Doelstelling en eindtermen
Binnen het Onderwijsinstituut Pedagogische wetenschappen & Onderwijskunde worden drie opleidingen verzorgd: de bacheloropleiding Pedagogische wetenschappen en de masteropleidingen Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde. Deze universitaire opleidingen zijn gericht op zowel onproblematische als problematische situaties die zich voor doen bij de ontwikkeling van (jonge) mensen, opvoedkundig en/of onderwijs gerelateerd.
Het doel van de opleidingen is de student op te leiden tot een zogenoemde scientist-practitioner; een wetenschappelijk geschoolde professional die werkt op het snijvlak van theorie en praktijk. Een scientist-practitioner neemt in pedagogische/onderwijskundige situaties haar praktische verantwoordelijkheid en kan wetenschappelijk verantwoord interveniëren, optimaliseren en evalueren gebruikmakend van: theoretische kennis, onderzoeksmethoden, klinische/onderwijskundige vaardigheden en reflectieve attitudevorming, de vier pijlers van het onderwijs.
De opleiding maakt gebruik van een didactisch concept gebaseerd op het Leerling-Gezel-Meester-model. Dit model wordt gekenmerkt door (1) drie ideaaltypische rollen, (2) een dubbele, traploze verschuiving van verantwoordelijkheden en (3) een beweging van theorie naar praktijk en vice versa.
Eindtermen master Pedagogische wetenschappen
De masterstudent van de masteropleiding Pedagogische wetenschappen is bij uitstek een gezel, iemand die zich halverwege leerling en meester bevindt, iemand die leert door anderen iets te leren. De afgestudeerde master is een specialist in een bepaalde doelgroep of een bepaald probleemgebied. Ze herkent de rol van meester en ze neemt de verantwoordelijkheid om gezellen en leerlingen te begeleiden.
In de masteropleiding staan specifieke doelgroepen en probleemgebieden centraal. De masterstudent is in staat om vanuit de theorie naar de praktijk kijken, maar leert ook om vanuit de praktijk naar de theorie te kijken. De afgestudeerde heeft ervaring met het adequaat toepassen van kennis en vaardigheden in levensechte pedagogische situaties.
De afgestudeerde master met voldoende klinische ervaring wordt toegang verleend tot het NVO-basisorthopedagoog register. Met voldoende diagnostiekervaring verwerft deze bovendien de diagnostiekaantekening van de NVO.
De afgestudeerde master | ||
1. Heeft gespecialiseerde kennis van en inzicht in de theorie en context van leren, ontwikkelen en opvoeding; | ||
2. Beheerst wetenschappelijke methoden en technieken; | Relevant voor: | (1) het werken met opvoed-/onderwijskundige probleem-/praktijksituaties die zich voordoen bij leren en ontwikkeling. |
3. Beschikt over klinische vaardigheden; | (2) het leveren van een bijdrage aan de opvoedkundige /onderwijskundige praktijk. | |
4. Beschikt over reflectieve kennis en vaardigheden. | ||
En in staat om gebruikmakend hiervan: | ||
5. Zelfstandig een levensechte situatie waarin een complex pedagogisch probleem centraal staat te analyseren, te duiden en hierin wetenschappelijk verantwoord te interveniëren; | ||
6. Verantwoord te rapporteren over interventies en onderzoek, door systematisch te werken bij het verzamelen en verwerken van informatie en het schriftelijk en mondeling rapporteren daarover met inachtneming van de eisen die aan klinische en wetenschappelijke rapportages worden gesteld* | ||
7. Te reflecteren op de opvoedingswerkelijkheid onder andere door systematisch, constructief en ethisch verantwoord te participeren in wetenschappelijke en maatschappelijke discussies daarover. |
*Klinische stukken worden geschreven volgens de criteria van de NVO, wetenschappelijke stukken worden geschreven volgens de eisen die gesteld worden aan publicabele artikelen.