Zoek in de site...

5.1.1 Wetgeving over opleidingen en examens

De wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) hanteert de volgende begrippen.
Studierichtingen worden opleidingen genoemd, waarbij een opleiding wordt gezien als een samenhangend geheel van onderwijseenheden. Aan elke opleiding is een afsluitend examen verbonden en aan elke onderwijseenheid van de opleiding is een tentamen verbonden.
Het faculteitsbestuur of - bij UMC's - de Raad van Bestuur moet voor iedere opleiding of groep van opleidingen een Onderwijs- en Examenregeling (OER) vaststellen. In de OER worden het onderwijsprogramma en de nadere regeling van de inrichting en omvang van de examens van de opleidingen vastgelegd. Het bestuur moet ook voor iedere opleiding een examencommissie instellen. De examencommissie is belast met het afnemen van de examens en de organisatie en coördinatie van de tentamens. De examencommissie benoemt de examinatoren en stelt regels en richtlijnen vast voor de goede gang van zaken tijdens de tentamens en richtlijnen voor de beoordeling van de studenten en voor de vaststelling van de uitslag van tentamens en examens. De Onderwijs- en Examenregeling (OER) van het bestuur en de Regels en Richtlijnen van de examencommissie worden tezamen bekend gemaakt.

Het propedeutisch examen (eerste cursusjaar) kent in totaal 60 studiepunten (EC), het Bachelor examen (tweede t/m derde cursusjaar) 120 studiepunten (EC) en het Master examen (=artsexamen) (vierde tot en met het zesde cursusjaar) 180 studiepunten (EC).

Examenonderdelen

In de Onderwijs- en Examenregeling (raadpleeg internet, OER bachelor en OER master) van de opleiding geneeskunde in Nijmegen worden de onderwijseenheden aangeduid met de term blok of examenonderdeel. De term examenonderdeel is algemener te gebruiken, omdat ook onderwijseenheden als de voortgangstoetsing en stages daarmee kunnen worden aangeduid.

Tentamens

Aan ieder examenonderdeel is een tentamen verbonden als onderzoeks- en beoordelingsinstrument. Dit instrument kan bestaan uit één of meer toetsen op basis waarvan de eindbeoordeling van een examenonderdeel wordt vastgesteld. Deze toetsen kunnen de vorm hebben van een schriftelijke toets (vaak bloktoets genoemd), praktische toetsen, zelfstudieopdrachten, scripties en dergelijke. De blokcommissies van de examenonderdelen bepalen zelf, onder gezag van de examencommissie, de vorm van het tentamen en leggen dit vast in hun bloktoetsregeling. Wanneer een tentamen uit meer dan een enkele schriftelijke toets bestaat, wordt in de bloktoetsregeling ook het gewicht van de verschillende toetsingen vastgelegd en de wijze waarop de eindbeoordeling wordt bepaald. Deze beoordeling wordt uiteindelijk vertaald in een cijfer, tenzij de examenregeling heeft bepaald dat voor een bepaald onderdeel de uitslag wordt uitgedrukt in termen als voldoende, onvoldoende, geen uitslag en dergelijke.