Zoek in de site...

Hoe wijd was nog de doorgang (2017)

Herdenking Overledenen Radboud Universiteit Nijmegen - Studentenkerk 6 november 2017

20170730_194649_Richtone(HDR)

Thema: “Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven”

Omslag

Nu deze eerste dag van een nieuw jaar,

nu zonder haar.

Strijklicht grijpt het bevroren land.

Het is niet waar dat zij daar in de diepte ligt,

dat zij is weggedaan in een besneeuwde stee

van een bij twee. Maar het is waar.

Wij slijpen haar in steen, wij kerven

in het hout haar naam, wij schrijven

tegen beter weten in haar taal; ik

spreek haar stiekem toe. IJdele onzin,

valse vlijt. Een plaats. En het besef dat zij

zich niet meer uitbreidt in mijn tijd.

Anna Enquist, 'Omslag', uit: De tussentijd. Gedichten (Amsterdam, 2004)

Opening

  • Lied: Clamavi, uit Psalm 130    (m. Willibrord Huisman)

De profundis clamavi ad te, Domine.

Domine, exaudi vocem meam.

Uit de diepten roep ik tot u, Heer.

Heer, luister naar mijn stem.

  • Welkom

Beste mensen, graag heet ik u allen welkom in deze viering, de herdenking van onze geliefde dierbaren, ontvallen aan de dood, soms na een lang of kort ziekbed, soms plotseling, van de ene dag op de andere. Die ervaringen kleuren ons verdriet, ze kleuren ons leven, ze drukken hun stempel op wat we doen en wat we denken, hoe we ons voelen en hoe we in het leven staan.

Wat is er na deze dood, hoe gaat ons leven verder, en wat betekent deze dood voor ons. Deze vragen staan straks centraal in de overweging die ingaat op het thema dat ik aan deze bijeenkomst heb gegeven: Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven, woorden uit een gedicht van Vasalis, bij het verlies van een kind.

Ook vandaag zijn er ouders in ons midden, ouders, broers, zussen, familieleden,  vrienden en vriendinnen die een jong iemand, een kind, een klasgenoot, studiegenoot zijn verloren. Hierbij stil staan, ruimte geven aan je verdriet valt niet mee. De wonden zijn nog te vers. De pijn is nog te schrijnend. Maar ook als je samen een leven hebt gedeeld als partner, als kind van een van je ouders, kan het gemis heel groot zijn en de pijn hartverscheurend.

Vandaag benoemen we niet elke pijn, elk verdriet, we geven slechts een richting aan, een duiding hoe verder na deze ervaringen. Ik wens ons veel sterkte deze komende 45 minuten. Straks zal ik u ook uitnodigen om een lichtje aan te steken voor uw dierbare, als wij alle namen hebben genoemd.

Muzikaal intermezzo: Siciliano en Minuetto uit Sonata III van De Fesch

  • Gedicht: Kind

Er was een lichte warmte boven zijn gezicht,

als van de aarde 's avonds als de zon verdween.

En als de wind in een gordijn, ging licht

zijn adem in en uit zijn lippen heen...

Hij was het leven, zichtbaar bijna zonder schaal

en niets dan leven, tot de rand geschonken

en zonder smet of schaduw neergezonken

en opgestegen in de broze bokaal.

Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven

en hoe toegankelijk voor zijn eb en vloed...

Hoe licht en stil en schoon is met de dood

hij op het lege strand alleen gebleven.

Vasalis, 'Kind', uit: De vogel Phoenix

  • Lied: Leegte van dagen, uit de passie De lastpost

(t. Liesbeth Jansen; m. Willibrord Huisman)

Alles in mij echoot verleden
alles versteent, is af-
gebroken als glas.
En ik haal mijn hart open
aan de leegte van dagen
die een voor een voor een
en geen enkele
zoals het was.

Doof toch de sterren, ontvoer de maan,
want alle licht verwordt tot schaduw
en elke nieuwe droomloze nacht
fluistert wanhopig jouw naam.

  • Overweging: Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven

Een vrouw, Liv Kortina, beschrijft het proces van afscheid nemen van haar man in een indrukwekkende tekst: Met zwarte vleugelslag – Aantekeningen over leven en dood.  Als motto staat erboven: "alleen wat je geeft is echt van jou; wat je behoudt, dat is verloren"

Liv Kortina schrijft, ik citeer: “Vele maanden voor deze donkerste dagen in mijn leven heb ik deze zinnen in mijn dagboek gezet. Het was het enige, waaraan ik nog enig houvast had: als het zover zou zijn - en het kon bij deze eigenaardige ziekte elke dag, elk uur, elke minuut heel plotseling gebeuren, zo hadden de artsen mij verteld – als het zover zou zijn, moesten alle mensen, die je gekend hadden, weten, wat jij voor mij betekende.

Vele maanden voor deze donkere dagen heb ik geprobeerd  mij voor te stellen, of ik mijn man zou overleven. Ontelbare keren stond ik, verlamd van pijn en verdriet, aan je open graf, honderden mensen om mij heen. Zij allen zouden mij de hand reiken en een paar woorden fluisteren, en misschien kon ik mij aan hun handen vasthouden, misschien zouden de blikken van de vrienden me zeggen, dat je verder zou leven, in hen, onder ons. Honderden keren had ik mij voorgesteld, om te harden, om de shock voor te zijn, als op een avond de bel zou gaan aan de deur. Niet drie keer kort achter elkaar. Slechts een keer. En dan zou ik weten, wie het was. Een vreemde. Een vreemde, die mij jouw dood in huis zou brengen, met onomstotelijke ambtelijke woorden. Als het toch maar een vriend zou zijn, een vriend van jou, die mij het bericht zou brengen. Dan kon ik hem overreden om te zwijgen.”

Zover dit begin van deze tekst van Kortina. Zij kijkt terug op wat er is gebeurd, die afgelopen jaren, toen haar man ziek werd, en het einde in zicht kwam. Ze heeft hem niet met de waarheid geconfronteerd die zij van de dokters vernam, uit angst dat hij dan eerder zou sterven. Nu is hij dood. Zijn leven had geen doorgang meer, er was geen nieuwe dag.

Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven?

Voor wie geldt deze vraag, of op wie slaat dit thema? Op de tijd voor de dood van onze dierbare? Op de overledene, de dierbare man, vrouw, partner, vader, moeder, of zoon, dochter die ontvallen is aan de dood?  De dierbare vriend, vriendin, collega, klasgenoot, die de dood is komen halen – geen macht die hem kon tegenhouden? Omdat de ziekte te sterk, de afloop te definitief vast staat, of het ongeluk te plotseling plaatsvond, de gevoelens van neerslachtigheid te groot en te overmachtig? Of slaat het thema misschien toch meer op ons zelf,  wij die achter bleven en trachten op te staan,  het graf achter ons te laten,  het leven weer op te pakken na alles wat er is gebeurd? Misschien slaat het wel op ons beiden: Op de tijd voor de dood van onze dierbare geliefde, onze geliefde dode en op onszelf. En het mag op ons beiden slaan.  Omdat de doorgang soms versperd lijkt en soms weer open. Een emotionele achtbaan waar je in terecht komt na de dood, en soms al lang daarvoor, als je dierbare dode, je geliefde mens, moet lijden, afzien, wetende dat de dood wacht. Of als je met elkaar heel veel meemaakt, doormaakt, hoopt op betere tijden, maar er gloort geen hoop aan de horizon. Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven?

Hoe wijd is nog de doorgang tot het leven voor ons, zoals wij hier bij elkaar zitten? Ieder van ons met zijn eigen geschiedenis, zijn / haar eigen ervaringen aan pijn en verdriet. Geen enkel afscheid is gemakkelijk als de dood zich heeft aangemeld. Geen enkel woord, gebaar valt licht, als de dood uiteindelijk aan de deuren klopt. Niet na  een lang ziekbed, ook al is hij verwacht, of als hij onverwacht komt na een verkeersongeluk of een plotseling ongeval.  Of als iemand sterft door de hand van iemand anders.  Een onverwachte dood, een gebeurtenis die binnenkomt bij de nabestaanden,  het gezin, familie, vrienden als een donderslag bij heldere hemel.

Daarom is het goed dat wij hier bij elkaar zijn, woorden van verdriet, woorden van troost proberen te delen, uitwisselen, elkaar aanreiken. Misschien kunnen ze ons dragen, in de dagen, de uren, de maanden en de jaren waarin wij zoeken naar een doorgang, een weg in en naar nieuw leven. Leven na deze ervaringen van de dood van onze dierbare. Daarom is het ook goed om lichtjes aan te steken, om de namen te noemen van onze dierbaren, om met elkaar een lied, woord en gebaar te delen, de stilte te ervaren waarin wij achterbleven. De stilte die ons kan louteren als wij houvast zoeken bij elkaar. Naar elkaar mogen luisteren in onze gezinnen, families, vriendenkring. Elkaar mogen ondersteunen - vasthouden – af en toe knuffelen, omhelzen, om de koude tegen te gaan die in onze harten waait. Dat alles zijn doorgangen tot het leven. Misschien niet zo wijd, maar toch, ook een smalle weg leidt ergens toe – misschien zelfs naar onvermoede hoogtes.

Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven?

Wat is wijd, wat is doorgang, wat is leven: wij zijn het zelf. Wij zijn het die elkaar kunnen vasthouden en troosten, wij zijn zelf het wijde, in ons gedrag, wij zijn zelf de doorgang als wij luisteren naar het verdriet van een ander, van elkaar, wij zijn zelf het leven als wij ons durven toewijden aan de ander – in welke moeilijke omstandigheden deze dan ook verkeert.  Misschien is dat het grote geheim waarover Jezus sprak toen hij zei: ik ben de weg, de waarheid en het leven. Een leven in toewijding, aan God, aan alles wat er toe doet. De medemens, bereikbaar en aan toegewijd via de liefde. Via aandacht en respect, oor en oog hebben voor wat deze nodig heeft. Toewijding, het woordje wijd zit er midden in. Toewijding aan de ander. Wijd zijn voor de ander, voor zijn en haar noden en verdriet. Niet eng en opgesloten in jezelf, alleen maar bezig met wat jij belangrijk vindt. Ook verdriet dat je bij jezelf houdt, dat je niet deelt, dat naar binnen slaat, kan je verwoesten, kan je opsluiten in een gevangenis, kan je kapot maken.

Ook hier geldt dat delen, je hart laten stromen, je verdriet tonen, wonderen kan doen. Misschien niet meteen, niet als een medicijn, zodat je weinig of niks meer voelt. Maar op de duur kan het je gaan dragen, geeft gedeeld verdriet je nieuwe vleugels om weer uit te vliegen. Niet voor niets staat dit motto boven Kortina’s tekst:  “alleen wat je geeft is echt van jou; wat je behoudt, dat is verloren.”  Pas in die momenten die er toe doen worden deze woorden waarheid,  pas als de nood hoog is, is de redding nabij als mensen zich durven toe te wijden. Zich durven geven.  Daarom hoop ik dat wij door deze dood van onze geliefden,  leren dat onze kracht zit in geven,  dat onze liefde zit in toewijding,  en dat de doorgang naar het leven open blijft. Daarom wens ik ons heel veel inspiratie toe, en heel veel innerlijke kracht om  het verlies te leren dragen en de deuren naar elkaar open te houden.

Lichtjes

We noemen de namen van alle overledenen van afgelopen jaar en steken bij elke naam een lichtje aan. Als wij alle namen hebben genoemd krijgt u de gelegenheid om een lichtje aan te steken.

Muzikaal intermezzo: 2 Largos uit Sonata III van Vivaldi

  • Lied: Wat ik gewild heb

(t. Huub Oosterhuis; m. Antoine Oomen)

Wat ik gewild heb

wat ik gedaan heb

wat mij gedaan werd

wat ik misdaan heb

wat ongezegd bleef

wat onverzoend bleef

wat niet gekend werd

wat ongebruikt bleef

al het beschamende

neem het van mij.

En dat ik dit was en geen ander -

dit overschot van stof van de aarde:

dit was mijn liefde.

Hier ben ik.

  • Gebed

Wir allen fallen. Diese Hand da fällt.

Und sieh dir andre an: es ist in allen.

Und doch ist Einer, welcher dieses Fallen

Unendlich sanft in seinen Händen hält.

R.M. Rilke Herbstgedicht (Buch der Bilder)

Wij allen vallen. Deze hand daar valt.

En kijk naar anderen: het is in allen.

En toch is er een, die dit vallen

oneindig zacht in zijn handen houdt.

Rainer Maria Rilke die dit schreef – schreef over God, zonder zijn naam te noemen. Vallen in Gods hand, wij allen vallen in Gods hand, zo was zijn overtuiging.

Het is een metafoor, een manier van uitdrukken, een wijze van spreken. Ook al ben je niet gelovig, speelt God geen rol in je leven, dan nog kan het idee dat je leven niet vergeefs, je dood niet voor niks, je inzet niet voor niets is geweest, troosten, dat er op het einde een opvangen is, een thuiskomen.

Daarom bidden wij:

Vang ons op – laat ons niet vallen – dat wij steun mogen blijven ontvangen van de mensen om ons heen, dat wij mogen rusten in handen die ons met liefde omgeven, in elkaars nabijheid, in elkaars koestering. Hier in dit leven als ons leven voorbij is, als de dood aan onze deuren klopt. Geef ons die kracht, geef ons de hoop en de moed om niet te vertwijfelen, Om het verdriet te leren dragen en elkaar tot steun te zijn. Amen.

  • Lied: Maar in mijn hart

(t. Liesbeth Jansen; m. Willibrord Huisman)

Zie mij

Zie mij staan hier zonder jou.

En het water stijgt - hoger dan mijn mond.

En mijn voeten hoe ze zoeken - vinden geen grond.

Maar in mijn hart groeit een roepen,

groeit een willen, groeit een wachten.

In mijn hart daar groeit een weten:

waar ik ben, daar ook ben jij.

En als ik wankel, als ik val,

als ik onderga in vragen,

weet ik jij, je zult me dragen.

Jij die was en bent en steeds zal zijn,

zoveel groter dan dit hart van mij.

  • Gedicht:

Misschien in het dorstige, donkere, haastige

verbrokkelen van de dag

ben je langzaam veranderd in iets anders,

in iets wat aan je grenst,

niet jij.

Je komt niet

tot jezelf terug

als je tastend terugkeert

naar het lichaam dat je had,

naar de plek waar tot in het wit

van de droom het metaal

van de liefde schroeide.

Leg neer je aangezicht

dat je nu niet meer kent.

Laat je woorden vluchten,

bevrijd ze van jou

en stap traag,

onheuglijk en blind,

onder de vergulde boog

die de weidse herfst daarboven spant

als laatste eer aan de schaduwen.

José Angel Valente

Muzikaal intermezzo: "Falling Leaves" van Kathy Blackwell

  • Slotwoord met gedicht:

In memoriam

Met iedere mens van mijn jonge jaren

die uit het licht valt, sterf ik mee.

Mijn voorhoofd wordt door koude aangevaren

en in mijn ogen verzamelt zich sneeuw.

Blindelings tast ik naar de verloren

warmte en voel overal graniet.

Een stem die ik had willen horen,

waait ergens hoog over mij heen.

Voetsporen breken af. Een onbegaanbare

nawereld opent haar woestenij.

Sterren beginnen in mij te staren,

brandpunten van verlatenheid.

Geen schepsel sterft zo volstrekt als een mens.

Leven en dood gaan met hem te gronde.

Van alle windstreken afgewend,

hangt zijn herinnering in de ronde

ledigheid van het niet.

Waar ik mij keer,

adem ik duisternis, onbewogen

raadsels. Er bestaan geen woorden meer

om deze stilte te herhalen.

Maurits Mok

Er bestaan geen woorden meer om deze stilte te herhalen. Maar wij hebben wel gebaren, we hebben mogelijkheden om dit verdriet te tonen en elkaar te troosten, in het leven dat is aangebroken na deze dood. Daarover ging het vandaag: over onze pijn, ons gemis en over onze kansen. Over de mogelijkheid om in dit verdriet elkaar nabij te zijn. Graag dank ik u allen voor uw aanwezigheid, het koor en de muzikanten voor hun bijdrage. Er is koffie en thee en gelegenheid om na te praten. De teksten van deze viering staan vermeld op onze website. Ik wens ons een goede thuiskomst en veel sterkte de komende tijd nu de dagen donker zijn en de feestdagen aan breken. Alle goeds.

  • Lied: Clamavi, uit Psalm 130

(m. Willibrord Huisman)

De profundis clamavi ad te, Domine.

Domine, exaudi vocem meam.

Uit de diepten roep ik tot u, Heer.

Heer, luister naar mijn stem.

Aan deze viering werkten mee:

Sophia Marquardt (Cello) en Laura Hartmann (piano).

Campuskoor Veelstemmig olv Willibrord Huisman

Links: Including authors, info, translation, score, recordings:

http://www.willibrordhuisman.nl/composities/clamavi

http://www.delastpost.nl/alleliederen/leegtevandagen.htm

http://www.campuskoorveelstemmig.nl/_/watikgewildheb

http://www.delastpost.nl/alleliederen/maarinmijnhart.htm

De val

We kruisten de Styx.

De veerman lag dronken in zijn schip.

Ik hield het roer en we zonken als stenen.

Water bestaat als de aarde

in lagen, transparante linten, glanzende strata

van steeds kleiner leven, minder warmte.

In je haren bloeiden luchtbellen,

de stroom trok je hoofd naar achter

en streelde je hals.

Stenen wuifden met armen van algen en varens,

zongen zachtjes gorgelend 'vrede'.

Ze sneden je kleren los.

Vissen likten het bloed van je benen.

Ik hield je hand vast. Ik wilde je troosten

maar we vielen te snel en er zijn geen woorden

die zonder lucht bestaan, mijn liefde

bleef boven, blauwe ballonnen, bakens voor even,

de plaats markerend van het ongeluk

voordat ze verder dreven. Je mond ging open.

Je gezicht werd rood, je handen zochten

evenwicht, zochten mijn armen.

Je probeerde in me omhoog te klimmen.

Je was een glasblazer met een wolk van diamanten

aan zijn mond. Ik hield je vast als een katje.

Ik aaide je vingers.

Je liet niet los.

Je sliep en ik aaide je vingers, liet los.

Esther Jansma, 'De val', uit: Hier is de tijd. Gedichten (Amsterdam, Antwerpen: De Arbeiderspers, 1998)

Herdenking 2017