Toetsing
In deze studiegids, op Brightspace en in de cursushandleidingen kun je precies lezen hoe je per cursus getoetst wordt.
Iedere cursus en leerlijn kent cursusdoelen en bij de toetsing wordt beoordeeld of je deze cursusdoelen hebt behaald. De gekozen toetsvorm past bij de doelen van de betreffende cursus. Een cursus waarin uitdrukkelijk het handelen centraal staat, zoals in de stagelijn, wordt dus per definitie anders getoetst dan een cursus waarin het verwerven van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden aan de orde is, zoals in de vakinhoudelijke lijn. In het eerste geval wordt getoetst door middel van beroepsproducten (zie hieronder), terwijl in het laatste geval eerder gedacht moet worden aan een take-hometentamen met essayistische vragen of een schriftelijk werkstuk in de vorm van een wetenschappelijk artikel of essay. Binnen de opleiding zetten we in op authentieke en gevarieerde toetsvormen. Bij authentieke toetsing gaat het om het inzetten van toetsvormen die representatief zijn voor de latere beroepspraktijk.
Beoordeling Vakinhoudelijke lijn en de Onderzoekslijn
Bij de vakinhoudelijke lijn en de onderzoekslijn word je beoordeeld met een numeriek cijfer en krijg je inhoudelijke feedback. De toets heeft meestal de vorm van een werkstuk of een essay waarin je verslag doet van een onderzoek. Ook je masterscriptie is een verslag van een door jou verricht schoolvakgerelateerd onderzoek. Je laat daarin zien dat je vakwetenschappelijk onderzoek met een didactische component, dan wel vakdidactisch onderzoek met een vakwetenschappelijke component kunt verrichten.
Beoordeling Stagelijn en Pedagogisch-didactische lijn
De beoordeling vindt plaats aan de hand van beroepsproducten die gebaseerd zijn op realistische taken in de onderwijspraktijk. Hieraan werk je tijdens de cursus. Verschillende beroepsproducten kunnen bijdragen aan verschillende cursusdoelen en kernpraktijken. Je docent beoordeelt per cursusdoel of je op, onder of boven niveau scoort. Voor het succesvol afronden van een cursus mag je maximaal één cursusdoel ‘onder niveau’ scoren. Je scores per leerdoel worden omgerekend naar het cursusoordeel ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’.
In de cursussen en op je beroepsproducten krijg je ontwikkelingsgerichte feedback. Die feedback kun je gebruiken om je handelen als docent verder te ontwikkelen en die ontwikkeling weer zichtbaar te maken in volgende beroepsproducten.
Beoordeling Academische en Professionele ontwikkeling
Na semester 1 (jaar 1, APO 1) en semester 3 (jaar 2, APO 3) ontvang je een formatieve beoordeling; de voortgang van het leerproces wordt in kaart gebracht. Zo krijg je bijvoorbeeld van je medestudenten en je docenten feedback op de wijze waarop je de verschillende leerlijnen met elkaar verbindt en hoe je je eigen leren aanpakt. Aan het einde van ieder studiejaar (APO 2 en APO 4) ontvang je een summatieve beoordeling in de vorm van een cijfer. Hiermee wordt duidelijk waar je staat in je ontwikkeling en of je voldoende bent toegerust om respectievelijk verder te gaan in de opleiding (na APO 2) of start- en doorgroei bekwaam bent (na APO 4).
Integraal oordeel
Naast een oordeel op cursusniveau zal binnen de Pedagogisch-didactische lijn, de stagelijn en Academische en Professionele Ontwikkeling ook input worden gegeven op het integraal oordeel. Er wordt dan bepaald op welk niveau je de voor die cursus relevante kernpraktijken hebt afgesloten.
Binnen verschillende opleidingsvarianten, zoals de minor of de eenjarige educatieve master, geeft het integraal oordeel een totaalbeeld van alle cursussen. Dit resulteert in een eindcijfer. In de tweejarige educatieve master zijn de stage en de pedagogisch-didactische cursussen op hun beurt weer geïntegreerd met vakinhoudelijke en methodologische cursussen én de eindscriptie, waardoor het integrale oordeel op basis van kernpraktijken onvoldoende is om een totaalbeeld van de opleiding op te leveren. Daarom is ervoor gekozen om in de tweejarige master het integrale oordeel op basis van kernpraktijken alleen als diagnostisch instrument in het onderwijs in te zetten.