Zoek in de site...

Inhoud en eindtermen

Beschrijving programma
Eindtermen

Beschrijving programma

Dit programma leidt studenten op tot grensoverschrijdende letterkundigen die onderzoek doen naar de literatuur van meer dan één taal- of cultuurgebied. Het programma bestaat uit een verplichte module, European Literature. Deze cursus biedt een vergelijkend perspectief op de Europese literatuur. De student wordt getraind in het verrichten van tekstanalytisch onderzoek naar werken uit verschillende taalgebieden en perioden, in hun onderlinge interactie. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn culturele mobiliteit, collectieve identiteit en herinnering.

Naast deze themacursus maakt de student een keuze uit een aantal literair-historische cursussen die aansluiten op de themacursus. Deze worden in verschillende talen aangeboden.

Eindtermen

Het masterprogramma Europese Letterkunde leidt studenten op tot academici met een grondige inhoudelijke, theoretische en methodologische kennis van zowel de geschiedenis van de literatuur als van actuele literatuurwetenschappelijke thema's en debatten. Na afloop van de opleiding:

  1. heeft de student zijn of haar repertoirekennis op het gebied van de Europese letterkunde en/of literatuurwetenschap grondig verdiept.
  2. is de student in staat om verworven inhoudelijke kennis, inzicht en vaardigheden toe te passen in een mondelinge presentatie en in een schriftelijk werkstuk of andere vormen van verslaglegging, die beantwoorden aan de eisen van wetenschappelijke kennisproductie.
  3. kan de student debatten uit de letterkunde of literatuurwetenschap analyseren, een eigen visie op het onderwerp geven en die onderbouwen. Analyse en onderbouwing getuigen van een onderzoekende houding en van een methodische en kritische verwerking van de kennisbasis van het vakgebied.
  4. kan de student zelfstandig een relevant, specifiek vraagstuk uit de letterkunde of literatuurwetenschap onderzoeken met behulp van passende methoden. Hij/zij kan een probleem afbakenen, deelvragen formuleren, deze theoretisch en/of empirisch onderzoeken met behulp van relevante bronnen.
  5. heeft de student kennisgemaakt met de letterkundige beroepspraktijk en is hij/zij in staat tijdens de studie opgedane kennis en vaardigheden daar toe te passen. De student is tevens in staat een wetenschappelijk onderzoek op te zetten op basis van in de praktijk verworven kennis.
  6. kan de student zijn/haar eigen werkzaamheden organiseren, zowel individueel als in teamverband. Hij/zij kan de werkzaamheden, mede op basis van feedback van anderen, evalueren en verbeteren. De student kan lacunes in de eigen deskundigheden signaleren en hierin met behulp van gerichte zoekacties voorzien. Hij/zij maakt weloverwogen keuzes voor de verdere loopbaan.
  7. kan de student exemplarisch benoemen hoe de ontwikkeling van het vakgebied samenhangt met ontwikkelingen binnen verwante (geesteswetenschappelijke) disciplines. Hij/zij kan participeren in multidisciplinaire discussies met andere wetenschappers.