Stilte (2022)
Herdenking overledenen Radboud Universiteit 7-11-2022
Thema: Stilte
***
STILTE snijdt de pijn
en de onmacht mee.
Troost wordt bijeengebracht
in kleine woorden. Spaarzaam.
Ik vind ze niet.
‘Ben blij dat je gekomen bent.'
Toen was het toch zo stil niet meer
we waren niet alleen.
Bert Wirix
Lied: Clamavi
Clamavi, Domine, de profundis; vocem meam exaudi, Domine.
Uit de diepten roep ik tot u, Heer, hoor mijn stem.
Tekst: Psalm 130
Muziek: Willibrord Huisman, 2015
Welkom (Jos Geelen)
Gedicht (Nicole Schubert)
LANDSCHAP
Je ziet het
aan het gras
dat verkleurt,
aan wat ritselt en
reuzelt in de nevel,
aan de aarde die
er vager bij ligt,
je merkt het
aan de lucht
die verschaalt,
aan wat vlamt en
knettert op het veld,
aan de rook die
als verdoofd .
boven het landschap
blijft hangen,
je wilt het nog
wat langer laten
duren, iets vasthouden,
het ijler geworden licht
dat nauwelijks de zon
doorlaat, de bijna lege
akkers, het zwijgen
waarin iets naar beneden
dwarrelt, waarin een
takje zich gemakkelijk
laat breken
alles aarzelt
voor het Definitieve
Roland Jooris
Lied: Wat ik gewild heb
Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
al het beschamende
neem het van mij.
En dat ik dit was en geen ander -
dit overschot van stof van de aarde:
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.
Tekst: Huub Oosterhuis
Muziek: Antoine Oomen
Toespraak: Daniël Wigboldus
Lied: Tibie Paiom
We zingen voor u, we prijzen u, we danken u.
Laten we bidden tot onze God.
Tekst: Slavisch Orthodox
Muziek: Dmytro Bortnjanski
Overdenking (Marieke Fernhout)
Zoveel verhalen van verlies.
Verhalen van woorden aaneengeregen.
En omdat taal maar een hulpmiddel is, blijven de woorden vaak eendimensionaal.
Soms niet.
Soms is er ruimte tussen de woorden, tussen de regels, waarin en waaruit de mens van wie het verhaal vertelt, gestalte krijgt – vorm - stem - beeld.
Het Bijbelverhaal van de profeet Elia is zo’n verhaal – of kan dat zijn.
Elia moet vluchten voor de woede van koning Achab en koningin Izébel omdat die hun ziel aan diverse goden hebben verkocht, terwijl er voor Elia maar één God is: die van Israël.
Elia trekt op zijn vlucht veertig dagen door de woestijn, als een echo van de veertigjarige tocht van het volk Israël door de woestijn, tot hij bij de berg Horeb komt, die in de Bijbel ‘de berg van God’ wordt genoemd.
En daar stort hij in.
Er is zoveel gebeurd, hij is zoveel mensen kwijtgeraakt, hij is zo moe van alle gevechten, van alle strijd, dat hij zich in een grot verbergt en zichzelf dood wenst – want dit is geen leven.
Het is een Bijbelverhaal, dus God richt zich tot Elia en zegt:
‘Kom uit die grot en ga op de berg staan.’
En dan gebeurt er van alles bijna tegelijk.
Elia staat daar op die berg en daar komt een windvlaag voorbij.
Zo’n windvlaag die je van je voeten blaast, die takken losrukt van bomen, brokstukken van rotsen naar beneden doet storten – een storm die je hele leven op zijn kop zet en alles wat vast en zeker leek op zijn grondvesten doet schudden.
Na de windvlaag volgt een aardbeving.
Een aardbeving - scheuren in de grond, waarin alles wat je eigen was, wat je lief was, verdwijnt – kraters in het landschap met opgehoopte aarde eromheen waarin je wanhopig rond klauwt in de hoop iets tastbaars, iets vertrouwds te vinden.
Na de aardbeving is er het vuur.
Verzengend, verterend, alles vernietigend - verschroeide aarde blijft achter.
Niets om naar terug te keren, geen vast punt, geen richting, alleen rokende leegte.
En tenslotte is er de stilte.
In verschillende Bijbelvertalingen worden verschillende woorden gebruikt om die stilte te beschrijven.
In de één wordt gesproken van ‘het suizen van een zachte stilte’.
In een ander staat ‘het gefluister van een zachte bries’.
In weer een ander heet het ‘de stem van een zachte stilte’.
Maar in al deze vertalingen klinkt er eigenlijk nog teveel in die stilte.
Want in essentie is die stilte dat wat overblijft als alles is weggevallen, een stilte die je niet vrijwillig zoekt, maar die jou rest na al het natuurgeweld van het verlies.
De plotselinge dood van een geliefde, de verwachte maar niet minder pijnlijke dood van een naaste, allemaal zijn zij als natuurrampen die jou alleen, wanhopig en ten dode toe verslagen achterlaten.
Zoals Elia.
Misschien komt ‘de stem van een zachte stilte’ nog wel het meeste in de buurt – letterlijk en figuurlijk.
Want in dat laatste, in die stilte, klinkt er een stem als van iemand die naast Elia is komen staan, als iemand die bij hem is.
Het gedicht van Bert Wirix op de voorkant van de liturgie zegt het zo:
Stilte snijdt de pijn
en de onmacht mee.
Troost wordt bijeengebracht
in kleine woorden. Spaarzaam.
Ik vind ze niet.
‘Ben blij dat je gekomen bent.’
Toen was het toch zo stil niet meer
we waren niet alleen.
Troost wordt bijeengebracht in kleine, spaarzame woorden – ik vind ze niet.
Ben blij dat je gekomen bent.
Toen was het toch zo stil niet meer – we waren niet alleen.
Van ik naar wij – van alleen naar iets minder alleen, naar kleine, beloftevolle en hoopgevende woorden - ondanks alles.
Voor Elia klinken die woorden in de stilte – hij is niet alleen en het zal niet altijd stil blijven.
En voor u, voor ons allen die hier vandaag gekomen zijn om een naam te noemen en een licht te ontsteken voor die ene die we niet meer bij ons hebben: we waren niet alleen.
We zijn niet alleen.
Zo mag het zijn.
Amen.
Namen en lichtjes
Wij noemen de namen van de overledenen en steken voor hen een lichtje aan. Daarna kan iedereen in de kerk een lichtje aansteken.
Pianomuziek
Gedicht: (John Hacking)
Begraafplaats
I
kom, de seringen verkleuren, de vlier staat in bloei,
nu de avond vochtig in de ochtendschemer valt
blijft hij geuren, kom, de klimop overgroeit
de daklijst naar de nok, hoor de merel, de linden
van de buren zijn al tot een gebaar geknot
gisteravond viel voor het eerst het zonlicht
weer door de beukenlaan, kom, zet het masker
van je herinneringen op, dan kunnen we gaan
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en neuriet hem niet, neuriet hem niet
II
komt men hier, ziet men alles wat men wist.
dan mist men iets, alsof er niemand is.
een hand rust op de neusrug. de open
ogen daarachter houdt men dicht. te laat
weet men dat men in dit duister zingen
moet om er iets te kunnen horen, te laat,
men staat aan een rivier die stilstaat. een
windvlaag, haar gewaad ruist zilverwilg licht.
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en neuriet hem niet, neuriet hem niet
III
gekomen omwille van wind
van regens, van zon, van de nevel.
van de doden zijn wilgen, zijn bomen
rode beuken, eiken, coniferen
de geluiden zijn van de doden,
gekomen omwille van wind
de stemmen, het schrijden, de merels
onder heggen die de veldjes omzomen
ogen, lippen en vingers zijn blind
vertrouw de gezichtshuid, de benen
gekomen omwille van wind
de voeten gingen, ze zullen komen
naar de laan, de laantjes, de stenen.
onder mos, onder gras murmelt grind
als ik kom, en ik kom, ben gekomen
gekomen omwille van wind
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en hij zingt die regel niet, hij zingt hem niet
Hans Groenewegen
Lied: Voir sur ton chemin
Vois sur ton chemin, gamins oubliés, égarés,
donne-leur la main pour les mener vers d'autres lendemains.
Sens au cœur de la nuit l'onde d'espoir,
ardeur de la vie, sentier de gloire.
Bonheurs enfantins, trop vite oubliés, effacés,
une lumière dorée brille sans fin tout au bout du chemin.
Bruno Coulais & Christophe Barratier
(vertaling)
See on your way, children forgotten and lost. Give them a hand, to lead them to other tomorrows. Feel in the the middle of the night the wave of hope, the ardor of life, the path to glory.
Childish joys, erased and forgotten too soon. A golden light shines endlessly at the end of the road.
Aansporing: (Nicole Schubert)
DE MOEILIJKSTE WEGEN
De moeilijkste wegen
worden alleen gegaan,
de teleurstelling, het verdriet,
het offer
zijn eenzaam.
Zelfs de dode die elk roepen beantwoordt
en geen verzoek verzaakt
staat ons niet bij
en ziet toe
of wij het redden.
De handen van de levenden die zich uitstrekken
zonder ons te bereiken
zijn als de takken van de bomen in de winter.
Alle vogels zwijgen.
Je hoort slechts je eigen voetstap
en de stap die je voet
nog niet is gegaan maar nog gaan zal.
Stil blijven staan en je omkeren
helpt niet. Er moet
worden gegaan.
***
Neem een kaars in je hand
als in de catacomben,
het vlammetje ademt nauwelijks.
En toch, als je lang bent gegaan,
blijft het wonder niet uit
omdat het wonder altijd geschiedt
en omdat wij zonder genade
niet kunnen leven:
de kaars vlamt op in de vrije adem van de dag,
je blaast hem lachend uit
als je de zon in treedt
en onder de bloeiende tuinen
de stad voor je ligt,
en de tafel in je huis
wit voor jou is gedekt.
En de verliesbare levenden
en de onverliesbare doden
het brood voor je breken en de wijn aanreiken
en jij hun stemmen weer hoort
heel dicht
bij je hart.
Hilde Domin
Wegzending (Marieke Fernhout)
Wij zijn aan het einde gekomen van deze herdenkingsbijeenkomst.
Wij danken allen die aan deze bijeenkomst hebben meegewerkt en wij nodigen u van harte uit om zo dadelijk, als het laatste lied geklonken heeft, na te praten en elkaar te ontmoeten bij koffie en thee.
De namen van onze liefsten: ze hebben geklonken in de stilte,
ze zullen klinken in ons hart als wij op weg gaan – want er moet worden gegaan.
Neem de namen mee als een licht in de nacht, als een baken bij ontij,
als nabijheid in de leegte, op de weg die ons tegemoet komt.
Lied: An Irish Blessing
May the road rise to meet you.
May the wind be always at your back.
May the sun shine warm upon your face,
the rains fall soft upon your fields
and until we meet again,
until we meet again,
may God, may God hold you
in the palm of His hand.
Melodie en tekst: Iers
Arrangement: James E. Moore
***
Nu binnengaan in de ondergaande zon,
opgeslorpt worden in licht,
tot schaduw geroepen.
José Angel Valente
***
Aan deze viering werkten mee:
Daniël Wigboldus (voorzitter College van bestuur)
Campuskoor en leden van NSK Alphons Diepenbrock o.l.v. Willibrord Huisman
Piano: Pauline Reynaud en Salomé Jabot
Studentenpastores: Jos Geelen, Nicole Schubert, Marieke Fernhout en John Hacking