Oefenen in sterven
Oefenen in sterven als weg naar een humaner samenleven
De zorgverlening is onbeheersbaar aan het worden. Haar kosten groeien gestaag en er is een tekort aan geschoold personeel en mantelzorgers. Uiteraard heeft dit zijn weerslag op andere wezenlijke voorzieningen. Een belangrijke rol in dit groeiproces speelt het uitstel van de dood als gevolg van medische ontwikkelingen. De daardoor ontstane illusie dat het leven maakbaar is, heeft het zicht op sterven en dood grotendeels op de achtergrond gedrongen. Echter de uit de pan rijzende kosten dwingen de mens de angst voor de dood onder ogen te blijven zien. De consequentie hiervan voor de samenleving is dat ze humaner zal worden.
Mensen hebben een beperkte levensduur, zij zijn als kaarsvlammen in de tocht. Geen mens kan immers met zekerheid zeggen dat hij vandaag niet dood gaat. Vanaf de vroegste tijden is nagedacht over dit gegeven en de betekenis hiervan voor het eigen leven. Tevens zijn methodes ontwikkeld om de dood tegemoet te treden. Het overdenken van en mediteren op sterven en dood werd toen gezien als een wezenlijk element van het menselijk bestaan. Dit denken is ook nu nog steeds van grote waarde.
De filosofie in de klassieke oudheid kan niet los gezien worden van deze overdenking. Een mens die zich echt met filosofie bezighoudt oefent zich in sterven en de dood jaagt geen mens zo weinig angst aan als hem, zo meende onder meer Socrates. Dit filosofisch denken beïnvloedde sterk het christendom dat diverse methodes ter overdenking van en meditatie op sterven en dood ontwikkelde. Deze methodes staan bekend onder namen als Meditatio mortis en Ars moriendi en zijn gebaseerd op een christelijk visie op het leven.
Niet-westerse culturen hebben eveneens de overdenking van en meditatie op sterven en dood gesystematiseerd. Uiteraard staan in de door hen ontwikkelde methodes de levensbeschouwelijke visies van betreffende culturen centraal. Tegenwoordig verheugt een aantal van hun meditatietechnieken zich in een zekere belangstelling. Echter ze zijn ontdaan van hun levensbeschouwelijke visie.
De overdenking en meditatie op sterven en dood is sterk op de achtergrond geraakt in de huidige westerse cultuur. Zo gebeurt het onontkoombare sterven met bijbehorend einde zoveel mogelijk in het verborgene. Het is een storend voorval geworden, en niet langer een natuurlijk proces. Integendeel, het natuurlijke proces moet zo lang mogelijk uitgesteld worden. Iedere mogelijkheid wordt daartoe aangewend zonder acht te slaan op de kwaliteit van leven en de consequenties voor familieleden en andere dierbaren. Ook valt op de verplaatsing van de belangstelling voor de eigen dood naar die van een dikwijls onbekende ander. Dat uit zich in bloemleggingen, stille tochten en handgeklap langs de route van de lijkwagen. De dood van betreffende wordt dikwijls ontkend door deze persoonlijk aan te spreken of te schrijven. Kortom, de huidige cultuur weet zich geen raad met sterven en dood.
De Verlichting en de daarmee gepaarde gaande secularisatie heeft geleid tot een spectaculaire toename in kennis van de wereld en de natuur. Echter ze heeft ook geleid tot een verduistering in het menselijk denken. Wat eertijds wezenlijk werd geacht voor het menselijk bestaan wordt nu als niet-wezenlijk gezien. Zo is het vermogen om sterven en dood onder ogen te zien, te leren loslaten en vrede te hebben met het menselijk lot naar de achtergrond geschoven of zelfs nagenoeg verdwenen.
Een sprekend voorbeeld daarvan is de omgang met medische kennis. De medische wetenschap poogt de dood zolang mogelijk uit te stellen, ja zelfs uit te bannen. Gezien de heersende doodsangst heeft dit geresulteerd in een groot aanzien en macht van de medische stand. De consequenties hiervan zijn dagelijks te zien. Artsen beslissen over het verzoek van levensbeëindiging van hun patiënt. Het wordt van hen verwacht en zij worden daarmee in een moeilijk parket gebracht, want artsen gaan helemaal niet over leven en dood. Zij zijn waardevolle hulpverleners en geen rechters over leven en dood. Die laatste rol komt hun niet toe, want de patiënt zelf is de eerstverantwoordelijke voor zijn leven en gezien de onlosmakelijkheid van leven en dood ook voor zijn eigen dood. Artsen zijn niet meer of minder dan ingehuurde professionele hulpverleners. Bijgevolg zijn zij gehouden professioneel met de beslissing van hun patiënt om te gaan. Het overdenken van en mediteren op sterven en dood zullen zij moeten leren om daarin hun patiënten te kunnen bijstaan. Zo niet, dan diskwalificeren zij zich als hulpverlener.
Ook de hedendaagse filosofie houdt zich niet tot ternauwernood bezig met het overdenken van en mediteren over sterven en dood. Gezien haar geschiedenis en expertise is dit meer dan opmerkelijk, want hier ligt voor haar een wezenlijke taak. Hetzelfde geldt voordiverse levensbeschouwingen.
Concluderend: wil onze samenleving humaner worden en de zorg beheersbaar blijven dan is filosofisch en/of levensbeschouwelijk onderricht noodzakelijk ten aanzien van het overdenken van en mediteren op sterven en dood. Met dit onderricht moet zo vroeg mogelijk begonnen worden. Uitgangspunten van het onderricht zullen zijn dat ieder mens de verantwoordelijkheid draagt voor het eigen leven. Dat elk mens een unieke persoonlijkheid is, met niemand te vergelijken. Dat elk mens een sociaal wezen is. Dateen mens zichzelf niet heeft gevormd en zijn vorming niet los gezien kan worden van zijn medemensen. Dat een mens niet kan leven zonder anderen. Dat als gevolg daarvan mensen wederzijds verantwoordelijk zijn voor elkaar.
Een overdenking van en meditatie op leven en dood zet het eigen leven in een bepaald licht, voor wezenlijk gehouden zaken verschijnen dan als minder wezenlijk. Een proces van onthechting treedt op, een andere kijk op het leven doet zich voor. Losgelaten wordt het verlangen zolang mogelijk te willen blijven leven wat dit ook moge kosten.Als argument hiervoor wordt welgebruikt de christelijke gedachte van het leven als geschenk van God. Deze gedachte vindt geen onderbouwing in de Bijbel, een boek dat noch wetenschap noch een blauwdruk voor het leven pretendeert te zijn, Het wil de weg naar God wijzen, een weg die loopt via het hart. De rode draad van dit verhalenboek is de betrokkenheid van God op ieder mens. De Bijbel schetst God als de enige god die houdt van mensen zoals blijkt uit het uittochtverhaal, het sleutelverhaal in de Bijbel. De uitspraak dat het leven een geschenk van God is, kan gezien wordenals een christelijke synoniem voor ‘het leven is de moeite waard’. De betekenis hiervan hangt af van de levensomstandigheden en is niet objectief bepaalbaar.
De christelijke moraal is nog steeds springlevend in de huidige samenleving, maar dan in een geseculariseerde verwoording. Uitgangspunt is nu een vermeende filosofische en algemeen menselijke bezorgdheid. Het leven van een mens mag niet beëindigd worden op grond van zijn eigen beslissing, omdat anders op den duur een samenleving ontstaat die niet meer gebaseerd is op zorg voor elkaar maar gebrek aan solidariteit. Deze bewering stoelt in feite op een negatief mensbeeld en is niet inzichtelijk.
In de huidige wetgeving rond euthanasie ligt de verantwoordelijkheid bij de arts. Dit staat haaks op het gegeven dat elke volwassen mens zelf de eerstverantwoordelijke voor zijn leven is. De onlosmakelijke verbondenheid van leven en dood betekent dat een eventuele beëindiging van het leven ook onder zijn verantwoordelijkheid valt. Invulling hiervan wordt aangereikt vanuit een persoonlijke levensbeschouwing. Taak van de politiek is deze verantwoordelijkheid van iedere burger, ongeacht diens levensbeschouwing, tot haar recht te laten komen met behulp van een voor ieder geldende en dus inzichtelijke ethiek. Deze dient gebaseerd te zijn op het wel en wee van de mens zelf, dat wil zeggen een mens draagt de verantwoordelijkheid voor het eigen leven in samenspraak met medemensen. Echter de uiteindelijke beslissing over de voltooiing van zijn leven ligt bij de individuele mens zelf. Daarbij moet aangetekend worden dat een dergelijke beslissing in het algemeen allesbehalve ondoordacht en in samenspraak met anderen wordt genomen gezien de onherroepelijkheid hiervan.
Leven, en dus ook de voltooiing ervan, is een respectvol omgaan met elkaar waarin voor een gelovige ook God meespeelt. Niet ik, niet wij, niet God, maar het leven zelf geeft aan wanneer het voltooid is. Dat ligt besloten in de grootsheid van het leven. Maar de tragische kant ervan moet ook volmondig bevestigd worden. Die vraagt respect zowel voor hen die de beker van het leven tot de laatste druppel leeg willen drinken als voor hen die hun levenseinde in eigen hand willen nemen, omdat het leven hun niet meer smaakt. Een beëindiging van het leven kan, ook al klinkt dit paradoxaal, de consequentie zijn van een oprecht bevestigen van het leven. Voor een gelovige wordt in het zorgvuldig luisteren naar het eigen leven de wil van God openbaar.
Theo Koster o.p., studentenpastor
Ger Vertogen, emeritus hoogleraar theoretische natuurkunde