Zoek in de site...

2012

Herdenking overledenen Radboud Universiteit Nijmegen

5 november 2012 – Studentenkerk

Een wind stilte waait

Waterval Niagara

We zijn als

in de herfst

aan de bomen

de bladeren

Giuseppe Ungaretti (1918)

SONORE CELLO'S

Nee, wij zijn niet aan het einde,

ons begin is nog innig - dichtbij,

wij zetten onze voettocht naar elkander

Voort, en de nieuwe horizon is vrij.

Wij zullen vast elkander weer ontmoeten

in een spiegel: daarachter in het gras

zullen sonore cellotonen sproeien

en de spiegel zal niet zijn van glas.

Niet van glas maar van een weefsel

vertrouwd en onvervreemdbaar waar:

daarachter ligt een nieuw beleven

en de dood zal hangen aan een haar.

Is het dan mogelijk dat wij ons vergissen,

dat ons mooiste uur toevallig was,

zal een blinde worm dat uur wegknagen

en blijven er slechts scherven in het gras?

Nee, wij zullen vast elkander weer ontmoeten

als voorbestemde klanken in een rijm.

Sonore cellotonen zullen sproeien

over witte wouden van Oneindigheid.

Abraham Sutzkever

Aan deze viering werken mee:

Studentenkoor Hark! o.l.v. Willibrord Huisman

Liesbeth Jansen en John Hacking

Nelleke Poel Klarinet

Lied: Aller Augen

t. Psalm 145 m. Heinrich Schütz

Aller Augen warten auf dich, Herre

und du gibest ihnen ihre Speise

zu seiner Zeit;

tu tust deine milde Hand auf

und sättigest alles, was da lebet

mit Wohlgefallen.

Allen zien hoopvol naar u uit,

u geeft voedsel, op de juiste tijd.

Gul is uw hand geopend,

u vervult het verlangen

van alles wat leeft.

Welkom

Beste mensen, welkom in deze meditatieve viering waarin wij stil staan

bij het overlijden van uw dierbaren.

Medewerkers, docenten, studenten en oud-medewerkers van deze universiteit

en hen die wij dit afgelopen jaar vanuit deze kerk hebben begraven.

Herdenken, gedenken valt niet altijd mee.

Soms als de overledene pas onlangs is gestorven,

als je een leven met hem of haar hebt gedeeld,

als hij of zij jong was, uit het leven weggerukt zomaar, plotsklaps,

of via een ziekbed, een proces van ziekte en langzaam afscheid nemen,

dan is het moeilijk, is het zwaar om het verdriet een plek te leren geven in je leven.

Zo zitten wij vanavond bij elkaar hier in deze kerk.

Ieder met zijn eigen gevoelens, zijn eigen verdriet, zijn eigen herinneringen.

Soms hebben we kunnen delen met elkaar: thuis, in het gezin, de familie, de vriendenkring.

Soms vallen de woorden zwaar, zijn de emoties te heftig, het verdriet te groot.

Delen valt dan niet mee, steun en troost vragen, ervaren door het delen is dan soms ver weg.

Vanavond staan wij stil bij de dood die in ons leven kwam via de dood van onze dierbaren.

Vanavond stellen wij hen present op een symbolische wijze: hier in het midden - hier in deze kring. We steken een lichtje aan voor hen en ook u mag een lichtje ontsteken

om uw gevoel van verbondenheid en betrokkenheid te tonen.

We luisteren naar enkele gedichten in de vorm van liederen, van teksten voorgelezen.

We luisteren naar muziek en wij zijn stil. Met die stilte willen we beginnen.

In deze stilte proberen wij onze dierbaren voor de geest te halen

Daarna zullen wij hun namen voorlezen en een licht ontsteken.

Daarna wordt u uitgenodigd om een lichtje neer te zetten.

Ik wens ons allen veel sterkte bij deze herdenking.

Licht

We noemen de namen van alle overledenen en steken een lichtje aan – daarna krijgen alle bezoekers de gelegenheid om een lichtje te ontsteken voor hun dierbaren

Lied: Maar in mijn hart

t. Liesbeth Jansen m. Willibrord Huisman

Zie mij

Zie mij staan hier zonder jou

En het water stijgt

hoger dan mijn mond

En mijn voeten hoe ze zoeken

vinden geen grond

Maar in mijn hart groeit een roepen,

groeit een willen, groeit een wachten,

in mijn hart daar groeit een weten

waar ik ben daar ook ben jij.

En als ik wankel, als ik val,

als ik onderga in vragen

dan weet ik jij, je zult mij dragen.

Jij die was, en bent, en steeds zult zijn

zoveel groter dan dit hart van mij.

Gedicht: Lied van Job - Huub Oosterhuis

Ga ik slapen, dan denk ik:

Wanneer wordt het dag?

Als ik opsta, denk ik: Wordt het ooit avond?

Dan wordt het avond, nacht,

en eindeloos duurt het.

Ga ik denken, dan vind ik

geen rede, geen recht.

Raadpleeg ik woorden,

dan hoor ik geen waarheid.

Dan keer ik in mijzelf en vloek mijn geboorte.

Komen vrienden mij troosten

met ‘god en gebod’,

god almachtig rechtvaardig,

ja die, die ken ik –

die er niet is

als mensen worden vernietigd.

Ga ik slapen, dan denk ik:

Wanneer wordt het dag?

Als ik opsta, denk ik: Wordt het ooit avond?

Dan wordt het avond, nacht,

en eindeloos duurt het.

Overdenking

Een wind stilte waait.

Deze titel, dit thema, afgedrukt boven de foto met de kolken van een waterval, hebben wij ontleend aan een gedicht van Breyten Breytenbach, dichter uit Zuid-Afrika.

Een wind stilte waait.

Stilte, stilte van de dood, de ingetreden dood. Stilte rond het bed, rond het bed waar de overledene die ons zo dierbaar is, ligt opgebaard. Stilte in onszelf, stilte als je samen hebt afgesloten, als het goed was – als een leven tot een einde is gekomen. Want elk leven komt tot een einde – aan elke leven is een grens gesteld.

Een wind stilte waait.

Niet altijd een kalme stilte, niet rustgevend, schreeuwende stilte misschien, als je dierbare zomaar is weggerukt uit jouw leven, uit zijn leven, uit haar leven. Als er geen overgave was, geen langzaam er naar toe leven, afscheid nemen. Dan word je heen en weer geslingerd zoals het water op de foto in de waterval. Dan is je leven een woeste kolk, een stroom die alles meesleurt wat je dierbaar is. Zo kan de dood zijn: een ongewenste gast, een wrede gast, die toevallig aanklopt. Je wilt de deur wel sluiten, hem niet binnenlaten, maar je hebt geen verweer.

En de dood heeft veel gezichten. Hij kent veel gestalten.Wij zijn er bijna allen zoals wij hier bij elkaar zitten getuige van geweest. Dichtbij, in onze eigen kringen, of verder af, als medewerker, student op afstand. En getuige zijn, meemaken hoe het voelt om iemand te verliezen die je dierbaar is tekent je leven, tekent je opvattingen over dit leven.

Dood laat sporen achter, littekens, pijnlijke wonden soms. Wonden die veel tijd en zorg nodig hebben om uit te groeien tot littekens. Zij blijven je herinneren aan wat er is gebeurd, wie je bent kwijtgeraakt in deze ongelijke strijd.

Tijd heelt alle wonden, luidt een spreekwoord. Dat is relatief, beperkt. Misschien is er wel een vorm van heling, van genezing, als er mensen zijn die meehelpen. Die je steunen, ondersteunen, en vooral niet alleen laten met je verdriet. Maar helemaal weg gaat het nooit, helemaal voorbij is het zelden. Dat is het kenmerk van onze menselijke existentie hier op aarde: dat wij kwetsbaar, dat we sterfelijk zijn. We kunnen het ons misschien niet goed voorstellen wat dat betekent voor onszelf, maar door het verlies van onze dierbaren

krijgen we een glimp ervan mee. Weten we dat we misschien nog velen zullen verliezen.

Ik heb de dood altijd een grens genoemd, een grens die je overgaat – zonder weg terug.

Ik heb de dood een deur genoemd die voorgoed dichtslaat in het slot.

Maar aan de andere kant van deze deur is er volgens mij niet de leegte. Niet de eeuwige stilte van het niets. Wat er wel is kan ik niet zeggen. Waar je op zou kunnen hopen kun je slechts vermoeden. Slechts aarzelend uitspreken, misschien een soort van weerzien, een herkenning. Zowel het gedicht aan het begin van dit boekje en op het einde ervan getuigen hiervan. We lezen ze niet – we hebben ze toegevoegd als een klein gebaar van poëtische troost.

Want dat is wat wij eigenlijk doen: we proberen elkaar te troosten, elkaar op te vangen,

met gebaren, met liefde, met begrip en met woorden. Al zijn die aarzelend, al schieten die vaak te kort, al is de stilte soms overweldigend. Toch blijven we proberen – we kunnen niet anders. De taal is onze bondgenoot, de beeldspraak een vorm van gestolde geestkracht om het proberen vol te houden. Dat wens ik ons dan ook: heel veel kracht, heel veel sterkte om deze dagen vol te houden, om soms woorden te vinden die troosten, woorden die ons helpen elkaar te dragen, die ons helpen en ons aanmoedigen om het verdriet te leren dragen – om elkaar tot steun te zijn bij alles wat nog komt. Ook nu de herfst zich toont van zijn donkere kant en de winter voor de deur staat: Veel sterkte!

Muziek

Gebed: Die zegt God te zijn - Huub Oosterhuis

Die zegt god te zijn

laat hij te voorschijn komen,

wat hebben wij aan een naam alleen

laat hij opstaan dat wij hem zien.

Stem uit het vuur wolk in de verte

zijn niet genoeg

voor deze aarde van scherven en rook

waar ons geen leven gegund wordt.

Woorden en wonderen zijn er genoeg

en goden van goud en beloften

maar niet een god als een hand die bevrijdt

iemand die doet wat hij zegt.

Jij die zegt onze god te zijn

verborgen verblindend onmogelijk jij

wat houdt je af van de mensen –

kun jij de slagen verduren

die mensen verduren

kun jij de beker drinken

die wij moeten drinken

ga je met ons mee in de dood?

Bidden wij…

Zie ons hier zitten, samen, alleen, sprakeloos misschien
dat we woorden mogen vinden die uitdrukking geven aan ons verdriet.

En als de dag te lang duurt, de nacht maar niet ophoudt -
geef ons armen om in te schuilen, mensen met een luisterend oor.

Soms zijn we woedend en roepen 'waarom'?
Dat er ook voor die boosheid ruimte mag zijn.

Bovendien: dat er momenten mogen zijn, vrolijk en licht, waarop we onze mooie herinneringen kunnen koesteren en delen.

En straks, als we van hier weggaan -
dat we ons getroost en verbonden mogen voelen, en beseffen dat we onze weg niet alleen hoeven gaan.

Lied: En de wereld die lag open

t. Liesbeth Jansen m. Willibrord Huisman

Alles stormt.
Alles botst en wijkt.

En achter elke boom
een beer.

En door het bos zie ik
geen wegen meer.

Toen ik vertrok, met goede moed
en enkel stem en staf en hoed,
en de wereld die lag open
voor mijn dromen denken hopen,
en de wereld aan mijn voeten
hoefde mij nog slechts ontmoeten.
Dacht ik.

Deze wereld, ook van jou
draag haar, zorg haar, min haar,
wieg haar als je kindje.
Dat is alles wat ik zeggen wou –

Dat is toch alles wat ik zeggen wou.

Gedicht - Huub Oosterhuis

Hoor je mij schreeuwen,

mij, zoals ik ben? Dan besta je.

Ik zit op de rand van de aarde

vlak aan de afgrondkuil.

Ik roep met gebroken hart:

haal mij hier weg.

Ooit was je een hand, een hoge muur

tussen mij en de koppen van Vijand.

Eeuwige, eeuwig wil ik

in jouw tenten te gast zijn.

Schaduwvleugels heb je

mij beloofd: hier ben ik.

Ben je vriend

doe mij dan vriendschap.

Ik wil een stoel voor je ogen

dat je mij ziet, en ik jou.

In alle ongure hoeken en gaten

van de wereld

wordt voor jou gezongen

en ik zing mee. Hoor je mij?

Ja, jij hoort me.

Lied: Vem kan segla

t. Anoniem m. Zweeds volkslied

Vem kan segla förutan vind?

Vem kan ro utan åror?

Vem kan skiljas från vännen sin

utan att fälla tårar?

Jag kan segla förutan vind.

Jag kan ro utan åror.

Men ej skiljas från vännen min

utan att fälla tårar.

Wie kan zeilen zonder wind?

Wie kan zonder riemen roeien?

Wie kan afscheid nemen van zijn vriend

zonder dat er tranen vloeien?

Ik kan zeilen zonder wind.

Ik kan zonder riemen roeien.

Maar ik kan geen afscheid nemen van mijn vriend

zonder dat er tranen vloeien.

Wegzending

Muziek

IN MEI

Toen ik bij dageraad door het woud wandelde,

in mei, vroeg ik me af waar jullie waren,

zielen van de doden. Waar zijn jullie, jonge

vermisten, waar zijn jullie,

de volledig veranderden?

In het bos heerste grote stilte,

en ik hoorde de groene bladeren dromen,

ik hoorde de droom van de schors waaruit boten,

schepen en zeilen zullen ontstaan.

Dan, langzaam, begonnen de vogels te herleven,

Distelvinken, lijsters , merels, verborgen

op balkons van takken, elk in een andere taal,

elk met een andere stem, niets vragend,

zonder bitterheid of spijt.

En ik besefte dat jullie zang zijn, onvatbaar als muziek, onbegrijpelijk als muzieknoten, ver verwijderd van ons

zoals wij van onszelf.

Adam Zagajewski