Zoek in de site...

Toelating, doelstelling en eindtermen

Toelating

De bacheloropleiding Wiskunde is een van de circa 60 bacheloropleidingen van de Radboud Universiteit Nijmegen (RU). Men kan worden toegelaten tot de bacheloropleiding Wiskunde met één van de volgende diploma's:

  • VWO-diploma met wiskunde B,
  • VWO-diploma (oude stijl) met wiskunde B1,2.

Het is ook mogelijk om zonder een VWO-diploma te worden toegelaten, bijv. met een HBO-propedeuse in combinatie met VWO-certificaten Wiskunde B, Nederlands, Engels, of via een zgn. colloquium doctum. Raadpleeg daarvoor de website: http://www.ru.nl/studeren-Radboud of de studieadviseur.

Duitse scholieren die de Leistungskurs of de Grundkurs Mathematik in het examenpakket voor hun Abitur hebben opgenomen worden toegelaten tot de bacheloropleiding Wiskunde. In de gevallen waarin deze bepaling niet voorziet, beslist de examencommissie omtrent de toelating.

Na het bachelorexamen Wiskunde kan men doorgaan met de masteropleiding Mathematics. Voor de beschrijving hiervan wordt verwezen naar de studiegids voor de masteropleiding Mathematics.

Doelstelling en Eindtermen

De doelstellingen en bijbehorende competenties (leerdoelen) van de bacheloropleiding Wiskunde kunnen als volgt worden samengevat.

De opleiding beoogt dat afgestudeerden van de bacheloropleiding Wiskunde:

  1. beschikken over  een grondige theoretische en praktische kennis van die onderdelen van de wiskunde die internationaal als basisdisciplines worden beschouwd en beheersen de daarbij behorende vaardigheden beheersen. Concreet zijn dit: reële analyse (van één en meerdere variabelen), lineaire algebra, differentiaalvergelijkingen, complexe functies, waarschijnlijkheidsrekening, statistiek, meetkunde, topologie, numerieke wiskunde, algebra en getaltheorie, discrete wiskunde, optimalisering en besliskunde.
  2. breed zijn georiënteerd op wiskundig terrein en inzicht hebben in de maatschappelijke functie van het vak. In het curriculum wordt daarom aandacht geschonken aan het verwerven van de noodzakelijke vaardigheden in de verschillende vakgebieden.
  3. zijn ingevoerd in de wiskundige denkwijze en vertrouwd zijn met de voor wiskunde karakteristieke mate van abstractie en strengheid in redeneertrant. In het curriculum wordt aandacht besteed aan wiskundige redeneringen en bewijzen en wordt studenten geleerd om in daarvoor in aanmerking komende situaties zelf een redenering en/of bewijs te geven.
  4. inzicht hebben in de manier waarop wiskunde wordt toegepast buiten de wiskunde en  enige ervaring hebben opgedaan met deze toepassingen. In het curriculum wordt daarom aandacht besteed aan wiskundige modelvorming en wordt de student geleerd om wiskundige modellen op meerdere van bovengenoemde domeinen der wiskunde bij problemen en situaties buiten de wiskunde te interpreteren en te hanteren
  5. kennis hebben van onderzoeksmethoden op het gebied van de wiskunde en enige ervaring hebben opgedaan met het doen van wiskundig onderzoek. In het curriculum wordt aldus onderricht gegeven in het doen van literatuuronderzoek, het verzamelen van wiskundige informatie via internet, wordt inzicht gegeven in de samenhang binnen de wiskunde, en doen studenten onder begeleiding eenvoudig zuiver of toegepast wiskundig onderzoek.
  6. zowel met vakgenoten als met leken over het vakgebied kunnen communiceren. In het curriculum wordt daartoe onder meer aandacht besteed aan het adequaat schriftelijk en mondeling communiceren over onderdelen van de wiskunde door middel van een schriftelijk rapport en een mondelinge voordracht. De student leert daarbij gebruik te maken van moderne hulpmiddelen, waaronder een TeX-variant.
  7. in staat zijn een masteropleiding in de wiskunde aan een Nederlandse of buitenlandse universiteit met goed resultaat te volgen.
  8. bekend zijn met de mogelijke vervolgstudies en beroepen. In het curriculum wordt daarom aandacht besteed aan oriëntatie op mogelijke vervolgstudies en beroepsmogelijkheden en op de maatschappelijke functie van de wiskunde.
  9. beschikken over een voldoende wiskundige basis voor het volgen van een eerstegraads lerarenopleiding Wiskunde.
  10. bekend zijn met minstens één hogere programmeertaal en/of minstens één wiskundig softwarepakket en wordt geleerd hoe zij deze kunnen gebruiken bij het oplossen van wiskundige en toegepast wiskundige problemen.