Zoek in de site...

Inhoud en eindtermen

De specialisatie Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde

Binnen de specialisatie Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde ligt de nadruk op Grieks, Latijn en de bijbehorende letterkundes. Je krijgt specialisatiecolleges Griekse letterkunde (10 ec) en Latijnse letterkunde (10 ec). Verder volg je, samen met studenten uit het 'cultuur'-programma, een cursus Klassieke Traditie 1 en / of 2 (10 ec), waarin wordt gewerkt met teksten in vertaling; het bijbehorende pensum omvat voor studenten binnen het talige programma primaire teksten in het Grieks en het Latijn. In beide semesters wordt een cursus Klassieke Traditie aangeboden, zodat er twee instapmomenten zijn. Zo houden we het programma flexibel en heb je een zo ruim mogelijke keuze bij het invullen van je vrije ruimte. Deze laatste omvat 10 ec, waarvoor een ruime keus uit masterprogramma's binnen en buiten de faculteit wordt aangeboden. Verder schrijf je een MA-scriptie (20 ec).


Doelstelling en eindtermen van programma Griekse en Latijnse taal- en letterkunde

Het masterprogramma Griekse en Latijnse taal- en letterkunde heeft tot doel je gespecialiseerde, wetenschappelijke kennis te verschaffen op het terrein van de twee klassieke talen, Grieks en Latijn. Daarnaast stelt het je in staat zelfstandig om te gaan met de methoden en technieken van het vak, daarmee onderzoek te verrichten op het gebied van de klassieke talen en letterkundes en van dat onderzoek verslag te doen in een scriptie. Na afronding van de master heb je voldoende vakkennis om door te stromen naar de lerarenopleiding Griekse en Latijnse Taal en Cultuur of om op de arbeidsmarkt een functie te verwerven in sectoren waarin kennis van de Grieks-Romeinse beschaving, goede taalvaardigheid of een gedegen geesteswetenschappelijke vooropleiding van belang zijn.

Eindtermen Oudheidstudies

De afgestudeerde van de masterspecialisatie Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde:

  1. kan zelfstandig vraagstukken uit het vakgebied van de Griekse en Latijnse Taal en Cultuur analyseren en de eigen visie op, of standpunten over het vraagstuk onderbouwen. Analyse en onderbouwing getuigen van een onderzoekende houding en van een methodische en kritische verwerking van de kennisbasis van het vakgebied;
  2. kan zelfstandig een relevant, specifiek vraagstuk uit het vakgebied van de Griekse en Latijnse Taal en Cultuur onderzoeken met behulp van passende onderzoeksmethoden. De afgestudeerde kan een probleem afbakenen, deelvragen formuleren, deze theoretisch en empirisch onderzoeken met behulp van relevante bronnen, en in correct Nederlands verslag doen van de onderzoeksresultaten in een helder gestructureerde, academische stijl;
  3. kan de eigen werkzaamheden organiseren, zowel individueel als in teamverband. De afgestudeerde kan de werkzaamheden, mede op basis van feedback van anderen, evalueren en verbeteren. De afgestudeerde kan de eigen deskundigheid signaleren en hierin met behulp van gerichte zoekacties voorzien. De afgestudeerde maakt weloverwogen keuzes voor de loopbaan;
  4. kan exemplarisch benoemen hoe de ontwikkeling van het vakgebied samenhangt met ontwikkelingen binnen verwante (geesteswetenschappelijke) disciplines. De afgestudeerde kan participeren in multidisciplinaire discussies met andere (geestes)wetenschappers;
  5. bezit wetenschappelijk gefundeerde kennis van en inzicht in de belangrijkste aspecten van de Griekse en Latijnse taal. De afgestudeerde kan ze zelfstandig lezen met een doelmatig gebruik van woordenboeken, wetenschappelijke grammatica’s en commentaren. De afgestudeerde kan de ontwikkeling van beide talen beschrijven en historische en regionale taalkundige verschillen benoemen. De afgestudeerde gebruikt de kennis en vaardigheden opgedaan tijdens de bachelorstudie om specifieke thema’s nader uit te diepen en zelfstandig te verwerken;
  6. bezit wetenschappelijk gefundeerde kennis van de voornaamste Griekse en Latijnse literaire werken uit verschillende periodes, genres en regio’s. De afgestudeerde beheerst de methoden en technieken om deze in hun context te analyseren en is in staat hierbij relevante antieke en moderne literatuurtheoretische concepten te betrekken. De afgestudeerde gebruikt de kennis en vaardigheden opgedaan tijdens de bachelorstudie om specifieke thema’s nader uit te diepen en zelfstandig te verwerken.