Zoek in de site...

Inhoud en eindtermen

Beschrijving programma
Eindtermen

Beschrijving programma

Het masterprogramma Nederlandstalige letterkunde biedt studenten de mogelijkheid zich te verdiepen in de Nederlandse literatuur (van Nederland en Vlaanderen) en hun belezenheid te vergroten. Wie Nederlands is gaan studeren uit belangstelling voor literatuur: recent of historisch, of uit nieuwsgierigheid naar wat boeken met mensen doen (en omgekeerd) en hoe de literaire instituties (uitgevers, kritiek, tijdschriften, bibliotheken) functioneren in heden en verleden, kan in dit masterprogramma kiezen voor onderzoekscolleges naar verschillende aspecten van Nederlandse literatuur uit alle perioden, van de Middeleeuwen tot heden. In de colleges wordt een grote verscheidenheid aan moderne theoretische inzichten en onderzoeksmethoden gepresenteerd voor literair-historisch en analytisch-interpretatief onderzoek. Via colleges van de Writer in residence kun je kennismaken met de letterkundige en journalistieke beroepspraktijk en jezelf bekwamen in het creatief schrijven.

Als aanvulling op het cursusaanbod is er de mogelijkheid om een individueel onderzoekstutorial te volgen bij een van de stafleden of deel te nemen aan het landelijke MasterLanguageprogramma (zie www.masterlanguage.nl). In overleg met de examencommissie kun je daar cursussen op het gebied van de Nederlandse letterkunde volgen.

Programmacoördinator: dr. Rob van de Schoor.

Eindtermen

Het masterprogramma Nederlandstalige Letterkunde leidt studenten op tot academici met een grondige inhoudelijke, theoretische en methodologische kennis van zowel de geschiedenis van de literatuur als van actuele literatuurwetenschappelijke thema's en debatten. Na afloop van de opleiding:

1. heeft de student zijn of haar repertoirekennis op het gebied van de Nederlandstalige letterkunde en/of literatuurwetenschap grondig verdiept.

2. is de student in staat om verworven inhoudelijke kennis, inzicht en vaardigheden toe te passen in een mondelinge presentatie en in een schriftelijk werkstuk of andere vormen van verslaglegging, die beantwoorden aan de eisen van wetenschappelijke kennisproductie. Hierbij geeft de student blijk van een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal.

3. kan de student debatten uit de letterkunde of literatuurwetenschap analyseren, een eigen visie op het onderwerp geven en die onderbouwen. Analyse en onderbouwing getuigen van een onderzoekende houding en van een methodische en kritische verwerking van de kennisbasis van het vakgebied.

4. kan de student zelfstandig een relevant, specifiek vraagstuk uit de letterkunde of literatuurwetenschap onderzoeken met behulp van passende methoden. Hij/zij kan een probleem afbakenen, deelvragen formuleren, deze theoretisch en/of empirisch onderzoeken met behulp van relevante bronnen.

5. heeft de student kennisgemaakt met de letterkundige beroepspraktijk en is hij/zij in staat tijdens de studie opgedane kennis en vaardigheden daar toe te passen. De student is tevens in staat een wetenschappelijk onderzoek op te zetten op basis van in de praktijk verworven kennis.

6. kan de student zijn/haar eigen werkzaamheden organiseren, zowel individueel als in teamverband. Hij/zij kan de werkzaamheden, mede op basis van feedback van anderen, evalueren en verbeteren. De student kan lacunes in de eigen deskundigheden signaleren en hierin met behulp van gerichte zoekacties voorzien. Hij/zij maakt weloverwogen keuzes voor de verdere loopbaan.

7. kan de student exemplarisch benoemen hoe de ontwikkeling van het vakgebied samenhangt met ontwikkelingen binnen verwante (geesteswetenschappelijke) disciplines. Hij/zij kan participeren in multidisciplinaire discussies met andere wetenschappers.