vers, sap, boom geeft bijvoorbeeld fruit)

Bewust dachten proefpersonen hierbij geen vordering te maken en het antwoord “opeens te zien”. Maar als tussentijds aan hen werd gevraagd om te ‘gokken’ wat er in hen opkwam, bleken ze onbewust steeds dichter bij het gezochte woord te komen. Uit een volgend onderzoek bleek zelfs dat een woord vaak in de hersenen al geactiveerd blijkt, ruim voordat je het antwoord weet. Je onbewuste heeft fruit dus al gevonden, zelfs als je het bewust nog niet ziet.

Maar dit onbewuste denken blijken we voor veel meer te gebruiken dan het oplossen van raadseltjes. Ook veel oplossingen voor grotere problemen, alsook totaal nieuwe ideeën en inspiratie, komen voort uit het onbewuste. De grootste genieën uit de geschiedenis, van Einstein tot Mozart en van Newton tot Picasso, hebben stuk voor stuk aangegeven dat zij hun meest briljante ideeën niet kregen door heel hard te zwoegen, maar door een onbewuste inval. Zo vertelde Einstein eens dat zijn meest geniale ideeën hem simpelweg plotseling te binnen schoten en dat hij vooral zijn tijd kwijt was met ze netjes opschrijven.

Waarom wij dingen doen

Het onderbewuste is echter niet alleen een zeer krachtige hulp bij het denken, maar blijkt ook regelmatig het heft in eigen handen te nemen en onze mening of ons gedrag te veranderen zonder dat we het zelf doorhebben.

Zo is er onderzoek naar ontgroeningen gedaan waaruit blijkt dat mensen een sterkere band hebben met hun vereniging naarmate hun ontgroening vreselijker is. Maar als ze gevraagd wordt waarom zij denken die band te voelen, vertellen ze dat er zulke leuke mensen bij de vereniging zitten of dat de sfeer goed is.

Ook is er wel eens gekeken hoe gelukkig mensen zijn met hun leven, vanaf hun geboorte tot nu. Het bleek dat mensen als het mooi weer is hun gehele leven gemiddeld met een 7 beoordelen, terwijl ze met slecht weer niet verder komen dan een 4,8!

In beide onderzoeken was de reactie van de deelnemers bovendien steevast: “Dat effect geldt vast voor sommigen wel, maar voor mij niet hoor.” Niet alleen wordt onze mening door ons onbewuste veranderd, maar het gebeurt zo subtiel dat we het zelf niet geloven.

Nog zo’n onbewuste gedragsverandering is onze neiging om anderen te imiteren. Het bekendste voorbeeld is misschien wel de aanstekelijkheid van gapen, maar ook hebben we de neiging om mee te bewegen met sporters waar we naar kijken en doen moeders die hun kinderen voeren vaak imiterend hun mond open net nadat de baby dit doet (en niet – zoals je zou verwachten – van tevoren om het goede voorbeeld te geven). Het blijkt dat gelaatsexpressies, gebaren, lichaamshouding en spraakgewoontes allemaal geïmiteerd worden.

Daar komt nog eens bij dat we, zonder dat we het doorhebben, mensen die ons imiteren automatisch aardiger gaan vinden. Zo kregen serveersters met de opdracht hun klanten zo veel mogelijk te imiteren gemiddeld twee keer zoveel fooi en blijken partners die elkaar meer imiteren gemiddeld een veel gelukkigere relatie te hebben.

En we imiteren niet alleen wat we zien, maar doen gedrag al na als we er aan denken. Mensen gaan harder fietsen als ze aan hard fietsen denken en denken aan bier kan al genoeg zijn om naar de koelkast te lopen.

Probeer bijvoorbeeld eens het volgende. Pak een halsketting – of iets vergelijkbaars – tussen twee vingers en laat deze stilhangen. Stel je nu een tijd voor dat de ketting heen en weer beweegt, maar houd je hand helemaal stil.

De kans is groot dat je halsketting in de ingebeelde richting ging bewegen: het denken aan de beweging is al genoeg om voor minuscule beweginkjes te zorgen.

Maar het gaat zelfs nog verder dan gedachten. We hoeven slechts een paar keer een woord te zien (priming) om ons gedrag aan te passen. Gebruik in je schriftelijke experiment vaak woorden als ‘assertief’ en ‘brutaal’, en mensen zullen sneller hun proefleider onderbreken als hij na het experiment nog met iemand staat te kletsen. Priming met ‘terughoudend’ en ‘beleefd’ zorgt juist dat mensen hem veel minder snel storen (63% tegenover 17%).

Mensen hoeven overigens niet direct met een gedrag geprimed te worden; een stereotype is al voldoende. Zo gaan mensen die woorden te zien krijgen die stereotiep bij bejaarden horen (zoals ‘bingo’ en ‘grijs’) direct daarna langzamer lopen.

Nog interessanter wordt het als je ziet dat mensen een toets beter maken als ze van tevoren hebben moeten nadenken over professoren (intelligent stereotype), terwijl ze het juist slechter doen als ze over voetbalsupporters moesten nadenken (dom stereotype). Overigens werkt primen met Albert Einstein dan weer averechts, omdat in vergelijking met Einstein iedereen zich dom gaat voelen.

Primen kan ook zwaardere gevolgen hebben. Zo hadden mensen die geprimed waren met competitie- en prestatiewoorden bijna drie keer zo vaak de neiging om vals te spelen en met een opdracht ‘stiekem’ door te gaan als de tijdslimiet verstreken was, om maar beter te scoren. En na priming met stereotypen van conservatieve bevolkingsgroepen, gaven mensen conservatiever antwoord op politieke stellingen.

04-picasso

Hoe we moeten kiezen

Veel van onze beslissingen worden dus onbewust genomen. Maar moeten we ons daar dan niet heel erg zorgen over maken? Weloverwogen beslissingen zijn toch veel beter?

Om dit te testen is aan mensen gevraagd uit 4 verschillende huizen te kiezen op basis van elk 12 kenmerken. De ene groep werd gevraagd om er goed over na te denken en dan te beslissen; de andere groep moest een paar woord- en rekenpuzzeltjes oplossen en daarna op gevoel kiezen. De tweede groep – die helemaal niet bewust had afgewogen – bleek een stuk beter in staat het beste huis eruit te pikken.

Dit klinkt misschien erg vreemd, maar denk even terug aan de kleine capaciteit – van nog geen 10 cijfers – van ons bewustzijn. Je kunt simpelweg geen totaaloverzicht krijgen van complexe situaties met veel variabelen (zoals 4 huizen met elk 12 verschillende kenmerken), terwijl dit voor het onbewuste geen enkel probleem is.

Maar we weten dat het bewuste wel beter strakke regels kan volgen en veel exacter is dan het onbewuste. (Daarom is het ook niet verstandig om te proberen het antwoord op de rekensom 14×17 onbewust ‘aan te voelen’) Zou je bewuste dan tenminste voor simpele situaties nog wel beter werken?

Dit blijkt inderdaad zo te zijn. Mensen die simpele producten kopen zoals sokken (moeten er goed uitzien, degelijk zijn en niet te duur) zijn met een bewuste aankoop tevredener. Iets complex als een huis (ligging, aantal kamers, hoeveelheid opslagruimte, kwaliteit badkamer, verwarming, kosten, tuin, mogelijkheden voor uitbouw enz.) levert echter gelukkigere kopers op als zij er een nachtje over slapen.

Om een grote beslissing te maken kan je dus het beste (bewust) alle informatie verzamelen en vragen stellen. Slaap vervolgens over al deze info een nachtje en geef dan ‘op gevoel’ je voorkeur. Controleer ten slotte natuurlijk nog wel even of je geen belangrijke dingen over het hoofd hebt gezien, zoals vreemde regelingen in het contract. Bij een goede beslissing is het bewustzijn dus slechts het hulpje en de controleur voor het onbewuste.

04-beslissing

Weg met het bewustzijn?

We hebben gezien dat ons bewustzijn helemaal niet de baas in ons brein is en dat dit maar goed is ook. Het onbewuste doet veel meer werk, bepaalt waar we onze oordelen op baseren en kan vaak beter keuzes maken dan het bewuste. Op basis van deze kennis kunnen we verstandiger keuzes maken. We kunnen het onbewuste gebruiken bij het beoordelen van mensen en dingen, het zoeken naar creatieve oplossingen en het maken van complexe beslissingen. De simpele problemen, de rekensommen en het secure werk, die laten we dan maar aan ons bewustzijn over.

Maar hoe ‘simpel’ het bewustzijn ook is, het maakt wel dat wij kunnen genieten van prachtige muziek of een zonsondergang. Het zorgt dat wij kunnen dagdromen en dat seks hebben meer is dan slechts een manier van voortplanting. Het bewustzijn is dan wel niet het meest complexe mechanisme in ons hoofd, het is wel met afstand het leukste!

Ap Dijksterhuis Het slimme onbewuste, denken met gevoel 2007, Bert Bakker Amsterdam

5. Bewustzijn en de kunst van over water lopen

Door Pim Haselager

Onderzoeker Kunstmatige Intelligentie en Cognitieve Neurowetenschap aan het NICI

Marta’s chocoladetaart. Zoals ie eruit ziet, zoals ie van dichtbij ruikt, zoals ie smaakt. Ongelooflijk lekker, en, vooralsnog, ongelooflijk onbegrijpelijk. Niet die taart zelf is onbegrijpelijk, hoewel Marta ongetwijfeld de nodige kookgeheimen heeft toegepast. Het is ons vermogen om te genieten van de geur en chocoladesmaak waar we nog steeds maar weinig van snappen.

Hoe leidt de aanraking van chocolataart met smaakpapillen op de tong via allerlei hersenprocessen tot gevoelens (mmhhh...lekker!) en verlangens (nog een stukje...)? Hoe onze ervaringen te verklaren?

Tot op heden is dit één van de grootste uitdagingen gebleken voor kunstmatige intelligentie (KI) en cognitieve neurowetenschap (CNW). Beide studies houden zich bezig met het bestuderen van cognitie; psychologische processen variërend van waarneming en handelen, tot herinneren, redeneren, plannen en daarover praten. KI houdt zich vooral bezig met het ontwerpen van computermodellen die dergelijke processen proberen na te bootsen. CNW richt zich met name op de bestudering van het brein terwijl dergelijke processen aan de gang zijn. Beide richtingen ondersteunen en versterken elkaar. CNW levert bijvoorbeeld data die door KI gebruikt kunnen worden om betere modellen te maken, terwijl die modellen dan weer kunnen helpen bij het stellen van specifiekere vragen over de werking van het brein. Bovendien komen beide disciplines samen op het gebied van Brain Computer Interfacing (BCI), dat de komende tijd in Nijmegen veel aandacht zal krijgen. BCI richt zich op de ontwikkeling van computersystemen die rechtstreeks reageren op hersenactiviteit, zodat zonder enig uiterlijk waarneembaar gedrag machines kunnen worden aangestuurd. Email schrijven of in een rolstoel rijden zonder ook maar een spier te hoeven bewegen. KI en CNW werken eraan.

Je zou misschien denken dat als dit soort dingen reeds mogelijk zijn (al moet er bij gezegd worden: we zitten nog in de beginfase van BCI, en de eerste toepassingen bestaan wel al, maar zijn nog verre van ‘handig’), waarom zou het verklaren van bewuste ervaring dan zo moeilijk zijn? Dat komt omdat er eigenlijk twee vragen zijn in verband met bewuste ervaring, die wel als ‘the easy and the hard problem’ bekend staan. Het ‘makkelijke probleem’ betreft hoe informatie over de wereld het brein binnenkomt, daar samengevoegd wordt met informatie afkomstig uit ons geheugen, dan verder verwerkt wordt om ten slotte te worden omgezet in nieuwe herinneringen, handelingen of de plannen daartoe. De chocoladegeur komt uit de keuken, erop af! Dit betreft de functionele kant van bewuste ervaring; welke bijdrage de ervaring levert aan de totstandkoming van gedrag. Met ‘makkelijk’ wordt overigens niet bedoeld dat het antwoord al compleet is of heel erg voor de hand ligt. Integendeel, ondanks de grote vooruitgang van computationeel en neurowetenschappelijk onderzoek zijn we vermoedelijk nog wel een paar eeuwen bezig met het volledig doorgronden van alle details. Maar volgens veel mensen lijkt het erop dat we de basisprincipes wel redelijk in kaart hebben gebracht en het verder vooral een kwestie van empirisch onderzoek is.

Het grote verschil met het ‘moeilijke’ probleem van bewustzijn is dat het daarbij niet gaat om de functionele maar om de fenomenale kant van bewuste ervaring. Hoe kan het dat de wisselwerking tussen omgeving, lichaam en hersenen ervaringen produceert? Hoe kan uit de biomechanische werking van cellen en complexe moleculen (neuronen en neurotransmittoren) een beleving ontstaan? En waarom eigenlijk leidt de interactie tussen chocola, tong en hersenen tot een gevoel? Zijn gevoelens puur functioneel gezien niet gewoon overbodig? Als je de causale werking van mentale processen in verband met gedrag al hebt, waarom moet het dan nog als iets voelen, wat voegt dat nog eigenlijk toe? Er doen talloze theorieën de ronde over dit onderwerp, maar ze lijken allemaal alleen maar te illustreren dat we in verband met het moeilijke probleem een essentieel onderdeel van de oplossing missen.

Dat missende onderdeel valt als volgt te illustreren. Als ik aan een scheikundige vraag hoe het mogelijk is dat ik over water kan lopen, dan zou zij mij ruwweg (ik pretendeer hier niet aan alle scheikundige details recht te doen) het volgende antwoord kunnen geven. Watermoleculen zijn niet volledig symmetrisch opgebouwd. Aan de kant van de twee H-atomen is het molecuul licht positief, aan de kant van het O-atoom licht negatief. Daardoor bestaat er tussen watermoleculen een lichte wederzijdse aantrekkingskracht (tussen de O- en H-kant van de moleculen) die onder een bepaalde temperatuur (het vriespunt) na enige tijd zo sterk wordt dat het een man van mijn gewicht kan dragen, zodat ik eroverheen kan lopen. Het moeilijke fenomenale probleem is moeilijk omdat we een dergelijk verhaal niet hebben, en niemand eigenlijk nog weet hoe het zou moeten gaan. Het scheikundeverhaal is min of meer af, omdat de concepten van aantrekkingskracht en gewicht kunnen dragen rechtstreeks met elkaar in verband staan; het gaat bij allebei uiteindelijk om krachten. Iets dergelijks ontbreekt bij de stap van de werking van neuronen naar ervaring. Daar lijkt sprake van een kloof waarvan we nog niet weten hoe we die moeten overbruggen. Tussen de twee verhalen over interacterende cellen en moleculen en de smaak van chocoladetaart ontbreekt een schakel, en het is zeer de vraag of die zuiver door verder empirisch onderzoek aangeleverd zal kunnen worden. Alle computermodellen en hersenscans laten niet zien hoe je van het ene niveau op het andere terechtkomt. We missen een goed idee en op goede ideeën kun je soms lang wachten.

Maar weinigen zien hierin overigens een reden voor wetenschappelijke wanhoop. De correlaties tussen hersenprocessen en ervaringen zijn zo sterk dat het onwaarschijnlijk lijkt dat de verklaring van het laatste niet (mede, vooral of uitsluitend, we zullen zien) in het eerste gevonden kan worden. De zich steeds verder ontwikkelende integratie tussen KI en CNW versterkt het idee dat we vroeger of later ook een antwoord op het moeilijke, fenomenale, probleem zullen ontwikkelen. Maar alle successen en spectaculaire toepassingen zoals BCI mogen ons ook niet blind maken voor wat we nog niet volledig hebben weten te doorgronden. Een belangrijke stap op weg naar de oplossing is het helder formuleren van de echte kern van het probleem van bewuste ervaring, in onderscheid van allerlei andere lastige maar minder principieel moeilijke kwesties. Volgens de huidige opvattingen is het de ervaring op zich die het meest problematisch is om te verklaren. Bij elke hap chocoladetaart lopen we over water. We kunnen het blijkbaar. Nu nog uitzoeken hoe we dat doen.

6. Onderzoek naar mindfulness en meditatie

door Henk Barendregt

Hoogleraar Grondslagen van de wiskunde en informatica aan de RU

met dank aan Stephen Whitmarsh

Tegenwoordig vormen mindfulness en meditatie een hype: er wordt over geschreven in een breed spectrum van tijdschriften, van Happinez via Scientific American tot en met vaktijdschriften voor neurowetenschappen. Wetenschappelijke boekwinkels, maar ook die voor spiritualiteit, tonen planken vol over het onderwerp. Mensen met een verschillende achtergrond en belangstelling leren het onderwerp zo kennen.

Dat kan ook goed, omdat meditatie geen geloof of ongeloof veronderstelt. Het beoefenen van meditatie is verder onafhankelijk van politieke voorkeur, wetenschappelijke houding, etnische afkomst, geslacht, intelligentie of strafblad. Meditatie komt onder andere uit de hindoeïstische yoga en werd essentieel uitgebreid in het boeddhisme. Ook in andere religieuze tradities komt het voor, zoals in het christendom en het soefisme. Ik beperk me hier voornamelijk tot de boeddhistische meditatie, omdat ik daar het meest bekend mee ben.

05-henkbarendregt

Meditatie is een mentale oefening die tot doel heeft vrede te vinden, vrede met je zelf, met je medemensen en met de wereld. Van deze drie vormen van vrede blijkt de eerste het moeilijkste te zijn en noodzakelijk voor de andere twee. De reden is dat wij graag van alles en nog wat willen beheersen. Dat dit in veel gevallen niet mogelijk is willen we meestal niet zien, maar dat is wel noodzakelijk voor de vrede met jezelf.

Er zijn twee basistechnieken in de meditatie. De eerste, concentratie- of rustmeditatie genoemd, is gericht op kalmte. Hierdoor ervaren de beoefenaars minder stress. De stress wordt onderdrukt door de concentratie en is zo tijdelijk uitgeschakeld, zolang als men de oefeningen blijft doen. Het gaat om de veranderingen in de zogenaamde ‘state’. Deze vorm van meditatie richt zich op het beheersen van lichaam en geest.

De tweede stroming, de inzichtmeditatie (vipassana, ook wel mindfulness-meditatie genoemd), bouwt voort op een beperkte vorm van concentratiemeditatie. Hierbij leert men stress of sterke verlangens onder ogen te zien zonder erop te hoeven reageren. Dat gebeurt door middel van de zogenaamde ‘mindfulness’ (opmerkzaamheid), waarbij men een emotie op afstand leert te houden. Deze afstand dient niet om die emotie te onderdrukken, maar juist om er zeer nabij te kunnen komen, zonder er in of er door meegesleurd te worden. Als men duidelijk ziet dat onze waarneming, ons denken en onze doelstellingen gekleurd zijn door het uiteindelijk onvervulbare verlangen de dingen te willen beheersen, dan stapt men onmiddellijk af van deze neigingen. Dit gebeurt pas als het inzicht rijp is, na voldoende oefening met deze vorm van meditatie. Dit oefenen gebeurt in de zogenaamde intensieve vipassana-retraites. In eerste instantie kan de door de beoefenaar gevoelde stress toenemen, omdat men leert aan te durven alles onder ogen te zien. Na verloop van tijd, wanneer men er stapje voor stapje in slaagt inzicht te krijgen in de essentiële onbeheersbaarheid van het leven en aandurft dit te accepteren (‘overgave’), komt het fundamentele inzicht. Dan haalt men de ‘giftige angel’ weg, die ons steeds maar weer tot de stress verleidt. Dit is dus een blijvende verandering (trade i.p.v. state).

Beide aspecten, concentratie en inzicht, komen voor bij de ontwikkeling van de beoefenaars in meerdere maar niet alle meditatietradities. Zo begint men in de Tibetaanse tradities de leerlingen onderricht te geven in concentratiemeditatie en pas daarna in inzichtmeditatie. In de vipassana-meditatie – komend uit Birma, Thailand en Sri Lanka, maar nu ook op veel plaatsen in het Westen serieus beoefend – ontwikkelt men concentratie en inzicht tegelijkertijd. Met inzicht kan men de concentratie gemakkelijker ontwikkelen. En concentratie blijkt tot op zekere hoogte nodig voor inzicht: men moet de mindfulness een tijdje vasthouden. Daarbij kan men evenals in de concentratiemeditatie prachtige vormen van bewustzijn ontwikkelen, maar de leerling leert dat deze tijdelijk zijn en er een nobeler doel is. zen meditatie (China, Korea en Japan) werkt voornamelijk met concentratie, maar op gegeven momenten komen er flitsen met fundamenteel inzicht (satori). Yoga en transcendente meditatie, van de onlangs overleden leraar Maharishi, werken – voor zover ik weet – alleen met concentratie.

Gebaseerd op een deel van de inzichtmeditatie is er ‘Mindfulness Based’-therapie ontwikkeld door John Kabat-Zinn. Deze wordt gegeven in twee op elkaar lijkende vormen: de Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) en de Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT). Deze therapievormen worden ook wel aangeduid met ‘Mindfulness’ zonder meer. Er is aangetoond dat deze therapievorm lijkt te werken voor het voorkomen van terugval tot depressie, met name wanneer men gevangen zit in een depressieve cyclus van piekerende gedachten. Dit is ook het geval voor een reeks psychosomatische aandoeningen, waaronder psoriasis.

Voor de concentratiemeditatie is er literatuur waarin aannemelijk gemaakt wordt dat het vermindering van stress oplevert. En omdat het bekend is dat langdurige stress het immuunsysteem verzwakt, heeft deze vorm van meditatie een heilzame werking. Ook wordt de veroudering van de hersenen mogelijk verminderd door zen meditatie. Voor inzichtmeditatie is aangetoond dat o.a. de immuunreactie en reactietijden van beoefenaars verbeterd worden.

Het neurofysiologische mechanisme dat ten grondslag ligt aan beide vormen van meditatie is nog niet goed onderzocht. In het Mind-Brain-Mindfulness project, een samenwerkingsverband tussen onderzoekers bij Psychiatrie, het F.C. Donders centrum en de Faculteit der Natuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit, is men op zoek hiernaar. Hypotheses (educated guesses) over de werking van meditatie zijn onder andere de volgende.

1. Aspecten van aandacht worden veroorzaakt door endorfines en vergelijkbare onderdrukkende neuromodulerende stoffen.

2. Opmerkzaamheid bestaat uit het kopiëren van neuronale activiteit (i.e. de waarneming en verwerking), waarbij de kopie ver weg ligt van het lymbische systeem (het reptielenbrein), bijvoorbeeld in de neocortex (typisch menselijke deel van het brein), zodat wel de volledige informatie ontvangen wordt, maar de bijbehorende effecten wegblijven.

3. Stress komt niet alleen uit de buitenwereld, maar heeft als voornaamste oorzaak dat we zoveel neuronen hebben (10 miljard) met nog veel en veel meer verbindingen ertussen, die in groepjes in hun eigen tempo vuren. Synchronisatie tussen deelverzamelingen van de neuronen vermindert de stress.

Het een en ander zal onderzocht worden door het testen van patiënten voor en na mindfulness-therapie en eveneens van meditatoren voor en na een intensieve retraite voor inzichtmeditatie. Een deel van deze vipassana-meditatoren volgt cursussen op het Han Fortmann Centrum (www.fortmanncentrum.nl), dat zich toe gaat leggen op mindfulness (meditatie, therapie en onderzoek).

Referenties

  • Davidson, R. J., J. Kabat-Zinn, J. Schumacher, M. Rosenkranz, D. Muller, S. F. Santorelli, F. Urbanowski, A. Harrington, K. Bonus and J. F. Sheridan [2003]. Alterations in brain and immune function produced by mindfulness meditation, Psychosomatic Medicine 65(4), pp. 564–570.

  • Grossman, P., L. Niemann, S. Schmidt and H. Walach [2004]. Mindfulness-based stress reduction and health benefits. a meta-analysis, Journal Psychosomatic Research 57(1), pp. 35–43.

  • Kabat-Zinn, J. [2003]. Mindfulness-Based Interventions in Context: Past, Present and Future, Clinical Psychology, Science and Practice 10(2), pp. 144–156.

  • Miller, G.E., S. Cohen, S. Pressman, A. Barkin, B.S. Rabin and J.J. Treanor [2004]. Psychological stress and antibody response to influenza vaccination: when is the critical period for stress, and how does it get inside the body?, Psychoso-matic Medicine 66(2), pp. 215–223.

  • Pagnoni, Giuseppe and Milos Cekica [2007]. Neurobiology of aging, Neurobiology of Aging 28(10), pp. 1623–1627.

  • Segal, Z.V., J.D. Teasdale and J.M.G.Williams [2002]. Mindfulness-Based Cognitive Therapy, The Guilford Press.

  • Slagter, Heleen A., Antoine Lutz, Lawrence L. Greischar, Andrew D. Francis, Sander Nieuwenhuis, James M. Davis and Richard J. Davidson [2007]. Mental training affects distribution of limited brain resources, PLoS Biology 5(6), p. e138.

  • Teasdale, J.D., Z.V. Segal, J.M.G. Williams and et al. [2000]. Prevention of relapse/ recurrence in major depression by mindfulness-based cognitive therapy, Journal of Consulting and Clinical Psychology 68, pp. 615–623.

  • Wallace, R.K., H. Benson and A.F. Wilson [1971]. A wakeful hypometabolic physiologic state, Am. J. Physiol. 221, pp. 795–799.

7. De kracht van aandacht

Interview met Johan Tinge, andragoog, (gezondheids)pyscholoog en mindfulness trainer

Door Steven Teerenstra

Drs. Johan Tinge beoefent sinds 1981 vipassana-meditatie. In de aandachttraining van Kabat-Zinn vond hij een manier om zijn werk als psycholoog en leraar vipassana-meditatie te integreren. Sinds 1996 geeft hij mindfulnesstrainingen en de opleiding tot mindfulnesstrainer. In 2005 richtte hij het Instituut voor Mindfulness op.

Wat is mindfulness?

Mindfulness heeft zijn wortels deels in het boeddhisme, deels in het hindoeïsme en deels in de westerse volwasseneneducatie. De technieken komen uit de oosterse bewustzijnstradities (meditatievormen), maar de culturele en religieuze opmaak is eruit. Eigenlijk is mindfulness een manier van leven, zonder dat je de aannames en het gedachtegoed van het boeddhisme hoeft over te nemen.

Een aantal essentiële thema’s die ook in het boeddhisme bekend zijn komen aan bod, zonder dat ze als dogma’s gebruikt worden. Het thema dat de dingen veranderen: je hoeft maar 1 minuut je ogen te sluiten en je merkt hoe de dingen veranderen. Het feit dat je de dingen niet kunt vasthouden, dat ze niet van jou zijn, dat je er niet de controle over hebt en dat dit voor mensen een bron van lijden is.

Aan de andere kant, pijn is een gegeven… lijden is een optie. Niet dat het vaak een keus is, maar lijden is eigenlijk een reactie op iets wat is, wat we vaak niet willen. Iets wat we willen maar niet hebben.

Het woord mildheid komt in mijn trainingen regelmatig voor, want een van de thema’s waar mensen mee worstelen is dat ze vaak streng zijn naar zichzelf of veroordelend. Niet dat zoiets meteen kan veranderen, maar de vraag is: hoe verhoud jij je tot dat wat je ervaart? Is een veroordelende houding, ook op de lange termijn, een ondersteunende manier om met jezelf en de dingen om te gaan? Of is dat niet zo? Kun je je voorstellen dat mild zijn naar wat je zelf ervaart en mild zijn naar anderen een houding is die ook op langere termijn meer ondersteunend is voor jezelf, voor je gezondheid en voor je welbevinden?

Wat is de rol van meditatie in mindfulness?

Alle valkuilen die in jezelf zijn, kom je in meditatie tegen. Dat is natuurlijk ook het doel van de meditatie, omdat het vervolgens gelegenheid biedt om te leren: “Hoe ga ik daarmee werken? Hoe kan ik me daartoe verhouden? Hoe kan ik leren hier op een andere manier bij aanwezig te zijn?” Bij mindfulness proberen we in milde open aandacht aanwezig te zijn bij wat er gebeurt: wend je hoofd niet af; blijf kijken naar de plek waar het zeer doet, daar waar de (innerlijke) wond zit. Naarmate we daar ook bij aanwezig kunnen blijven, komt het licht binnen in ons. Dat wil zeggen dat we daar ook inzicht in kunnen krijgen. Doordat we iets niet willen veranderen, maar aanwezig kunnen blijven, creëren we een situatie waarin iets kan veranderen.

De paradox is eigenlijk: zodra je wilt dat iets verandert, verandert het niet; op het moment dat je je openstelt voor wat nu is, verandert het. Wat er verandert… dat weten we niet, dat zien we op het moment dat we zitten en aanwezig zijn. Vaak is het onze houding. In die zin gaat meditatie ook over zuiveren. En dat is ook de kracht van aandacht.

Hoe komt het dat mindfulness of meer algemeen ‘bewustwording’ nu zo in is?

Op de een of andere manier voelt het of de tijd er rijp voor is. Toen ik 10 jaar geleden ermee ben begonnen was het niet zo, maar nu wordt er zelfs in de damesbladen zoals Magriet en Libelle over geschreven, dus dan weet je dat het mainstream is. De aanzet is gegeven door Kabat-Zinn in de jaren zeventig met zijn mindfulness-based stress reduction programma (MBSR), maar ik denk dat de ontwikkeling van de MBCT, de mindfulness-based cognitive therapy door Segal,Williams en Teasdale, een belangrijke invloed heeft gehad. Die hadden daarmee baanbrekende resultaten bij het voorkomen van terugval bij depressie, waardoor een groot deel van de cognitieve gedragtherapeuten die in mainstream gezondheidszorg werken, het begonnen te gebruiken als een deel van gedragstherapie.

Aan de andere kant is het eigenlijk al vanaf de jaren '80 een beweging richting meer bewustzijn. Als je in een stad als Nijmegen kijkt wat voor mogelijkheden er allemaal zijn om jezelf te ontwikkelen en met bewustzijn bezig te zijn, dan zijn dat er legio. Bijvoorbeeld boeddhistische meditatie, yoga, dingen uit het hindoeïsme en new age en ook allerlei lichaamswerkachtige dingen als T’ai Chi, Chi Kung, wat allemaal een deel van diezelfde familie is. Het lijkt haast alsof het toeneemt naarmate de stroom naar de kerken afneemt. Dat laatste kan ik niet hardmaken: dat is een gevoel dat ik heb.

Waarom is die beweging richting meer bewustzijn er, denk je?

Kijk maar eens naar de redenen waarom we beiden zijn gaan studeren…Ik ben andragogie gaan doen, ook omdat ik meer over mezelf wilde leren. Ik zat een beetje vast in mezelf en ben toen gaan zoeken: van meditatie tot lichaamswerk; ik zou haast zeggen: noem het op en ik heb het gedaan. Dat zoeken zie ik bij andere mensen ook: de behoefte om te leren over jezelf en niet aan de oppervlakte te blijven. In de cursussen die ik geef, zie ik vaak dat naarmate mensen rond hun 35 - 45ste levensjaar komen, ze weer met thema’s van vroeger worden geconfronteerd. De vraag voor mensen is dan: “Hoe kan ik leren om daar op een andere manier mee om te gaan?” Vroeger was de automatische weg dat je naar de kerk ging, maar dat lijkt nu minder logisch te worden. Wat ik daarvan hoor is dat mensen zich nog wel thuis voelen in geloof, maar niet meer in het instituut kerk.

Aan de andere kant zie ik ook steeds meer predikanten die aan het mediteren slaan en de persoonlijke ervaringen die ze in meditatie opdoen, gebruiken in het geven van hun preek op de kansel. Wat uiteraard niet betekent dat ze het gaan hebben over boeddhisme of iets anders. In een preek gaat het niet alleen over kennis, maar ook over het overbrengen van een geloofsboodschap en die boodschap is vaak ook een ervaringsboodschap. Dan helpt het als je kunt spreken uit persoonlijke ervaring.

Die geloofsboodschap gaat namelijk vaak over een manier van leven, maar hoe leer je dat? Hoe kom je van hier naar daar? In elk geval in (boeddhistische) mindfulness meditatie wordt daar heel concreet aandacht aan geschonken. Dat is vaak wat ik hoor dat mensen in de kerk missen.

Gaan mensen zich pas met bewustwording bezighouden in de fase van zelfontplooiing, d.w.z. pas nadat aan basalere behoeftes voldaan is?

Op het moment dat je geen brood op de plank hebt, kan ik me voorstellen dat je minder ruimte hebt of neemt om je te verdiepen, om je met de zoektocht naar jezelf, met heling, groei, ontwikkeling of zelfkennis bezig te houden. In die zin past bewustwording bij de zelfontplooiing uit de piramide van Maslow. Aan de andere kant is het soms ook anders: op het moment dat mensen ziek worden of een burn-out krijgen, angst hebben of depressie krijgen dan is de nood soms groot om aan de bel te trekken. Dat is wat ik óók zie, dat mensen naar de aandachttraining komen, niet zozeer uit de behoefte tot persoonlijk groei, maar omdat de nood hoog is in de zin van “ik moet hier iets mee doen”. Vaak hebben die mensen al een hele gang door de reguliere en complementaire zorg gehad, en zijn hun eigen mogelijkheden om ermee te werken uitgeput. Ik zou niet weten waar je dàt in de piramide van Maslow zou moeten plaatsen.

Zie voor meer informatie:

8. Bewustzijn is een vreemde gewaarwording

Door Judith Soons

OIO Sociale Demografie

Ik zit op mijn werk, een heel normale situatie op een normale dag. Echter, nu pas word ik mij bewust van mijn bewustzijn. Ik ben moe en duf. Om mij heen is het stil; enkel zacht toetsengetik bereikt mijn oren. Ik heb niet het idee dat ik deel uitmaak van die wereld eromheen, ondanks dat ik met mensen praat en zelf aan het typen ben.

Het lijkt wel een soort droomwereld. Dadelijk vliegt een collega ineens door mijn kamer en dan zou ik niet eens vreemd opkijken. Ik kan op mijn bureau gaan staan en vals een liedje gaan zingen. Straks word ik wel weer wakker en dan blijkt dat er gelukkig niets is gebeurd. Het is net alsof ik niet helemaal in de normale wereld ben. Maar ik weet ook dat ik niet droom. Ik ben vanmorgen opgestaan en heb zelfs al de nodige koppen koffie op, om maar een beetje wakker te worden. Dat lukt helaas niet. Ik blijf het gevoel houden dat mijn bewustzijn anders is dan anders. Normaal, als ik niet zo duf ben, heb ik niet door dat ik bij mijn volle bewustzijn ben. Dan bèn ik gewoon aanwezig. Dan draai ik gewoon mee in de wereld, zonder me daarvan bewust te zijn. Pas als het anders is, merk je hoe het normaal is.

Andersom heb ik ook wel eens het gevoel juist dichter bij de echte wereld te staan, bijvoorbeeld als ik jarig ben of op de eerste lentedag. Ik ben me meer bewust van de mensenmassa's die naar de trein lopen, van de mooie dikke wolken boven het station, van het getingel van de tram, de blikken van voorbijgangers. Het lijkt alsof ik meer waarneem dan normaal, alsof mijn bewustzijn vergroot is. Ik weet natuurlijk niet of dat echt zo is. Ik weet ook niet wat een vergroot bewustzijn precies wil zeggen. Misschien betekent het dat je meer waarneemt, maar het kan ook betekenen dat je intenser waarneemt, bijvoorbeeld, omdat je zintuigen intenser worden geprikkeld. Dat is in ieder geval het effect dat drugsgebruikers beschrijven.

Of je meer waarneemt zou ik uit kunnen testen door iemand te laten vragen wat ik heb gezien. Welke kleur jas had die fietser die zo vlak voor je overstak of: hoeveel auto’s zijn je gepasseerd? Ik vermoed dat ik, en vele anderen met mij, deze vragen verbazingwekkend slecht zouden beantwoorden. Dat blijkt trouwens ook uit onderzoek: mensen zijn zich vaak niet bewust van hun waarnemingen. Bijvoorbeeld: een meisje wordt aantrekkelijker gevonden als ze vaker in de collegezaal aanwezig was. Hiervoor maakte het niet uit of de proefpersoon haar had opgemerkt of niet. Het zou best kunnen dat als je die persoon gevraagd had of hij het meisje kende, hij deze vraag ontkennend zou beantwoorden. Bewust heeft hij haar blijkbaar niet waargenomen, maar onbewust kennelijk wel. Waarnemingen zijn ook vaak onbewust vertekend door suggestieve opmerkingen van anderen. Stel: er is een ongeluk gebeurd en de politie vraagt je achteraf wat er gebeurd is. Wanneer de agent vraagt hoe hard de auto aan kwam racen, schat men de snelheid van die auto hoger in dan wanneer de agent vraagt hoe hard de auto aan kwam rijden. Maar men is zich er niet van bewust dat de vraagstelling de herinnering beïnvloed heeft.

Het eerste onderzoek toont aan dat we onbewust meer waarnemen en meer onthouden dan waar we ons bewust van zijn. Dat is in ieder geval de assumptie waar hypnotiseurs vanuit gaan. Onder hypnose zou iemand zich misschien wel kunnen herinneren dat hij het meisje in de collegezaal al eerder gezien heeft. Of herinneringen die onder hypnose opgehaald worden, altijd waarheidsgetrouw zijn, wordt betwist. Sommigen beweren dat een hypnotiseur gemakkelijk de herinnering kan verdraaien van de persoon onder hypnose. Psychologische onderzoeken hebben al aangetoond dat je met subtiele signalen iemand anders kunt beïnvloeden. Het is een eng idee. Er zijn experimenten gedaan waarbij mensen subliminaal beïnvloed werden; er werden signalen gegeven die je niet bewust waar kunt nemen, maar wel onbewust. Mensen bleken bijvoorbeeld iemand negatiever te beoordelen als er na het laten zien van de foto van deze persoon, een flits verscheen met een beeld dat negatieve gevoelens opriep. Dit beeld werd zo kort gepresenteerd dat men het beeld niet bewust waar kon nemen.[5] Deze techniek is ook voor reclamemogelijkheden uitgetest. Bijvoorbeeld om mensen aan het drinken van bier en frisdrank te krijgen. Gelukkig mogen dit soort technieken niet in reclames gebruikt worden. Bovendien blijkt dat er aan bepaalde condities voldaan moeten worden voordat de subliminale techniek werkt. Mensen moeten bijvoorbeeld eerst dorst hebben, voordat een beeld van een biertje leidt tot het pakken van een biertje.[6]

Dat we onbewust veel meer waarnemen dan bewust, zou misschien een aantal van die mentalistenacts kunnen verklaren, waar iedereen vol verbazing naar kijkt in de Uri Geller show. Het lijkt erop dat die mentalisten bewust informatiekanalen gebruiken, die andere mensen niet bewust waarnemen. Misschien leidt deze show er toe dat mensen zichzelf gaan trainen om dit ook te kunnen. Als dat zou lukken, zou dat een enorme verschuiving in de maatschappij teweeg brengen, vergelijkbaar met de opkomst van de taal. Er zou op heel andere manieren en op een heel ander niveau gecommuniceerd kunnen worden, waarbij meer ingespeeld wordt op subtiele signalen. Mensen die deze signalen niet oppikken, zouden buiten de boot vallen. Ik weet niet of het een goede ontwikkeling zou zijn als iedereen gebruik kon maken van informatiekanalen die nu nog grotendeels onbewust gebruikt worden. Dat belemmert de privacy van het denken toch behoorlijk. Anderzijds gebruiken we deze kanalen nu ook al, alleen hebben we er geen controle over, omdat we ons er niet bewust van zijn welke informatie we van anderen krijgen en welke informatie we zelf doorgeven. Voorlopig zullen deze onbewuste informatiekanalen echter nog een stukje relatief onontgonnen bewustzijn blijven. Dat is ook wel mooi; zo blijft er nog iets over om te ontdekken in mijn hoofd. En op deze manier kan ik me af en toe nog verbazen over mijn eigen bewustzijn.

9. Bewust zijn van het onvoorstelbare

door Joop Mertens

Gepensioneerd bioloog

Vanaf het moment dat ik deze aardbol binnen gekomen ben, ben ik begonnen me bewust te worden van de wereld om me heen.

Ik ontdek voortdurend dat de objecten buiten mij op een min of meer voorspelbare manier op elkaar reageren en voel me veiliger naarmate die voorspelbaarheid groter is. Wie is die ik, die deze aardbol binnen gekomen is? Binnen gekomen van elders? Of is die ik het bewustzijn dat in dit brok biomassa ontwaakt is?

Van nature ben ik geneigd mijn bewustzijn omtrent de voorspelbare omgeving te vergroten. Dat is in wezen kenmerkend voor alle levensvormen, omdat hun voortbestaan afhankelijk is van het anticiperen op gebeurtenissen in de omgeving. Je zou je daartoe kunnen beperken en dan waarschijnlijk een redelijke kans maken na verloop van tijd een natuurlijke dood te sterven. Maar waarom zou ik bij voorbaat uitsluiten dat er mogelijk meer is tussen hemel en aarde dan alleen datgene wat ik kan zien en meten en waarmee ik kan experimenteren en waarvan ik vast kan stellen dat wanneer ik dit doe er een zus-en-zo grote kans is dat er dan dat gebeurt? Ik zou ervoor kunnen kiezen de wereld waarin ik leef te beperken tot datgene wat object van natuurwetenschappelijk onderzoek kan zijn. Maar daar kies ik niet meer voor.

Lang geleden, het zal zo'n 20 jaar geleden zijn en dat vind ik best al lang geleden, vond ik een foldertje waarin een studieweek over

de donkere nacht” van de mysticus Johannes van het Kruis aangekondigd werd. Tot op dat moment had ik niets met mystiek. Integendeel, alleen al bij het horen van dat woord voelde ik een soort irritatie opkomen en ik associeerde het met “opgeklopt religieus gedoe” of zoiets. Nu voelde ik echter een sterke aandrang om me in te schrijven en tot mijn stomme verbazing deed ik dat nog ook. In de weken daarop heb ik tegen menigeen mijn verbazing daarover uitgesproken.

Nogal sceptisch begon ik aan die studieweek, maar raakte spoedig zó geboeid door wat ik hoorde, dat ik na afloop een tent en kampeerspullen in de auto gooide omdat ik meteen naar de plek wilde waar Johannes van het Kruis in de middeleeuwen de donkere nacht geschreven had.

Die plek was een kerker in een klooster van de Karmelieten in Toledo.

Op de avond van de eerste dag vond ik een camping à la ferme ergens in de Alpen. Ik was er helemaal alleen en het was een heerlijke plek, zó heerlijk dat ik geen zin meer had om verder te gaan. Maar toen ging het regenen en de camping veranderde in een drabbig weiland.

Ik ging verder, kwam in de Pyreneeën, vond daar weer een heerlijk plekje en ik zou daar wel hebben willen blijven... als het niet was gaan regenen. Ik werd steeds verder gedreven.

Een eind ten zuiden van de Pyreneeën vond ik een camping. Niet echt een geweldige plek, maar ik kwam daar in contact met een joods echtpaar waar ik goede gesprekken mee had. Op een gegeven moment vertelde ik hen waar ik eigenlijk naar op weg was en zij reageerden daarop zó aanmoedigend, dat ik direct verder trok.

Laat in de avond kwam ik aan bij Toledo. Een indrukwekkend mooie middeleeuwse stad boven op een berg aan de oever van de Taag. Ik ging nog diezelfde avond op zoek naar het klooster, maar vond niets. De volgende ochtend ging ik weer door de stadspoort naar boven en zag een Spaanse non lopen. Die zou toch wel moeten weten waar het klooster van de Karmelieten was. Maar via haar aanwijzingen kwam ik alleen maar in een ‘Calle del Carmelites’ en vond daar geen klooster. Toen meende ik me vaag te herinneren dat ik buiten de stadspoort een soort VVV-kantoortje had gezien.

Tot mijn grote teleurstelling beweerde de dienstdoende man daar dat er géén klooster van de Karmelieten in Toledo zou zijn. Maar toen ik, met een sprankje wanhoop in mijn stem, met nadruk beweerde dat ik zéker wist dat in 1575 San Juan de la Cruz hier in Toledo in een klooster van de Karmelieten een gedicht had geschreven, veerde hij op alsof hij al weken op mijn komst had zitten wachten. Hij dook een soort bibliotheek in en kwam terug met een stadsplan van Toledo, omcirkelde een gebied vlak bij de stadsmuur (zie de pijl op het kaartje op p.18) en zei: “Daar, daar heeft een klooster gestaan, maar dat is door Napoleon verwoest. Neem deze kaart maar mee en zie maar wat je daar nog vindt.”

Op de aangegeven plek ging ik op de stadsmuur zitten en keek naar een pleintje omgeven door een aantal bouwsels, die mogelijk ooit samen deel uitgemaakt hadden van een groter geheel. Rechts van mij zag ik een ijzeren ladder die over de stadsmuur heen naar de Taag voerde. Ik besloot via die ladder naar beneden te gaan en om de stad heen langs de Taag terug te gaan naar de camping. Halverwege de afdaling keek ik nog een keer omhoog en zag toen dat er een paar meter onder de plek waar ik op de stadsmuur gezeten had een dichtgetimmerd raam zat. Naast dat raam was een steen ingemetseld met daarop de eerste strofe van de donkere nacht!

Wanneer ik aan die reis terugdenk, overvalt mij nu na al die jaren nog steeds, net als toen, het sterke gevoel, het aan zekerheid grenzende bewustzijn, dat mij geen andere keus gelaten werd. Voor mij staat het vast dat ik onontkoombaar die reis moest maken en dat is voor iemand die tot dan toe heel nuchter en rationeel naar de wereld gekeken heeft wel heel verwarrend.

Terug in Nijmegen sloot ik me aan bij een groepje mensen die samen mystieke teksten lazen. In dat jaar lazen we het dagboek van Dag Hammarskjöld, die van 7 april 1953 tot 17 september 1961 secretaris-generaal van de Verenigde Naties is geweest. Dat dagboek is na zijn dood uitgegeven onder de titel ‘Merkstenen’.

Als jonge man van 20 jaar schreef hij:

Verder word ik gedreven,

een onbekend land binnen.

De grond wordt harder,

de lucht meer prikkelend koud.

Aangeraakt door de wind

vanuit mijn onbekende doel

trillen de snaren

in verwachting.

Aldoor vragend

zal ik aangekomen zijn,

waar het leven wegklinkt -

een heldere eenvoudige toon

in de stilte.

Waardoor wordt hij verder gedreven?

Op verschillende plaatsen in zijn dagboek heeft hij het over “het ongehoorde”. Op 46-jarige leeftijd schreef hij:

Nu. Sinds ik de vrees overwonnen heb - voor de anderen, voor mezelf, voor de duisternis daaronder: aan de grens van het ongehoorde.

Hier eindigt het bekende. Maar van de overzijde vult iets mijn wezen met de mogelijkheid van haar oorsprong.[7]

Aan de grens van het ongehoorde eindigt het bekende…

Aan de grens van het ongehoorde vallen oorzaak en gevolg weg. De overzijde van het ongehoorde is dimensieloos. Geen tijd en ruimte meer. Voor ons stoffelijke schepsels is dat onvoorstelbaar omdat we vanaf onze geboorte alleen maar met een stoffelijke wereld en alle uitingen daarvan hebben kunnen kennismaken.

Bij mijn doop, zo wordt gezegd, werd mijn naam geschreven in de palm van Gods hand. Steeds meer word ik mij bewust dat wanneer ik dat écht geloof, God op datzelfde moment niet meer vrij is mij niet te kennen. Niet dat God die vrijheid niet zou kúnnen hebben, maar het één is gewoon niet meer het gevolg van het ander. Het is één en dezelfde volstrekt samenvallende gebeurtenis.

Mijn geloof tilt mij als het ware over de grens van het ongehoorde heen. En aangeraakt vanuit mijn onbekende doel trillen de snaren in verwachting…

10. Passage – overweging bij een gedicht

Op een reclamebord bij de mega-Albert Heyn op de Sint Jacobslaan staat dezer dagen een rennende jonge vrouw met in haar arm een baby geklemd die ze met haar vrije hand de fles geeft. LIVE FAST staat erop. Ik heb niet gezien voor welk product dit sprookjesachtige beeld reclame maakt. Hetzelfde motto ook prijkt op een grote foto van twee jonge mensen die het bed uit rennen. De Sint Jacobslaan dankt zijn naam aan zijn noord-zuid oriëntatie en een vergelegen einddoel: Compostella. Langs deze route gingen eertijds pelgrims op weg naar Noord-west Spanje, naar het veld onder de sterren:

Compostella, waar volgens de overlevering de apostel Jacobus zou zijn begraven. Het zandpad in Malden dat in het verlengde van het oorspronkelijke tracé van de Sint Jacobslaan ligt heet de Sint Jacobsweg, en in de benedenstad staat de Jacobskapel, waar vroeger de uit het noorden van Nederland doortrekkende pelgrims konden overnachten. LIVE FAST?

Eugene Ionesco, een Roemeen die als jongen naar Frankrijk verhuisde, schreef in 1950 en 1951 zijn eerste absurdistische toneelstukken: De Kale Zangeres en De Les. Twee eenakters die al decennialang, iedere avond, gespeeld worden in het kleine Theâtre de la Huchette in het Quartier Latin, de wijk boven de Sorbonne. De stereotypische dialogen in De Kale Zangeres zijn geïnspireerd door de zinnen uit een Assimil talencursus: verschillende personages heten Mr. of Mrs Smith en iedereen praat om niets te zeggen. Taal zonder mensen. Het effect van miscommunicatie en het ontbreken van bewustzijn wordt uitvergroot in de eenakter De Les, waarin een psychopathische huisleraar een privé-leerlinge intimideert. Als een bepaalde neiging eenmaal buiten het bewustzijn om tot handelen aanzet, is er geen houden meer aan. Voor de privé-leerlinge met fatale gevolgen.

Een van mijn geliefde muzieknummers is SIGN ‘O’ THE TIMES uit 1987 van (toen nog) Prince. Het raakt me telkens weer. Het start traag, wordt in een strak ritme gezongen, maar bij de woorden Times en Time, vertraagt Prince telkens, net als bij de uitroep "Oh WHY?"

Oh yeah · In France A Skinny Man Died Of A Big Disease With A Little Name · By Chance His Girlfriend Came Across The Needle And Soon She Did The Same ·At Home There Are Seventeen-Year-Old Boys · And Their Idea Of Fun Is Being In A Gang Called The Disciples · High On Crack And Totin’ A Machine Gun. Time, Time · Hurricane Annie Ripped The Ceiling Off A Church · And killed Everyone Inside· U Turn On The Telly And Every Other Story Is Tellin’ U Somebody Died · Sister Killed Her Baby Cuz She Couldn’t Afford 2 Feed It And · We’re Sending People 2 The Moon · In September My Cousin Tried Reefer 4 The Very First Time · Now He’s Doing Horse It’s June. Times. Times · It’s Silly, No? When A Rocket Ship Explodes And Everybody Still Wants 2 Fly · Some say A man Ain’t Happy Unless A Man Truly Dies · Oh Why Time, Time.· Baby make a speech, Star Wars Fly, Neighbours Just Shine It On · But If A Night Falls And A Bomb Falls · Will Anybody See The Dawn. Time. Time · It’s Silly, When A Rocket Blows And Everybody Still Wants 2 Fly · Some say Man Ain’t Happy Truly ‘Til Man Truly Dies · Oh Why, Oh Why, Sign ‘O’ the Times ·Time, Time · Sign ‘‘ the Times Mess With Your Mind, Hurry Before It’s 2 Late · Let’s Fall In Love, Get Married, Have A Baby · We’ll Call Him Nate ( If It’s A Boy) ·Time, Time ·Time, Time

Het lied neemt de luisteraar mee door dramatische en cynische tijdsbeelden – naar het licht. Het nummer dat erop volgt begint met vrolijke kindergeluiden en heet: PLAY IN THE SUNSHINE. De verwijzing naar de dood, tot twee maal toe, unless a man truly dies, doet mij denken aan het verhaal van de farizeeër Nicodemus, die in Johannes 3 van Jezus de voor hem zeer vreemde boodschap krijgt dat een mens opnieuw geboren moet worden. Uit zijn vragen blijkt zijn verbijstering, maar later (Johannes 7 en 19) wordt duidelijk dat hij begrepen heeft op welke innerlijke verandering Jezus doelde.

In het gedicht dat ik voor deze Passage uitkoos, contrasteren bewustzijn en vertraging met haast. Het gedicht komt uit het winternummer van 2006 van De tweede Ronde, een tijdschrift voor Nederland(e) en vertaald(e) proza en poëzie.

t Had ook iets anders kunnen zijn

Er viel een appel uit een kist.

Hij rolde over witte stenen

van het trottoir en stuitte tegen

de voeten van een jonge vrouw.

Ze bukte om hem op te rapen,

strekte haar arm en opende

haar hand, spreidde de slanke vingers,

zo langzaam, ze had alle tijd,

dat niemand keek, want iedereen

had blijkbaar haast om weg te komen.

Het was een lange, grijze straat,

alleen wat kleur van oude auto’s.

Ze greep de vrucht tenslotte en

begon hem met een zwarte shawl

te poetsen tot hij glom en straalde.

Zij heeft hem in een schaal gelegd,

voorzichtig, in het vensterlicht,

er naar gekeken en gedacht,

ik ben voor een detail gezwicht,

’t heeft mij geen tegenslag gebracht.

Nico Weber

Het gedicht begint als een sprookje. Er was eens… Er viel… Op een wit trottoir rolt een appel tegen de voeten van een vrouw. Ze stond er al, of liep er misschien, maar ze voelt het, ziet het. De lezer wordt bij iets kleins betrokken; zijn blik volgt de slow motion van de arm, de hand, de vingers. Poëtische taal kan ons boeien door nadruk te leggen op rijm, op klank, ritme. Of op beeldspraak. Niet in dit gedicht. Hier gaat het om het voelbaar maken van aandacht. De dichter roept een vrouw voor ons op met haar kalme gebaren. Je ziet haar bukken bij de appel, het gebaar maken om hem op te rapen. Ze kijkt vermoedelijk de straat in: de blik lijkt hier te verschuiven van de dichter naar de vrouw en weer terug: niemand keek, want iedereen had blijkbaar haast om weg te komen. Het was een lange, grijze straat, alleen wat kleur van oude auto’s. Een levende arm, een levende hand, een vrucht – tussen dode dingen, grijze huizen, oude auto’s. Dan volgt meer actie: Ze greep de vrucht tenslotte en begon hem met een zwarte shawl te poetsen tot hij glom en straalde. En terug naar rust: Ze heeft hem in een schaal gelegd, voorzichtig...

Het gedicht eindigt in een klein stilleven. Een vrouw kijkt naar een vrucht in een schaal. Wat ze ziet is het licht op de vrucht. Ze blikt nog even terug op haar impuls om iets van de straat op te rapen. De titel wijst erop dat het niet om de appel gaat. Het ging om het schenken van aandacht aan wat zich aan haar voordeed, wat hier letterlijk naar haar toerolde. Het werkwoord zwichten komt uit de zeilvaart en heeft betrekking op het oprollen of opbinden van touwen en zeilen bij sterke wind. Voor een detail te kunnen zwichten vraagt alertheid en gevoeligheid.

Gemma Pappot

11. Stream of conciousness

Bewustzijn, een begrip dat op allerlei niveaus van abstractie bekeken kan worden. Een begrip dat verder vaak gekoppeld wordt aan menselijkheid, iets wat ons onderscheidt van dieren, iets wat ons mensen echt bijzonder maakt.

Natuurlijk kan ik mij bewust zijn van mijn eigen lichaam, weten hoe het eruitziet en het herkennen. Maar ja, hoe veelzeggend is dit nou? Ik kan rustig diep filosofische gesprekken hebben over een scala aan onderwerpen of moeilijke wiskunde doen, zonder dat ik weet hoe ik er zelf uit zie. En een robotje maken dat zichzelf kan herkennen in een weerspiegeling is ook helemaal niet zo moeilijk.

Het lijkt er dus op dat jezelf kunnen herkennen eigenlijk weinig hoeft te zeggen over intellectuele vaardigheden, niet uniek menselijk is, en niet echt iets heel spectaculairs is.

Toch zijn de meeste mensen als je ze op straat iets vraagt over hun bewustzijn ervan overtuigd dat het iets bijzonders is, iets eigen aan hen. Het heeft iets van doen met hun identiteit; eraan tornen is bijna heiligschennis. Als iemand geopereerd wordt en er iets aan zijn of haar uiterlijk verandert, voelt dat raar aan, kijken mensen gek op. Het bewust zijn van ons eigen lichaam lijkt dus op de een of andere manier verweven met ons ik-beeld, onze identiteit. Als je dat zo bekijkt moet er toch echt iets bijzonders aan het bewustzijn zitten, maar puur het kunnen herkennen van jezelf was het niet.

Maar wat voor diepers ligt hier dan achter? Zijn we door God zo geschapen dat we in het ons toebedeelde lichaam moeten blijven? Hebben we een ziel die niet past in een andere vorm dan diegene die we hebben? Dan moeten we toch als maatschappij nog eens heel kritisch kijken naar plastische chirurgie en andere ingrepen, ingrepen die dan plotseling in strijd zijn met ons wezen.

Dit soort uitleg, daar geloof ik zelf niet in; we zijn niet voorbestemd om op een bepaalde manier een bepaald soort leven te leiden. Maar wat is het dan? Zijn wij als mensen gewoon niet in staat ons aan te passen als iets wat we altijd als constant zagen verandert? Dat lijkt mij toch een stuk waarschijnlijker. We kennen ons eigen uiterlijk goed, voelen het, zien het iedere keer dat we in de spiegel kijken. Op het moment dat dit plotseling verandert kan dit niet anders dan vreemd aanvoelen, net als wanneer je kamer plotseling anders ingericht en gekleurd zou zijn.

Ons uiterlijk is dus iets wat sterk verweven is met onze identiteit, met ons zelfbeeld. Toch lijkt dit nog niet een geheel antwoord op de eerder opgeroepen vragen wat betreft ons bewustzijn te geven. Dat diepere bewustzijn waar een knagend gevoel aan zit dat het iets bijzonders is, dat het ons onderscheidt. Is dit puur een ijdelheid in de mens, een soort hoop of geloof dat we bijzonder zijn, of zit hier meer achter? Is er een bepaalde eigenschap die we kunnen vinden die zo puur menselijk is, iets van ons bewustzijn dat we niet kunnen dupliceren? Wat zou dit dan kunnen zijn?

De diepgaande vraagstukken van de filosofie of de wiskunde waarover je kan nadenken hebben bewustzijn niet per se nodig. En natuurlijk zijn er ook nog al die mensen die met deze vraagstukken niks kunnen en toch wel degelijk bewustzijn menen te hebben. Het zat hem niet in de zelfherkenning, niet in de diepgaande denkpatronen. Waar zit het hem dan wel in?

Zit het dan misschien toch in de emoties, in die gevoelens waarvan vaak gezegd wordt dat ze ons zo menselijk maken. Die tot nog toe onverklaarbare reacties die per persoon zo verschillen, waarmee we anderen zo vaak identificeren. Is dat dan uiteindelijk waar het bewustzijn heengaat? Dat het niet iets is puur voor onszelf, maar dat het een manier is om een persoon te zien, om anderen te identificeren?

Tenminste duidelijk is dat er meer is dan enkel wat duidelijk te classificeren valt. De naam van dit stuk – de stream of conciousness, ofwel stroom van het bewustzijn – zegt het eigenlijk al. Er is iets met dat bewustzijn, iets wat geassocieerd wordt met onduidelijke creativiteit, meningen, en iets wat niet zomaar valt vast te leggen. Dat is misschien ook waarom die zichzelf herkennende computers geen bewustzijn hebben: er is niks mysterieus aan, we weten precies hoe het werkt.

Bij menselijk bewustzijn zit dat toch anders. Waar het precies vandaan komt, die creativiteit, die gedachtesprongen, dat weten we niet. Maar ergens zit het toch in ons, het bewustzijn, en die niet zomaar te classificeren dingen die we het onbewuste noemen. Die gedachten en creativiteit in mensen waarvan we de oorsprong niet precies kennen maar die toch ergens aan moeten ontspruiten. Die gedachtestappen die per mens zo verschillend zijn. Of dieren dat ook hebben weten we niet, maar volgens mij is de algemene opvatting van niet. Dat dit toch echt iets heel menselijks is, die gedachtesprongen, dat onbewuste. De creativiteit die schuilt onder alles wat we snappen, wat we rationeel bedenken.

Het bewustzijn is dus wat er aan gedachten bewust door ons hoofd spookt. Die sprongen in de geest waar we rustig en rationeel over nadenken.

Als je daar eens rustig, bewust over nadenkt, is het eigenlijk toch wel grappig. Mensen hebben het altijd over bewustzijn, over hoe zeldzaam dat is. Maar een computer kan dat ook prima; juist het onbewuste, datgene wat buiten het bewustzijn valt, is nog niet haalbaar. Die stappen die we niet snappen, die gedachtesprongen die we niet kunnen beredeneren of reproduceren. Dat is juist wat ons zo heel menselijk maakt. Dat wat in ons zit wat we niet snappen; dat wat er voor heeft gezorgd dat ik door puur mijn gedachten maar wat te laten varen zo'n geheel incoherent maar misschien toch interessant stuk heb geproduceerd.

Mijn oorspronkelijke vraag waarmee ik begon te denken is dus eigenlijk fout. Het moet niet gaan over het bewustzijn, dat wat we juist wel snappen en bewust doen. Veel interessanter is het onbewuste. Die gedachtestappen die we niet snappen, die we creativiteit noemen en die spontaan tevoorschijn komen. Dus misschien had het onderwerp van deze Proviand niet het bewustzijn, maar het onbewuste moeten zijn.

Jos

12. Citaat van de straat

Het eerst denk ik bij bewustzijn aan zwarte koffie, en scherp blijven.

Student politicologie, 24 jaar

Is er een scheiding tussen lichaam en geest? Wat is bewustzijn; hebben we dat überhaupt?

Student filosofie, 21 jaar

Iets beleven, dat valt me direct binnen bij bewustzijn.

Student rechten, 21 jaar

Bij bewustzijn denk ik heel rozig; ik ben me erg bewust geweest dat ik ‘anders’ ben.

Student wiskunde, 21 jaar

Bewustzijn is voor mij het waarnemen van mijzelf en de werkelijkheid.

Student biologie, 22 jaar

Wat je bewust doet blijkt volgens sommigen vooraf al onderbewust geregeld te zijn.

Student rechten, 19 jaar

Dat je bewust de dingen doet die je doet; bewustzijn van Allah is het allerbelangrijkste.

Student rechten, 26 jaar.

13. Tien van één met Joanneke Krämer

( bytes)

Joanneke Krämer (22) studeerde onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Zij werd, na ervaring in meerdere studentenbesturen, voorzitter van de Utrechtse studentenvakbond USF. Momenteel is zij vice-voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb).

1 Kun je een film, boek of muziekstuk noemen waarvan je zou willen dat iedereen het zou zien, lezen of horen?

Ik vind het belangrijk dat iedereen zijn eigen ding doet; niet iedereen hoeft één bepaald boek te lezen. Ik vind het zelf ook juist leuk om veel verschillende stijlen te beluisteren of te lezen.

2 In welk vakgebied zou je je nog verder willen verdiepen?

In mijn bestuurstijd heb ik een trainingsbureau opgezet en veel trainingen gegeven. Daarin heb ik mezelf echt gevonden. Ik zou nog wel vakken of cursussen willen volgen om me daar verder in te ontwikkelen.

3 In welke omgeving kom je het best tot je recht?

Een omgeving waar je de ruimte krijgt en zelfsturend kan zijn, maar waar wel genoeg mensen kritiek leveren, zodat je niet alles in je eentje beslist.

4 Mijn leven heeft een wending genomen toen...

... ik werd gevraagd om te solliciteren bij de USF. In het traject dat ik toen inzette heb ik ontzettend veel bijgeleerd over belangenbehartigen, samenwerken, conflicten oplossen en wat er ‘achter’ de praktijk van beleid zit.

Ook weet ik hierdoor dat ik verder wil in het onderwijsbeleid. Als ik door had gestudeerd had ik gewoon een doorstroommaster gedaan, nu ben ik er veel bewuster mee bezig.

5 Wat is de beste raad die je ooit gekregen hebt?

Doseren. Ik liep er vroeger tegenaan dat ik verhalen doorratelde en met name mijn moeder er helemaal gek van werd. Een docent onderwijskunde liet mij dit zelf analyseren en ‘doseren’ werd toen mijn codewoord. In dit geval rustig en niet alles tegelijk vertellen.

Daarnaast was ik op heel veel plekken actief en ook dan is doseren geen overbodige luxe. Mijn doses zijn nog steeds vrij groot, maar vooral ben ik mij er bewuster van. Ik zeg alleen nog maar ‘ja’ tegen dingen die ik écht leuk of belangrijk vind. Als niemand iets belangrijk of leuk vindt, dan wordt het niet gedaan; dat is ook niet erg.

6/7 Wat heeft de ideale universiteit dat Nederlandse universiteiten niet hebben?

Meer keuzevrijheid en voorlichting daarover, zeker in het eerste jaar.

Zo heeft mijn opleiding in het eerste jaar twee keuzevakken waar niemand van weet. Daardoor heb ik een vak gevolgd waar ik echt niet op zat te wachten, dat achteraf niet verplicht bleek te zijn.

8 Gelovig, atheïst of iets anders?

De beste beschrijving is misschien ‘ik geloof het allemaal wel’. Ik wil sowieso een goed leven leiden en dat hoeft voor mij niet voor een god te zijn.

9 De kerk...

...kan iets heel moois zijn en iets heel verschrikkelijks. Het geloof vind ik heel mooi. Er zijn heel veel mensen die daardoor veel goede dingen doen voor hun naasten. De kerk zou dat mogelijk moeten maken. Maar het is een samenstelling van mensen uit alle lagen van de bevolking die allemaal op hun eigen manier geloven, maar wel met één dominee, één kerkenraad en één kerkgebouw. Er is dan altijd wel iemand die dwarsligt. Soms denk ik: doe gewoon aardig tegen elkaar; je zit hier om je geloof te bedrijven, niet om elkaar af te maken.

10 Wat is het eerste dat bij je opkomt bij het thema ‘Bewustzijn’?

Dingen bespreekbaar maken. Wat je zegt hoort iedereen, maar wat je voelt en veel van hoe je communiceert is minder zichtbaar. Wil je dat bespreekbaar maken, dan moet je je daar bewust van zijn en het benoemen.

Polen geven Sprzężenie zwrotne en Noren Tilbakekobling.

In Spanje spreekt men over Realimentación

en de Russen noemen het Обратнаясвязь.

In Nederland heet het Terugkoppeling, al heeft men het vaker over Feedback.

Maar welke naam je er ook aan geeft, die van jou hebben we nodig!

Dus heb je opmerkingen, suggesties, irritaties of complimenten? (in welke taal dan ook)

Stuur die door naar Proviand@gmail.com, zodat we het blad nog beter kunnen maken.

[1]CT: computertomografie; NMR: nucleaire magne-tische resonantie; PET: positronemissietomografie

[2]Zie o.m. Steven Rose, Antonio Damasio, Francis Crick, Gerhard Roth

[3] De boom der kennis. Hoe wij de wereld door onze eigen waarneming creëren. 1984

[4] Hersenen en bewustzijn. 1964

[5] Krosnick, J.A., Betz, A. L., Jussim, L.J., & Lynn, A.R. (1992) Subliminal Conditioning of Attitudes. Personality and Social Psychology Bulletin, 18 (2), 152-162

[6] Strahan, E.J., Spencer, S.J., & Zanna, M.P. (2002) Subliminal priming and persuasion: Striking while the iron is hot. Journal of Experimental Social Psychology, 38 (6), 556-568

[7] Dag Hammarskjöld - Merkstenen p.61