Zoek in de site...

5.11 Fraude

Onder fraude wordt verstaan: het handelen of nalaten ervan door een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.
Wanneer tijdens, of voorafgaande aan, de vaststelling van de uitslag van een toets fraude wordt geconstateerd of vermoed, wordt dit door de surveillant of de examinator zo spoedig mogelijk aan de student medegedeeld.
De surveillant zal in het bijzijn van de student op het antwoordblad aantekenen dat er fraude is geconstateerd. Na afloop maakt de surveillant een schriftelijk verslag over de geconstateerde fraude. De student wordt in de gelegenheid gesteld een schriftelijk commentaar bij het schriftelijk verslag van de surveillant te voegen. Het schriftelijk verslag en het eventuele schriftelijke commentaar van de student worden zo spoedig mogelijk overhandigd aan de betrokken examinator en de examencommissie. De student kan worden opgeroepen door de examencommissie om een mondelinge toelichting te geven. Alle partijen gehoord hebbende neemt de examencommissie een besluit over de sanctie die maximaal kan betekenen dat een student voor een jaar wordt uitgesloten van toetsen en examens.

Zie voor de exacte procedure en regeling de Regels en Richtlijnen (Regels en richtlijnen).