Zoek in de site...

Inhoud en eindtermen

Beschrijving programma
Eindtermen

Beschrijving programma

Dit programma biedt een kennismaking en verdieping op het gebied van het onderzoek naar literaire infrastructuur, instituties en netwerken. De inzichten uit de literatuursociologie spelen daarbij een belangrijke rol. Het programma start met een verplichte themacursus waarin verschillende kanten van het literaire bedrijf worden belicht door eigen docenten en gastsprekers uit het boekenvak. De docenten hebben een ruime expertise op het gebied van institutioneel onderzoek en zullen veel aandacht besteden aan onderzoeksmethodiek. Daarnaast maken studenten uitgebreid kennis met de praktijk van het literaire veld, zowel door de gastcolleges als in de vorm van een (sterk aanbevolen) stage bij een uitgeverij, productiehuis of festival.

Naast de themacursus kan de student kiezen uit cursussen waarin meer specifieke onderzoeksthema's centraal staan, zoals literaire kritiek, boekgeschiedenis en verzamelaars. Ook kan de student zich binnen dit programma specialiseren in de historische letterkunde.

Programmacoördinator: Prof. dr. Jos Joosten.

Eindtermen

Het masterprogramma Literair bedrijf leidt studenten op tot academici met een grondige inhoudelijke, theoretische en methodologische kennis van zowel de geschiedenis van de literatuur als van actuele literatuurwetenschappelijke thema's en debatten. Na afloop van de opleiding:

1. heeft de student zijn of haar repertoirekennis op het gebied van de letterkunde en de institutionele literatuurwetenschap grondig verdiept.

2. is de student in staat om verworven inhoudelijke kennis, inzicht en vaardigheden toe te passen in een mondelinge presentatie en in een schriftelijk werkstuk of andere vormen van verslaglegging, die beantwoorden aan de eisen van wetenschappelijke kennisproductie. Hierbij geeft de student blijk van een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal.

3. kan de student debatten uit de letterkunde of literatuurwetenschap analyseren, een eigen visie op het onderwerp geven en die onderbouwen. Analyse en onderbouwing getuigen van een onderzoekende houding en van een methodische en kritische verwerking van de kennisbasis van het vakgebied.

4. kan de student zelfstandig een relevant, specifiek vraagstuk uit de letterkunde of literatuurwetenschap onderzoeken met behulp van passende methoden. Hij/zij kan een probleem afbakenen, deelvragen formuleren, deze theoretisch en/of empirisch onderzoeken met behulp van relevante bronnen.

5. heeft de student kennisgemaakt met de letterkundige beroepspraktijk en is hij/zij in staat tijdens de studie opgedane kennis en vaardigheden daar toe te passen. De student is tevens in staat een wetenschappelijk onderzoek op te zetten op basis van in de praktijk verworven kennis.

6. kan de student zijn/haar eigen werkzaamheden organiseren, zowel individueel als in teamverband. Hij/zij kan de werkzaamheden, mede op basis van feedback van anderen, evalueren en verbeteren. De student kan lacunes in de eigen deskundigheden signaleren en hierin met behulp van gerichte zoekacties voorzien. Hij/zij maakt weloverwogen keuzes voor de verdere loopbaan.

7. kan de student exemplarisch benoemen hoe de ontwikkeling van het vakgebied samenhangt met ontwikkelingen binnen verwante (geesteswetenschappelijke) disciplines. Hij/zij kan participeren in multidisciplinaire discussies met andere wetenschappers.