Maria
![]() |
![]() |
SEDES SAPIENTIAE-BEELD IN DE STUDENTENKERK TE NUMEGEN
16e/17e eeuws of later
Populierehout
H. 125 cm.
HISTORIE
Het Sedes sapientiae-beeld in de Studentenkerk te Nijmegen werd op 13 september 1966 aangekocht door de toenmalige pastoor van de Studentenkerk H.P.J.M. van Waesberghe S.J. voor f 950,- van Mevr. T. van Haaren-Diepen uit Hintham. De heer J. van Haaren, die in februari 1990 is overleden, heeft tijdens een interview met de opstellers van dit rapport gezegd dat hij het beeld jaren geleden voor veel geld bij een kunsthandel in Florence had gekocht. Na de bouw van de nieuwe Studentenkerk te Nijmegen, waarbij de heer en mevrouw van Haaren-Diepen zich via een kennis betrokken voelden, heeft mevrouw van Haaren-Diepen, nog steeds woonachtig te Hintham, het beeld aan de Studentenkerk afgestaan.
ICONOGRAFIE
De Sedes sapientiae (Troon der Wijsheid) is een hiëratisch cultusbeeld, waarbij Maria, zittend op een troon, de zetel voor Christus vormt. De oorsprong van dit type ligt in de Byzantijnse Nikopoia (Brengster der overwinning); aanverwante thema's zijn De troon van Salomon en de Theotokos.
Als beeld komt de Sedes sapientiae in het Westen pas op in Frankrijk in de tweede helft van de 10e eeuw. In de daarop volgende twee eeuwen wordt het thema enorm populair in Frankrijk, Duitsland en Spanje. Vanaf de 13e eeuw wordt het Maria-type waarbij de genegenheid tussen moeder en kind de nadruk krijgt geleidelijk aan veel belangrijker en verdwijnt de typische Sedes sapientiae bijna geheel.
![]() |
![]() |
STILISTISCHE BESCHRIJVINGEN PLAATSBEPALING
In het Nijmeegse Maria-beeld is het frontale type van de Sedes sapientiae-beelden weergegeven. Dat wil zeggen dat Christus frontaal op de middenas van Maria is geplaatst. Maria heeft met haar rechterhand het Kind op zijn buik vast; haar linkerarm houdt zij gestrekt langs het lichaam.
Christus heeft de handen in een biddende houding voor de borst gevouwen.
Maria draagt een bovenkleed, een mantel en een van boven afgeplatte sluier. Het bovenkleed is zichtbaar bij de borst, schoot en linker onderarm en heeft een ronde halsopening. De mantel is om Maria's bovenlichaam en bovenarm geslagen, waardoor een V-vormige halsopening ontstaat en valt tot op de rechterpols van Maria en links tot de elleboog. Aan de onderzijde is hij ook over haar benen geslagen. Christus draagt een eenvoudig lang gewaad met een ronde halsopening.
Het bovendeel van Maria's mantel toont eenvoudige plooien die eerst parallellopen aan de V-vormige halsopening, maar die geleidelijk aan in horizontale plooien overgaan. Aan de onderzijde zien we twee U-vormige plooien met daaronder twee pijpplooien. Vanwege de slechte staat waarin het kind verkeert, kan men alleen met zekerheid de vertikale borstplooien onderscheiden.
Maria heeft een ovaal hoofd met starende ogen, een lange dunne neus en een samengeknepen mond. Onder de sluier is nog net sluik haar zichtbaar. Christus heeft dezelfde starende ogen en hetzelfde sluike haar als Maria. De rest van zijn gelaat is te beschadigd om er verdere uitspraken over te doen.
Een stilistische plaats- en tijdsaanduiding van het Sedes sapientiae-beeld in de Studentenkerk levert grote problemen op. Er is niets over dit beeld geschreven en wat historische achtergrond betreft blijft de kennis beperkt tot de eerder genoemde gegevens. Op het eerste gezicht lijkt het of het om een romaans beeld gaat, waarschijnlijk afkomstig uit Zuid-West Frankrijk of Noord-Spanje. Het is vergelijkbaar met een aantal Sedes sapientiae-beelden te vinden in het gebied rond de pyreneeën, vooral wat betreft de gestileerde vorm, de gelaatstrekken van Maria, de vorm en de versiering van de sluier en het sluike haar dat net zichtbaar is onder de sluier. Wij hebben enkele foto's van het beeld voorgelegd aan de staf van het museum te Solsona, Spanje. Hierbij verklaarde een van de conservatoren van het museum dat hem het type niet als vreemd voorkwam. Een definitieve uitspraak als zou het hier om een moderne kopie of vervalsing gaan durfde hij niet te doen.
Bij nadere bestudering van het beeld vallen er echter twee dingen op waardoor men toch sterk kan gaan twijfelen aan de romaanse afkomst. Opvallend aan het Sedes sapientiae-beeld van de studentenkerk is de enorme platheid van het beeld. Het wekt eerder de indruk van een reliëf dan van een vrijstaand, volplastisch beeld. Ook het Christuskind komt niet los van Maria. Deze reliëfachtige behandeling heeft geen equivalent in de ons bekende groep omaanse Sedes sapientiae-beelden. Er bestaan wel enkele Spaanse Sedes sapientiae-beelden die in centimeters even ondiep zijn, maar deze maken desondanks toch altijd een veel plastischer indruk. Een goed voorbeeld hiervan is het beeld nr. 275 van het Museu Diocesa i Comarcal te Solsona.
Een tweede punt, dat nog grotere twijfels oproept, is de houding van Christus' handen. Het gebaar van voor de borst gevouwen handen lijkt een typisch 19 e-eeuws gebaar; het is onbekend bij originele romaanse Sedes sapientiae-beelden. Ook de boven aangehaalde conservator kon niet expliciet een origineel romaans beeld van dit type noemen.
Een moderne datering lijkt ons, vanwege de genoemde stilistische argumenten, zeker niet uit te sluiten. Als het inderdaad om een moderne "vervalsing" (?) zou gaan, blijft het daarentegen vreemd dat men zoveel moeite heeft gedaan om het beeld er zo toegetakeld ("oud") uit te laten zien.
![]() |
TECHNISCHE BESCHRIJVING
Het nogal grof gesneden beeld is gemaakt van één stuk populierehout (populus tremula) en heeft de volgende maten: hoogte 125 cm.: breedte 28 cm. en diepte 13 cm. De achterzijde is plat en onbewerkt gebleven. Aan de onderzijde zijn sporen van een in 1988 uitgevoerd houtonderzoek zichtbaar. De toestand van het Sedes sapientiae-beeld is slecht: de verf bladdert sterk af ten gevolge van uitdroging (zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de hete lucht van de verwarming waarbij het staat), het hout is zwaar aangetast door houtworm en er is sprake van een aantal scheuren. Op de volgende plaatsen is het beeld door houtworm aangetast: bovenaan de sluier en links op het voorhoofd van Maria, op Maria's neus, handen, voeten en op haar mantel (vooral langs de zijkanten en op de plooien). Verder op de hele sokkel, op Christus' voorhoofd en de haren daarboven, op Zijn neus, kin, mond, handen, onderarmen en tenslotte aan de onderzijde van zijn gewaad en zijn voeten. Verder is de gehele bovenzijde weggevreten door houtworm, wat ook geldt voor enkele plekken aan de achterkant. Er heeft in het verleden een behandeling tegen houtworm plaatsgevonden, maar op de benen van Christus en Maria's rechterpols zijn weer nieuwe plekken met verse houtworm zichtbaar.
Naast een aantal haarscheuren vertoont het beeld twee opvallende barsten: een vanaf de linkerschouder van Christus tot aan de sokkel (80 cm. lang en op sommige plaatsen zelfs 3 cm. diep) en een rechts op het voorhoofd van Maria (9 cm. lang en 1,5 cm. diep).
De polychromie is dik opgebracht en bestaat veelal uit één verflaag op een witte plamuurlaag. De polychromie is echter op een groot aantal plaatsen zo beschadigd dat de plamuurlaag en zelfs het hout zichtbaar zijn. Maria's gewaad is rood met goudkleurige zomen, een reeks stippen in dezelfde kleur er langs "en een goudkleurig ornament op de borst: bestaand uit een cirkel met een stip erin. Vooral op de zomen is de goudverf zo slordig opgebracht dat de onderliggende kleur rood duidelijk te zien is. De mantel van Maria is blauw met een groene gloed, waarbij er waarschijnlijk sprake is van het gebruik van twee kleuren over elkaar, aangezien er zich in de blauwgroene kleur plekjes bevinden die alleen groen zijn. De mantel bezit evenals het bovenkleed goudkleurige zomen, nu echter met een reeks kruisjes erboven geplaatst, waarbij ook hier de goudverf slordig is opgebracht op de onderliggende blauwe kleur. De voering is lichtblauw / lichtgroen van kleur. De sluier die Maria draagt is aan de binnenzijde effen lichtblauw/lichtgroen en aan de buitenzijde gestreept: eerst een rode baan versierd met goudkleurige kruisjes, dan afwisselend dikke en dunne banen in lichtblauw/lichtgroen en blauwgroen. Bovenaan de sluier is de verf op een witte plamuurlaag aangebracht, onderaan de sluier echter rechtstreeks op het hout. De lichtgroene/lichtblauwe verf bovenop de sluier is direct op het zwaar door houtworm aangetaste hout gesmeerd.
Het Christuskind is gekleed in een rood gewaad met gouden zomen en stippen, op een onderliggende rode kleur, er langs. Het kleed is, zoals bij zijn voeten te zien, donkerblauw gevoerd. Het inkarnaat van Maria maakt een vlekkerige indruk door de aanwezigheid van kleurnuances en hoogteverschillen. De hoogteverschillen zijn het gevolg van beschadigingen van de verflaag, met als gevolg dat de plamuurlaag en het hout zichtbaar zijn geworden. Op sommige plaatsen schemert er een bruine tint op het bleek inkarnaat, dat bij de hals, voorhoofd en vingers juist weer geelachtig aandoet en soms groenachtig. Op de kin van Maria bevinden zich schuursporen en ligt de verf direct op het hout. Haar mond is rood, haar haren, wenkbrauwen en ogen zijn zwart. Op de duim en wijsvinger van de rechterhand vindt men de aanduiding van nagelriemen, in lila uitgevoerd. Het inkarnaat van Christus is bleek en heeft hier en daar een bruinachtige tint. Aan de haargrens en in de hals ziet men sporen van groene verf. De lippen zijn rood aangezet; zijn haren, wenkbrauwen en ogen zijn zwart. De linkerwenkbrauw is rechtstreeks op het hout aangebracht.
![]() |
![]() |
ADDENDUM
In juli 1990 heeft het genoemde C-14 onderzoek (betaald door de studentenparochie) in het Centrum te Groningen plaats gevonden. Het resultaat leverde twee antwoorden op, namelijk 1522-1564 en 1630-1648. Het probleem van twee antwoorden blijkt in de periode na 1500 na Chr. vaker voor te komen vanwege wijzigingen in het C-14 gehalte in de atmosfeer. Een verder onderzoek naar de verfresten zou mogelijk nog nadere gegevens kunnen opleveren. Nu het duidelijk is geworden dat we hier niet te doen hebben met een middeleeuws beeld, gaat het mogelijk om een 16.- of 17.- eeuws beeld dat een volkse voortzetting van een ouder type is, dan wel om een moderne vervalsing waarbij gebruik is gemaakt van oud hout. In het laatste geval blijft het vreemd, zoals reeds eerder gezegd, dat zoveel moeite is gedaan om het beeld er zo toegetakeld te laten uitzien.
bron:
Laatmiddeleeuwse houtsculptuur en polychromie in Nederland
Doctoraalprojectgroep 1988-1989 onder leiding van Dr. H. Tummers (P. Beekhuijzcn, L Beerkens, L. Buijnsters-Smets, C.-J. Frank, E. de Geest, C. van Heijst, M. Linders, E. Meijer, B. Planken-Bierlee, E. van Raay, A Van Veenendaal, K. Verheij) Redactie: L. Beerkens, L. Buijnsters-Smets, H. Tummers, K. Verheij
Kunsthistorisch Instituut Nijmegen 1990