Toetsing

Cursusdoelen

In iedere cursus werk je aan verschillende cursusdoelen. Deze cursusdoelen zijn verbonden aan de tien eerder beschreven opleidingsdoelen. Je opleider beoordeelt per cursusdoel of je op, onder of boven niveau scoort. Voor het succesvol afronden van een cursus mag je maximaal één cursusdoel ‘onder niveau’ scoren. Je scores worden omgerekend naar het cursusoordeel ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’.

Beroepsproducten

Of je een cursusdoel behaald hebt wordt bepaald aan de hand van beroeps­producten. Dit zijn producten (bv. een verslag of een presentatie) die gebaseerd zijn op realistische taken in de onderwijspraktijk zoals het ontwerpen van een les of bijdragen aan een leerlingbespreking. Tijdens de cursussen werk je aan deze producten en aan het einde van de cursus lever je een dossier in met deze producten.

Ontwikkelingsgerichte feedback

In cursussen en op beroeps­producten krijg je feedback. Die feedback kun je gebruiken om je verder te ontwikkelen en die ontwikkeling weer zichtbaar te maken in volgende beroepsproducten.

Van cursusoordeel naar bekwaamheidsniveau

Aan het einde van de Educatieve Minor/Module brengen we het totaalbeeld van je bekwaamheid als docent in kaart. Dit noemen we het integraal oordeel. Zodra alle vereiste cursussen met minimaal voldoende zijn afgesloten ben je startbekwaam. Als dit het geval is worden de scores vanuit alle cursussen geplaatst binnen het integraal oordeel en weergegeven per opleidingsdoel. Op basis van het geheel aan  scores wordt je cijfer bepaald. Het cijfer van het integraal oordeel is dus altijd 6 of hoger en wordt gekoppeld aan de 15EC van de stage.

In het voorbeeld hieronder zie je een fictief integraal oordeel, je ziet van een student, per opleidingsdoel, het aantal keer dat een bepaald niveau is gescoord.

minor-toetsing