Zoek in de site...

Eindkwalificaties bachelor Psychologie

Als bachelor psycholoog analyseer je het denken, het voelen en beleven, en het gedrag van mensen vanuit neurocognitief, ontwikkelingspsychologisch en sociaalpsychologisch perspectief. Je verwerft kennis en inzicht en doet zelf onderzoek op deze drie domeinen van de psychologie. Je ontwikkelt een academische houding en bedenkt wetenschappelijk onderbouwde interventies om bijvoorbeeld ongezond of ongewenst gedrag te beïnvloeden. Zo draag je als ‘scientist practitioner’ bij aan de innovatie van de gezondheidszorg, arbeid, onderwijs, sport, preventie en voorlichting en aan de effectiviteit van veranderingsprocessen in mens en maatschappij. Je missie is het vergroten van de kwaliteit van leven van individuen en groepen.

Kennis en inzicht Domein Brein & Cognitie
1. Je hebt inzicht in de relaties tussen hersenen, cognitie, affectie en gedrag (Biologische psychologie, Cognitieve psychologie en Neuropsychologie), en je kunt dit toepassen op theoretische en praktische vraagstukken, op basis van actuele kennis over:

1.1 humane neuroanatomie en neurofysiologie;

1.2 cognitieve functies, zoals taal, leren, geheugen, cognitieve controle, perceptie, aandacht, emotie en sociaal bewustzijn, en de onderliggende neuroanatomische basis en neurocognitieve processen;

1.3 neuropsychologische stoornissen als gevolg van herseninfarct, traumatisch hersenletsel, epilepsie, dementie;

1.4 methoden van neurocognitief onderzoek en diagnostiek;

1.5 principes van neurocognitieve interventie en preventie.

Kennis en inzicht Domein Gedrag & Omgeving
2. Je hebt inzicht in de relaties tussen sociale context en gedrag (Sociale en Cultuurpsychologie en Arbeid- en Organisatiepsychologie), en je kunt dit toepassen op theoretische en praktische vraagstukken, op basis van actuele kennis over:

2.1 gedrag als resultante van de wisselwerking tussen persoon en sociale en fysieke omgeving;

2.2 gedrag in arbeidsorganisaties, op individueel, groeps- en organisatieniveau;

2.3 evolutionaire, culturele, cognitieve, affectieve en motivationele processen die ten grondslag liggen aan sociaal gedrag;

2.4 beïnvloeding van en door anderen, zoals in interpersoonlijke relaties en intergroepsrelaties en zoals in reclame en voorlichtingscampagnes; 2.5 methoden van sociaalpsychologisch en arbeid- en organisatiepsychologisch onderzoek en diagnostiek;

2.6 principes van sociaalpsychologische en arbeid- en organisatiepsychologische interventies en gedragsverandering.

Kennis en inzicht Domein Ontwikkeling & Psychische Gezondheid
3. Je hebt inzicht in de relaties tussen normaal functioneren, abnormaal functioneren en levensloop (Ontwikkelingspsychologie en Klinische psychologie), en je kunt dit toepassen op theoretische en praktische vraagstukken, op basis van actuele kennis over:

3.1 fasen van de levensloop (zoals vroege kindertijd, adolescentie, tweede levenshelft), de individuele verschillen daarin en de psychopathologie ervan;

3.2 ontwikkelingsprocessen die levensfasen onderscheiden of verbinden (zoals leren, veroudering), en hun mogelijke invloed op psychopathologie;

3.3 invloed van sociale context (zoals gezin, school, werk, cultuur) op levensloop en psychopathologie;

3.4 ontstaan, instandhouding en verschijningsvormen van psychische afwijkingen en stoornissen (zoals depressie, eet- en angststoornissen);

3.5 lichamelijke en neurologische processen, voor zover deze samenhangen met psychische afwijkingen en stoornissen;

3.6 methoden van ontwikkelingspsychologisch en klinisch psychologisch onderzoek en diagnostiek;

3.7 principes van ontwikkelingspsychologische en klinische interventie en preventie.

Onderzoeksvaardigheden
4. Je beschikt over kennis van gangbare statistische en methodologische onderzoekstechnieken in de psychologie en je kunt deze kennis grotendeels zelfstandig toepassen. Je kunt met betrekking tot alle gangbare vormen van empirisch psychologisch onderzoek:

4.1 een onderzoek ontwerpen waarbij je rekening houdt met de geldende theorieën en methoden van het relevante domein;

4.2 een onderzoek uitvoeren;

4.3 onderzoeksdata analyseren en interpreteren door gebruik te maken van gangbare technieken (zoals GLM, nonparametrische toetsen, factoranalyse);

4.4 verslag leggen van een onderzoek in de vorm van een publiceerbaar onderzoeksartikel volgens APA normen.

Academische vaardigheden
5. Je beschikt over academische vaardigheden (analytische vaardigheden, reflectieve vaardigheden, communicatieve vaardigheden en leervaardigheden) en je kunt deze toepassen op theoretische en praktische vraagstukken. Je kunt:

5.1 een psychologische vraagstelling of probleem systematisch ontleden in zijn elementen, aspecten en deelproblemen; hoofd- en bijzaken, oorzaken en gevolgen, feiten en meningen onderscheiden; verbanden leggen, patronen herkennen en oplossingen bedenken;

5.2 psychologische kennisaanspraken in historisch perspectief plaatsen en kritisch evalueren op basis van inhoudelijke, methodologische en wetenschapsfilosofische criteria;

5.3 ethische dilemma’s in psychologisch onderzoek, diagnostiek en interventies en in de professionele omgang met cliënten, opdrachtgevers, deelnemers en organisaties herkennen en kritisch evalueren;

5.4 mondeling en schriftelijk communiceren over psychologische vraagstukken volgens APA normen, zoals in onderzoeksverslagen, essays, adviesnotities, (poster)presentaties en debatten;

5.5 leemtes herkennen in de eigen kennis en vaardigheden, omgaan met (peer) feedback en aldus sturing geven aan de eigen academische ontwikkeling.

Professionele vaardigheden
6. Je beschikt over professionele vaardigheden (gespreksvaardigheden, testvaardigheden en rapportagevaardigheden) en je kunt deze toepassen op praktische situaties. Je kunt:

6.1 behoeften en problemen van individuen, groepen of organisaties in de werkvelden van psychologen analyseren met behulp van (psycho)diagnostisch onderzoek;

6.2 een interview afnemen; gedrag systematisch observeren; een vragenlijst afnemen en scoren; een test afnemen, scoren en psychometrisch evalueren; bevindingen professioneel rapporteren;

6.3 een evidence-based psychologische interventie ontwerpen, uitvoeren en evalueren;

6.4 omgaan met de spanningsvolle relatie tussen wetenschap en praktijk en de (on)mogelijkheden van de scientist practitioner;

6.5 een globaal persoonlijk ontwikkelingsplan en loopbaanperspectief ontwikkelen en aangeven, in hoeverre je kwaliteiten en ambities overeenstemmen met de in de werkvelden vereiste professionele competenties.